Wij gaan nu beginnen met enkele bijzonder interessante ontdekkingen , waarvoor wij teruggaan naar ons in ruiten verdeelde scherm . Fig . 27 toont u , van opzij gezien , het oog van de waarnemer , dat , door het recht voor hem staande doorzichtige scherm , een dun rechtlijnig stokje A.B.C.D.E. in schijne stand bekijkt . Het onderste stukje E is tengevolge van deze schuine stand dichter bij het oog dan de rest van het stokje , dat zich er verder van verwijdert naarmate men bij A komt . Dit oog ziet het stokje door de stralen die ervan uitgaan en die in het oog bijeenkomen . Deze stralen komen dus in één punt bij elkaar , zoals ons fig . 27 laat zien . Dit " bij elkaar komen " noemen wij " covergeren " . De stralen gaan dus door het scherm volgens de lijn A' . B' . C' . D' . E' . Deze lijn vormt de " projectie " van het stokje op het glas , of anders gezegd , het beeld daarvan . Het is duidelijk , dat dit beeld kleiner is dan het stokje zelf . Nu moet u eens letten op een belangrijk verschijnsel : terwijl in werkelijkheid de stukken ED - DC - CB - BA op het stokje even lang zijn , zien wij dat op het scherm de stukjes E'D' - D'C' - B'A' van beneden naar boven toe steeds kleiner worden , waarbij dan het kortste stuk ervan overeenkomt met dat gedeelte van de stok dat het verst van het oog verwijderd is . Onthoudt dit effect van verkleining - of liever gezegd "verkorting " - van een bepaald onderdeel van het voorwerp ten opzichte van een ander deel dat zich dichter bij het oog bevindt . Laten wij nu fig. 27 bis eens bekijken . In plaats van de lichtstralen te laten zien welke in het oog bij elkaar komen , hebben wij eenvoudig de horizontale stralen van het stokje naar het scherm genomen . De nu verkregen projectie is evenwijdig , terwijl de vorige convergeerde . U ziet dus dat de stukken A'B - B'C' - enz , onderling gelijk blijven , precies zoals op het stokje zelf . Deze wijze van weergeven - welke geheel theoretisch is , omdat wij het in werkelijkheid nooit zo kunnen zien - noemt men " vlakke projectie " ( Zie fig . 28 A ) ; Het is een methode , gebruikt door architecten en technici , met als enig doel het juist weergeven van de onderlinge verhoudingen van het voorwerp , zoals deze in werkelijkheid zijn en niet zoals deze zich aan ons oog voordoen ( zie fig . 28 B en C ) . Wij namen hierboven als voorbeeld een rechte stok onder een bepaalde hoek . De voorwepen rondom ons zijn echter ingewikkelder en geven niet alleen lijnen te zien die in één bepaalde richting gaan . Wat echter voor het een geldt , geldt ook voor het ander . In werkelijkheid is de bundel samenkomende lichtstralen geen driehoek met het oog als toppunt , zoals u wellicht uit de schematische voorstelling zou opmaken . Nee , deze bundel heeft de vorm van een kegel en de uitdrukking " gezichtskegel " gebruiken wij voor dat gedeelte van de ruimte dat onze blik in één keer kan opvangen , in de hoogte , breedte en diepte , zonder ons hoofd te draaien of ons gezichtsas te veranderen . De basis van deze kegel komt overeen met ons " gezichtsveld " , dat groter wordt naarmate wij verder kunnen kijken ( fig. 29 ) . De begrenzing van dit gezichtsveld is ongeveer cirkelvormig . In de perspectief noemt men dit " tafereel " . Buiten de omtrek van de cirkel nemen wij weliswaar onder en boven , rechts en links nog vormen en kleuren waar , doch deze beelden zijn toch niet zuiver te onderscheiden . Alles wat zich rondom ons werkelijk gezichtsveld bevindt kunnen wij niet zuiver waarnemen en wij kunnen - nee , wij mogen dit - nimmer natekenen . Dicht bij ons is de gezichtskegel smal en dus het gezichtsveld beperkt . Maak daarom niet de fout om te trachten een groot gedeelte van de voorgrond op de tekening te krijgen , omdat die voorgrond overeenkomt met de delen van het voorwerp die het dichtst bij het oog zijn .
DE TWEE GRONDBEGINGSELEN VAN DE LIJNPERSPECTIEF .
Wees vooral niet bang om met deze studie te beginnen . De perspectiefleer kan men samenvatten in enkele zeer eenvoudige regels en het is helemaal niet zo ingewikkeld als u wellicht denkt . Integendeel , bent u niet nieuwsgierig om door te dringen in het geheim van de vormveranderingen , naarmate wij die vormen van verschillende kanten bezien ? Waarom het aanzicht van de voorwerpen verandert , al naar gelang de afstand of plaats die zij innemen ten opzichte van ons , of welke wij innemen ten opzichte van de voorwerpen ? Zou u er geen grote voldoening van hebben , wanneer u op die manier de verschillende vormverschijningen in de natuur beter leert begrijpen en deze daardoor ook beter zou kunnen weergeven ? De perspectiefleer is een zaak van waarnemen en gezond verstand en geen geheizinnige , theoretische wetenschap . Is het nu noodzakelijk om de perpectief door en door te kennen alvoren te gaan tekenen en schilderen ? Zeker niet . Als u van nature een volkomen " zuiver oog " zou hebben , dan zou het zelf geheel overbodig zijn . Wij zouden dan gewoon kunnen tekenen wat wij zagen en het zou goed zijn . Doch ongelukkigerwijze hebben wij altijd de neiging om de dingen niet weer te geven zoals wij ze zien , maar zoals wij ze in werkelijkheid kennen . Een typisch voorbeeld hiervan : Een kind tekent een cilinder die voor hem staat . Hij zal de bovenkant weergeven als een cirkel , de onderkant als een rechte horizontale lijn ( fig . 30 ) . Waarom ? Het kind geeft geen gevolg aan wat hij ziet , doch aan wat hij weet : hij weet dat de bovenkant een volmaakte circel is en dat de cilinder niet op tafel kan staan , wanneer de onderkant niet vlak is . Fig . 30 laat zien zoals het voorwerp zich werkelijk aan zijn oog voordoet .
HET EERSTE GRONDBEGINGSEL VAN DE PERSPECTIEF. Het eerste verschijnsel waarvan wij ons bij de perspectief rekenschap moeten geven is de voortgaande verkleining naarmate een voorwerp zich verder van ons verwijdert . Wij stelden dit reeds vast bij de stok van Fig . 27 . Nu nemen we eens een ander voorbeeld . We zetten 3 kubussen van 2 cm sluitend aan elkaar . Samen vormen zij dus een lengte van 6 cm . Dit zal echter niet de lengte zijn zoals hij aan ons oog voordoet indien wij die kubussen moeten tekenen . Zouden wij die lengte van 6 cm aanhouden , dan vertoont zich een beeld als in fig. 31 a is te zien . Wanneer u goed kijkt is het zelfs alsof de achterste kubus groter is dan de voorste , terwijl in werkelijkheid de afmetingen van de kubussen gelijk zijn . De tweede kubus zal echter , omdat hij verder van het oog verwijderd is , kleiner moeten worden en de derde kubus nog kleiner . Tekenen wij het op die manier , dan onstaat een beeld als in fig . 31 b en dit beeld stemt overeen met wat wij in werkelijkheid zien .
HET TWEEDE GRONDBEGINSEL VAN DE PERSPECTIEF .
Bij de drie kubussen van fig. 31 b kunnen wij het volgende vaststellen : a . dat zij een soort afplatting of ineenschuiving ondergaan , b . hun dikte ( in de diepte ) neemt af , c . de vierkanten van boven - en zijkanten gaan minder ver in de diepte en d . de zijkanten komen steeds dichter bij elkaar . Wij merken tevens op , dat de lijnen die de rij links en rechts begrenzen dichter bij elkaar komen , naarmate zij zich verder van het oog verwijderen . Men zegt daarom , dat deze lijnen die in werkelijkheid dus evenwijdig lopen , maar voor ons oog "in " het papier schijnen te gaan , " vluchtlijnen " zijn . U moet dit tweede verschijnsel , dat uiteraard een gevolg is van het eerste , goed onthouden .
Wij kunnen de verschijnselen heel goed controleren door zelf een drietal kubussen te bestuderen door ons A.B.C. -scherm . Heeft u geen kubussen bij de hand , doe het dan met een vel papier dat u vlak op tafel neerlegt , zoals fig . 32 a laat zien . Wanneer u nu de ruitverdeling op het scherm zelf als richtlijnen neemt zult u zien dat : a . de lijn CD korter is dan de lijn AB , omdat CD verder van het oog verwijderd is , b . dat daarom de lijnen AC en BD naar elkaar toelopen . Wanneer u nu eens op dezelfde wijze één van uw velletjes geruit papier bekijkt , zult u bovendien een toenemende verkleining van de vierkantjes waarnemen , omdat de ruimte tussen de horizontale lijnen steeds kleiner wordt en de verticale lijnen naar elkaar toelopen ( fig. 32 b ) . We plaatsen nu de reeds besproken cilinder op ons blad papier en bekijken hem door het schrem ( fig. 33 ) . De bovenkant zien wij als een ellipsvorm , de onderkant eveneens , maar voller van vorm omdat wij er meer boven op zien . Wij tekenen natuurlijk alleen de voorste helft van die ellips , omdat de cilinder nu eenmaal niet doorzichtig is . Let nu eens op de punten A en B . Deze liggen hoger dan het punt C , dat het dichtst bij ons oog ligt .
Wij kennen verschillende soorten penselen . Voor het tekenen met O.I. inkt , waarmee wij ons nu gaan bezighouden , gebruiken we gewone waterverfpenselen , van niet te grote dikte ( Nrs. 3 , 4 en 6 ). Bij het kopen van onze penselen moeten we goed opletten dat , wanneer wij het penseel nat maken , de haartjes een mooie punt vormen . Koop penselen van goede kwaliteit . Het mooiste (en duurste ) zijn de marterharen , doch een andere goed penseel is ook bruikbaar . Na het gebruik moeten de penselen goed worden uitdewassen , zodat de resten inkt zich niet in de schacht kunnen vastzetten . We bergen onze penselen op in een potje of beker met de haren naar boven . Wanneer we onze penselen een tijdlang ongebruikt zullen laten dan kan toch die mooie puntige vorm behouden blijven door het penseel te doppen in water waaraan iets vloeibare gom is toegevoegd . Tussen duim en wijsvinger brengt u de haren mooi in hun model . Moet het penseel gebruikt worden , was het dan voorzichtig in lauw water uit . Behandel uw penselen dus goed , dan hebt u er het meeste plezier van . Met een penseel kunnen wij lijnen tekenen van uiterst dun tot heel zwaar . Een penseellijn heeft meer volume dan een pennestreek en is ook soepeler . Aan de minste of geringste beweging van de hand zal het penseel gehoorzamen en zodoende is het een tekeninstrument om er de gevoeligste lijnen mee te zetten . Het voorrecht van de goede tekenaar ! Aarzel dan ook niet om het penseel te gaan gebruiken . Wij raden u met klem aan om de oefeningen van de hand weer op te nemen en deze nu met het penseel uit te voeren . Wij maken daarbij echter geen gebruik van de bestaande potloodoefeningen , doch beginnen op een schoon vel papier . Een penseellijn is namelijk pas zuiver wanneer hij spontaan neergezet is . Wel mogen wij in het begin de hulplijnen heel luchtig in potlood schetsen , want de assen , vierkanten , rechthoeken en veelhoeken zullen belangrijke hulpmiddelen zijn om tot een verantwoorde " constructie " van uw tekeningen komen . Hoe houden we ons penseel nu vast ? We kunnen het doen zoals we een potlood of penhouder vasthouder . De potloodstift is hard en daardoor hebben wij altijd voldoende zeggenschap over de variatie in de lijndikte . Immers , we moeten op het potlood nog even drukken om een zwaarder accent in een lijn te krijgen . De haren van een penceel zijn soepel en veerkrachtig . Tekenen wij met het penseel dan zal vaak , zonder dat wij het willen , de lijn zich verbreden , omdat de druk van de haren op het papier minimaal even zwaarder wordt . Die onregelmatigheden in de lijnen moeten we dus proberen te vermijden en daarom geven we onze hand een steun . Die steun is de pink ! Wij buigen de pink minder dan de andere vingers en laten de zijkant van de hand op het papier rusten , zodat bij het trekken van de lijn de gehele hand die lijn kan volgen . In fig. 26A ziet u die stand . Ook kunnen wij , zoals fig. 26B laat zien , de hand loshouden van het papier en hem slechts op de top van de pink laten steunen . Tenslotte kunt u bij diezelfde stand het penseel loodrecht boven het papier brengen , zodat slechts het uiterste puntje van de haren het papier raakt . Aan welke manier u de voorkeur geeft doet er niet toe . Bij alle drie profiteert u van de pink als " schokbreker " en u zult zien dat u nu veel meer controle heeft over uw hand en de druk die het penseel op het papier geeft . Bij het tekenen van cirkels , ellipsen , spiralen en krullen zijn het echter niet meer de vingers die het penseel sturen . Zij zorgen er alleen voor dat het penseel in zijn goede stand blijft . De beweging komt dan vanuit de elleboog , de onderarm en de pols , terwijl de hand één en dezelfde stand behoudt . Het is min of meer de beweging die de huisvrouw maakt bij het koffiemalen , maar met dit verschil , dat de pink die hier de knop van de slinger omvat , in werkeheid cirkels , ovalen en spiralen op het papier beschrijft . Probeer nu zelf de verschillende manieren van hanteren eens en zie welke u het beste bevalt . Al werkende zult u wellicht nog een andere - een eigen manier - ontdekken . Bedenk altijd , dat het bij het tekenen gaat om het resultaat , op welke wijze u dit ook bereikt. Ga nu , alvorens te tekenen , eerst uw hand wat los maken , zoals u dit deed met het potlood : vrije bewegingen " in de lucht " boven het papier . Probeer in gedachten de tekening voor u te zien , zoals deze op het papier zal komen en dan... begin zonder angst uw eerste penseellijnen . Zorg ervoor dat het penseel schoon is , doop het voorzichtig in de inkt , waarbij u een teveel aan inkt in de haren even langs de rand van de hals uitdrukt . Al naar gelang u een dunnere of dikkere lijn wenst , drukt u dus minder of meer om de punt . Welnu , aan de slag dan en veel succes ! Bedenk dat het een oefening is en geen wedstrijd . Laat u niet ontmoedigen door mislukkingen die iedere beginner meemaakt . Houdt vol en u zult er veel profijt van hebben .
Tweede ontspanning :
HET MAKEN VAN EEN VLOTTE
PENSEELSCHETS
Omdat wij niet willen dat de vaardigheidsoefeningen met het penseel tot een te zware last worden , gaan wij het geleerde nu eens op een prettige wijze toepassen . Met de behandeling van het penseel bent u al een beetje vertrouwd geworden en u kunt al wat profiteren van uw vaardigheid met dit matriaal door vlotte , vrije schetsjes te maken in de geest van de afbeeldingen hier onder . Natekenen is er echter niet bij ! We laten onze fantasie de vrije loop ; ieder onderwerp dat u voor de geest komt probeert u zo goed mogelij te schetsen . Dieren en mensen , caricaturen , als u dat lukt . Probeer het maar ! Het gaat er nog niet om dat u tekeningen maakt die tot in de details verantwoord zijn . Wij vragen heel eenvoudige schetsen , vrij van ieder overbodig detail . Speel maar wat met rechte en kromme lijnen , met de aanzwellingen van dik naar dun en omgekeerd . Probeer als het ware met kinderlijke zorgeloosheid uw penseel te hanteren , vrij en losjes . U moet het echt durven doen ! Fantaseer maar wat u wilt . Nogmaals , het gaat niet om een correcte tekening , maar om het genoegen van het hanteren van het materiaal . En aan het toevallige van deze grillige lijnen zult u kleine persoonlijke ontdekkingen doen . U zult zich ook , terwijl u zich op deze wijze ontspant , de kunst eigen maken van geheel bevrijd te zijn van " spook der preciese techniek " . U krijgt vertrouwen en gaat u meester voelen van uw instrument . Wij gaan nu nog even terug naar decoratieve versieringen . De verschillende decoratieve figuren zijn hier ook uitgevoerd met het penseel . Nadat u dus de eerste reeks oefeningen met zacht potlood hebt gemaakt , mag u vooral niet nalaten om enkele van deze figuren nu ook eens met het penseel uit te voeren . Tenslotte nog deze raad : de voorbeelden zijn verkleind weergegeven , als gevolg van de noodzakelijke beperkingen , die de reproductie ons oplegde . U moet uw tekeningen dus vooral niet te klein gaan maken .
Juist ! Om een vermoeide eentonigheid van de " lijnen - oefeningen " tegen te gaan doen wij nu een beroep op uw fantasie en smaak . Met de thans verkregen kennis , o.a. van de lettervormen gaan we nu zelf iets ontwerpen . Door de oefeningen van de hand heeft het gevoel voor evenwicht en harmonie zich al enigszins ontwikkeld en daarvan gaan we nu gebruik maken bij het tekenen van verschillende versieringen . Wij zullen zien dat door kleine variaties in de vorm een onuitputtelijke rijkdom aan motieven tevoorschijn komt . Op de plaatjes hieronder zien wij enkele decoratieve versieringen , welke met behulp van letters en cijfers zijn samengesteld . Teken ze echter niet na , doch probeer zelf iets te bedenken . Al werkende zult u ontekken dat er talrijke mogelijkheden zijn . En omdat u het zelf gemaakt heeft zult u de vreugde van het scheppen beleven , hoe bescheiden deze vorm van scheppen ook is . Kijk , we staan nu toch al ver af van ons copiéren in het begin .
Variaties in de lijndikte .
In de voorafgaande afbeeldingen zien we welke belangrijke rol de variatie in de lijndikte speelt . Het effect van de tekening wordt er grotendeels door bepaald . Evenals bij de muziek moet ook een tekening zijn zwarte en witte noten hebben . Een bepaald geluid zou ondragelijk worden als het steeds dezelfde toon bleef aanhouden . Ditzelfde geld voor de lijnen en vlakken in een tekening . Daarom gaan we nu hier en daar onze lijnen accentueren , waardoor we een indruk krijgen van het reliéf , zonder dat wij gebruik gaan maken van het aanbrengen van licht - en schaduwpartijen . Dit laten variéren van de lijndikte noemen we ook wel " modulatie " in tegenstelling tot " modelleren " , hetgeen het aanbrengen van licht - en schaduwpartijen is . Modulatie wil dus zeggen : het aangenaam verdelen van de kracht in de lijnen - van heel licht tot zwaar - en het prettig verdelen van lichtere en donkerder vlakken in een tekening . Het is een poging dus om de vormen wat schilderachtiger te doen uitkomen . Bekijk de letters A B C van fig . 21 maar eens. Eerst mager , zonder kleur of kracht , vervolgen letters die overal even dik zijn en dan die fraaie gemoduleerde vormen . Zo is et ook met de bladeren , waarbij wij uiteindelijk van één bepaalde vorm uitgaan . Dank zij die simpele variatie in de lijndikte van de omtrek of van een detail wordt een opmerkelijk effect bereikt . Bij de voorbeelden in fig . 22 heeft de tekenaar niet alleen met de lijnen " gespeeld " , doch tevens door de afwisseling van de zwarte vlakjes een levendig effect weten te bereiken . De variaties in de lijndkten moeten natuurlijk altijd verantwoord worden toegepast ; alleen wanneer het zin heeft hiermede een bepaald effect te bereiken . Bij het maken van decoratieve versieringen behoeven we nu eenmaal niet volkomen realistisch te werken . Anders wordt het bij het tekenen naar de natuur . Daar moeten wij vermijden om met de rede in strijd te komen . Een zware lijn onderstreept de vorm , verleent hem gewicht en geslotenheid . Een onbelangrijk onderdeel zullen we dus nimmer met een krachtige lijn of met een donker vlak aanduiden , omdat hierdoor de harmonie verstoord kan worden . Een aardig voorbeeld is de laatste T van fig . 23 . Het doet vreemd aan dat die zware horizontale balk gedragen wordt door dat dunne verticale lijntje . De T die er naast staat " doet " het direct veel beter . En wat nu voor die letters geldt , dat geldt ook voor onze tekeningen . Wanneer wij de penseeltekeningen van de Japanse kunstenaars bekijken ( fig . 25 ) zien wij , dat door een eenvoudige , doch goed doordachte modulatie van lijnen en vlakken een grote kracht en levendigheid is verkregen . Deze tekeningen laten ons ook meteen zien wat wij met een penseel kunnen bereiken .
A ) HB potlood met scherp gepunte stift . Geeft een fijne grijze lijn . Te gebruiken voor de hulplijnen en in gevallen waarover we later zullen spreken . B ) Een zachter potlood met rond afgeslepen punt . Wordt de punt te breed , dan bijslijpen . C ) Een nog zachter potlood , waarvan de stift beitelvormig is afgeslepen ( C ) . Met de punt kunnen fijnere lijnen getrokken worden . Houdt je het potlood schuin op het papier zoals bij C' , dan ontstaat een brede streek .