E-mail mij

Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Archief per week
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 15 . - FIG . 47 .
  • BESTE LEERLINGEN BEZOEKERS VAN FRITSKE2
  • FIG . 46 / 47 .STILLEVEN VAN CHARDIN .
  • FIG .48 / 49 . APPEL
  • FIG . 48 / 49 .
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • ART . NR . 15 , DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 15 FIG . 44 . SCHEMA VAN DE COMPOSITIE
  • FIG . 43 . DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 14 , a . HET EFFECT.
  • FIG . 36 . HET EFFECT
  • FIG . 37 . HET EFFECT
  • FIG . 38 . TINTEN - NUANCE
  • FIG . 39
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG . 42 . HET EFFECT
  • ART . NR . 14 , TOONWAARDEN
  • FIG . 31
  • FIG . 32
  • FIG . 33
  • FiG . 34 .
  • ART . NR . 13 . d , SLAGSCHADUWEN OP VERTICALE EN OP SCHUINE VLAKKEN .
  • FIG . 14 en 15 . LINKS BIJ KUNSTLICHT . RECHTS BIJ ZONLICHT .
  • FIG . 22 , 23 , 24 , 25 en 26 .
  • FIG . 27
  • FIG . 28 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • FIG . 29 .
  • FIG . 30 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • ART . NR . 13 . c . NATUURLIJKE EN KUNSTMATIGE BELICHTING
  • ART . NR . 13 . d , - FIG . 19 , 20 , 21 , SCHADUW BIJ KUNSTLICHT
  • ART . NR .13 . d , - FIG . 16 , 17 , 18 , SLAGSCHADUW ZONNESTRALEN
  • FIG . 9 .
  • FIG . 10 .
  • FIG . 11
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13
  • FIG . 7 en 8 , SLAGSCHADUW VAN EEN CILINDER
  • ART . NR . 13 . b , SLAGSCHADUWEN EN HUN PERSPECTIEF.
  • FIG . 6 . KUNSTMATIGE BELICHTING
  • FIG . 5 . KUNSTATIGE - LICHTBRON .
  • FIG . 4 . HET ZONLICHT KOMT VAN LINKS .
  • ART . NR . 13 . a , DE SCHADUW
  • ART . NR . 13 . - FIG . 1 . - EIGEN SCHADUW EN SLAGSCHADUW .
  • ART . NR . 13 - FIG . 2 . - SLAGSCHADUW ( ZON OP RIJ BOMEN )
  • FIG . 3 . - KUNSTMATIGE LICHTBRON
  • ART . NR . 13 . LICHT EN SCHADUW
  • ART . NR . 12 , d . VERSCHILENDE WIJZEN VAN UITVOERING
  • VERVOLG . FIG . 12 . c , DE ONDERDELEN
  • FIG . 51
  • FIG . 53
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT X - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XI - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 , c . DE ONDERDELEN
  • ART . NR . 12 , b . PRAKTISCHE RAADGEVINGEN HET MODEL
  • FIG . 49 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 50 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • ART . NR . 12 . a , - FIG . 40 . - PERSPECTIEVISCHE SCHAAL VAN VERKLEINING
  • ART . NR . 12 , a . DE PERSPECTIEVE SCHAAL VAN VERKLEINING .
  • FIG . 41 en 42
  • FIG . 43 en 44
  • FIG . 45
  • FIG . 46
  • ART . NR . 12 . - FIG . 37 . - NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • ART . NR . 12 . -NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • FIG . 38 .
  • FIG . 38
  • FIG . 39
  • ART . NR . 11 , b . - PLOOIENVAL
  • FIG . 34 . PLOOIENVAL .
  • ART . NR . 11 , a . DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 35 , 36 , a en b . - PLOOIEN
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT III . PLOOIEN IN HERENKLEDING
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT IV . PLOOIEN IN DAMESKLEDING
  • ART . NR . 11 . - DE PRAKTIJK
  • FIG . 33 . - AFBEELDINGEN IN BEWEGING
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 32 . - DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 10 , c . - HOUDINGEN EN BEWEGINGEN .
  • Fig . 27
  • FIG 28 .
  • FIG . 29 .
  • ART . NR . 10 , b . HET EVENWICHT . - DE LOODLIJNEN
  • ART . NR . 11 . - FIG 31 . - DE FIGUUR IN BEWEGING
  • ART. NR . 11 . - FIG . 30 . - VERSCHILLENDE STANDEN VAN FIGUREN IN RUST .
  • FIG . 24 . LEDEPOP . B , GEZIEN DOOR A.B.C.-SCHREM.
  • FIG . 25 . - LOODLIJNEN EN PUNTEN VAN ERKENNING.
  • FIG . 26 .
  • ART . NR . 10 , a
  • LEDEPOP , B
  • ART . NR . 10 . a , - PLAAT II - LEDEPOP B
  • DE A . B . C . LEDEPOP.
  • FIG . 22 en 23
  • ART . NR . 10 . - PLAAT I
  • ART .NR . 10 . SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • ART . NR . 9 , b . DE VERKORTINGEN.
  • FIG . 15 , 16 , 17 .
  • FIG . 18 EN 19 .
  • FIG . 20
  • FIG . 21
  • ART . NR . 9 , a . DE VERKORTINGEN .
  • ART . NR . 9 . a , - FIG . 7 , 8 , 9 en 10 . - DE VERKORTINGEN .
  • FIG . 11 .
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13 .
  • FIG . 14 .
  • ART . NR . 9 . HET SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • FIG . 1 .
  • FIG . 2 .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 3
  • FIG . 4
  • FIG . 5
  • FIG . 6
  • ART . NR . 8 , a .
  • FIG . 71 .
  • FIG . 70 .
  • FIG . 69
  • ART . NR . 8 . DE BOUW EN DE DEFINITIEVE TEKENING .
  • FIG . 66
  • FIG . 67
  • FIG . 68
  • FIG . 56
  • FIG . 57 .
  • FIG . 58 en 59.
  • FIG . 58 en 59 .
  • FIG .60 en 61 .
  • .
  • FIG . 60 en 61
  • FIG . 62
  • FIG . 63
  • FIG . 64
  • FIG . 65 .
  • ART . NR . 7 a
  • FIG . 55 .
  • ART . NR . 7
  • FIG . 51 .
  • FIG . 52
  • FIG . 54 .
  • FIG . 53 . - GROTE VOORWERPEN MET KLEINERE OBJECTEN
  • ART . NR . 6 . a , - FIG . 50 . - SILHOUETTEN
  • ART . NR . 6 a
  • DE PERSPECTIEF VAN DE CIRKEL .
  • FIG . 43 .
  • FIG . 44 EN 44 BIS .
  • FIG . 45 .
  • FIG . 46 .
  • FIG . 47 .
  • FIG . 48 .
  • FIG .49
  • ART . NR . 6 DE HORIZON.
  • FIG . 38
  • FIG .30
  • FIG . 40
  • .
  • .
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG. 42
  • Fig . 34
  • Fig . 35
  • Fig . 36
  • Fig . 37
  • ART .NR . 5
  • FIG .27 en 27 bis .
  • FIG . 28.
  • FIG . 29 .
  • FIG .30 .
  • FIG . 31 .
  • FIG . 32.
  • Fig . 33.
  • ART . NR. 4 b
  • ART . NR . 4 . b , - PLAAT II
  • ART . NR . 4 . a , - PLAAT I - DECORATIEVE VERSIERINGEN
  • Fig . 26 .
  • ART . NR. 4 a
  • Fig. 23
  • ART . NR . 4 . a , - FIG . 21 en 21 bis - FIG . 22
  • FIG . 25 . - PENSEELTEKENINGEN VAN JAPANSE KUNSTENAARS
  • FIG . 24 . - HET PENSEEL
  • ART . NR . 4 . - FIG . 13 . - HB POTLOOD
  • FIG . 17 . - CIRKELS OVALEN EN ELLIPSEN
  • FIG . 18 . - AFBEELDINGEN VAN DECORATIEVE VERSIERINGEN EN VOORWERPEN
  • ART . NR . 4 . - FIG . 19 en 20
  • ART . NR . 4 . - FIG . 14 , 15 en 16 . - LOSSE LIJNOEFENINGEN
  • ART . NR. 4 . - HET POTLOOD
  • Fig. 10 . - VOORBEELD VAN HET TEKENEN MET A.B. C. - SCHERM
    Mijn favorieten
  • Gastenboek
  • Groetjes uit Tessenderlo
  • Een aangenaam weekend.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    "Altijd Welkom Bij fritske2"

    10-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 26 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 26

    10-04-2006 om 16:24 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 10 , a
    Art . Nr . 10 , a

    Hoe  Gebruiken
    wij  de  A.  B.  C.  ledepop

     Wij  vouwen  de  ledepop  op  de  aangebrachte  vouwlijnen .  Om  te  bereiken  dat  de  pop  in  de  juiste  stand  blijft  staan  moeten  wij  het  karton  op  de  gewenste  plaats  goed  omvouwen  en  even  tussen  duim  en  wijsvinger  vasthouden .  U  zult  zo  aan  de  ledepop  de  gewenst  houding  geven , in  aanmerking  genomen  dan  dat  er  geen  onnatuurlijke  bewegingen  tot  uitdrukking  gebracht  worden .  Vervolgens  zet  U  de  ledepop  op een  stukje  dik  karton  of  tripplex  vast  met  spelden  of  punaises ( duimspijkers )
    in  de  voeten  of  in  de  handen , al  naar  gelang  de  stand  die  hij  inneemt .  Op  die  manier  bent  U  er  zeker  van  dat  hij  blijft  staan  en  dat  U  met  plezier  en  zonder  veel  moeite  een  interessant  deel  van  onze  cursus  zult doorwerken..... Uw  toekomstige  modellen  lert  U  zien  in  hun  wezenlijke  uitdrukkingen  en  U  kunt  gemakkelijk  hun  lijnen , vlakken , hun  onderlingen  verhoudingen , hun  vormveranderingen  door  de  perspectief , de  verkortingen  enz , waarnemen .  Na  uw  ledepop  in  de  gewenste  stand  gezet  te  hebben  begint  U  met  hem  door  het  A. B. C . - scherm  te  tekenen .  Geef  U  goed  rekenschap  van  de  perspectief,  van  de  richting  van  de  vouwlijnen , van  het  samenkomen  van  de  vluchtlijnen , door  deze  te  verlengen .  Vergelijk  deze  richtingen  met  horizontale  en  verticale  lijnen .  Dit  gaat  gemakkelijk  met  de  ruitjesverdeling  op  het  scherm .  Overigens  is  hier  geen  enkel  verschil  met  de  reeds  uitgevoerde  tekeningen  volgen  deze  methode  in  onze  vorige  lessen .

    Wanneer  U  de  objecten  door  het  A. B. C. - scherm  observeert , kunt  U  dit  het  beste  doen  door  één  oog - bij  voorkeur  het  linker  - te  sluiten .  Op  die  wijze  onderdrukt  U  de  verschuiving  van  het  beeld , welke  zou  ontstaan  door  nu  met  het  rechter  oog , dan  weer  met  het  linker  oog  of  met  beide  ogen  naar  het  object  te  zien .  Doe  Uw  best  de  verhoudingen  tussen  de  verschillende  lijnen  en  vlakken ,  evenals  de  richting  waarin  zij  gaan , goed  waar  te  nemen .  U  kunt  zelf  ( dat  hebben  wij  reeds  aangeraden )  de  perspectief  controleren  door  de  vluchtlijnen  te  trekken , zoals  plaat I   laat  zien  .  Zeer  nuttig  is  het  dan  ook  om  de  ledepop  eerst  op  ooghoogte  te  tekenen  en  vervolgen  in  dezelfde  stand  onder  en  boven  ooghoogte .  Tenslotte  bestudeert  en  tekent  U  alle   verkortingen .  Wanneer  U  op  deze  wijze  tal  van  studies  heeft  gemaakt  van  Uw  ledepop  A , waarvan  de  omtreklijnen  uitsluitend  rechtlijnig  zijn  en  de  vlakken  rechthoekig , gaat  U  de  ledepop  B  gebruiken  welke  ook  bij  deze  les  hoort .  Zijn  vormen  komen  al  dichter  bij  die  van  het  menselijk  lichaam .  De  vouwen  blijven  echter  gelijk  en  laten  dezelfde  veelvuldigheid  van  houdingen  toe  en  dezelfde  perspectievische  verschijnselen .  Op  de  tweede  ledepop  ziet  U  zeer  dikke  lijnen  welke  overeenkomen  met  het  tot  het  uiterste  vereenvoudigde  schema  van  het  menselijk  geraamte .  Wij  spreken  hier  nog  over  en  zullen  er  veel  gemak  van  ondervinden .  De  ledepop  B  is  afgebeeld  op  plaat  II  en  laat  een  hele  serie  schetsen  zien , vol  beweging  en  levendigheid .  De  studies  met  ledepop  B  zullen  U , evenals  die  met  de  eerste  ledepop , veel  plezier  geven  doch  ook  meer  aandacht  vragen  omdat  de  vorm  minder  tot  de  grondvorm  teruggaat .  U  zult  telken  weer  nieuwe  standen  ontdekken , doch  bedenk  steeds  bij  Uzelf  of  die  standen  in  werkelijkheid  ook  mogelijk  zijn .  Bestudeer  daarom  ook  regelmatig  levende  figuren  en  boots  hun  standen  na  met  de  ledepop .  Bestudeer  vooral  de  perspectievische  vormveranderingen  en  verkortingen , welke  bij  deze  ledepop  al  meer  tot  de  werkelijke  vormen  komen .  Door  hier  en  daar  met  licht  en  donker  te  werken  of  er  silhouetjes  van  te  maken  kunt  U  al  heel  natuurlijke   beelden  verkrijgen .  Maar  eerst  is  het  noodzakelijk  om  onze  theoretische  kennis  aan  te  vullen .
      

    10-04-2006 om 16:21 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LEDEPOP , B
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Ledepop , B

    10-04-2006 om 15:50 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 10 . a , - PLAAT II - LEDEPOP B
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 10 . a ,

    Plaat  II

    Ledepop  B

    10-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    09-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE A . B . C . LEDEPOP.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen De  A. B. C. - Ledepop .

    09-04-2006 om 16:44 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 22 en 23
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 22  en  23 .
    Gevouwen  of  gebogen  stroken  papier
    kunnen  de  indruk  geven  van  een  bepaalde  houding .

    09-04-2006 om 16:43 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 10 . - PLAAT I
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 10 .

    Plaat  I

    09-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART .NR . 10 . SCHETSEN VAN PERSONEN .
    Art .Nr . 10

    Toepassing  van  perspectief  bij
       het  schetsen  van  personen .

               De  A.  B.  C.  -Ledepop.  

      U  heeft  zich  ongetwijfeld  afgevraagd  waar  wij  heen  willen  door  de  reeds  bekende  perspectievische  verschijnselen  te  herhalen  en  aan  te  vullen .  Wij  hebben  in  onze  afbeeldingen  gedemonstreerd  met  stroken  papier  en  er  een  toepassing  van  een  soepel  lint  bij  gegeven .  Dit  alles  is  niet  zonder  reden  gedaan , want  zie  maar  eens  in  fig . 22  en  23  wat  er  met  vouwen  bereikt  kan  worden .  Zien  wij  daarin  niet  een  treffende  houding  van  een  zwemmer  die  zich  gereed  maakt  om  te  duiken  ?

    Zeer  treffend  zelfs , omdat  het  teruggebracht  is  tot  de  meest  eenvoudige  grondvorm .  En  gaat  het  er  bij  het  maken  van  een  schets  niet  om , dat  wij  ons  bewust  zijn  van  de  grondvorm  ?  Wij  zouden , bij  het  begin  van  deze  studie , graag  willen  dat  U  van  dit  schematische  voorbeeld  goed  doordrongen  zult  zijn ; want  deze  " bandfiguur "  vormt  als  het  ware  de  grondslag  voor  deze  les .  Uit  deze  vondst  hebben  wij  ons  voordeel  getrokken . Wij  lieten  een  kartonnen  strook  uitsnijden  en  hebben  hem  zo  verdeeld  dat  deze  in  overeenstemming  is  met  de  canon  van  acht  hoofdlengten .  Plaat  I  laat  hiervan  de  toepassing  zien ; A ,  de  voorkant , A'  en  A''  een  hoek  makend  met  het  tafereel .  Op  de  stippellijnen  werd  het  karton  gevouwen .  Wij  kunnen  deze  vouwen  naar  eigen  goeddunken  versterken  of  verzwakken , zoals  de  afbeeldingen  laten  zien .  Wij  hebben  de  gedeelten , die  overeenkomen  met  het  hoofd , de armen  en  de  benen  enz..., naar  voren  en  naar  achteren  gebogen .  Het  is  dus  een  werkelijk  beweegbaar  model  geworden , dat  wij  "ledepop "  zullen  noemen .  Hij  behoort  bij  deze  les  en  is  geheel  voor  het  gebruik  gereed .  U  zult  hem  in  de  meest  verschillende  standen  kunnen  zetten .  Juist  door  zijn  zeer  eenvoudige  vorm  kunt  U  bij  deze  ledepop  in  zijn  vele  standen  heel  goed  de  verschillende  perspectievische  verschijnselen  waarnemen .  Maar  nu  opgelet ! Wij  hebben  gezegd  dat  U  de  ledepop  de  meest  verschillende  houdingen  zult  kunnen  doen  aannemen .  Dat  is  waar , maar  wij  mogen  hem  geen  houdingen  laten  aannemen  die  tegen  de  natuurlijke  houdingen  ingaan .  De  bewegingen  van  het  menselijk  lichaam  zijn  soepel , zeker , maar  toch  zijn  hun  bewegingen  begrensd , sommigen  zijn  zelfs  onmogelijk .  Bijvoorbeeld :  wij  kunnen  de  onderarm  buigen  tot  hij  tegen  de  bovenarm  komt , doch  deze  beweging  is  niet  achterwaarts  uit  te  voeren .  Daarentegen  kunnen  wij  het  onderbeen  achterwaarts  heffen , zodat  de  kuit  tegen  de  onderzijde  van  de  dij  komt .  Deze  beweging  is  echter  niet  voorwaarts  uit  te  voeren .  Wij   kunnen  hoogstens  de  onderste  ledemaat  verlengen  door  het  onderbeen  in  het  verlengde  van  de  dij  te  brengen .  Nog  een  voorbeeld : het  is  gemakkelijk  om  het  hoofd  ver  naar  voren  te  neigen  door  de  hals  te  buigen ; maar  achterwaarts  gaat  dit  lang  niet  zo  ver . Dit  geldt  ook  voor  de  rug , die  wij  op  het  bekken  meer  naar  voren  kunnen  buigen  dan  naar  achteren .  Dus  wanneer  U  onze  ledepop  A  gaat  gebruiken -  en  ook  de  tweede  ledepop  B  waarover  later -  moet  U  beginnen  Uzelf  af  te  vragen  of  de  door  U  bedoelde  stand  mogelijk  is .  Het  beste  is  dat  U  haar  eerst  zelf  aanneemt  en  dan  de  ledepop  in  die  stand  zet .  Let  ook  hierop , want  dat  is  belangrijk :  bij  het  lopen , wandelen  enz.,  elke  keer  als  wij  één  van  onze  onderste  ledematen  naar  voren  brengen  wordt  de  bovenste  ledemaat  aan  dezelfde  kant  naar  achteren  gebracht  en  omgekeerd .  U  kunt  deze  " slingering "  -  zou  men  kunnen  zeggen  -  in  werkelijkheid  gemakkelijk  waarnemen .  Houdt  dus  rekening  met  hetgeen  wij  hierboven  gezegd  hebben  en  bekijk  nu  de  voorbeelden  van  plaat I .  Het  zijn  zeer  natuurlijke  houdingen .  Onze  ledepop  loopt , holt , bukt  zich , doet  herstellingen , gaat  voort  op  handen  en  voeten , klimt  de  ladder  op  enz.  Hoewel  zeer  schematisch , tot  de  meest  eenvoudige  grondvormen  herleidt , roept  hij  met  niet  te  ontkennen  waarheid  de  verschillende  houdingen  van  een  menselijk  wezen  op .  Waarom  ?  Wel ,  omdat  hij  door  zijn  eenvoudige  vormen  de  uitdrukking  van  de  houding  zo  juist  laat  zien .  Ons  oog  geeft  het  beeld  door  aan  onze  hersenen  en  omdat  dit  beeld  is  ontdaan  van  alle  overbodige  details  geeft  het  juist  het  wezenlijke  van  een  bepaalde  houding  door .  En  bij  het  schetsen  van  personen  gaat  het  er  om  dat  wij  dit  wezelijke  leren  zien .     

    09-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    08-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 9 , b . DE VERKORTINGEN.
    Art . Nr . 9 , b .

    DE  VERKORTINGEN.

      Hetzelde  geldt  overigens  voor  het  volgende .  In  de  twee  voorgaande  gevallen  hebben  wij  verondersteld  dat  de  rug  aA  van  ons  boekje  en  de  zijkant  van  het  onderste  blad  AF  zich  precies  op  de  horizonlijn  bevonden  en  daarmee  samenvielen .  Nu  plaatsen  we  dit  boekje  en  de  zijkant  van  het  onderste  blad  AF  onder  de  horizon  ( fig . 14 ) .  Alle  reeds  waargenomen  verschijnselen  zien  wij  weer .  Bovendien  zal  ons  oog , dat  zich  nu  boven  het  laatste  blad  bevindt , de  bovenkant  daarvan  kunnen  zien  en  des  te  meer  zelf , naarmate  het  oog  hoger  geplaatst  zal  zijn .  In  elk  geval  zal  de  rug  aA  van  het  boekje , als  hij  verlengd  is , naar  hetzelde  punt  P  vluchten  zoals  de  zijden  Bb , Cc , D d , Ee , Ff ,  bladen  dus  waarmee  de  rug  Aa  in  werkelijkheid  evenwijdig  loopt , terwijl  af  en  AF , eveneens  in  werklijkheid  evenwijdig  zullen  lopen , als  wij  deze  verlengen  naar  een  tweede  vluchtpunt  P' , ( Ee , juistter  hoogte  van  de  horizonlijn , zal  nu  met  haar  samenvallen  zoals  Aa  in  de  voorafgaande  afbeeldingen ) .  Ten  overvloede  geven  wij  hier  nogmaals  de  grondregel  vanuit  "vorige  lessen  van  hand  en  oog"  en  wij  raden  U  aan  deze  van  buiten  te  leren  :

    Met  uitzondering  van  die  lijnen , welke  evenwijdig  zijn  aan  de  horizonlijn , moeten
    alle  lijnen , die  in  de  ruimte , horizontaal  en  
    onderling  evenwijdig  zijn , in  perspectief  samenkomen  in  vluchtpunten  gelegen  op  de  horizonlijn .

      Zij  dalen  daar  naar  af  als  zij  hoger  gelegen  zijn , zij  klimmen  naar  de  horizonlijn  op  als  zij  lager  gelegen  zijn .  Zij  vallen  met  haar  samen  als  zij  op  dezelfde  hoogte  liggen .  Als  wij  een  strook  papier  vouwen ,  zoals  fig . 15  laat  zien , en  zo  plaatsen  dat  de  horizon  er  doorheen  loopt , zullen  wij  zowel  links  als  rechts  een  bundel  vluchtlijnen  zien , die  links  in  P  en  rechts  in  P'  uitkomen .  U  ziet  dat  deze  vluchtlijnen  afdalen  als  zij  hun  begin  hebben  boven  de  horizonlijn  en  opklimmen  als  hun   beginpunt  onder  de  horizon  ligt .  In  fig.  16  klimmen  alle vluchtende  lijnen  op , omdat  de  gehele  strook  onder  de  horizon  ligt  en  evenals  in  de  voorgaande  afbeelding  vucht  elk  van  de  twee  groepen  van  evenwijdige  lijnen  van  hetzelde  soort  naar  zijn  eigen  vluchtpunt , P  voor  de  een , p'  voor  de  andere .  In  beide  gevallen  blijven  de  verticale  lijnen  verticaal :  zij  worden  eenvoudig  korter ,  naarmate  zij  verder  van  ons  af  liggen ,  evenals  touwens  de  andere  lijnen .  Fig . 17  volgt  in  zijn  grote  vorm  dezelfde  wetten , maar  men  moet  rekening  houden  met  de  vloeiende  ronde  vormen .  Er  zijn  in  werkelijkheid  niet  slechts  horizontaal  evenwijdige  lijnen ;  er  bestaan  ook  schuine  evenwijdige  lijnen , zoals  wij  bijvoorbeeld  zien  bij  een  lessenaar , waarvan  de  zijkanten  van  het  bovenblad  schuin  aflopen .  In  dit  geval  vluchten  deze  evenwijdige  lijnen  niet  naar  de  horizonlijn , hoewel  zij  dezelfde  wetten  van  het  samenkomen  volgen  als  de  andere  evenwijdige  lijnen .  Hun  vluchtpunt  bevindt  zich  niet  op  deze  lijn  zelf , maar   daarboven  wanneer  het  om  een  oplopend  vlak  gaat  en  daaronder  als  het  een  neergaand  vlak  is .  In  fig . 12  immers  stelde  U  dit  reeds  vast  bij  de  lijnen  ac  en  AC ,  ad  en  AD , ae  en  AE .  Onze  fig . 20  is  dan  ook  zeer  duidelijk .  De  drie  vaste  voorwerpen  A , B  en C ,  evenwijdig  aan  elkaar  geplaatst  en  deel  uitmakend  van  eenzelfde  groep , rusten  alle  drie  met  hun  onderste  vlakken  op  de  horizontale  bodem .  De  lijnen , die  deze  vlakken  aan  de  zijkant  begrenzen , zijn  dus  in  feite  horizontaal .  Evenwijdig  aan  elkaar  
      zullen  zij , als  ze  eenmaal  verlengd  zijn , samenkomen  in  hetzelfde  vluchtpunt  P  op  de  horizonlijn .  Bij  het  voorwerp  A  geldt  hetzelfde  voor  de  vluchtlijnen  van  het  bovenste  vlak , dat  in  werkelijkheid  horizontaal  is .  Daarentegen  lopen  bij  voorwerp  B  de  onderling  evenwijdige , maar  schuine  lijnen , die  het  oplopende  bovenvlak  begrenzen ,  ook  zelf  op  en  verlengd , zullen  zij  samenkomen  in  een  vluchtpunt  P .  gelegen  boven  de  horizonlijn .  Dit  vluchtpunt  ( wij  noemen  deze  vluchtpunten  boven  de  horizon  " luchpunten ")  zal  onstaan  boven  het  vluchtpunt  P ,  precies  op  een  verticale  snijlijn  door  P .  Dit  is  duidelijk  omdat  de  lijn  GF  in  hetzelfde  vlak  ligt  als  de  lijn  EF .  Het  is  dan  ook  normaal  dat  P  en  M  dat  ook  doen , aangezien  P  en  M  de  eindpunten  zijn  van  de  verlengde  lijnen  GH  en  GF .  Bij  voorwerp  C  zien  wij  dezelfde  verschijnselen , maar  in  omgekeerde  richting .  Onze  schuine  evenwijdige  lijnen , hier  neergaand , komen , als  ze  eenmaal  verlengd  zijn ,  uit  in  een  vluchtpunt  onder  de  horizon  ( dit  soort  vluchtpunten  noemen  wij  " aardpunten " ) .  Om  dezelfde  reden  waarom  het  punt  M  loodrecht  boven  P  ligt , bevindt  zich  punt  D  loodrecht  onder  P.

    08-04-2006 om 14:35 geschreven door Freddy


    07-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 15 , 16 , 17 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig .  15 ,  16 ,  17 .

    07-04-2006 om 15:53 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 18 EN 19 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig.  18  en  19 .
    Boven , de  veelheid  van  vlakken  doet  meerdere  verdwijnpunte  ontstaan .  Onder ,
    de  vloeiende  band  waaruit  bovenstaand  schema  onstond .

    07-04-2006 om 15:51 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 20
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig .  20 .

    07-04-2006 om 15:47 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 21
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 21
    Opeenvolging  van  schuingerichte  vlakken
    van  gelijke  grootte .  Het  sperspectievisch
    aanzicht  wijzicht  de  vorm :  naarmate  de  vlakken  zich  verwijderen  van  het  oog , worden  zij  kleiner .  De  breedten  evenwel  worden  groter  omdat  wij  er  steeds  meer  tegenaan  kijken .  B  is  breder  dan  A ,  C breder  dan  B  enz.

    07-04-2006 om 15:45 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 9 , a . DE VERKORTINGEN .
    Art . Nr . 9 , a

    DE  VERKORTINGEN.

     U  weet  wat  dit  woord  in  de  perspectiefleer  betekent .  Thans  vinden  wij  dit  verschijnsel  terug : de  duideijke  wijziging  van  bepaalde  afmetingen   van  het  model  al  naar  gelang  de  hoek  van  waaruit  wij  het  bezien .  Inderdaad  doet  een  model  zich  niet  dikwijls  aan  ons  voor  in  een  houding  zoals  wij  die  in   het  voorgaande  hebben  gezien .  Zodra  een  been  wordt  opgeheven , een  arm  naar  voren  komt , de  gehele  figuur  zich  naar  voren  of  naar  achteren  buigt , schijnen  de  dij , de  arm , of  de  romp  van  die  persoon  tegenover  U  haar  lengte  te  verliezen .  De  kennis  van  de  canon  zal  hier  niet  meer  voldoende  zijn  om  tot  een  juiste  schets  te  komen .  U  zult  zich  dus  meer  dan  ooit  door  waarneming  van  het  model  en  in  het  bijzonder  door  vergelijkingen  van  vormen  en  verhoudingen  moeten  laten  leiden , inplaats  van  uitsluitend  af  te  gaan  op  hetgeen  U  weet  van  de  werkelijke  verhoudingen . 
      Zie  de  fig . 7  en  10 :  CA  is   gelijk  aan  AB .
    Tenslotte  merken  wij  op  dat  de  lengte  van  de  voet  gelijk  is  aan  de  helt  van  de  lengte  van  het  onderbeen  ( fig . 9 ) .  Angezien  het  verschijnsel  van  de  verkortingen  niets  anders  is  dan  een  perspectievisch  verschijnsel , gebruiken  wij  dus  dadelijk  al  hetgeen  wij  geleerd  hebben  van  de  lijnen  en  van  de  vlakken  welke  deze  begrenzen .  Zie  fig . 11 .  Het  oog  van  de  waarnemer  is  geplaatst  in  H .  Voor  het  oog  is  de  verkorting  van  de  lijn  AF  volkomen ;  van  die  lijn  is  slechts  het  punt  A  te  zien  .  De  lichtstraal ,  uitgaande  van  A ,  projecteert  zich  in  F'  op  het  tafereel .  U  weet  wat  dit  betekent .  Wij  hebben  er  uitvoerig  over  gesproken  in  de  vorige  les , en  wanneer  U  de  fig . 27  en  27 bis  nog  eens  bestudeert  zal  het  U  weer   volkomen  duidelijk  zijn .  De  lijn  AE  die  voor   ons -  in  werkelijkheid - van  gelijke  lengte  is , evanals  de  voorgaande  en  de  andere  ( AF,  AD,  AC,  AB )  zal  zich  voor  de  waarnemer   slechts  voordoen  als  F'E' .  De  lijn  AD  zien  wij  als  F'D' ; AC  als  F'C'  en  AB  als  F'B' .  Zo  doen  dus  de  lijnen  AB,  AC,  AD,  AE,  die in  inwerkelijkheid  van  gelijke  lengte  zijn , zich  in  het  verkort  als  lijnen  van  verschillende  afmeting  voor  en  wel  zo , dat  hoe  meer  zij  hellen , des  te  korter  ze  worden .  Laten  we  nu  fig . 12  eens  goed  bestuderen .  Wij  hebben  de  vijf  lijnen  weer  aangebracht  in  waaiervorm  uitgaande  van  punt  A  en  er  daarna  rechthoekige  vlakken  van  gemaakt .  Het  geheel  lijkt  op  blaadjes  van  een  opengeslagen  boekje .  Dit  keer  zien  wij  door  ons  eigen  oog . 
    De  horizonlijn  HL  is  hier  vanzelfsprekend  op  ooghoogte  en  de  rug  aA  van  ons  boekje  valt  er  mee  samen .  Wij  zullen  dus  de  kaft  aA  Bb ,  die  precies  tegenover  ons  geplaatst  is ,  in  zijn  zuivere  vorm  en  werklijke  verhoudingen  zien .  De  lengte  AB  ( of  ab )  is  bijna  het  dubbele  van  die  van  aA  ( of  bB ) .  Het  tweede  blad  aA  Cc  zal  vanwege  zijn  helling  naar  achteren  schijnbaar  een  beetje  van  zijn  lengte  verliezen  en  ook  de  breedte  zal  minder  worden  naarmate  het  verder  van  aA  afligt .
    Deze  duidelijke  vermindering  van  lengte  en  breedte  wordt  steeds  sterker  naarmate  de  bladen  nog  schuiner  staan  en  tenslotte  zal  ons  oog  nog  slechts  de  voorste  zijde  zien  van  het  laatste  blad  die  in  aA  samenvloeit  met  de  rug  van  het  boekje  en  met  de  horizonlijn .  Deze  lijn  aA  is  gemeenschappelijk  voor  alle  bladen  en  hun  breedte  verschilt  op  deze  hoogte  vanzelfsprekend  niets , terwijl  hun  zijden  cC , dD  en  eE  steeds  smaller  schijnen ;  een  gevolg  van  het  zich  verder  verwijderen  van  ons  oog .  eE  is  verder  van  ons  dan  dD , dD  verder  dan  cC  en  cC  verder  dan bB .  De  linker  en  rechter  tekening  van  fig. 12  laten  de  bladen  vanuit  een  ander  punt  zien , doch  het  principe  blijft  vanzelfsprekend  gelijk .  De  voortgaande  verkleining  van  cC , dD , eE  heeft  tot  gevolg  dat  de  zijkanten  van  de  bladen  niet  meer  evenwijdig   lopen .  AB  en  ab  lopen  evenwijdig , maar  AC  en  ac , AD  en  ad , AE  en  ae  convergeren .
    Maar  hierop  behoeven  wij  niet  meer  in  te  gaan ;  U  kent  dit  verschijnsel  uit  de  vorige  les .  Wij  gaan  nu  ons  opgeslagen  boekje  eens  bezien  vanuit  een  andere  hoek , want   in fig.  12  stond  het  evenwijdig  aan  het  tafereel .  Fig.  13  laat  het  ons  dan  ook  zien  onder  een  hoek  waarbij  het  schuin  geplaatst  is  ten  opzichte  van  de  oogas  en  dus  ook  schuin  met  het  tafereel .  De  verschijnselen  die  wij  in  fig.  12  zagen , doen  zich  ook  hier  voor .  Bovendien  ziet  U  dat  de  zijden  Bb , Cc , Dd  en  Ee , gezien  van  opzij  en  in  schuine  stand , naar  achteren  wijken  en  dus  convergeren .  Verlengd  met  hun  vluchtlijnen  komen  zij  uit  in  punt  P  op  de  horizonlijn .  Let  er  op  dat  het  vlak  van  het  onderste  blad , dat  precies  ter  hoogte  van  de  horizon  ligt , samenvalt  met  deze  lijn  ( aAF ) en  er  dus  de  volkomen  verkorting  van  is .  Wij  hebben  het  ook  gezien  in  fig. 11 , waar  de  lijn  tot  een  punt  en  het  vlak  tot  een  lijn  werd .  Dit  alles , wij  herhalen  het , mag  U  geen  enkele  moeilijkheid  meer  opleveren  omdat  het  grootste  gedeelte  een  herhaling  is  van  de  uiteenzetting  over  perspectief  die  U  reeds  heeft  bestudeerd .    

    07-04-2006 om 15:26 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 9 . a , - FIG . 7 , 8 , 9 en 10 . - DE VERKORTINGEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art . Nr . 9 . a ,

    Fig . 7 , 8 , 9  en  10 .

    De  Verkortingen .

    07-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    06-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 11 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 11 .

    06-04-2006 om 17:44 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 12 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 12 .

    06-04-2006 om 17:43 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 13 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 13 .

    06-04-2006 om 17:42 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 14 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 14 .

    06-04-2006 om 17:41 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 9 . HET SCHETSEN VAN PERSONEN .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Art .  Nr .  9 .

    HET  SCHETSEN  VAN  PERSONEN .

               INLEIDING

      Thans  zijn  wij  gekomen  tot  een  van  de  meest  aantrekkelijke  onderdelen  van  onze  studie .  Waar  wij  ons  tot  nu  toe  met  "dode voorwerpen " hebben  beziggehouden ,  zullen  wij  in  deze  les  proberen  het  leven  zelf  te  vangen .  Waar  gaat  het  om  bij  het  schetsen  van  personen  in  een  enkele  lijn ?  Het  is  de  kunst  om  met  zo  weinig  mogelijk  lijnen  het  wezen  van  de  mens  vast  te  leggen , de  houding , de  beweging , in  één  woord  datgene  wat  er  bij  hem  leeft .  Daar  U  nu  al  enigszins  vertrouwd  ben  met  het  schetsen  van  voorwerpen  heeft  U  gevoel  voor  evenwicht  en  verhoudingen  gekregen  en  bent  U  ook   in  staat  het  wezen  van  de  objecten  te  begrijpen  en  weer  te  geven . 
    Door  deze  oefeningen  regelmatig  te  herhalen  is  er  een  steeds  nauwere  samenwerking  ontstaan  tussen  uw  hersens , die  dank  zij  uw 
    ogen , het  beeld  opnemen  en  uw  hand , die  de  lijnen  van  dat  beeld  moet  vastleggen .  U  heeft  ondervonden  dat  U  in  zeer  korte  tijd  kwam  tot  het  uitvoeren  van  schetsen  van  voorwerpen  en  daarom  zijn  wij  ervan  overtuigd  dat  U , zonder  veel  moeilijkheden  te  ondervinden , in  staat  bent  om  thans  schetsen  van  personen  te  maken .  Vaak  echter  denkt  de  beginner  dat  het  schetsen  van  personen  hem  grote  moelijkheden  geeft , doch  hij  dient  leren  in  te  zien  dat  het  niet  moeilijker  is  om  de  verhoudingen  van  de  stilstaande  mens  te  leren , dan  de  verhoudingen  van  een   fles  of  ander  voorwerp .  Zowel  in  her  ene  geval  als  in  het  andere  is  een  zaak  van  waarnemen , van  vergelijkingen  maken  tussen  de  onderdelen   van het  model .  Overigens  zal  bij  het  schetsen  van  personen  uw  taak vergemakkelijkt  worden  door  het  leren  van  verschillende  vaststaande  verhoudingen  of  " canons "  die  de  belangrijkste  verhoudingen  van  het  menselijk  lichaam  vastleggen .  

                           DE  THEORIE  

    VERHOUDINGEN  VAN  DE  MENSELIJK

                                 FIGUUR

    De  " canon "  van  acht  hoofdlengten

    Prent  deze  verhoudingen  in  Uw  geheugen , leer  ze  van  buiten  zoals  een  scholier  de  tafels  van  vermenigvuldiging .  U  zult  dat  gemakkelijk  kunnen , wees  daarvan  overtuigd !  Het  is  vanzelfsprekend  nodig  dat  U  een  regel  als  vaststaand  aanneemt .  Niets  mag  U  daarentegen  hiervan  afschrikken , omdat  wij  in  het  begin , om  te  kunnen  vereenvoudigen , geen  rekening  zullen  houden  met  meer  of  minder  geaccentueerde  verschillen , welke  de  verschillende  typen  mensen  te  zien  geven .

    De  meest  bekende  van  alle  canons  is  de  "klassieke" .  De  lengte  van  het  hoofd  is  gekozen  als  maateenheid  en  de  totale  afmeting  van  het  lichaam  omvat  acht  keer  deze  afmeting  ( fig . 2 ) .  De  regen  van  vier  verdelingen  ( fig . 1 )  is  een  vereenvoudiging  van  deze  canon .  De  Egyptische  canon  geeft  ons  negentien  verdelingen  te  zien .  Er  is  ook  een  canon  gebaseerd  op  7  1/2  maal  de  hoofdlengte .  Deze  beantwoordt  het  meest  aan  de  anatomische  werkelijkheid , maar  er  is  moeilijker  mee  om  te  gaan .  Wij  keren  dus  terug  tot  onze  canon  van  acht  verdelingen  die , hoewel  een  beetje  kunstatig , een  beetje  theoretisch  misschien , ons  zal  helpen  de  onderlinge  verhoudingen  van  het  menselijk  lichaam  te  leren  kennen  en  die  dienst  zal  doen  als  vast  maat .  Wij  vragen  eerst  uw  aandacht voor  een   zeer  belangrijke  verdeling , die  overeenkomt  met  de  helft  van  de  totale  hoogte  van  het  lichaam .  Dat  is  de  vierde  deellijn , op  de  afbeelding  aangegeven  door  een  lijn  van  kleine  kruisjes .  U  ziet  het , het  midden  van  het  lichaam  bevindt  zich  op  het  midden  van  de  dijen ,  precies  op  de  plaats  waar  de  tweebeenderen , die  het  bekken  vormen , samengroeien  ( de  schaambeensvereniging ) .  Onthoudt  dit  zeer  belangrijke  punt  goed .  De  beginners  hebben bijna  altijd  de  neiging  om  de  onderste  ledematen  van  hun  personen  te  verkorten .  In  werkelijk  is  de  lengte  van  dij , been  en   voet , bijna  altijd  gelijk  aan  de  lengte  van  romp , hals  en  hoofd  tesamen .  Onderzoek  met  dezelfde  aandacht  op  fig. 2  de  punten  die  overeenkomen  met  elke  deellijn .  De  eerste  deellijn  gaat  door  het  puntje  van  de  kin , de  tweede  door  de  tepels , de  derde  door  de  taille  ( iets  boven  de  navel ) , de  vierde  ( het  midden  van  het  lichaam )  door  de  schaambeensvereniging , de  vijfde snijdt  de  dijen  boven  de  knieén  terwijl  de  zesde  zich  even  onder  de  knieén  bevindt .  De  zevende  ligt  onder  de  kuiten  en  de  achtste  raakt  de  grond  onder  de  voeten . 
    In  werkelijkheid  is  het  zeer  zeldzaam  personen  te  ontmoeten  waarvan  de  verhoudingen  precies  overeenkomen  met  die  van  de  regel  van  de  acht  hoofden : doch  dat  zult  U  snel  bemerken .  Van  de  meesten  onder  ons  gaat  het  hoofd  7  1/2  maal  op  de  totale  lichaamslengte , soms , slechts  zeven  of  zelfs  minder .  Het  gaat  hier  dus ,  wij  herhalen  het , om  een  zuiver  theoretische  studie  van  grondbegrippen  waarin  het  ons  vrijstaat  later  correcties  aan  te  brengen .  Om  rekening  te  houden  met  wat  voorafging  kan  men  overigens  deze  canon  van  acht  verdelingen  aanhouden , zodat  de  onderlinge  verhoudingen  van  romp  en  ledematen  onveranderd  blijven  en  daarna  het  hoofd  groter  maken  om  de  werkelijkheid  nabij  te  komen .  Aan  de  proporties  van  het  kind  dienen  wij  wel  speciale  aandacht  te  schenken .  De  omvang  van  het  hoofd  is  in  verhouding  belangrijk  groter  dan  bij  de volwassen  mens .  De  canon  van  een  heel  jonge  baby  bijvoorbeeld  zal  ongeveer  drie  hoofdlengten  zijn ; die  van  een  knaap  of  meisje  van  acht  of  negen  jaar  - vijf  hoofdlengten   ( fig . 5 ) . 

                  Enkele  opmerkingen

     Thans  geven  wij  enkele  regels  die  U  goed  moet  onthouden .  De  onderverdeling  van  de  bovenste  ledematen  ( arm , onderarm  en  hand )  zult  U  gemakkelijker  onthouden  wanneer  U  de  armen  bestudeert  als  zij  langs  het  lichaam  afhangen .  Het  uiterste  punt  van  de  vingers  raakt  precies  het  midden  van  de  dij , bijna  bij  de  vijfde  deellijn  ( fig . 2 ) .  Veel  beginners  geven  hun  figuren  veel  te  korte  armen .  De  handen  komen  nauwelijks  over  de  heuplijn  heen  en  dat  is  een  vreemd  zicht .  Soms  ook  maken  zij  de  armen  zo  lang  dat  ze  de  knieén  raken .  Eveneens  moet  U  goed  letten  op  de  juiste  plaats  van  de  elleboog .  Hij  bevindt  zich  precies  op  dezelfde  hoogte  als  de  taille  ( derde  deellijn )  bij  de  man .  De  bovenarm  is  even  lang  als  de  onderarm .  Breng  uw  hand  in  de  in  fig . 6  aangegeven  stand  en  door  uzelf  in  de  spiegel  te  bekijken  zult  U  dit  gemakkelijk  kunnen  ontdekken .  U  zult  zien  dat  de  pols  tot  de  hoogte  van  de  schouder  komt ; of  andersgezegd  dat  de  lengten  AB  en  AC  bijna  gelijk  zijn .  Fig . 8  laat  U  zien , dat  de  lengte  van  de  hand  gelijk  is  aan  de  lengte  van  het  gelaat , dus  van  de  plaats  waar  de  haren  beginnen  tot  aan  de  kin .  De  onderste  ledematen  ( dij , been  en  voet ) worden  door  de  knieén  in  twee  gelijke  delen  verdeeld .  Bij  iemand  die  met  z'n  gezicht  naar  ons  toestaat  is  het  gemakkelijk  vast  te  stellen  dat  de  afstand  tussen  de  aanhechtingsplaats  aan  de  heup  en  de  knie  enerzijds , en  tussen  de  knieen  de  grond  anderszijds , dezelfde  is .
                      

    06-04-2006 om 17:03 geschreven door Freddy




    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!