E-mail mij

Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Archief per week
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 15 . - FIG . 47 .
  • BESTE LEERLINGEN BEZOEKERS VAN FRITSKE2
  • FIG . 46 / 47 .STILLEVEN VAN CHARDIN .
  • FIG .48 / 49 . APPEL
  • FIG . 48 / 49 .
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • ART . NR . 15 , DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 15 FIG . 44 . SCHEMA VAN DE COMPOSITIE
  • FIG . 43 . DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 14 , a . HET EFFECT.
  • FIG . 36 . HET EFFECT
  • FIG . 37 . HET EFFECT
  • FIG . 38 . TINTEN - NUANCE
  • FIG . 39
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG . 42 . HET EFFECT
  • ART . NR . 14 , TOONWAARDEN
  • FIG . 31
  • FIG . 32
  • FIG . 33
  • FiG . 34 .
  • ART . NR . 13 . d , SLAGSCHADUWEN OP VERTICALE EN OP SCHUINE VLAKKEN .
  • FIG . 14 en 15 . LINKS BIJ KUNSTLICHT . RECHTS BIJ ZONLICHT .
  • FIG . 22 , 23 , 24 , 25 en 26 .
  • FIG . 27
  • FIG . 28 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • FIG . 29 .
  • FIG . 30 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • ART . NR . 13 . c . NATUURLIJKE EN KUNSTMATIGE BELICHTING
  • ART . NR . 13 . d , - FIG . 19 , 20 , 21 , SCHADUW BIJ KUNSTLICHT
  • ART . NR .13 . d , - FIG . 16 , 17 , 18 , SLAGSCHADUW ZONNESTRALEN
  • FIG . 9 .
  • FIG . 10 .
  • FIG . 11
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13
  • FIG . 7 en 8 , SLAGSCHADUW VAN EEN CILINDER
  • ART . NR . 13 . b , SLAGSCHADUWEN EN HUN PERSPECTIEF.
  • FIG . 6 . KUNSTMATIGE BELICHTING
  • FIG . 5 . KUNSTATIGE - LICHTBRON .
  • FIG . 4 . HET ZONLICHT KOMT VAN LINKS .
  • ART . NR . 13 . a , DE SCHADUW
  • ART . NR . 13 . - FIG . 1 . - EIGEN SCHADUW EN SLAGSCHADUW .
  • ART . NR . 13 - FIG . 2 . - SLAGSCHADUW ( ZON OP RIJ BOMEN )
  • FIG . 3 . - KUNSTMATIGE LICHTBRON
  • ART . NR . 13 . LICHT EN SCHADUW
  • ART . NR . 12 , d . VERSCHILENDE WIJZEN VAN UITVOERING
  • VERVOLG . FIG . 12 . c , DE ONDERDELEN
  • FIG . 51
  • FIG . 53
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT X - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XI - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 , c . DE ONDERDELEN
  • ART . NR . 12 , b . PRAKTISCHE RAADGEVINGEN HET MODEL
  • FIG . 49 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 50 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • ART . NR . 12 . a , - FIG . 40 . - PERSPECTIEVISCHE SCHAAL VAN VERKLEINING
  • ART . NR . 12 , a . DE PERSPECTIEVE SCHAAL VAN VERKLEINING .
  • FIG . 41 en 42
  • FIG . 43 en 44
  • FIG . 45
  • FIG . 46
  • ART . NR . 12 . - FIG . 37 . - NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • ART . NR . 12 . -NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • FIG . 38 .
  • FIG . 38
  • FIG . 39
  • ART . NR . 11 , b . - PLOOIENVAL
  • FIG . 34 . PLOOIENVAL .
  • ART . NR . 11 , a . DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 35 , 36 , a en b . - PLOOIEN
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT III . PLOOIEN IN HERENKLEDING
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT IV . PLOOIEN IN DAMESKLEDING
  • ART . NR . 11 . - DE PRAKTIJK
  • FIG . 33 . - AFBEELDINGEN IN BEWEGING
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 32 . - DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 10 , c . - HOUDINGEN EN BEWEGINGEN .
  • Fig . 27
  • FIG 28 .
  • FIG . 29 .
  • ART . NR . 10 , b . HET EVENWICHT . - DE LOODLIJNEN
  • ART . NR . 11 . - FIG 31 . - DE FIGUUR IN BEWEGING
  • ART. NR . 11 . - FIG . 30 . - VERSCHILLENDE STANDEN VAN FIGUREN IN RUST .
  • FIG . 24 . LEDEPOP . B , GEZIEN DOOR A.B.C.-SCHREM.
  • FIG . 25 . - LOODLIJNEN EN PUNTEN VAN ERKENNING.
  • FIG . 26 .
  • ART . NR . 10 , a
  • LEDEPOP , B
  • ART . NR . 10 . a , - PLAAT II - LEDEPOP B
  • DE A . B . C . LEDEPOP.
  • FIG . 22 en 23
  • ART . NR . 10 . - PLAAT I
  • ART .NR . 10 . SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • ART . NR . 9 , b . DE VERKORTINGEN.
  • FIG . 15 , 16 , 17 .
  • FIG . 18 EN 19 .
  • FIG . 20
  • FIG . 21
  • ART . NR . 9 , a . DE VERKORTINGEN .
  • ART . NR . 9 . a , - FIG . 7 , 8 , 9 en 10 . - DE VERKORTINGEN .
  • FIG . 11 .
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13 .
  • FIG . 14 .
  • ART . NR . 9 . HET SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • FIG . 1 .
  • FIG . 2 .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 3
  • FIG . 4
  • FIG . 5
  • FIG . 6
  • ART . NR . 8 , a .
  • FIG . 71 .
  • FIG . 70 .
  • FIG . 69
  • ART . NR . 8 . DE BOUW EN DE DEFINITIEVE TEKENING .
  • FIG . 66
  • FIG . 67
  • FIG . 68
  • FIG . 56
  • FIG . 57 .
  • FIG . 58 en 59.
  • FIG . 58 en 59 .
  • FIG .60 en 61 .
  • .
  • FIG . 60 en 61
  • FIG . 62
  • FIG . 63
  • FIG . 64
  • FIG . 65 .
  • ART . NR . 7 a
  • FIG . 55 .
  • ART . NR . 7
  • FIG . 51 .
  • FIG . 52
  • FIG . 54 .
  • FIG . 53 . - GROTE VOORWERPEN MET KLEINERE OBJECTEN
  • ART . NR . 6 . a , - FIG . 50 . - SILHOUETTEN
  • ART . NR . 6 a
  • DE PERSPECTIEF VAN DE CIRKEL .
  • FIG . 43 .
  • FIG . 44 EN 44 BIS .
  • FIG . 45 .
  • FIG . 46 .
  • FIG . 47 .
  • FIG . 48 .
  • FIG .49
  • ART . NR . 6 DE HORIZON.
  • FIG . 38
  • FIG .30
  • FIG . 40
  • .
  • .
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG. 42
  • Fig . 34
  • Fig . 35
  • Fig . 36
  • Fig . 37
  • ART .NR . 5
  • FIG .27 en 27 bis .
  • FIG . 28.
  • FIG . 29 .
  • FIG .30 .
  • FIG . 31 .
  • FIG . 32.
  • Fig . 33.
  • ART . NR. 4 b
  • ART . NR . 4 . b , - PLAAT II
  • ART . NR . 4 . a , - PLAAT I - DECORATIEVE VERSIERINGEN
  • Fig . 26 .
  • ART . NR. 4 a
  • Fig. 23
  • ART . NR . 4 . a , - FIG . 21 en 21 bis - FIG . 22
  • FIG . 25 . - PENSEELTEKENINGEN VAN JAPANSE KUNSTENAARS
  • FIG . 24 . - HET PENSEEL
  • ART . NR . 4 . - FIG . 13 . - HB POTLOOD
  • FIG . 17 . - CIRKELS OVALEN EN ELLIPSEN
  • FIG . 18 . - AFBEELDINGEN VAN DECORATIEVE VERSIERINGEN EN VOORWERPEN
  • ART . NR . 4 . - FIG . 19 en 20
  • ART . NR . 4 . - FIG . 14 , 15 en 16 . - LOSSE LIJNOEFENINGEN
  • ART . NR. 4 . - HET POTLOOD
  • Fig. 10 . - VOORBEELD VAN HET TEKENEN MET A.B. C. - SCHERM
    Mijn favorieten
  • Gastenboek
  • Groetjes uit Tessenderlo
  • Een aangenaam weekend.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    "Altijd Welkom Bij fritske2"

    20-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 30 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 30
    Het  spel  van  licht
    en  schaduw  bij  een
    samengestelde  belichting .

    20-04-2006 om 16:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . c . NATUURLIJKE EN KUNSTMATIGE BELICHTING
    Art . Nr . 13  . c
    Overeenkomst  tussen  natuurlijke
    en  kunstmatige  belichting .

      Aan  het  begin  van  deze  les  hebben  wij  gezegd , dat  de  lichtstralen  van  zon  en  maan  praktisch  evenwijdig  lopen  en  demonstreerden  dit  in  fig . 4 .  De  zonnestralen  volgen  hun  baan  langs  aan  elkaar  evenwijdige  vlakken  welke  eveneens  evenwijdig  zijn  aan  het  tafereel .  Maar  de  zon  neemt  niet  altijd  die  plaats  in  tegenover  de  beschouwer .  In  alle  gevallen  waarin  de  lichtstralen  niet  tot  ons  komen  in  vlakken  welke  evenwijdig  lopen  aan  ons  tafereel , zullen  zij  het  lot  ondergaan  van  alle  evenwijdig  wijkende  lijnen  .  Stelt  U  zich  iemand  voor  die  langs  een  spoorbaan  loopt .  Nu  staat  hij  stil ,  recht  voor  de  rails .  Hij  ziet de  rail  dan  precies  zoals  deze  lopen : evenwijdig  aan  elkaar  ( fig . 9  A ).  Hij  neemt  dus  dezelfde  plaats  in  als  de  beschouwer  van  de  zonnestralen  in  fig . 4 .  Nu  gaat  de  man  naast  de  rails  staan  en  kijkt  langs  de  rails  hoe  zij  op  de  horizon  bijeen  komen .  Hoe  meer  zij  de  horizon  naderen  des  te  kleiner  wordt  de  afstand  tussen  deze  rails .  Doch  het  tegenovergestelde  is  dat  de  rails  vanaf  de  horizon  naar  de  beschouwer  toe  uiteenlopen ,  of  anders  gezegd :  divergeren .  Met  dit  verschijnsel  hebben  wij  nu  ook  te  maken  wanneer  de  zon  niet  precies  links  of  rechts  van  de  beschouwer  staat , zoals  in  ons  voorbeeld  van  fig . 4 . 
    Laten  we  veronderstellen  dat  de  beschouwer  zelf  de  baan  van  de  zonnestralen  kan  volgen  tot  de  zon  zelf .  Hij  zou  dan  hetzelfde  verschijnsel  opmerken  als  bij  de  rails : de  stralen  vanuit  de  zon  tot  zijn  oog  divergeren . 
      In  alle  gevallen  dus  waarin  de  zon  voor  ons  staat  of  links  of  rechts  schuin  voor  ons  hebben  wij  te  maken  met  divergerende  ( uiteenlopende )  lichtstralen ,  hetgeen  dus  overeenkomt  met  de  belichting  door  kunstlicht . 
      Wij  laten  nu  het  volgende  voorbeeld  volgen :

     De  zon  staat  voor  de  beschouwer .

      Laten  wij  fig .  11  eens  bekijken .  De  zon  staat  hier  boven  de  horizon  en  enigszins  links  voor  ons .  Door  een  loodlijn  vanuit  Z  neer  te  laten  tot  op  de  horizon , bepalen  wij  punt  Z' .  De  eigen  schaduw  van  het  object  is  bepaald  door  B' , C , C' , B' .  Vanuit  Z  trekken  wij  de  schuine  lijnen  die  de  lichtstralen  voorstellen .  Deze  gaan  door  de  hoeken  B  en  C  van  het  voorwerp  en  raken  vervolgens  het  grondvlak .   Vanuit  Z'  trekken  wij  lijnen  door  B'  en  C' ,  de  verticale  projectie  van  de  punten  B  en  C .  Ook  deze  lijnen  -  de  projectielijnen  van  de  lichstralen  ZB  en  ZC  dus  -  verlengen  wij  tot  zij  de  lijnen  ZB  en  ZC  snijden  in  de  punten  B''  en  C'' .   Door  B''  en  C''  met  elkaar  te  verbinden  verkrijgen  wij  het  vlak  van  de  slagschaduw  B'  B''  C''  C' .  Wanneer  er een  kunstmatige  lichtbron  geweest  zou  zijn , dan  kregen  wij  eenzelfde  beeld  te  zien .  Wel  dient  je  er  nog  op  te  letten  dat  de  lijn  B''  C''  hetzelfde  verdwijnpunt  heeft  als  de  lijn  BC .  Daar  dit  punt  te  ver  naar  rechts  ligt  konden  wij  het  niet  in  de  tekening  aangeven .

      Het  zal  je  duidelijk  zijn  dat  wij  in  alle  gevallen  waarbij  de  zon  voor  de  beschouwer  staat , hetzij  links  voor  of  rechts  voor ,  deze  methode  van  schaduwbepalingen  moeten  volgen .

    Nog  een  verschil  tussen  zonlicht  en  kunstlicht .

      In  fig  11  zagen  wij  dat  de  slagschaduw  vanaf  het  voorwerp  op  de  beschouwer  toekomt ; precies  dus  als  in  het  geval  van  een  kunstmatige  belichting .  Thans  zullen  wij  de  slagschaduw  in  tegengestelde  richting  en  vorm  zien .

    De  zon  staat  achter  de  beschouwer .

      Hier  wijkt  de  slagschaduw  van  ons  en  wordt  hij  kleiner  naarmate  hij  verder  van  het  voorwerp  verwijderd  is ( fig . 12 ) .  De  situatie  is  hier  dus  omgekeerd  en  men  zou  kunnen  zeggen  dat  het  voldoende  is  wanneer wij  de  vorige  methode  in  omgekeerde  richting  gaan  toepassen .  
     
      In  het  geval  van  fig . 12  bevinden  wij  ons  tegenover  punt  P  op  de  horizon .  De  zon  staat  rechts  achter  ons  en  boven  de  horizon .  De  lichtstralen  vallen  dus  van  rechts  naar  links  en  van  achteren  naar  voren .  Deze  stralen  gaan  over  ons  heen , vallen  voor  ons  uit  en  gedragen  zich  dus  als  evenwijdig  wijkende  lijnen .  Het  is  dan  alsof zij  samenkomen , echter  niet  op  de  horizon , omdat  ze  niet  horizontaal  liggen , maar  in  een  vluchtpunt  "het  grondpunt "  genaamd ; hier  aangegeven als  Z .

      Hoe  vinden  wij  nu  dit  punt ?

      Wij  hebben  al  gezegd  dat  het  probleem  omgekeerd   was  en  dit  ontsluit  ook  de  oplossing .  Wij  staan  met  ons  gezicht  naar  P  ( fig . 13 ).  Nu  draaien  wij  een  halve  slag  en  schatten  de  hoogte  van  de  zon  boven  de  horizon .  Tegelijk  schatten  wij  de  zijwaartse  afwijking  van  de  zon  ten  opzichte  van  punt  P .  Nu  nemen  wij  onze  eerste  stand  weer  in .  De  zon  is  dus ,  wij  herhalen  het , rechts  achter  ons , precies  recht  tegenover  punt  Z2  van  onze  fig . 13 .  Z2  Z''  geeft  de  hoogte  boven  de  horizon  weer  en  PZ''  is  de  zijwaartse  afwijking .  Deze  afwijking  brengen  we  nu  link  van  P ,  waardoor  het  punt  S'  bepaald  is .  Vanuit  Z'  laten  wij  nu  een  loodlijn  neer ,  waarvan  de  lengte  gelijk  is  aan  Z2  Z'' , zijnde  de  hoogte  van  de  zon  boven  de  horizon .  Als  de  schuine  lijn  Z2  Z ,  inplaats  van  uit  te  gaan  uit  Z2  -  het  punt  dat  voor  de  waarnemer  ligt ,  precies  tegenover  de  zon  die  achter  hem  staat  -  zou  uitgaan  van  de  zon  zelf , dan  zou  deze  lijn  van  rechts  naar  links  schuin  naar  beneden  lopen ,  maar  ook  van  achteren  naar  voren  (  in  de  diepte  dus ! )  en  zou  van  achteren  naar  voren  het  oog  van  de  waarnemer  kruisen .  Uit  fig . 13  is  dit  gemakkelijk  af  te  leiden .   Z2  Z  is  dus  in  onze  fig . 13  de  weergave  van  de  projectie  op  het  verticale  vlak , of  met  andere  woorden , de  lichthoek  ( zie  de  eerste  les )  welke  de  algemene  richting  aangeeft  van  de  zonnestralen . 
      Wij  keren  nu  weer  terug  naar  fig . 12 .  Als  gevolg  van  de  zonnestand  geeft  het  vlak  A  B   B'  A'  de  eigenschaduw  van  het  voorwerp  weer , evenals  het  vlak  A  D  D'  A' , hetgeen  echter  onzichtbaar  is  voor  ons .  Wij  trekken  nu  schuine  lijnen , welke  de  zonnestralen  voorstellen , van  B  naar  Z , van  A  naar  Z  en  van  D  naar  Z .  Deze  lijnen  volgen  een  richting  gelijk  aan  Z2  Z .

      Z'  wordt  nu  met  B'  verbonden  en  A'  met  D' .  Wij  krijgen  dan  op  het  snijpunt  van  de  overeenkomstige  lijnen  (  ZA  en  Z' A'  -  SB  en  Z'  B'  -  ZD  en  Z'  D' )  de  punten  welke  de  schaduw  markeren  , n. 1 . A'' , B'' , D'' .  Het  totale  schaduwvlak  B'  B''  A''  D''  D'  is  hiermee  bepaald .  Wij  kunnen  er  slechts  een  gedeelte  van  zien , maar  moeten  er  wel  op  letten  dat  A''  D''  op  dezelde  wijze  vlucht  als  AD  en  B''  A''  hetzelfde  verdwijnpunt  heeft  al  BA .  Om  de  hierboven  gegeven  uiteenzetting  nog  beter  te  doen  begrijpen , gaan  wij  nog  eens  terug  naar  onze  waarnemer  van  de  spoorweg .  De  man  keert  zich  nu  met  zijn  rug  naar  een  station  dat  dus  achter  hem  ligt .  De  rails  die  van  dat  station  uitgaan  komen  als  schuine  lijnen  op  hem  toe ,  gaan  langs  hem  heen  naar  voren  door  en  verdwijnen  naar  de  horizon .  Maar  als  deze  rail  naar  beneden  zouden  hellen ,  zoals  bij  een  bergspoor , dan  zouden  zij  samenkomen  in  een  punt  dat  onder  de  horizon  ligt .  Wij  zouden  ons  zelfs  kunnen  voorstellen  dat  dit  bergspoor  ondergronds  werd  en  wij  zouden  dan  een  weergave  hebben  van  de  situatie  waarin  de  beschouwer  van  onze  fig . 12  zich  bevindt , doch  dan  niet  meer  met  betrekking  tot  de  rails , maar  tot  de  zonnestralen .  Het  is  haast  overbodig  te  zeggen , dat  wij  tot  een  zelfde  soort  oplossing  komen  in  alle  gevallen , waarin  de  zon  achter  de  waarnemer  staat , hetzij  precies  achter  hem , hetzij  links  of  rechts  van  hem .

      In  het  voorgaande  zijn  wij  niet  met  meetkundige  juistheid  op  de  verschillende  punten  ingegaan .  Dit  zou  voor  U  een  te  ingewikkelde  studie  vergen .  Wij  zijn  ervan  overtuigd  dat  onze  afbeeldingen  voor  zichzelf  spreken  en  het  betoog  gemakkelijk  doen  begrijpen .
      Mochten  wij  ons  soms  op  het  terrein  der  beschrijvende  meetkunde  begeven , dan  doen  wij  dit  omdat  het  nodig  is  dat  je  de  juistheid  van  uw  waarnemingen  kunt  controleren .  Wij  vragen  je  echter  geenszins  om  ingewikkelde  lijntekeningen  te  maken .  Wat  wij  in  de  eerste  plaats  van  U  vragen  is  dat  je  goed  kijkt ,  temeer  omdat  je  nu  alle  middelen  weet  waarmee  je  uw  bevindingen  kunt  controleren .  Geeft  het  geen  gevoel  van  zekerheid  dat  je  altijd  kunt  terugvallen  op  een  betrouwbare  regel ?  En  geeft  het , zoals  wij  reeds  eerder  bij  de  bestudering  van  de  perspectief  hebben   gezegd , geen  ware  voldoening  het  " waarom "  der  dingen  te  begrijpen . 
      Maar  voor  alles  moet  je  waarnemen !  En  wij  zullen  tesamen  nog  enkele  verschijnselen  gaan  bestuderen , welke  vrij  gemakkelijk  te  begrijpen  zullen  zijn  naar  aanleiding  van  ons  voorgaand  betoog .   

    20-04-2006 om 14:23 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . d , - FIG . 19 , 20 , 21 , SCHADUW BIJ KUNSTLICHT
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 13 . d ,

    Fig . 19 .
    Bij  kunstlicht .  F
    is  de  lichtbron  en 
    het  scherm 
    staat  evenwijdig 
    aan  het  blok
    Fig . 20 .
    Het  scherm  staat
    achterover .
    Fig . 21 .
    Het  scherm  staat 
    voorover .

    20-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR .13 . d , - FIG . 16 , 17 , 18 , SLAGSCHADUW ZONNESTRALEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 13 . d ,

    Fig. 16 , 17  en  18 .

    Evenwijdige  zonnestralen  van  links  komend .
    Boven , scherm  evenwijdig  aan  het  blok ; de
    omtrek  van  de  slagschaduw  op  een  horizontaal  vlak  is  met  stippellijnen  getekend.



    20-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    19-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 9 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 9 .
      De  zonnenstralen  in  het  vorige  voorbeeld  lopen  niet  horizontaal  zoals  het  met  de  rails  het  geval  is .  Daar  zij  echter  van  linksboven  naar  rechts - onder ( of  omgekeerd ) vallen , lopen  zij  ondeling  evenwijdig .

    19-04-2006 om 19:10 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 10 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 10 .
    De  rails  liggen  in  werkelijkheid  horizontaal , tewijl  de  zonnestralen  schuin  van  boven  naar  beneden  vallen .  De  rails  zowel  als  de  zonnestralen  lopen  onderling  evenwijdig .
    Een  goede  vergelijking !

    19-04-2006 om 19:04 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 11
      De  zon  staat  voor  de  toeschouwer  en  iets  links  van  hem .  Zou  de  zon  iets  rechts  van  hem  staan , dan  blijft  het  schema  in  principe  gelijk .  In  dit  laatste  geval  zal  de  slagschaduw  naar  links  vallen .
    Staat  de  zon  precies  recht  voor  de  toeschouwer  dan  zal  de  slagschaduw  ook  precies  rechts  naar  voren  geworpen  worden .

    19-04-2006 om 18:59 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 12 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 12
    De  zon  staat  achter  de  toeschouwer  en  iets  rechts  van  hem .  Indien  de  zon  links  van  hem  zou  staan  dan  blijft  het  schema  gelijk .
      Staat  de  zon  recht  achter  de  toeschouwer , dan  valt  de  slagschaduw  ook  recht  naar  voren  en  zal  voor  de  tekenaar  dus  onzichtbaar  zijn ,  waarbij  dan  wordt  aangenomen  dat  de  zon  op  dezelfde  hoogte  boven  de  horizon  staat .

    19-04-2006 om 18:52 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 13
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 13
    Z2  is  het  tegenovergestelde  punt  waarin  de  zon  zich  in  werkelijkheid  bevindt ;  dus  rechts  achter  de  toeschouwer .

    19-04-2006 om 18:40 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 7 en 8 , SLAGSCHADUW VAN EEN CILINDER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig .  7  en   8 .
    De  slagschaduw  van  een  cilinder  bij  zonlicht ;  de  lichtstralen  lopen  evenwijdig .

    De  belichting  door  een  kunstmatige  lichtbron ;  de  lichtstralen  lopen  uiteen .

    19-04-2006 om 16:59 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . b , SLAGSCHADUWEN EN HUN PERSPECTIEF.
    Art .  Nr .  13 . b

    Het  bepalen  van  de  slagschaduwen 
    en  hun  perspectief .

    ( 1 ) ZONLICHT .
       In  dit  geval  lopen  de  lichtstalen   ( R1, R3, R2  in  fig . 4 )   onderling  evenwijdig  en  wij  zien  deze  schuin  van  links  naar  rechts  vallen  omdat  de  zon  links  van  ons  staat .  Zij  lopen  evenwijdig  aan  het  tafereel  ( dit  begrip  hebben  wij  reeds  in  de  eerste  les  omschreven ) .
      Door  het  volgende  te  doen  zult  je  één  en  ander  nog  sneller  gaan  begrijpen .  U  neemt  een  dik  boek  -  een  woordenboek  bijvoorbeeld  -  en  je  trekt  op  de eerste  bladzijde  een  schuine  lijn  gelijk  aan  die  welke  in  fig . 4  de  lichtstraal  R1  weergeeft .  Sla  nu  eens  een  honderdtal  bladzijden  om  en  trek  dan  weer  zo'n  lijn , gelijk  aan  R2 .  Weer  een  honderd  bladzijden  verder  trek  U  een  lijn  gelijk  aan  R3 .  Waarom  nu  steeds  honderd  bladzijden  tussen  die  lijnen ?  Welnu , omdat  in  de  werkelijkheid  de  lijnen  R1  en R2  gescheiden  zijn  door  de  dikte  BC  van  het  vlak  van  fig. 4  en  omdat  R3  duidelijk  achter  R2  loopt .  De  tussenliggende  bladzijden  komen  in  grote  trekken  overeen  met deze  afstanden .  Sluit  nu  het  boek  en  zet  het  rechtop  op  tafel  met  het  vlak  van  het  omslag  recht  voor  U ,  dus  loodrecht  op  de  gezichtsas .  Wanneer  het  boek  goed   gesloten  blijft , vormen  de  bladzijden  vlakken  die  ondeling  evenwijdig  lopen  en  ook  evenwijdig  zijn  aan  voor -  en  achterkaft  van  het  boek .  De  achterste  kaft  samen  met  de  laatste  bladzijden  vormen  het  tafereel .  De  drie  schuine  lijnen  welke  wij  op  de  bladzijde  getrokken  hebben  stellen  de  lichstralen  R1 , R2 , R3 ,  voor , welke  dus  evenals  de  bladzijden  waarop  zij  getrokken  werden ,  in  evenwijdige  vlakken  liggen .  Waarom  hebben wij  nu  juist  van  alle  lichtstralen  die  het  voorwerp  raken  deze  drie  uitgekozen ?  Omdat  deze  stralen  de  toppen  van  de  hoeken  B , C  en  D  van  het  voorwerp  raken .  Deze  drie  punten , dat  is  duidelijk , bepalen  de  uiterste  grens  van  de  slagschaduw . 
      Uiteindelijk  zullen  deze  lichtstralen  dus  het  vlak  raken  waarop  het  voorwerp  staat .  Hoe  bepalen  wij  nu  deze  punten ?  Het  genoemde  vlak  ligt  horizontaal .  Wij  trekken  nu  een  horizontale  lijn  vanuit  punt  B' , dat  in  wezen  de  verticale  projectie  van  punt  B  is .  Trekken  wij  deze  lijn  voldoende  door  dan  zal  hij  de  lichtstraal   R1  snijden  in  het  punt B'' .  De  lijn  B'  B''  stelt  nu  de  schaduwlijn  voor  van  de  straal  R1 , nadat  hij  punt  B  verlaten  heeft .  Met  andere woorden :  het  is  de  projectie  op  een  horizontaal  vlak , van  het  stuk  B  B''  van  die  straal .
      Trek  nu  op  dezelfde  wijze  horizontale  lijnen  door  C'  en  D'  en  je  vindt  de  snijpunten  met  de  lichtstralen  in  C''  en  D'' .  Wij  verbinden  nu  de  punten  met  de  lijnen  B''  C''  en  C''  D'' .  De  vorm  van  de  slagschaduw  in  perspectief  is  nu  gevonden en  deze  wordt  dus  bepaald  door  de  punten  B'  B''  C''  D''  D' .
      Bij  het  nader  bestuderen  van  de  vorm  van  de  slagschaduw  zult  je  onmiddelijk  opmerken  dat ,  wanneer  je  de  zijde  BC  en  de  grenslijn  van  de  slagschaduw  B''  C''  doortrekt  tot  de  horizon , deze  samenkomen  in  één  punt  VP2 . In  werkelijkheid  moeten  deze  lijnen  dus  twee  aan  elkaar  horizontaal  evenwijdige  lijnen  zijn .  Hetzelfde  geldt  voor  C''  D''  en  CD ,  welke  verlengd ,  samenkomen  in  het  punt  VP1 ;  of  B''  C''  is  niets  anders  dan  de  slagschaduw  van  BC  en  C''  D''  die  van  CD .  Evenzo  -  en  wij  zullen  dit  later  opnieuw  vaststellen  -  hebben  van  de lijnen  welke  de  slagschaduwen  begrenzen  die  lijnen , welke  zelf  de  slagschaduwen  van  het  horizontale  gedeelte  van  het  belichte  voorwerp  weergeven , hetzelfde  verdwijnpunt  als  deze  gedeelten  zelf ,  waaraan  zij  in  werkelijkheid  evenwijdid  zijn  ( er  zijn  enkele  uitzonderingen  welke  wij  later  zullen  bespreken ) .  Deze  regel  geldt  zowel  bij  belichting  door  een  natuurlijke  als  bij  belichting  door  kunstmatige  lichtbron .  Wij  gaan  nu  twee  voorbeelden  van  de  laatste  soort  belichting  aan  een  nader  onderzoek  onderwerpen .

    ( 2 )  KUNSTMATIGE  BELICHTING .

      Welke  plaats  een  kunstmatige  lichtbron  ( een  kaars  bijv. ) ook  inneemt  ten  opzicht  van  de  beschouwer , altijd  lopen  de lichtstralen  uiteen .
      Bekijk  daarom  fig . 5  eens .  Om  te  beginnen  hebben  wij  hier  de  lijn  FF'  getrokken .   Punt  F'  is  het  perspectivisch  midden  van  de  ellips , gevormd  door  de  voet  van  de  kandelaar .  Dit  Punt  F'  is  dus  de  verticale  projectie  van  punt  F  op  het  horizontale  vlak .  Het  punt  F'  noemen  wij  het  voetpunt .
      Vanuit  de  lichtbron  F  trekken  wij  nu  schuine  lijnen  door  B , C  en  D ,  drie  hoekpunten  van  het  bovenvlak  van  het  blok , welke  tevens  de  grenslijn  van  de  eigenschaduw  markeren .  Wij  trekken  deze  schuine  lijn ,  die  in  wezen  de  lichtstralen  R1 , R2  en  R3  zijn , door  tot  op  het grondvlak  .  Daarna  trekken  wij  lijnen  vanaf  F'  en  B' , door  C'  en  D' .  De  punten  B'  C'  en  D'  zijn  de  projecties  van  de  punten  B , C  en  D  op  het  grondvlak , evenals  punt  F'  dit  is  van  punt  F .  Wanneer  wij  de  lijnen  doortrekken  zullen  zij  op  een  gegeven  moment  de  lichtstralen  R1 , R2  en  R3  snijden  in  de  punten  B'' , C''  en  D'' .  Door  deze  3  punten  met  elkaar te  verbinden  verkrijgen  wij  de  slagschaduw , zoals  deze  zich  in  perspectief  aan  ons  voordoet .  Deze  slagschaduw  wordt  dus  bepaald  door  de  punten  B'  B''  C''  D''  D' .  Wij  merken  hierbij  op  dat  de  grenslijnen  B'  B''  en  D'  D''  niet  evenwijdig  lopen  zoals  bij  de  slagschaduw  verkregen  door  zonlicht  ( fig . 4 . )  Deze  grenslijnen , je  ziet  het  duidelijk , lopen  uiteen  en  des  te  meer  naarmate  zij  zich  van  het  voorwerp  verwijderen .  Het  is  nu  dan  ook  gemakkelijker  te  begrijpen  dat  wanneer  de  lichtbron  nog  dichter  bij  het  voorwerp  is , de  lichtstralen  R1 , R2 , en  R3  nog  meer  uit  elkaar  lopen  en  daardoor  de  slagschaduw  eveneens .  Ook  zullen  wij  opmerken  dat  de  perspectief - regel , welke  geldt  bij  de  belichting  door  de  zon ,  ook  hier  van  toepassing  is .  Zowel  BC  als  B"  C'' , de  slagschaduw  van  lijn  BC ,  hebben  hetzelfde  verdwijnpunt  VP1 .  Dit  geldt  ook  voor  de  lijnen  CD  en  C''  D'' , welke  dus  vluchten  naar  VP1 .  Beide  lijnen - paren  zijn  in  werkelijkheid  evenwijdig  wijkende  lijnen .  
    Vervolgens  een  tweede  voorbeeld  van  kunstmatige  belichting ,  maar  dit  keer  door  een  lamp .  Een   lang  betoog  is  bij  fig. 6  overbodig , doch  wel  maken  wij  je  er  opmerkzaam  op , dat  het  bureau  van  bovenaf  belicht  wordt  en  niet  van  opzij .
      De  lamp  is  precies  boven  het  midden  van  het  blad  opgehangen .  Punt  F'  bevindt  zich  dan  ook  in  het  midden  van  het  op  de  grond  geprojecteerde  blad .  Dit  midden  kunt  je  gemakkelijk  vinden  -  wij  vertelden  dit  al  in  de  eerste  les  -  door  de  diagonalen  in  dit  vlak  te  trekken .  Het  midden  ligt  op  het  snijpunt  van  die  diagonalen .  Zou  de  lamp  zich  echter  op  een  andere  plaats  boven  het  blad  bevinden , dan  verandert  vanzelfsprekend  ook  de  plaats  van  het  voetpunt  F' .  Vanuit  de  lichtbron  F  trekken  wij  nu  lijnen  ( de  lichtstralen  dus ) door  de  vier  hoeken  van  het  bureaublad .  Daar  de  diagonalen , waarover  wij  zojuist  spraken , het  punt  F'  verbinden  met  de  projectiepunten  van  de  vier  hoeken , verlengen  wij  deze  diagonalen  zover , tot  zij  de  lichtstralen  snijden .  De  op  deze  wijze  verkregen  snijpunten  verbinden  wij  twee  aan  twee  met  elkaar  en  de  slagschaduw  van  het  bureau  is  daarmede  bepaald .
      Wij  hebben  reeds  geleerd  hoe  wij  de  slagschaduw  moeten  bepalen  van  het  blok  dat  links , evenwijdig  aan  het  bureau , staat .  Ook  hiervoor  gaan  wij  dus  van  de  punten  F  en  F'  uit .
      Maar  hoe  bepalen  we  nu  de  slagschaduw  als  het  blok  op  het  bureau  zou  staan ?  Voor  deze  slagschaduw   zouden  wij  dus  het  voetpunt  omhoog  moeten  halen .  Het  voetpunt  moet  komen  te  liggen  op  het  vlak  waarop  het  blok  staat ,  dus  op  het  bureaublad .  Tenslotte  dient  je  nog  eens  alle  aandacht  te  schenken  aan  het  verloop  van  de  wijkende  lijnen  -  ook  die  van  de  slagschaduwen  -  in  fig . 6 .
           

    19-04-2006 om 16:45 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 6 . KUNSTMATIGE BELICHTING
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 6
    Een  schijnbaar  ingewikkelde  voorstelling .
    Bestudeer  deze  aandachtig  en  het  zal  toch  eenvoudig  blijken  te  zijn . 
    Het  verdwijnpunt  VP '  kon  niet  worden 
    aangegeven , omdat  het  te  ver  naar  links  ligt .

    19-04-2006 om 13:25 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 5 . KUNSTATIGE - LICHTBRON .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Fig . 5

    Kunstmatige  lichtbron .  Staat  de  kandelaar  recht , dan  wordt  de  situatie  omgekeerd  op  dezelfde  wijze  zoals  dit  beschreven  wordt  in  het  laatste  gedeelte  van  de  tekst  onder  fig . 4

    19-04-2006 om 13:17 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 4 . HET ZONLICHT KOMT VAN LINKS .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 4
    Het  zonlicht  komt  van  links .
      Komt  het  zonlicht  van  rechts , dan  blijft  dit  schema  in  principe  hetzelfde .  Alleen  zal  in  dat  geval  het  vlak  ABB'  A'  in  de  schaduw  komen  te  liggen  en  zal  de  slagschaduw  naar  links  allen .

    19-04-2006 om 13:16 geschreven door Freddy


    18-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . a , DE SCHADUW

    Art .  NR . 13  . a ,

    De  Schaduw

    Eigen  schaduw  en  slagschaduw .

      Laten  wij  eens  een  willekeurig  voorwerp  in  voldoende  sterk , natuurlijk  of  kunstmatig ,  licht  opstellen .  Wij  zien  dan , dat  een  gedeelte  van  het  voorwerp  door  de  lichtstralen  geraakt  wordt  -  dat  het  op  die  plaats  dus  verlicht  wordt .  Het  overige  gedeelte  van  het  voorwerp  doet  zich  meer  of  minder  donker  aan  ons  oog  voor .  Dat  gedeelte  dan  noemen  we  de  eigen  schaduw  van  het  voorwerp .  Het  voorwerp  stelt  zich  dus  eigenlijk  in  de  baan  van  de  lichtstralen , waardoor  het  ook  gedeeltelijk  geraakt  wordt .  Het  houdt  die  lichtstralen  dus  tegen  en  verhindert  hen  een  gedeelte  van  het  vlak  te  raken  waarop  het  voorwerp  staat .  Dit  gedeelte  van  het  vlak  blijft  donker  en  dat  noemen  wij  dan  de  slagschaduw .  Beide  verschijnselen  kunnen  wij  zelf  gemakkelijk  waarnemen . 
    Deze  eenvoudige  waarnemingen  echter  zijn  niet  voldoende  en  daarom  zult  je  thans  begrijpen  waarom  wij  het  noodzakelijk  vinden  een  onderscheid  te  maken  tussen  natuurlijke  en  kunstmatige  lichtbronnen .  
      In  theorie  komen  de  lichtstralen  van  de  zon  en  de  maan  uit  één  punt  straalsgewijze  naar  ons  toe .  Beide  lichtbronnen  zijn  echter  zo  groot  en  zo  ver  van  ons  verwijderd , dat  het  er  in  de  praktijk  op  neer  komt  dat  wij  die  lichtstralen  als  evenwijdige  stralen  beschouwen . 
      Kijkt  U  maar  eens  naar  fig . 2 ,  waar  je  de  slagschaduw  ziet  van  een  rij  bomen  op  een  vlakke  weg .  Het  licht  komt  hier  van  links  en  je  ziet  dat  de  slagschaduwen  van  links  naar  rechts  gericht  zijn .  Je ziet  echter  nog  meer : de  schaduwen  lopen  evenwijdig .  Waarom  ?  Juist , omdat  de  stralen  van  de  zon  evenwijdig  lopen .  In  een  maanlicht - landschap  zult  je  dezelde  verschijnselen  kunnen   waarnemen .
      Laten  we  nu  fig . 3  eens  bestuderen .  Hier  hebben  wij , zoals  je  zelf  ook  kunt  doen , vier  dozen  geplaatst  om  een  kaars , een  kunstmatige  lichtbron  dus .  Wat  zien  wij  nu  bij  deze  slagschaduwen  ?  Zowel  bij  de  dozen  rechts  als  bij  die  aan  de  linkerkant  lopen  de  slagschaduwen  uiteen .  Waarom  ?  Omdat  nu  juist  de  lichtstralen welke  uitgaan  van  een  kunstmatige  lichtbron  -  in  dit  geval  de  kaars  -- uiteenlopende  banen  volgen . 
      Wij  raden  je  aan , om  de  verschillen  tussen  deze  beide  soorten  verlichtingen  beter  te  leren  begrijpen , een  zelfde  voorwerp  eerst  in  zonlicht  te  plaatsen  en  daarna  te  verlichten  door  een  kaars .
      Nu  gaan  wij  de  fig . 4  en  5  eens  vergelijken .  In  beide  gevallen  komt  het  licht  van  links  boven  en  vallen  de  stralen  schuin  naar  rechts .  Dezelfde  vlakken  van  het  object  zijn  verlicht  en  de   eigenschaduw ,  grijs , is  onveranderd .  De  slagschaduwen , zwart , echter  geven  ons  een  zeer  ongelijke  vorm  te  zien .  Bij  de  belichting  door  de  zon  lopen  de  lijnen  D'  D''  en  B'  B'' , welke  de  zijkanten  voorstellen , volkomen  evenwijdig , terwijl  zij  in  fig . 5  ( kunstlicht ) duidelijk  uiteenlopen .
      Hoe  zijn  wij  nu  te  werk  gegaan  om  de  vormen  van  deze  slagschaduw  vast  te  stellen ?                             



    18-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . - FIG . 1 . - EIGEN SCHADUW EN SLAGSCHADUW .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 13 .
    Fig . 1 .
    Eigen  schaduw  en  slagschaduw .

    18-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 - FIG . 2 . - SLAGSCHADUW ( ZON OP RIJ BOMEN )
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 13 .

    Fig . 2

    Slagschaduw  van  rij  bomen
    De  pijl  geeft  de  richting  van  de  zonnestralen  aan .

    18-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 3 . - KUNSTMATIGE LICHTBRON
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 3
    Kunstmatige  lichtbron .
    De  kaars  is  hier  niet  getekend .
    De  kaarsvlam  ligt  in  het  punt  F .
    De  gestippelde  lijnen  vanuit  F  stellen  de  lichstralen  voor ;  in  het  betreffende  hoofdstuk  zal  de  betekenis  van  de  andere  stippellijnen  uiteengezet  worden .

    18-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . LICHT EN SCHADUW
    Art . Nr . 13

         Licht  en  Schaduw.

             DE  THEORIE

    Inleidende  Begrippen :
    de  lijn  -  het  vlak  -  de  omvang

      Aan  alles  wat  wij  in  de  natuur  zien , kunnen  wij  vier  elementen  ontdekken :  LIJN ,  VLAK , INHOUD , KLEUR .  Met  het  laatste  zullen  wij  ons  in  de  een  volgende  les  gaan  bezighouden .  Maar  of  de  kleur  nu  een  rol  speelt  of  niet , wij  willen  er  wel  op  wijzen , dat  als  wij  bepaalde  onderwerpen , willen  zien , deze  in  het  licht  moeten  staan ;  licht  dan  wel  te  verstaan  als  tegenstelling tot  duisternis .  De  lijn  bestaat  niet  als  zodanig :  de  lijn  volgt  schijnbaar  de  omtrek  der  dingen , die  er  in  werkelijkheid  echter  niet  door  begrensd  wordt .  De  lijn  kan  echter  helpen  deze  omtrek  aan  te  geven , als  mede  de  details  binnen  die  omtrek .  Wij  spreken  in  dergelijke  gevallen  van  een  lijntekening  en , zoals  wij  dit  reeds  in  de  eerste  les  gezegd  hebben , krijgen  dan , een  betrekkelijk  waarheidsgetrouw  beeld .  Niettemin  zijn  dergelijke  beelden  in  staat  ons  een  duidelijke  omschrijving  van  het  object  te  geven .
       Het  vlak  bestaat  werkelijk .  Het  vlak  komt  overeen  met  de  vorm ,  of  gedeelte  van  de  vorm  van  het  object  dat  wij  zien .  Het  is  omsloten  door  de  contour , of  gedeelte  hiervan .
      De  omvang  bestaat  eveneens op  zichzelf . 
    Willen  wij  echter  de  omvang  in  onze  tekening  weergeven , dan  zullen  wij ,  eveneens  als  bij  de  weergave  van  het  vlak , alle  wetten  van  de  perspectief  in  acht  moeten  nemen .  De  aanblik  wordt  daardoor  blijkbaar  gewijzigd .  Deze  gewijzigde  vorm  schijnt , hoe  vreemd  ook ,  in  tegenspraak  te  zijn  met  het  beeld  dat  wij  van  het  voorwerp  kennen .  Toch  beantwoordt  dit  beeld  aan  de  wetenschappelijke  regels  welke  wij  bestudeerd  hebben .
       De  omvang  is  samengesteld  uit  een  aantal  vlakken .  Wanneer  wij  dus  het  perspectivisch  beeld  van  deze  vlakken  weten  weer  te  geven , dan  zijn  wij  ook  in  staat  om  met  behulp  van  alle  tekentechnieken  de  omvang  uit  de  drukken .  De  lijn ,  het  vlak  en  de   perspectief  kunnen  echte  niet  op  volmaakte  wijze  de  omvang  weergeven .  Wij  missen  altijd  nog  de  diepte ,  de  ruimtelijke  weergave .  Deze  moet  onstaan  door  het  modelé .

    Wat verstaat  men  onder  " modelé "
    Het  begrip  "  toonwaarde "

      Waaruit  bestaat  het  modulé ?  Uit  het  weergeven  van  alle  schaduwpartijen  -  rekening  houdend  met  hun  verschillen  in  kracht  -  welke  op  het  object  voorkomen  en  uit  de  weergave  van  de  schaduwen  welke  het  object  doet  vallen  op  de  aangrenzende  vlakken , die  niet  tot  deze  zelf  behoren .
       De  schaduwen  van  de  eerste  soort  noemen  wij  eigen  schaduw ;  die  van  de  tweede  slagschaduw .  De  verschillende  in  sterkte  van  deze  beide  soorten  schaduwen  noemen  wij  de  toonwaarden .
      Alvorens  wij  verder  gaan  met  deze  uiteenzetting  dienen  wij  het  volgende  goed  te  begrijpen .  In  het  werk  waarmee  wij  nu  beginnen  zullen  wij  niet  alleen  het  modelé  moeten  weergeven  van  voorwerpen  met  witte  vlakken , zoals  bijvoorbeeld  een  gipsen  beeldje .  Op  zo'n  beeldje  zien  wij  de  schaduwpartijen  als  meer  of  minder  grijze  vlakken , welke   overeenkomen  met  de  waarden  waarover  wij  zojuist spraken .  Wij  zullen  echter  veel  meer  gekleurde  voorwerpen  moeten  tekenen .  In  deze  les  evenwel   werken  wij  nog  niet  met  kleur .  Wij  werken  slechts  met  materialen  waarmee  het  mogelijk  is  een  serie  tinten  weer  te  geven  van  donker  tot  licht .  Met  andere  woorden  gezegd ;  wij  houden  ons  in  deze  les  bij  het   zwart , dat  ons , later  zullen  wij  zien  hoe , een  reeks  grijzen  oplevert  van  héél  donker  tot  héél  licht .
      Dit  wil  dus  zeggen , dat  wij  ons  zullen  onthouden  van  de  kleur  als  kleur  -  bijv.  blauw , rood , groen  -  om  slechts  rekening te  houden  met  de  lichsterkte  van  dit  blauw , dit  rood , dit  groen .  Wij  zullen  dus  de  kleuren , welke  dan  ook , alleen  maar  weergeven  door  een  schakering  van  zwart , of  anders  gezegd , door  de  toonwaarde , door  een  meer  of  minder  donker  grijs , al  naar  gelang  de  werkelijke  kleur  donkerder  of  lichter  is .
       Maar  hoe  kunnen  we  een  kleur , evenals  trouwens  de  schaduw  op  een  wit  voorwerp , van  dit  gezichtspunt  uit  beoordelen , zonder  vergelijking  met  een  andere ?  En  dit  is  het  dan  ook  wat  ons  de  betrekkelijke  waarde  van  het  woord  " toonwaarde "  doet  inzien : de  toonwaarde  -  of  deze  zich  nu  voordoet  op  een  wit  of  een  gekleurd voorwerp  -  kan  alleen  bestaan  in  betrekking  tot  het  omringende .  Alleen  wanneer  wij  in  staat  zijn  om  die  onderlinge  verhoudingen  in  de  kracht  van  de  tinten  weer  te  geven , dan  zal  het  object  zich  op  een  natuurlijke  wijze  aan  ons  oog  voordoen .

                      HET   LICHT

    Natuurlijke  en  kunstmatige  lichtbronnen

      Wij  kennen  twee  soorten  lichtbronnen : 
    ( 1 )  Natuurlijke  lichtbronnen :  de  zon  en  de  maan ;
    ( 2 )  Kunstmatige  lichtbronnen :  lamp , kaars , fakkel  enz.
      De  zon  is , het  is  duidelijk ,  de  lichtbron  waarvan  de  tekenaar  het  meest  gebruik  maakt , vooral  in  zijn  landschapstudies .  En  ook  maken  wij  er  gebruik  van  wanneer  we  een  stilleven  tekenen  dat  vlak  bij  een  raam  is  opgesteld .
      Het  zal  ook  wel  eens  voorkomen  dat  U  zich  laat  verleiden  door  de  bijzonder  effecten  van  kunstmatige  lichtbronnen .  En  dit  dan  niet  ten  onrechte .  Dit  licht  kan  zeer  verrassend  zijn .  Vooral  enkele  oude  meesters  wisten  dit  te  waarderen .  Denken  wij  bijvoorbeeld  aan  onze  17e  eeuwse  schilder  Gerard  Dou  of  aan  de  franse  schilder  D . de  La  Tour  (1600-1652 ) , van  wie  in  het  Louvre  enige  werken  hangen . 
      In  de  loop  van   deze  les  zullen  wij  je  veel  bijzonderheden  van  beide  soorten  verlichtingen  vertellen .  Maar  eerst  moeten  wij  onze  aandacht  schenken  aan  een  apart  hoofdstuk , namelijk  de  licht -  en  schaduwval  bij  zon -  en  kunstlicht .


    18-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    17-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 12 , d . VERSCHILENDE WIJZEN VAN UITVOERING
    Art . Nr . 12 ,d

    Verschilende  wijzen  van  uitvoering .

      Zorgt  er  voor  steeds  een  schetsboekje  bij  de  hand  te  hebben .  De  afmetingen  daarvan  kunnen  verschillen  naar  behoefte , doch  een  prettig  formaat  is  wel  ( ca 14 x 21 cm ) .  Zeer  handig  voor  het  doel  zijn  de  schetsboekjes  met  een  spiraalrug , omdat  het  geheel  vlak  omgeslagen  kan  worden  en  je  dus  een  stevige  ondergrond  krijgt .  

      Desnoods  kunt  je  tegen  het  achterkaft  nog  een  extra  stuk  karton  plakken , waardoor  het  geheel  nog  sterker  wordt .  Het  papier  behoeft  niet  te  zwaar  te  zijn , maar  wel  een  korrel  te  hebben .  Glad  papier  werkt  niet  zo  prettig ; het  potlood  "glijd  er  op  uit " .  Ja , met  een  potlood  gaan  wij  onze  schetsen  maken,  omdat  het  een  gemakkelijk  materiaal  is .  Welke  soort  je  ook  neemt , gewoon  potlood , contépotlood  of  sanguine , denk  er  aan  dat  de  stift  zacht  en  breed  moet  zijn .  De  zachte  soorten  zullen  altijd  de  dikste  stift  hebben .  Zorg  ook  voor  een  scherp  mesje , waarmee  U  gemakkelijk  een  punt  kunt  slijpen , zonder  de  stift  te  breken .  Slijp  het  zo  dat  er  een  flink  stuk  van  de  stift  vrij  komt  en  slijp  er  een  platte  kant  aan  op  een  stukje  schuurpapier .
    Schuur  de  stift  echter  zo  bij  dat   u  er  ook  een  dun  lijntje  mee  kunt  trekken .  Met  de  platte  kant  geeft  je  bredere  streken .
    Aangezien  wij  snel  moeten  werken , heeft  men  op  die  manier  het  voordeel  twee  potloden  in  één  te  bezitten .  Want , als  U  het  bijna  loodrecht  op  het  papier  houdt  ( de gewone  stand )  tekent  je  met  de  punt .  Een  kleine  wending  van  de  hand  doet  het  potlood  naar  de  zijkant  buigen , zodat  het  vlak  van  de  platte  kant  op  het  blad  komt  te  rusten .  Op  die  manier  brengt  men  afwisseling  aan  in  de  lijnen .  Gebruikt  geen  vlakgom !  Een  schets  moet  niet  worden  gecorrigeerd ;  men  laat  de  foutieve  lijn  staan  en  men  zet  een  andere , zuiverder  bepaald , die  de  eerste  min  of  meer  overdekt .  Veel  leerlingen  worden  bij  het  schetsen  niet  alleen  gehinderd  door  de  moeilijkheden  van  het  werk  zelf , maar  door  de  aanwezigheid  van  toeschouwers , waarvan  zij  de  meer  of  minder  welwillende  nieuwsgierigheid  duchten .  Begin  dan  ook  liever  met  het  schetsen  van  huisgenoten  en  vrienden , hetgeen  U  thuis  in  een  rustige  omgeving  kunt  doen .  Op  deze  manier  kunt  je  zich  alvast  bekwamen  om  later  met  meer  zelfvertrouwen  buitenshuis  te  werken  en  onverschilliger  te  staan  tegenover  nieuwsgierigen .  Maak  dan  schetsen  in  parken , op  stations  of  op  een  terras .  Dat  zijn  de  plaatsen , vooral  in  de  grotere  steden , waar  je , weggedoken  in  een  hoekje , vaak  de  aardigste  situaties  kunt  waarnemen .  Ook  op  markten , maar  ook , in  steden  of  in  dorpen  vindt  je  veelal  een  goede  gelegenheid  om  te  werken .  U  ziet , er  zijn  mogelijkheden  genoeg  om  zich  te  oefenen .  Ga  er  dan  ook  op  uit  met  uw  schetsboek  en  teken  ieder  moment  dat  je  de  gelegenheid  heeft .  Om  de  onaangenaamheden  te  vermijden , doordat  men  bemerkt als  model  te  dienen , kunt  je  het  beste  een  donkere  zonnebril  opzetten .  Dit  heeft  op  het  werk  geen  invloed  omdat  U  toch  geen  kleur  gebruikt .  Richt  uw  gezicht  ook  nimmer  op  de  persoon ; uw  ogen  natuurlijk  wel , maar  dit  ziet  men  niet  door  de  donkere  glazen .  Wij  hebben  er  al  dikwijls  over  gesproken  en  herhalen  het  nogmaals : ook  zonder  potlood  kan  men  tekenen , namelijk  door  zich  de  lijnen  " in  te  denken ", wanneer  men  getroffen  wordt  door  een  bepaalde  houding  van  één  of  meerdere  personen .  Probeer  dan  vooral  de  schematische  vormen  van  het  geraamte  voor  de  geest  te  halen .  Het  schematisch  getekende  geraamte  -  of  draadfiguur  als  je  dat  liever  wilt  -  is  immers  de  basis  voor  een  goede  schets !  Wanneer  je  op  deze  wijze  studeert  zult  U  bemerken  dat  het  als  het  ware  een  opwindende  jacht  naar  modellen  wordt .  Het  zal  je  vaak  een  " rijke  buit "  opleveren  en  uw  gehele  ontwikkeling  ten  goede  komen .  U  zult  bemerken , dat  uw  hand  zekerder  wordt  en  dat  je  de  lijnen  meteen  op  hun  goede  plaats  weet  neer  te  zetten .  Tenslotte  nog  een  goede  raad  :  tracht  nimmer  later  een  schets  verder  uit  te  werken .  Dit  loopt  tien  tegen  één  uit  op  mislukking .  Liever  een  spontane  schets  met  fouten , dan  een  gavere  doch  droge  tekening .  Natuurlijk  kunt  je  de  schetsen  wel  direkt  in  pen  of  penseel  uitvoeren  of  zelf  als  gewassen  tekening , doch  vooreerst  achten  wij  het  niet  nuttig , vooral  waar  het  hier  uitsluitend  om  snelle  schetsen  gaat .  Houdt  je  dus  bij  het  potlood .  Een  prachtig  materiaal  waarmee  soepel  en  losjes  gewerkt  kan  worden  en  ook  met  brede  streken .  Met  een  scherp  mesje  erbij  is  het  absoluut  voldoende ; het  is  een  gereedschap  dat  weinig  zorg  vraagt  en... je  kunt  het  zo  gemakkelijk  meenemen .

    17-04-2006 om 16:59 geschreven door Freddy




    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!