In al deze oefeningen gaat het erom het belangrijkste te ondekken en weer te geven . Wij zullen , in deze geest , de verschillende onderdelen van het lichaam nader bestuderen , evenals de verschillende onderdelen van de kleding ; elk van beide dus apart gezien . Wij zullen trachten om het zeer eenvoudig weer te geven , in alle rust , te beginnen bij de stilstaande figuur .
Evenwel zullen wij deze onderdelen vanuit verschillende standpunten bezien . Het ideaal zou zijn indien wij er langzamerhand toe zouden komen om , dank zij onze ernstige waarnemingen en studies , de meest kenmerkende aangezichten van deze onderdelen " van buiten te kennen " . Deze kennis zal U namelijk in de gelegenheid stellen om uw schetsen , die een beweging tot uitdrukking brengen en te schematisch opgezet zijn , aan te vullen . Figuur 47 en 48 toont U duidelijk hoever U kunt gaan in de vereenvoudiging en waartoe U moet komen in dergelijke oefenschetsen . Deze handen en voeten enz . zijn volkomen teruggebracht tot hun belangrijkste lijnen . Uitgaande van eenvoudige vormen kan men dan verder gaan en wij laten U dit op Figuur 47 en 48 zien . Maar het gaat dan al meer om tekenen dan om schetsen . De grens tussen deze twee is niet zuiver te omschrijven . Hier echter moeten wij eerst spreken over de schets , en langzamerhand , wanneer U met ijver blijft oefenen , zult U in staat zijn om zich vollediger uit te drukken . Voor het hoofd en het gelaat dienen wij ons te bepalen tot de algemene omtrek van de schedel en van het gelaat , waarin dan verder alleen de lijnen van de gelaatstrekken aangebracht worden . In dezelfde geest gaan wij nu te werk bij het weergeven van de handen . Dit is een moeilijker gedeelte omdat de vorm ingewikkelder is ten gevolge van de vele gebaren . Hier zullen wij dus nog sterker moeten vereenvoudigen . De duim en de vingers geven wij aan als één massa . Is het gebaar van de vingers zeer sprekend , dan schetsen wij de vingers apart , doch ook heel eenvoudig ; al geven wij de scheiding tussen de kootjes met een enkel streepje aan . Voor de voeten en het schoeisel zullen in de meeste gevallen ook alleen de contouren voldoende zijn . Op dezelfde wijze zullen wij de onvermijdelijke lijnen en plooien van de kleding vereenvoudigen . Nog even komen wij terug op het schoeisel . De grootste moeilijkheden leveren de verkortingen op . Maak daarom eerst aparte schetsen van dit onderdeel en bekijk schoenen , pantoffels en laarzen van alle kanten ; van boven en van onderen , van achteren en van voren en ook in driekwart aanzicht . Let goed op de constructie en betrek daarom zoveel mogelijk hulp - en richting - lijnen in uw schetsen . Het is stellig aan te bevelen om voor deze schetsen nog eens het A.B.C.-scherm te voorschijn te halen en deze schetsen desnoods op het ruitjespapier uit te voeren .
ART . NR . 12 , b . PRAKTISCHE RAADGEVINGEN HET MODEL
Art . 12 , b
Praktische Raadgevingen .
Het model
Wij gaan ons eerst nog even bezighouden met de plooien in de kleding en kunnen niet voldoende wijzen op het grote belang hiervan . Steeds immer moet het lichaam onder de kleren voelbaar blijven . Een mouw , broekspijp of een jurk zouden leeg , "onbewoond " schijnen als U er niet de plooien in zoud aangeven , die ontstaan door de houding en het gebaar van uw model . Wij herhalen dan ook , dat U niet op goed geluk af de hals , de armen of benen uit de kleding mag laten steken , indien dit niet volkomen verantwoord is . Het is dus bijzonder nuttig om eerst schetsen van houdingen en bewegingen te maken naar een levend model met zeer weinig kleding ( bijv. in badpak of sportkleding ) . Overigens kunt U zelf ook als model dienen en gedeeltelijke of gehele naaktstudies maken door een spiegel van voldoende afmetingen of door een tweetal spiegels - oordeelkundig opgezet - voor U te plaatsen . Niets is zo goed om een beweging te " voelen " en te begrijpen dan om hem zelf uit te voeren en te bestuderen . Een andere uitstekende oefening is om doorschijnend papier op akademische naaktfoto's te leggen en er de kleding op te tekenen . Ook op die wijze krijgt U een goed begrip van de nauwe betrekking tussen het naakt en de kleding . De omgekeerde bewerking , nog steeds op een stukje doorschijnend papier , is het schetsen van het naakt op een foto van een gekleed model . U kunt zich daarbij laten leiden door de punten van het naakt die duidelijk onder de kleding zichbaar zijn . Dat zal uw visuele geheugen en uw voorstellingsvermogen oefenen , waarbij U steunt op vroegere waarnemingen . Na veelvuldig oefenen zult U dan stellig in staat zijn , U zich een beeld voor ogen te halen van de werkelijke lichaamsvormen , hun houdingen en bewegingen .
ART . NR . 12 , a . DE PERSPECTIEVE SCHAAL VAN VERKLEINING .
Art . Nr . 12 , a
De Perspectivische schaal van verkleining .
In dezelfde fig . 40 zien wij de toepassing van een andere regel , die niet minder belangrijk is . Niets nieuws echter , wij zijn er al mee bekend ! Het gaat hier nog steeds over de perspectief , die wij zullen terugvinden bij iedere stap voorwaarts . Wij hebben al gezegd en herhaald dat de lijnen -- en dientengevolge de vlakken en de ruimtelijke figuren welke zij begrenzen -- naar het schijnt afnemen in lengte naarmate zij zich van ons verwijderen . De fig . 41 , 43 en 44 laten schematisch die schijnbare verkleiningen in de hoogte zien , die paaltjes , van dezelfde afmeting op verschillende afstanden , zullen ondergaan . In fig . 42, 45 en 46 zien wij hetzelfde , maar nu met figuren die, naar wij zullen aannemen allen even groot zijn en op een rij geplaatst zijn . Doch laten wij eerst het eenvoudigste geval bekijken . Veronderstellen wij een paaltje A A' voor ons geplaatst , een beetje rechts , terwijl onze horizon zich op H bevindt . Ons oog ligt tegenover punt P op deze lijn . Nu trekken wij de vluchtlijnen AP en A'P en richten tussen , deze vluchtlijnen de verticale lijnen BB' , CC' en DD' enz. op . Waar deze verticale lijnen zich ook bevinden , zij vertegenwoordigen steeds het beeld van het paaltje AA' , terwijl deze hoogten schijnbaar afnemen naarmate zij verder weg zijn . Wij krijgen hier dus het beeld van de voortgaande verkleining van AA' in de lijn AA' P . Als wij het paaltje A' vervangen door een persoon krijgen wij op dezelfde manier het beeld van zijn voortgaande verkleining en als wij veronderstellen dat het nog steeds gaat om mensen van dezelfde lengte , zullen , wij op ditzelfde lijnstuk , waar wij het willen , andere personen kunnen plaatsen , waarvan de hoogte ons heel goed de indruk zal geven van de afstand , waarop zij zich met betrekking tot elkaar en met betrekking tot ons oog bevinden ( fig . 42 ) . Wij brengen nu horizontale lijnen aan door de twee uiteinden van de verticale lijnen , die paaltjes of personen voorstellen en richten dan tussen deze horizontalen , nieuwe verticale lijnen op , zoals aa' , bb' , cc' enz ... Wij verkrijgen dan het beeld van paaltjes die praktisch op dezelfde afstand liggen voor ons oog zoals AA' , BB' en CC' enz .. hetzij rechts , hetzij links , op eenzelfde lijnstuk dat van links naar rechts loopt . De schijnbare lengte van personen die zich ter hoogte van één van dezer bevinden , meer of minder van ons verwijderd , kunnen wij op dezelfde wijze verkrijgen ( fig. 43 , 44 en 45 ) . Wel dient U goed te begrijpen dat het hier gaat om de theorie , uitsluitend bestemd om uw waarnemingen naar levend model te steunen . Enerzijds verschilt de lengte van de mensen in werkelijkheid ( hoewel niet zo veel ) en anderzijds kunnen wij onze evenwijdige horizontale lijnen niet te ver verlengen naar rechts en naar links , anders zouden de verticale lijnen , die wij ertussen oprichten , uiterst rechtse en uiterst linkse , hoewel geplaatst op dezelfde voorgrond , paaltjes vertegenwoordigen , die veel verder van ons verwijderd zijn dan die welke precies tegenover ons staan en zij zouden dan niet van dezelfde hoogte , maar kleiner moeten schijnen . Overigens zouden wij ze ook niet kunnen opnemen in ons dezichtsveld . In fig . 46 hebben de afmetingen van de deur gediend als uitgangspunt om aan de dienstbode , die zich op de drempel bevindt , een passende lengte te geven . Twee horizontale lijnen , waarvan de één over haar hoofd gaat en de ander langs haar voeten , geven ons de lengte ons de lengte van het dikke mannetje die op dezelfde hoogte staat . Het vluchtpunt P op de horizon is bepaald door het snijpunt van de horizontale en in werklijkheid evenwijdige lijnen van de deur , de ramen enz .. Wij brengen twee schuine vluchtlijnen aan , de ene het hoofd van hetzelfde mannentje rakend , de andere langs zijn voeten en wij kunnen op die wijze de lengte bepalen van alle andere figuren . In onze fig . 40 - meisjes op de trede van een trap - zijn de respectievelijke afmetingen van de twee eersten bepaald door te werk te gaan zoals wij reeds hebben aangegeven , omdat het vlak waarop hun voeten rusten klaarblijkelijk voor beiden hetzelde is . Voor de volgende zijn wij uitgegaan van een tweede vluchtpunt - het luchtpunt - waarin twee oplopende evenwijdige lijnen uitlopen volgen de richting waaronder de trap oploopt . Als wij ons een beetje te lang hebben opgehouden bij deze figuren , dan is dat omdat wij later zullen moeten terugkomen op dezefde soort vragen . Wij zullen dan zien dat het voor de tekenaar onvermijdelijk is deze regels goed te kennen om zodoende de personen die hij tekent goed op hun plaats te kunnen zetten , evengoed als de lijnen en de vlakken van de omgeving waarin hij ze plaatst . In fig . 40 merken wij nog op dat , naarmate wij deze meisjes van laag naar hoog bezien , hun voeten en zelfs een deel van hun benen onzichtbaar worden . Zij worden bedekt door de verticale vlakken van de treden . De meisjes staan immers midden op het horizontale vlak van de treden en in perspectief zijn die vlakken , als ze boven de horizon liggen , benedenwaarts gericht . Het vluchtpunt P' in fig . 40 noemen wij een "luchtpunt " omdat het boven de horizon ligt en dus het vluchtpunt is van een oplopend vlak . Een vluchtpunt van een neergaand vlak noemen wij een " aardpunt " en dit ligt onder de horizon . Wij raden U aan enkele schetsen te maken van twee , drie of meer personen , eerst geplaatst op hetzelfde vlak , daarna op verschillende vlakken , doch eerst dan wanneer U voldoende geoefend bent in het schetsen van alleenstaande modellen . Op deze wijze leert U dus om niet meer alleen de eigen verhoudingen van elk figuur te nemen , maar ook de onderlinge verhoudingen , waarbij rekening wordt gehouden met de ongelijke lengte en met de veranderingen die hieruit volgen door de perspectief .