372 AVSG ENG vert. I 11
Ontbijt in het hotel
1 C Dit is kamer 3,3,3 2 Ik wil ontbijt voor twee personen bestellen 3 W Ja, mijnheer 4 Wat wenst u ? 5 Je kunt kiezen tussen fruit of broodjes 6 ontbijtspek en eieren 7 gekookte eieren of vis 8 toost, boter en confituur 9 C M, wil je vis, gekookte eieren, of ontbijtspek en eieren ? 10 M Vis a.u.b. 11 C Ik wens twee stukken fruit, a.u.b., vis en ontbijspek met eieren 12 W Zeer goed, mijnheer 13 En wens je er tee of koffie bij ? 14 C Tee a.u.b. 15 W Ja, mijnheer, binnen een kwartier
Grammaticale structuren
1 C M, wat wil je ? 2 Wil je een kop tee 3 M Ja, a.u.b. Waar is de kelner ? 4 C Daar is hij 5 Ga daar zitten M 6 Twee koffies a.u.b. 7 C bestelt koffie 8 M zit neer 9 M Wanneer komt je vriend ? 10 C Om elf uur 11 M Komt hij met de bus ? 12 C Ja, hij neemt altijd de bus 13 M Stopt zijn bus hier ? 14 C Ik denk het 15 M Komt zijn moeder mee ? 16 C Neen. Zij blijft thuis 17 M Blijft zij altijd thuis 18 C Kijk. Daar komt hij 19 M Waar is hij ? 20 C Daar op de hoek 21 C P is nooit te laat als hij zijn vrienden ontmoet
|