384 AVSG ENG vert. I 23
In het postkantoor
1 S Ik wil een aangetekende zending versturen,
a.u.b.
2 B Twee Euro
3 Heb je de naam en het adres van de
afzender erop geschreven ?
4 S Excuseer, neen
5 Maar ik doe het nu
6 B Hier is uw brief
7 Hoeveel kost het om een postkaart
naar Noorwegen te sturen, a.u.b.?
8 Een Euro voor een kaart en 0.50
Euro voor een brief
9 S Dan wil ik een postzegel van 0.63
Euro en een van 0.67 Euro, a.u.b.
10 O, en ook 10 prior postzegels
11B Dat is 17.5 Euro a.u.b.
12S Heb je het pakje verstuurd deze morgen ?
13S Ja
14 Er was veel volk
15 en ik was vergeten de naam en het
adres van de afzender erop te schrijven
16J O, S, dat is iets voor jou
17G Hoeveel postzegels heb je voor mij gekocht ?
18S 10 postzegels van 1 Euro, a.u.b.
19G En heb je de brieven de postkaarten
verstuurd ?
20S Ja, ik heb ze alle gepost
21 En hier zijn de postzegels
Grammaticale structuren
1 S Hallo p, hallo M. Hoe maakt u het ?
2 M Goed, dank u
3 En jij ?
4 S Ik voel me goed, dank u
5 P Je bent gisteren niet naar het
station geweest om M te ontmoeten
6 S Neen
7 Wanneer ben je aangekomen, M ?
8 M Om ongeveer tien uur
9 Ik ben niet om half tien
aangekomen omdat
10 de trein te laat was
11S Heb je M ontmoet op het perron ?
12P Neen,
13 ik was twintig minuten te laat
14M Je was 32 minuten te laat
15C P ontmoette M gisteren niet op het perron
Grammatica in beeld
1 S Ik heb de postzegels deze morgen niet gekocht
2 J Je hebt het pakje deze morgen niet verstuurd
3 C Hij ontmoette M niet op het perron gisteren. Zij kwam niet om half tien.
4 S Ik kwam niet tot om half tien
5 J Wij postten de brief niet deze morgen
6 C Zij gingen gisteren niet naar het station
|