Fig . 21 Opeenvolging van schuingerichte vlakken van gelijke grootte . Het sperspectievisch aanzicht wijzicht de vorm : naarmate de vlakken zich verwijderen van het oog , worden zij kleiner . De breedten evenwel worden groter omdat wij er steeds meer tegenaan kijken . B is breder dan A , C breder dan B enz.
U weet wat dit woord in de perspectiefleer betekent . Thans vinden wij dit verschijnsel terug : de duideijke wijziging van bepaalde afmetingen van het model al naar gelang de hoek van waaruit wij het bezien . Inderdaad doet een model zich niet dikwijls aan ons voor in een houding zoals wij die in het voorgaande hebben gezien . Zodra een been wordt opgeheven , een arm naar voren komt , de gehele figuur zich naar voren of naar achteren buigt , schijnen de dij , de arm , of de romp van die persoon tegenover U haar lengte te verliezen . De kennis van de canon zal hier niet meer voldoende zijn om tot een juiste schets te komen . U zult zich dus meer dan ooit door waarneming van het model en in het bijzonder door vergelijkingen van vormen en verhoudingen moeten laten leiden , inplaats van uitsluitend af te gaan op hetgeen U weet van de werkelijke verhoudingen . Zie de fig . 7 en 10 : CA is gelijk aan AB . Tenslotte merken wij op dat de lengte van de voet gelijk is aan de helt van de lengte van het onderbeen ( fig . 9 ) . Angezien het verschijnsel van de verkortingen niets anders is dan een perspectievisch verschijnsel , gebruiken wij dus dadelijk al hetgeen wij geleerd hebben van de lijnen en van de vlakken welke deze begrenzen . Zie fig . 11 . Het oog van de waarnemer is geplaatst in H . Voor het oog is de verkorting van de lijn AF volkomen ; van die lijn is slechts het punt A te zien . De lichtstraal , uitgaande van A , projecteert zich in F' op het tafereel . U weet wat dit betekent . Wij hebben er uitvoerig over gesproken in de vorige les , en wanneer U de fig . 27 en 27 bis nog eens bestudeert zal het U weer volkomen duidelijk zijn . De lijn AE die voor ons - in werkelijkheid - van gelijke lengte is , evanals de voorgaande en de andere ( AF, AD, AC, AB ) zal zich voor de waarnemer slechts voordoen als F'E' . De lijn AD zien wij als F'D' ; AC als F'C' en AB als F'B' . Zo doen dus de lijnen AB, AC, AD, AE, die in inwerkelijkheid van gelijke lengte zijn , zich in het verkort als lijnen van verschillende afmeting voor en wel zo , dat hoe meer zij hellen , des te korter ze worden . Laten we nu fig . 12 eens goed bestuderen . Wij hebben de vijf lijnen weer aangebracht in waaiervorm uitgaande van punt A en er daarna rechthoekige vlakken van gemaakt . Het geheel lijkt op blaadjes van een opengeslagen boekje . Dit keer zien wij door ons eigen oog . De horizonlijn HL is hier vanzelfsprekend op ooghoogte en de rug aA van ons boekje valt er mee samen . Wij zullen dus de kaft aA Bb , die precies tegenover ons geplaatst is , in zijn zuivere vorm en werklijke verhoudingen zien . De lengte AB ( of ab ) is bijna het dubbele van die van aA ( of bB ) . Het tweede blad aA Cc zal vanwege zijn helling naar achteren schijnbaar een beetje van zijn lengte verliezen en ook de breedte zal minder worden naarmate het verder van aA afligt . Deze duidelijke vermindering van lengte en breedte wordt steeds sterker naarmate de bladen nog schuiner staan en tenslotte zal ons oog nog slechts de voorste zijde zien van het laatste blad die in aA samenvloeit met de rug van het boekje en met de horizonlijn . Deze lijn aA is gemeenschappelijk voor alle bladen en hun breedte verschilt op deze hoogte vanzelfsprekend niets , terwijl hun zijden cC , dD en eE steeds smaller schijnen ; een gevolg van het zich verder verwijderen van ons oog . eE is verder van ons dan dD , dD verder dan cC en cC verder dan bB . De linker en rechter tekening van fig. 12 laten de bladen vanuit een ander punt zien , doch het principe blijft vanzelfsprekend gelijk . De voortgaande verkleining van cC , dD , eE heeft tot gevolg dat de zijkanten van de bladen niet meer evenwijdig lopen . AB en ab lopen evenwijdig , maar AC en ac , AD en ad , AE en ae convergeren . Maar hierop behoeven wij niet meer in te gaan ; U kent dit verschijnsel uit de vorige les . Wij gaan nu ons opgeslagen boekje eens bezien vanuit een andere hoek , want in fig. 12 stond het evenwijdig aan het tafereel . Fig. 13 laat het ons dan ook zien onder een hoek waarbij het schuin geplaatst is ten opzichte van de oogas en dus ook schuin met het tafereel . De verschijnselen die wij in fig. 12 zagen , doen zich ook hier voor . Bovendien ziet U dat de zijden Bb , Cc , Dd en Ee , gezien van opzij en in schuine stand , naar achteren wijken en dus convergeren . Verlengd met hun vluchtlijnen komen zij uit in punt P op de horizonlijn . Let er op dat het vlak van het onderste blad , dat precies ter hoogte van de horizon ligt , samenvalt met deze lijn ( aAF ) en er dus de volkomen verkorting van is . Wij hebben het ook gezien in fig. 11 , waar de lijn tot een punt en het vlak tot een lijn werd . Dit alles , wij herhalen het , mag U geen enkele moeilijkheid meer opleveren omdat het grootste gedeelte een herhaling is van de uiteenzetting over perspectief die U reeds heeft bestudeerd .
Thans zijn wij gekomen tot een van de meest aantrekkelijke onderdelen van onze studie . Waar wij ons tot nu toe met "dode voorwerpen " hebben beziggehouden , zullen wij in deze les proberen het leven zelf te vangen . Waar gaat het om bij het schetsen van personen in een enkele lijn ? Het is de kunst om met zo weinig mogelijk lijnen het wezen van de mens vast te leggen , de houding , de beweging , in één woord datgene wat er bij hem leeft . Daar U nu al enigszins vertrouwd ben met het schetsen van voorwerpen heeft U gevoel voor evenwicht en verhoudingen gekregen en bent U ook in staat het wezen van de objecten te begrijpen en weer te geven . Door deze oefeningen regelmatig te herhalen is er een steeds nauwere samenwerking ontstaan tussen uw hersens , die dank zij uw ogen , het beeld opnemen en uw hand , die de lijnen van dat beeld moet vastleggen . U heeft ondervonden dat U in zeer korte tijd kwam tot het uitvoeren van schetsen van voorwerpen en daarom zijn wij ervan overtuigd dat U , zonder veel moeilijkheden te ondervinden , in staat bent om thans schetsen van personen te maken . Vaak echter denkt de beginner dat het schetsen van personen hem grote moelijkheden geeft , doch hij dient leren in te zien dat het niet moeilijker is om de verhoudingen van de stilstaande mens te leren , dan de verhoudingen van een fles of ander voorwerp . Zowel in her ene geval als in het andere is een zaak van waarnemen , van vergelijkingen maken tussen de onderdelen van het model . Overigens zal bij het schetsen van personen uw taak vergemakkelijkt worden door het leren van verschillende vaststaande verhoudingen of " canons " die de belangrijkste verhoudingen van het menselijk lichaam vastleggen .
DE THEORIE
VERHOUDINGEN VAN DE MENSELIJK
FIGUUR
De " canon " van acht hoofdlengten
Prent deze verhoudingen in Uw geheugen , leer ze van buiten zoals een scholier de tafels van vermenigvuldiging . U zult dat gemakkelijk kunnen , wees daarvan overtuigd ! Het is vanzelfsprekend nodig dat U een regel als vaststaand aanneemt . Niets mag U daarentegen hiervan afschrikken , omdat wij in het begin , om te kunnen vereenvoudigen , geen rekening zullen houden met meer of minder geaccentueerde verschillen , welke de verschillende typen mensen te zien geven .
De meest bekende van alle canons is de "klassieke" . De lengte van het hoofd is gekozen als maateenheid en de totale afmeting van het lichaam omvat acht keer deze afmeting ( fig . 2 ) . De regen van vier verdelingen ( fig . 1 ) is een vereenvoudiging van deze canon . De Egyptische canon geeft ons negentien verdelingen te zien . Er is ook een canon gebaseerd op 7 1/2 maal de hoofdlengte . Deze beantwoordt het meest aan de anatomische werkelijkheid , maar er is moeilijker mee om te gaan . Wij keren dus terug tot onze canon van acht verdelingen die , hoewel een beetje kunstatig , een beetje theoretisch misschien , ons zal helpen de onderlinge verhoudingen van het menselijk lichaam te leren kennen en die dienst zal doen als vast maat . Wij vragen eerst uw aandacht voor een zeer belangrijke verdeling , die overeenkomt met de helft van de totale hoogte van het lichaam . Dat is de vierde deellijn , op de afbeelding aangegeven door een lijn van kleine kruisjes . U ziet het , het midden van het lichaam bevindt zich op het midden van de dijen , precies op de plaats waar de tweebeenderen , die het bekken vormen , samengroeien ( de schaambeensvereniging ) . Onthoudt dit zeer belangrijke punt goed . De beginners hebben bijna altijd de neiging om de onderste ledematen van hun personen te verkorten . In werkelijk is de lengte van dij , been en voet , bijna altijd gelijk aan de lengte van romp , hals en hoofd tesamen . Onderzoek met dezelfde aandacht op fig. 2 de punten die overeenkomen met elke deellijn . De eerste deellijn gaat door het puntje van de kin , de tweede door de tepels , de derde door de taille ( iets boven de navel ) , de vierde ( het midden van het lichaam ) door de schaambeensvereniging , de vijfde snijdt de dijen boven de knieén terwijl de zesde zich even onder de knieén bevindt . De zevende ligt onder de kuiten en de achtste raakt de grond onder de voeten . In werkelijkheid is het zeer zeldzaam personen te ontmoeten waarvan de verhoudingen precies overeenkomen met die van de regel van de acht hoofden : doch dat zult U snel bemerken . Van de meesten onder ons gaat het hoofd 7 1/2 maal op de totale lichaamslengte , soms , slechts zeven of zelfs minder . Het gaat hier dus , wij herhalen het , om een zuiver theoretische studie van grondbegrippen waarin het ons vrijstaat later correcties aan te brengen . Om rekening te houden met wat voorafging kan men overigens deze canon van acht verdelingen aanhouden , zodat de onderlinge verhoudingen van romp en ledematen onveranderd blijven en daarna het hoofd groter maken om de werkelijkheid nabij te komen . Aan de proporties van het kind dienen wij wel speciale aandacht te schenken . De omvang van het hoofd is in verhouding belangrijk groter dan bij de volwassen mens . De canon van een heel jonge baby bijvoorbeeld zal ongeveer drie hoofdlengten zijn ; die van een knaap of meisje van acht of negen jaar - vijf hoofdlengten ( fig . 5 ) .
Enkele opmerkingen
Thans geven wij enkele regels die U goed moet onthouden . De onderverdeling van de bovenste ledematen ( arm , onderarm en hand ) zult U gemakkelijker onthouden wanneer U de armen bestudeert als zij langs het lichaam afhangen . Het uiterste punt van de vingers raakt precies het midden van de dij , bijna bij de vijfde deellijn ( fig . 2 ) . Veel beginners geven hun figuren veel te korte armen . De handen komen nauwelijks over de heuplijn heen en dat is een vreemd zicht . Soms ook maken zij de armen zo lang dat ze de knieén raken . Eveneens moet U goed letten op de juiste plaats van de elleboog . Hij bevindt zich precies op dezelfde hoogte als de taille ( derde deellijn ) bij de man . De bovenarm is even lang als de onderarm . Breng uw hand in de in fig . 6 aangegeven stand en door uzelf in de spiegel te bekijken zult U dit gemakkelijk kunnen ontdekken . U zult zien dat de pols tot de hoogte van de schouder komt ; of andersgezegd dat de lengten AB en AC bijna gelijk zijn . Fig . 8 laat U zien , dat de lengte van de hand gelijk is aan de lengte van het gelaat , dus van de plaats waar de haren beginnen tot aan de kin . De onderste ledematen ( dij , been en voet ) worden door de knieén in twee gelijke delen verdeeld . Bij iemand die met z'n gezicht naar ons toestaat is het gemakkelijk vast te stellen dat de afstand tussen de aanhechtingsplaats aan de heup en de knie enerzijds , en tussen de knieen de grond anderszijds , dezelfde is .
Fig . 3 De lengte van de bovenste ledemaat ( bovenarm , onderarm en hand ). Volgen de canon van fig . 2 liggen de ogen op de 1/2 van de hoofdlengte en de knieén 1/3 hoofdlengte boven de zesde deellijn . Let goed op de schuine stand van de lijn MO .
Fig . 4 De canon van 8 hoofdlengten bij de vrouw . De insnoering boven de derde deellijn is strekker dan bij de man en ligt ook hoger . Bij de vrouw is het bekken breder en in profil gezien merken wij een sterke welving van de rug op .
Wees niet bang bij het tekenen . Vrees bij tekenen komt voort uit onvoldoende waarneming . Vanaf het ogenblik dat u er zeker van bent de vormen goed bestudeerd te hebben , is er geen enkele reden te aarzelen in het weergeven daarvan . Neem voldoende tijd om het voorwerp goed te observeren en in uw gedachten te construeren . Zet uw lijnen vast en zonder aarzeling neer . Het eindresultaat hangt in zekere zin af van de eerste lijn die u op papier zet . Wat u ook tekent , u dient een afkeur te hebben voor de " vormloze " vorm , een weke , moeilijk uitgebrachte , slecht geproportioneerde vorm . Wanneer u iets geen vorm kunt geven , komt dat , omdat u die vorm nog niet begrijpt ; u hebt hem dus nog niet voldoende bestudeerd . Alles wat zich aan ons oog voordoet heeft vorm . Het gaat erom dat u deze vormen leert ontleden . Een goed ontlede vorm is een reeds voor de helft getekende vorm . Alvoren de laatste hand aan uw tekening te leggen , gaat u deze eerst eens critisch bezien . Vergelijk alle vormen nog eens met die van de voorwerpen zelf . Nu is het de tijd dat het A.B.C. - scherm weer tevoorschijn komt . Wees niet bang om alles te verbeteren , wat niet overeenkomt met de werkelijkheid , of zelfs de opstelling te veranderen , indien de compositie daardoor verbeterd wordt . Mocht dit laatste nodig blijken , dan kunt u op de volgende manier te werk gaan . Over de tekening legt u een vel transparant papier . De lijnen die u wilt handhaven trekt u over ; de te veranderen vormen tekent u opnieuw . Draai nu dit vel tranparant papier om en trek de lijnen aan de achterkant over met een zacht potlood met brede punt . Neem een schoon vel papier en leg daarop het vel transparant papier met de van achteren zwart gemaakte lijnen naar onderen . Met een scherp gepunt HB potlood trek u nu heel dun de goede lijnen over . Ze komen dan heel dun op het nieuwe vel tekenpapier te staan. Op deze wijze heeft u dan weer een uitgangspunt voor een nieuwe tekening verkregen . Wees nimmer tevreden met een voorlopig resultaat . Is een bepaalde vorm of verhouding verkeerd , ga dan niet "schipperen ", doch verbeter alles , zoals het werkelijk moet zijn . Alleen op die wijze krijgt u vertrouwen in uzelf en durft u ook uzelf te zijn , zodat u geheel op kunt gaan in hetgeen u doet . Voor het ogenblik is het van weinig belang wat anderen voor u hebben aangevoeld of gedaan . Iedereen heeft op zijn eigen wijze iets te zeggen . Tracht de vormen weer te geven zoals u ze ziet en aanvoelt , met de middelen die u nu ten dienste staan . Al tekenende zult u vorderingen maken en uzelf ontwikkelen : een zorgvuldige waarneming leidt uiteindelijk tot een werkelijk persoonlijke ontdekking . Wees oprecht en uw werk zal stellig een persoonlijk karakter dragen !