E-mail mij

Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 
Archief per week
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
    Inhoud blog
  • ART . NR . 15 . - FIG . 47 .
  • BESTE LEERLINGEN BEZOEKERS VAN FRITSKE2
  • FIG . 46 / 47 .STILLEVEN VAN CHARDIN .
  • FIG .48 / 49 . APPEL
  • FIG . 48 / 49 .
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • FIG . 50 / 51 . DE BEGRENZING VAN DE SCHADUWPARTIJEN.
  • ART . NR . 15 , DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 15 FIG . 44 . SCHEMA VAN DE COMPOSITIE
  • FIG . 43 . DE COMPOSITIE VAN HET STILLEVEN
  • ART . NR . 14 , a . HET EFFECT.
  • FIG . 36 . HET EFFECT
  • FIG . 37 . HET EFFECT
  • FIG . 38 . TINTEN - NUANCE
  • FIG . 39
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG . 42 . HET EFFECT
  • ART . NR . 14 , TOONWAARDEN
  • FIG . 31
  • FIG . 32
  • FIG . 33
  • FiG . 34 .
  • ART . NR . 13 . d , SLAGSCHADUWEN OP VERTICALE EN OP SCHUINE VLAKKEN .
  • FIG . 14 en 15 . LINKS BIJ KUNSTLICHT . RECHTS BIJ ZONLICHT .
  • FIG . 22 , 23 , 24 , 25 en 26 .
  • FIG . 27
  • FIG . 28 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • FIG . 29 .
  • FIG . 30 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
  • ART . NR . 13 . c . NATUURLIJKE EN KUNSTMATIGE BELICHTING
  • ART . NR . 13 . d , - FIG . 19 , 20 , 21 , SCHADUW BIJ KUNSTLICHT
  • ART . NR .13 . d , - FIG . 16 , 17 , 18 , SLAGSCHADUW ZONNESTRALEN
  • FIG . 9 .
  • FIG . 10 .
  • FIG . 11
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13
  • FIG . 7 en 8 , SLAGSCHADUW VAN EEN CILINDER
  • ART . NR . 13 . b , SLAGSCHADUWEN EN HUN PERSPECTIEF.
  • FIG . 6 . KUNSTMATIGE BELICHTING
  • FIG . 5 . KUNSTATIGE - LICHTBRON .
  • FIG . 4 . HET ZONLICHT KOMT VAN LINKS .
  • ART . NR . 13 . a , DE SCHADUW
  • ART . NR . 13 . - FIG . 1 . - EIGEN SCHADUW EN SLAGSCHADUW .
  • ART . NR . 13 - FIG . 2 . - SLAGSCHADUW ( ZON OP RIJ BOMEN )
  • FIG . 3 . - KUNSTMATIGE LICHTBRON
  • ART . NR . 13 . LICHT EN SCHADUW
  • ART . NR . 12 , d . VERSCHILENDE WIJZEN VAN UITVOERING
  • VERVOLG . FIG . 12 . c , DE ONDERDELEN
  • FIG . 51
  • FIG . 53
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT X - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XI - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIII - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XIV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 . c , - PLAAT XV - SCHETSEN VAN PERSONEN
  • ART . NR . 12 , c . DE ONDERDELEN
  • ART . NR . 12 , b . PRAKTISCHE RAADGEVINGEN HET MODEL
  • FIG . 49 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 50 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 .
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDERDELEN
  • FIG . 47 EN 48 . DE ONDEDELEN
  • ART . NR . 12 . a , - FIG . 40 . - PERSPECTIEVISCHE SCHAAL VAN VERKLEINING
  • ART . NR . 12 , a . DE PERSPECTIEVE SCHAAL VAN VERKLEINING .
  • FIG . 41 en 42
  • FIG . 43 en 44
  • FIG . 45
  • FIG . 46
  • ART . NR . 12 . - FIG . 37 . - NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • ART . NR . 12 . -NOG IETS OVER PERSPECTIEF
  • FIG . 38 .
  • FIG . 38
  • FIG . 39
  • ART . NR . 11 , b . - PLOOIENVAL
  • FIG . 34 . PLOOIENVAL .
  • ART . NR . 11 , a . DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 35 , 36 , a en b . - PLOOIEN
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT III . PLOOIEN IN HERENKLEDING
  • ART . NR . 11 . a , - PLAAT IV . PLOOIEN IN DAMESKLEDING
  • ART . NR . 11 . - DE PRAKTIJK
  • FIG . 33 . - AFBEELDINGEN IN BEWEGING
  • ART . NR . 11 . a , - FIG . 32 . - DE COMPLETE SCHETS
  • ART . NR . 10 , c . - HOUDINGEN EN BEWEGINGEN .
  • Fig . 27
  • FIG 28 .
  • FIG . 29 .
  • ART . NR . 10 , b . HET EVENWICHT . - DE LOODLIJNEN
  • ART . NR . 11 . - FIG 31 . - DE FIGUUR IN BEWEGING
  • ART. NR . 11 . - FIG . 30 . - VERSCHILLENDE STANDEN VAN FIGUREN IN RUST .
  • FIG . 24 . LEDEPOP . B , GEZIEN DOOR A.B.C.-SCHREM.
  • FIG . 25 . - LOODLIJNEN EN PUNTEN VAN ERKENNING.
  • FIG . 26 .
  • ART . NR . 10 , a
  • LEDEPOP , B
  • ART . NR . 10 . a , - PLAAT II - LEDEPOP B
  • DE A . B . C . LEDEPOP.
  • FIG . 22 en 23
  • ART . NR . 10 . - PLAAT I
  • ART .NR . 10 . SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • ART . NR . 9 , b . DE VERKORTINGEN.
  • FIG . 15 , 16 , 17 .
  • FIG . 18 EN 19 .
  • FIG . 20
  • FIG . 21
  • ART . NR . 9 , a . DE VERKORTINGEN .
  • ART . NR . 9 . a , - FIG . 7 , 8 , 9 en 10 . - DE VERKORTINGEN .
  • FIG . 11 .
  • FIG . 12 .
  • FIG . 13 .
  • FIG . 14 .
  • ART . NR . 9 . HET SCHETSEN VAN PERSONEN .
  • FIG . 1 .
  • FIG . 2 .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 2 bis .
  • FIG . 3
  • FIG . 4
  • FIG . 5
  • FIG . 6
  • ART . NR . 8 , a .
  • FIG . 71 .
  • FIG . 70 .
  • FIG . 69
  • ART . NR . 8 . DE BOUW EN DE DEFINITIEVE TEKENING .
  • FIG . 66
  • FIG . 67
  • FIG . 68
  • FIG . 56
  • FIG . 57 .
  • FIG . 58 en 59.
  • FIG . 58 en 59 .
  • FIG .60 en 61 .
  • .
  • FIG . 60 en 61
  • FIG . 62
  • FIG . 63
  • FIG . 64
  • FIG . 65 .
  • ART . NR . 7 a
  • FIG . 55 .
  • ART . NR . 7
  • FIG . 51 .
  • FIG . 52
  • FIG . 54 .
  • FIG . 53 . - GROTE VOORWERPEN MET KLEINERE OBJECTEN
  • ART . NR . 6 . a , - FIG . 50 . - SILHOUETTEN
  • ART . NR . 6 a
  • DE PERSPECTIEF VAN DE CIRKEL .
  • FIG . 43 .
  • FIG . 44 EN 44 BIS .
  • FIG . 45 .
  • FIG . 46 .
  • FIG . 47 .
  • FIG . 48 .
  • FIG .49
  • ART . NR . 6 DE HORIZON.
  • FIG . 38
  • FIG .30
  • FIG . 40
  • .
  • .
  • FIG . 40
  • FIG . 41
  • FIG. 42
  • Fig . 34
  • Fig . 35
  • Fig . 36
  • Fig . 37
  • ART .NR . 5
  • FIG .27 en 27 bis .
  • FIG . 28.
  • FIG . 29 .
  • FIG .30 .
  • FIG . 31 .
  • FIG . 32.
  • Fig . 33.
  • ART . NR. 4 b
  • ART . NR . 4 . b , - PLAAT II
  • ART . NR . 4 . a , - PLAAT I - DECORATIEVE VERSIERINGEN
  • Fig . 26 .
  • ART . NR. 4 a
  • Fig. 23
  • ART . NR . 4 . a , - FIG . 21 en 21 bis - FIG . 22
  • FIG . 25 . - PENSEELTEKENINGEN VAN JAPANSE KUNSTENAARS
  • FIG . 24 . - HET PENSEEL
  • ART . NR . 4 . - FIG . 13 . - HB POTLOOD
  • FIG . 17 . - CIRKELS OVALEN EN ELLIPSEN
  • FIG . 18 . - AFBEELDINGEN VAN DECORATIEVE VERSIERINGEN EN VOORWERPEN
  • ART . NR . 4 . - FIG . 19 en 20
  • ART . NR . 4 . - FIG . 14 , 15 en 16 . - LOSSE LIJNOEFENINGEN
  • ART . NR. 4 . - HET POTLOOD
  • Fig. 10 . - VOORBEELD VAN HET TEKENEN MET A.B. C. - SCHERM
    Mijn favorieten
  • Gastenboek
  • Groetjes uit Tessenderlo
  • Een aangenaam weekend.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo Fritske.
  • Hallo

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    "Altijd Welkom Bij fritske2"

    23-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 36 . HET EFFECT
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 36

    Het  Effect

    Stilleven  met  donkere  achtergrond .  De  lichte  partijen  komen  hier  sterk  naar  voren .

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 37 . HET EFFECT
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 37 .

    Het  Effect
     
    Dezelfde  voorwerpen  tegen  een  lichte  achtergrond .  Nu  doen  de  lichte  partijen  zich  donkerder  voor .

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 38 . TINTEN - NUANCE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 38 .

    Een  reeks  tinten  gemaakt  met  een  contépotlood .  De  juiste  waarde  van  een  tint  kan  pas  worden  bepaald  wanneer  wij  deze  vergelijken  met  de  omringende  lichtere  of  donkerder  tinten .  Het  begrip  tint  ( toonwaarde )  is  dus  betrekkelijk .  Deze  reeks  loopt  van  lichtgrijs  tot  zwart  en  vormt  als  het  ware  de  sleutel  voor  de  vergelijkingen  waarover  je  in  de  les  meer  zult  lezen .  Wij  kunnen  hier  ook  spreken  van  "  nuance "  een  woord  dat  gebruikt  wordt  voor  de  verschillende  gradaties  van  het  grijs  of  van  één  bepaalde  kleur ;  echter  niet  voor  de  gradaties  van  meerdere  kleuren .

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 39
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 39

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 40
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 40

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 41
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 41

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 42 . HET EFFECT
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 42

    Het  Effect

    23-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    22-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 14 , TOONWAARDEN
    Art . Nr . 14

    TOONWAARDEN

    De  toonwaarden  van  de  schaduw  en  de  toonwaarde  van  de  kleur.

      Tot  nu  toe  hebben  wij  ons  voornamelijk  beziggehouden  met  het  bepalen  van  de vorm  der  schaduwen  en  meer  in  het  bijzonder  met  de  vorm  van  de  slagschaduw .  Wij  zijn  er  bij  onze  studie  -  en  dit  voor  het  gemak  -  van  uitgegaan , dat  de  slagschaduw  zuiver  begrensd  en  gelijkmatig  van  tint  is .  Maar  al  studerende  op  deze  zaken  zult  je  reeds  zelf  bemerkt  hebben  dat  in  het  algemeen  niet  gesproken  kan  worden  van  een  scherpe  begrenzing  der  schaduw  en  evenmin  van  een  gelijkmatige  tint .  Soms  immers  is  een  schaduw  nauwelijks  waarneembaar , dan  weer  doet  hij  zich  duidelijk  aan  het  oog  voor .
      In  het  begin  van  deze  les  hebben  wij  reeds  over  de  " toonwaarden " ( tinten )  gesproken .  Je  weet  dus  dat  wij  de  verschillende  kleuren  welke  wij  om  ons  heen  waarnemen  gaan  weergeven  als  een  schakering  van  grijzen , van  heel  licht  tot  heel  donker .
      Kom , laten  wij  nu  eerst  terugkeren  naar  de  eigen  schaduw  en  fig. 31  bestuderen .  Van  dit  blokje  zijn  drie  vlakken  zichtbaar  ( A , B  en  C ) .  Het  vlak  A  wordt  het  eerst  door  de  lichtstralen  geraakt  en  is  dan  ook  het  lichtst  van  tint .  Het  vlak  C  daarentegen  is  geheel  onttrokken  aan  de  direkte  belichting  en  is  dus  het  donkerste  van  tint .  Het  vlak  B , dat  slechts  gedeeltelijk  licht  vangt  geeft  een  tussenliggende  tint  te  zien ;  dit  vlak  bevindt  zich  in  het  " halflicht " . Met  deze  drie  tinten ,  op  eenvoudige  wijze  in  fig . 31  gedemonstreerd , zullen  wij  steeds  te  maken  krijgen .  Het  zijn  dus , we  herhalen  het  nog  even :  A  - " licht " , B  - "halflicht " ,  C  - " schaduw " .
      In  ons  voorbeeld  van  fig . 31  zijn  de  rechthoekige  vlakken  naukeurig  begrensd  en  dientengevolge  kunnen  wij  dus  ook  de  toonwaarden  van  de  drie  zichtbare  vlakken  duidelijk  waarnemen .  Bij  voorwerpen  met  ronde  vormen  is  het  evenwel  lastiger  om  een  duidelijke  scheiding  van  de  drie  toonwaarden  te  ontdekken .  Oefen  dus  eerst  in  het  weergeven  van  voorwerpen  met  een  " kantige "  vorm  en  probeer  dan  eenvoudige  ronde  vormen  te  tekenen .  Bepaal  met  de  grootst  mogelijke  nauwkeurigheid  de  grenzen  tussen  licht , halflicht  en  schaduw .  Het  afnemen  in  toonwaarde  van  donker  tot  licht  geeft  je  zo  zuiver  mogelijk  weer  opdat  je  op  die  wijze  tot  een  natuurlijke  uitbeelding  komt .
      Denk  er  vooral  aan  dat  je  de  schaduwpartij  niet  te  donker  of  te  massief  maakt .  De  krachtigste  accenten  immers  moet  je  " in  reserve "  houden  voor  de  plaatsen  waar  dit  nodig  is .  Aan  de  andere  kant  echter  moet  je  er  ook  op  toezien  dat  het  geheel  niet  te  grijzig  wordt  en  daardoor  een  " doods "  aanzien  krijgt .  Een  juiste  weergave  van  het  reliéf  van  een  voorwerp  verkrijgt  je  alleen  wanneer  je  de  vormen  van  de  verschillende  lichtpartijen  zuiver  bepaalt  en  hun  onderlinge  toonwaarden  nauwkeurig  tegen  elkaar  afweegt .  
      Op  ronde  voorwerpen  kunnen  de  verschillende  sterkten  van  licht  en  schaduw  zeer  regelmatige  schakeringen  van  tinten  te  zien  geven .
      Je  kunt dit  waarnemen  bij  de  vaas  op  fig . 32  . 
      Zoals  je  ziet  staat  deze  vaas  in  een  donkere  omgeving ,  terwijl  het  licht  van  rechts  komt .  De  schaduwpartij   links  gaat  bijna  op  in  de  achtergrond .  Zetten  wij  echter  aan  de  linkerkant  een  stuk  wit  papier  achter  de  vaas , dan  wordt  die  diepe  schaduw  sterk  opgelicht .  Het  witte  papier  weerkaatst  de  lichtstralen  op  de  buik  van  de  vaas  en  werkt  nin  of  meer  als  een  tweede , zij  het  wat  zwakkere , lichtbron , die  het  tegenlicht  op  de  vaas  doet  onstaan  ( fig .  32  en  33 ) .  Wij  kunnen  hieruit  dus  opmaken  dat , hoe  meer  een  voorwerp  wordt  omringd  door  verlichte  vlakken , des  te  lichter  en  transparanter  zullen  de  schaduwen  van  dat  voorwerp  worden .  Wij  kunnen  je  niet  voldoende  op  het  hart  drukken  met  dit  verschijnsel  steeds  rekening  te  houden .  Daartegenover  staat , dat  een  voorwerp  geplaatst  in  een  ruimte  waarvan  de  wanden  heel  donker  zijn , diepe  schaduwen  zal  vertonen  welke  haast  ongemerkt  in  de  omgeving  overgaan .  Doch , hoe  donker  een  schaduw  zich  ook  aan  ons  voordoet , vergeet  nimmer  dat  schaduwpartijen  altijd  enigzins  transparant  moeten  blijven .  Zet  je  maar  eens  een  voorwerp  op  een  gebloemd  of  geblokt  tafelkleed  en  je  zult  door  de  slagschaduw  heen  altijd  duidelijk  het  patroon  van  het  kleed  kunnen  blijven  volgen .  Maak  dus  nimmer  de  schaduwen  of  slagschaduwen  massief  zwart  van  tint .  Veel  beginners  maken  deze  fout ; denk  er  dus  aan ! 
      Het  is  goed  op  deze  plaats  nog  eens  even  aandacht  te  besteden  aan  de  " modulatie " .  Modulatie  of  moduleren  wil  dus  zeggen  dat  wij  in  een  tekening  of  schilderij  alle  sterkten  van  licht  en  donker , welke  onstaan  door  de  vorm  of  kleur  van  het  voorwerp  zuiver  weergeven  .  Sla  het  begin  er  nog  eens  op  na .  Wij  hebben  hier  alleen  te  maken  met  de  tekening  en  niet  met  een  palet  vol  kleuren  zoals  bij  het  schilderij .  Je  weet  dat  wij  iedere  kleuren -reeks  kunnen  herleiden  tot  een  reeks  van  grijzen , gaande  van  heel  licht  tot  heel  donker .  De  volgende  proef  is  daarom  interessant .  Op  een  vel  wit  papier  schildert  je  strookjes  van  ultramarijn  donker , donker  smaragdgroen  ( vert  emeraude ), vermiljoen , gele  oker  en  citroengeel .  Met  een  zacht  potlood  met  afgeplatte  punt  gaan  wij  nu  ieder  strookje  een  grijze  tint  geven .  We  beginnen  bovenaan  heel  donker  en  zwakken  dit  naar  beneden  toe  af  tot  een  heel  licht  grijs .  Op  die  manier  leert  je  van  deze  kleuren  hun  " toonschaal " zien .  
      Met  deze  omstandigheden  moet  je  altijd  rekening  houden .  Je  heeft  namelijk  niet  alleen  met  licht  en  schaduw  te  maken , maar  ook  met  kleuren  in  licht  en  schaduw .  En  je  kunt  deze  alleen  maar  juist  leren  weergeven  door  alle  waarden  zuiver  tegen  elkaar  af  te  wegen .

    Glimmende  en  doorschijnende  oppervlakken .

      Het  is  uitermate  interessant  om  het  effect  van  licht  en  schaduw  op  glimmende  en  doorschijnende  oppervlakken  te  bestuderen .  Je  zult  verrassende  ontdekkingen  doen .  
      Laten  wij  allereerst  fig . 34  eens  bekijken .  Wij  zien  hier  een  eenvoudige  stenen  kan  waarvan  het  bovengedeelte  geglazuurd  is .  Op  dit  gedeelte  wordt  het  licht ,  dat  van  rechts  komt , zeer  sterk  teruggekaatst  en  zelfs  de  vorm  van  de  lichtbron  -  in  dit  geval  een   raam  -  is  duidelijk  te  onderscheiden , zowel  op  de  buik  als  op  de  hals .  Op  het  ongeglazuurde  gedeelte  van  de  kan  zien  wij  eveneens  een  lichtpartij , doch  hoe  vloeiend  loopt  deze  over  in  halflicht  en  schaduw .  De  glazen  suikerpot  van  fig .  35  ontvangt  zijn  licht  ook  door  een  raam  dat  zich  er  links  van  bevindt .  Het  gaat  hier  eveneens  om  glimmende  vlakken  en  dit  is  duidelijk  te  zien  aan  de  sterke  weerkaatsingen  aan  de  linkerzijde .   Maar... er  is  meer !  De  lichtstralen  gaan  door  het  voorwerp  heen  en  raken  de  binnenkant  van  de  tegenoverliggende  wand .  Op  die  plaatsen  ziet  je  dus  ook  een  sterke  weerkaatsing , hoewel  minder  helder  dan  aan  de  linkerzijde .  Zo  is  dus  de  rechterkant , welke  théoretisch  in  de  schaduw  ligt , ook  verlicht .  Het  kan  zelfs  gebeuren  dat  de donkerste  gedeelten  van  een  doorschijnend  voorwerp  zich  bevinden  aan  de  kant  vanwaar  het  licht  komt , en  de  lichste  gedeelten  aan  de  tegenovergestelde  kant .  In  ieder  geval  tellen  de  schaduwen  op  een  doorschijnend  voorwerp  maar  voor  een  gering  deel  mee .  Het  zijn  vooral  de  lichten  en  de  reflexen  welke  ons  de  vorm  van  een  doorschijnend  voorwerp  doen begrijpen .  Ingewikkeld  wordt  het  wel  wanneer  wij  omringende  voorwepen  en  de  achtergrond  door  het  voorwerp  heen  zien , doch  door  aandachtig  bestuderen  van  deze  veelheid  van  toonwaarden  zult  je  het  stellig  leren  zien  en  begrijpen .

    22-04-2006 om 00:00 geschreven door Freddy


    21-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 31
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 31

    21-04-2006 om 20:10 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 32
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 32

    21-04-2006 om 20:10 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 33
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 33

    21-04-2006 om 20:09 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FiG . 34 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 34 .
    Hier  ziet  je  de  invloed  van  het  oppervlak  op  het  lichteffect .
    Vergelijk  de  glimmende  bovenkant  met  de  doffe  onderkant  van  de  kan .

    21-04-2006 om 20:08 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . d , SLAGSCHADUWEN OP VERTICALE EN OP SCHUINE VLAKKEN .
    Art .  Nr . 13 , d
    Slagschaduw  op  verticale  en  op  schuine  vlakken .

      Tot  dusver  hebben  wij  ons  alleen  bezig  gehouden  met  de  slagschaduwen  op  een  horizontaal  vlak .  Maar  wat  gebeurt  er  nu  wanneer  een  voorwerp  een  slagschaduw  werpt  op  een  verticaal  vlak ?  Vanzelfsprekend  krijgen  wij  hierbij  ook  te  doen  met  allerlei  verschijnselen , al  naar  de  aard  van  de  lichtbron .  Zonder  twijfel  zal  de  slagschaduw , onder  welke  belichting  ook , eerst  vallen  op  het  horizontale  vlak , en  dit  meer  of  minder  naar  gelang  de  afstand  tussen  het  voorwerp  en  het  verticale  vlak .  Wanneer  de  slagschaduw  dit  verticale  vlak  heeft  bereikt , zal  hij  duidelijk  omhoog  gaan  en  zich  op  een  gedeelte  van  dat  verticale  vlak  aftekenen .  Met  welke  belichting  wij  ook  te  maken  hebben ;  de  slagschaduw  op  het  horizontale  vlak  stellen  wij  altijd  vast , zoals  wij  dit  bij  de  voorgaande  voorbeelden  gedaan  hebben .  De  vorm  van  de  slagschaduw  op  het  verticale  vlak  verkrijgen  wij  door  verticale  lijnen  op  te  trekken  vanuit  de  punten  waar  de  " schaduwlijnen "  van  het  horizontale  vlak  de  onderste  zijde  van  het  verticale  vlak  raken .  Deze  verticale  lijnen  zullen  van  boven  worden  afgesneden  door  schuine  lijnen  die  de  overeenkomstige  lichtstralen  voorstellen .  Deze  snijpunten  geven  ons  de  schaduwpunten  en  het  zal  dus  voldoende  zijn  deze  punten  met  elkaar  te  verbinden  om  zodoende  het  volledige  beeld  van  de  slagschaduw  te  verkrijgen .  Bestudeer  hiertoe  de  fig . 14 , 15  enz.  goed .  Het  voornaamste  dat  je  zult  opmerken  is  een  afwijking  van  de  perspectivische  wetten  met  betrekking  tot  het  " vluchten  "  van  de  grenslijnen  der  slagschaduwen .  Je  zult  echter  wel  vaststellen  dat , wanneer  in  bepaalde  gevallen  de  grens  van  de  schaduw  niet  " vlucht "  zoals  het  overeenkomstige  gedeelte  van  het  object , dit  te  wijten  is  aan  het  feit  dat  dit  gedeelte  van  het  voorwerp  -  al  is  het  in  werkelijkheid  horizontaal  -  niet  evenwijdig  is  aan  het  vlak  waarop  het  zijn  slagschaduw  werpt .  Het  is  immers  duidelijk , dat  bepaalde  gedeelten  van  de  voorwerpen  in  onze  afbeeldingen  loodrecht  staan  op   -  en  dus  niet  evenwijdig  met  -  het  vlak  waarop  de  slagschaduw  geworpen  wordt .  Vergelijk  in  fig . 14  de  zijden  AB  en  AC  maar  ééns .  Zowel  BA  als  de  schaduw  daarvan  vluchten  naar  hetzelfde  punt  op  de  horizon .  Dit  geldt  nu  eenmaal  niet  voor  de  lijnen  CA  en  ca .  Werd  de  slagschaduw  op  een  horizontaal  vlak  geworpen , dan  zouden  deze  lijnen  wel  hetzelfde  verdwijnpunt  hebben  :  b'  a'  vlucht  op  dezelfde  wijze  als  ba , en  c'  a'  vlucht  zoals  CA  ( fig . 14 ) .  Je  zult  eveneens  vaststellen  dat  bij  evenwijdige  belichting  door  de  zon  ( de  zon  precies  links  of  rechts  van  U )  de  zijlijnen  van  de  slagschaduw  evenwijdig  blijven , zowel  op  het  horizontale  als  op  het  verticale  vlak  en  ook  op  een  schuin  geplaatst  vlak  ( fig . 16 , 17  en  18 ) .  De  richting , de  helling  van  de  slagschaduw , volgt  precies  de  helling  van  het  vlak  waarop  deze  schaduw  geworpen  wordt .  In  dit  geval  moet  men , om  de  punten  van  de  schaduw  te  verkrijgen , inplaats  van  verticale  lijnen  op  te  trekken  op  de  plaatsen  waar  de  stralen  de  onderste  grens  van  het  vlak  raken , schuine  lijnen  trekken  die  dus  dezelfde  helling  hebben  als  het  vlak  zelf .  Op  de  snijpunten  van  deze  schuine  lijnen  met  de  van  bovenkomende  lichtstralen  vinden  wij  dus  de  schaduwpunten .

      Bij  kunstmatige  belichting  lopen  de  zijlijnen  van  de  slaschaduw  uit  elkaar  wanneer  die  slagschaduw  op  een  horizontaal  vlak  geworpen  wordt .  Valt  de  slagschaduw  op  een  verticaal  vlak , dan  lopen  deze  zijlijnen  evenwijdig .  Laten  wij  het  verticale  vlak  naar  achteren  hellen  dan  lopen  de  lijnen  naar  boven  toe ,  uit  elkaar  en  wordt  de  schaduw  langer ; helt  het  vlak  voorover  dan  zien  we  juist  het  tegengestelde .  Het  valt  gemakkelijk  te  begrijpen  dat  één  en  ander  het  gevolg  is  van  het  divergeren  der  lichstralen ,  zoals  dit  in  de  fig . 19 , 20  en  21  duidelijk  gedemonstreerd  wordt .

      Uit  hetgeen  wij  hierboven  verteld  hebben , volgt , dat  wij  niet  alleen  te  maken  hebben  met  de  toonwaarden  van  de  verschillende  lichtpartijen , doch  ook  met  de  toonwaarde  van  iedere  lichtpartij  op  zich .  Behalve  dat  de  voorwerpen  direkt  door  de  lichtbron  worden  belicht , ontvangen  zij  eveneens  indirekt  licht  van  verschillende  andere  zijden .  Deze  belichting  is  het  gevolg  van  de  weerkaatsing  van  de  lichtstralen  die  uitgaan  van  de  lichtbron  zelf  en  weerkaatst  worden  door  naburige  oppervlakken . 

      Hoe  meer  de  lichtstralen  zich  verwijderen  van  de  lichtbron , des  te  duidelijker  is  het  divergeren  van  de   stralen  waarneembaar .  Als  men  het  vlak  achterover  laat  hellen  zal  de  afstand  tussen  de  lichtbron  en  het  bovenste  gedeelte  van  het  vlak  groter  zijn  dan  de  afstand  tot  het  onderste  gedeelte .  Het  tegenovergestelde  zien  wij , wanneer  het  vlak  voorover  helt .

      Om  nu  de  juiste  vorm  van  de  slagschaduw  te  kunnen  bepalen  gaan  we  als  volgt  te  werk .  Vanuit  het  punt  waar  de  schaduwlijn  van  lichtstraal  R'  de  onderkant  van  het  schuin  achteroverhellende  vlak  raakt ; trekken  we  een  lijn  welke  even  schuin  loopt als  het  vlak  zelf .  De  lichtstraal  zelf  snijdt  deze  schuine  lijn  in  B' .  Vanuit  dit  punt  trekken  wij  dan  een  lijn  welke  uitkomt  in  het  verdwijnpunt  op  de  horizon  waarheen  ook , wanneer  hij  verlengd  is , lijn  BA  vlucht .
    Deze  lijn  begrenst  dus  de  hoogte  van  de  slagschaduw  tot  aan  A'  waar  hij  de  lichtstraal  R2  snijdt .  Volgens  de  bekende  regel  geeft  A'  B'  de   slagschaduw  van  AB  aan , welke  hiermee  dus  evenwijdig  loopt .  Wij  verbinden  nu  A'  met  het  punt  waar  de  projectie  van  R2  de  onderkant  van  het  vlak  snijdt .  Op  deze  manier  is  dan  de  vorm  bepaald .  Wanneer  het  vlak  verticaal  staat  en  men  brengt  de  lichtbron  dichter  bij  het  voorwerp , onderschept  dit  voorwerp  een  groter  gedeelte  van  de  lichtstralen  dan  wanneer  de  lichtbron  verder  van  het  object  afstaat .  De  slagschaduw  zal  zich  meer  uitspreiden  wanneer  het  voorwerp  dichter  bij  de  lichtbron  staat  ( fig . 22 )  en  hij  wordt  kleinen  wanneer  ( fig . 23 )  het  tegengestelde  het  geval  is .
      Van  dezelfde  aard  zijn  de  wijzigingen  welke  zich  voordoen  bij  belichting  door  de  zon .  Toch  hangt  hier  alles  nog  af  van  de  plaats  van  de  zon  ten  opzichte  van  de  waarnemer .  In  het  algemeen  gesproken  zullen  de  slagschaduwen  langer  worden  wanneer  de  zon  dichter  bij  de  horizon  komt .  Als  de  zon  precies  links  of   rechts  van  ons  is , is  dat  het  enige  wat  wij  kunnen  waarnemen ;  geprojecteerd  op  een  verticaal  vlak ,  zullen  zij  dus  in  hoogte  toenemen .
      Staat  de  zon  voor  de  waarnemer , dan  gaat  deze  verlenging , op  het  horizontale  vlak , gepaard  met  een  toenemende  verbreding  in  de  afstand  tussen  lichtbron  en  voorwerp ;  naarmate  dit  voorwerp  dichter  bij  de  waarnemer  komt , wordt  deze  groter .  Je  zult  begrijpen  dat  dit  niet  direct  waarneembaar  zou  zijn  waneer  de  schaduw  op  een  verticaal  vlak  zou  vallen , of  het  moest  een  vlak  zijn  dat  enigzins  transparant  is .  Tenslotte  zal , wanneer  de  zon  achter  de  waarnemer  staat , het  langer  worden  van  de  slagschaduw  op  het  horizontale  vlak , gepaard  gaan  met  een  versmalling  die  des  te  duidelijker  wordt  naarmate  de  schaduw  zich  verder  van  de  waarnemer  verwijdert .  In  fig . 24  hebben  wij  dit  duidelijk  gemaakt .  Dezelfde  afbeelding  toont  ons  dat  de  schaduw  dezelfde  breedte houdt  wanneer  hij  op  een  verticaal  vlak  valt .  De  schaduw  wordt  hoger  naarmate  de  zon  lager  staat .
      Vergelijkt  je  nu  eens  de  fig. 14  en  15 .  Je  ziet  hier  het  verschil  tussen  de  slagschaduw  van  eenzelfde  voorwerp , in  het  ene  geval  onder  kunstlicht  en  in  het  andere  geval  onder  belichting  door  de  zon .  De  fig . 25  en  26  laten  je  de  wijzigingen  zien  die  voor  deze  zelfde  schaduwen  veroorzaakt  worden  door  de  schuine  stand  ( voorover  en  achterover )  van  het  vlak  dat  eerst  zuiver  verticaal  stond .

    Slagschaduwen  op  een  ongelijkmatig  vlak .

      Wanneer  je  fig .  27  bekijkt , zult  je  opmerken , dat , evenals  in  de  voorgaande  afbeeldingen , de  slagschaduw  de  richting  volgt  van  de  verschillende  vlakken  waarop  hij  geworpen  wordt .  Alleen  hebben  wij  in  dit  geval  met  meerdere  vlakken  te  maken .  De  schaduw  wordt  gebroken  op  de  randen  van  de  verschillende  hier  weergegeven  voorwerpen .  Hij  strekt  zich  nu  eens  horizontaal , dan  weer  verticaal  uit , omdat  hij  de  vorm  aanneemt  van  de  ongelijke  oppervlakken  waarop  hij  valt .  Je  ziet  in  deze  afbeelding  dat  V   schuin  op  S  staat  en  dat  O  evenwijdig  is  aan  S .  De  linker  verticale  ribbe  van  V  is  dus  dichter  bij  O  dan  de  rechter  verticale  ribbe .  De  slagschaduw  raakt  dus  het  punt  A  hoger  dan  B .  Dit  verklaart  de  schijnbaar  willekeurige  richting  van  de  lijn  ba  ;  immer , omdat  V  niet  evenwijdig  staat  aan  O , verdwijnt  de  lijn  ba  ook  niet  in  hetzelfde  verdwijpunt  als  BA .  Ook  deze  afbeelding  laat  ons  dus  zien  dat  we  steeds  goed  moeten  observeren  om  de   schaduwen  zo  waarheidsgetrouw  mogelijk  weer  te  geven .

    Slagschaduwen  bij  samengestelde  belichtingen .

      Tot  nu  toe  hebben  we  de  voorwerpen  bekeken  van  uit  't  oogpunt  dat  ze  slechts  door  één  lichtbron  belicht  werden .  Het  is  wel  waar  dat  dit  het  meest  voorkomende  geval  is  op  klaarlichte  dag  wanneer  de  zon  onze  voorwerpen  belicht  en  geen  enkele  andere  belichting  hierop  enige  invloed  kan  uiteofenen .
      Binnenshuis  echter , in  kamers  met  twee  of  meer  ramen   of  's avonds  wanneer  er  meerdere  lampen  branden  of  een  raam  en  een  lamp , krijgen  wij  met  andere  problemen  te  doen .  Hoe  gedraagt  het  voorwerp  zich  nu  onder  deze  verschillende  belichtingen   ?  Hoe  zullen  de  schaduwpartijen  zich  verdelen  ?  Je  zult  kunnen  begrijpen  dat  deze  verschillende  belichtingen  ingewikkelde  resultaten  opleveren  en  dat  het  er  vaak  onbegrijpelijk  uitziet .  En  toch , wanneer  je  zich  de  moeite  getroost  om  dit  alles  goed  te  observeren  en  de  werkingen  van  het  lichtspel  weet  te  ontleden , zult  je  zien  dat  het  vrij  eenvoudig  is .
      Laten  we eens  een  voorbeeld  nemen : we  zetten  een  pul  op  tafel  en  stellen  daarachter  twee  kaarsen  of  lampen  op , op  de  wijze  zoals  we  in  fig . 28  zien .  De  pul  zal  zowel  aan  de  linker -  als  aan  de  rechterkant  verlicht  zijn .  We  zien  eveneens  twee  slagschaduwen ; één  naar  rechts  vallend , veroorzaakt  door  de  linker  kaars  en  één  naar   links  vallend , veroorzaakt  door  de  kaars  welke  rechts  van  de  pul  staat .  Deze  schaduwen  zijn  vrij  licht  van  tint , behalve  dan  aan  de  voet  van  de  vaas ,  waar  je  een  kleine  donkere  driehoek  ziet .  Hoe  ontstaat  die  driehoek  daar  en  waarom  is  hij  zo  donker  ?  Het  antwoord  is  gemakkelijk  te  geven .  Laten  wij  maar  eens  één  kaars  wegnemen  zodat  er  één  slagschaduw  overblijft .  Je  zult  zien  dat  deze  schaduw  ongeveer  even  donker  is  als  de  bewuste  driehoek  ( fig . 29 ) .
      Met  een  stukje  houtskool  trekken  we  nu  de  omtrek  van  die  slagschaduw  na .  Wij  zetten  de  kaars  op  zijn  plaats  terug , maar  nemen  vervolgens  de  andere  kaars  weg .  De  slagschaduw  welke  nu  overblijft  is  ook  bijna  zo  donker  als  de  driehoek .  Ook  deze  slagschaduw  trekken  wij  met  houtskool  om .  Wanneer  wij  nu  de  contouren  van  deze  schaduwen  nagaan  zien  wij  dat  ze  elkaar  aan  de  voet  van  de  pul  snijden  en  dat  de  plaats  waar  zij  elkaar  overlappen  overeenkomt  met  de  donkere  driehoek .  Plaats  de  kaarsen  maar  op  hun  juiste  plaatsen  en  je  ziet  het  duidelijk  voor  U .
      Wij  begrijpen  nu  de  werking  van  dit  schaduwen - spel .  Omdat er  twee   lichtbronnen  zijn , vallen  er  tegelijkertijd  twee  slagschaduwen .  Maar  omdat  de  ene  lichtbron  gedeeltelijk  de  schaduw  van  de  andere  lichbron  overstraalt , is  de  tint  van  die  slagschaduwen  ook  lichter  geworden .  Alleen  het  driehoekje , waarin  noch  het  licht  van  de  ene  kant , noch  het  licht  van  de  andere  kant  komt , geeft  ons  een  donkere  tint  te  zien .  
      Een  tweede  voorbeeld  van  de  onverwachte  effecten  bij  een  samengestelde  belichting  ziet  je  in  fig . 30 .  Wij  kunnen  deze  leerzame  proef  zelf  nemen .  Ga  voor  een  spiegel  staan  en  houdt  links  en  rechts  van  uw  gezicht  een  brandende  kaars . 
      De  gedeelten  van  het  gelaat  die  onder  normale  belichting  het  meeste  licht  zullen  vangen , blijken  nu  in  de  schaduw  te  liggen .  Het  gaat  hier  niet , zoals  in  het  eerste  voorbeeld , om  de  slagschaduwen  welke  elkaar  overlappen , want  schaduwen  van  deze  soort  zien  wij  niet , behalve  dan  die , veroorzaakt  door  de  oogkassen .  Het  zijn  hier  vooral  de  effekten  van  de  eigen  schaduwen  die  het  onverwachte  resultaat  doen  ontstaan . 

    21-04-2006 om 17:25 geschreven door Freddy


    20-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 14 en 15 . LINKS BIJ KUNSTLICHT . RECHTS BIJ ZONLICHT .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 14  en  15 .
    Links ,  bij  kunstlicht  ( links  van  de  toeschouwer ) .  De  stippellijn  c'  b' a'  geven  de  contour  van  de  slagschaduw  aan  op  een  horizontaal  vlak . 
    Rechts ,  bij  zonlicht  ( links  achter  de  toeschouwer ) .  De  schaduwval  op  een  horizontaal  vlak  is  op  dezelfde  wijze  aangeduid .

    20-04-2006 om 17:09 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 22 , 23 , 24 , 25 en 26 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 22  en  23 .
    Nog  een  voorbeeld  van  schaduwvalling  bij  kunstlicht : het  scherm  staat  evenwijdig  aan  het  blok .  Hoe  verder  de  lichtbron  van  het  blok  verwijderd  is , des  te  smaller  wordt  de  slagschaduw .  Het  omgekeerde  is  het  geval  wanneer  de  lichtbron  dichter  bij  het  blok  staat .

    Fig. 24 , 25  en  26 .
    De  zon  staat  links  achter  de  toeschouwer .
    Boven , bij  lage  zonnestand , waarbij  de  schaduwval  op  een  horizontaal  vlak  gestippeld  is .

    20-04-2006 om 16:49 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 27
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig .  27
    Schaduwval  bij  kunstlicht .
    O  en  S  staan  evenwijdig  aan  elkaar ;
     V  maakt  een  hoek  met  deze  blokken .

    20-04-2006 om 16:36 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 28 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 28
    Let  goed  op  de  donkere  driehoek  in  de  slagschaduw  aan  de  voet  van  pul .
    Bestudeer  nu  zelf  dergelijke  gevallen  van  samengestelde  belichting , zodat  je  hiervan  een  goed  begrip  krijgt .

    20-04-2006 om 16:32 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 29 .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 29
    Wanneer  één  kaars  weggenomen  wordt , verdwijnt  ook  de  donkere  driehoek .
    Op  deze  wijze  is  duidelijk  gemaakt  hoe  de  driehoek  onstond .  Probeer  altijd  te  ontdekken  " hoe  iets  onstaat  " 
    Het  lezen  van  een  les  is  niet  voldoende .  Men  moet  ook  begrijpen  wat  men  leest . 
    Tracht  voor  alle  problemen  die  zich  voordoen  zelf  de  oplossing  te  vinden .
    Daar  leert  je  van  en  het  zal  een  grote  steun  blijken  te  zijn .

    20-04-2006 om 16:31 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FIG . 30 . HET SPEL VAN LICHT EN SCHADUW BIJ EEN SAMENGESTELDE BELICHTING .
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Fig . 30
    Het  spel  van  licht
    en  schaduw  bij  een
    samengestelde  belichting .

    20-04-2006 om 16:00 geschreven door Freddy


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ART . NR . 13 . c . NATUURLIJKE EN KUNSTMATIGE BELICHTING
    Art . Nr . 13  . c
    Overeenkomst  tussen  natuurlijke
    en  kunstmatige  belichting .

      Aan  het  begin  van  deze  les  hebben  wij  gezegd , dat  de  lichtstralen  van  zon  en  maan  praktisch  evenwijdig  lopen  en  demonstreerden  dit  in  fig . 4 .  De  zonnestralen  volgen  hun  baan  langs  aan  elkaar  evenwijdige  vlakken  welke  eveneens  evenwijdig  zijn  aan  het  tafereel .  Maar  de  zon  neemt  niet  altijd  die  plaats  in  tegenover  de  beschouwer .  In  alle  gevallen  waarin  de  lichtstralen  niet  tot  ons  komen  in  vlakken  welke  evenwijdig  lopen  aan  ons  tafereel , zullen  zij  het  lot  ondergaan  van  alle  evenwijdig  wijkende  lijnen  .  Stelt  U  zich  iemand  voor  die  langs  een  spoorbaan  loopt .  Nu  staat  hij  stil ,  recht  voor  de  rails .  Hij  ziet de  rail  dan  precies  zoals  deze  lopen : evenwijdig  aan  elkaar  ( fig . 9  A ).  Hij  neemt  dus  dezelfde  plaats  in  als  de  beschouwer  van  de  zonnestralen  in  fig . 4 .  Nu  gaat  de  man  naast  de  rails  staan  en  kijkt  langs  de  rails  hoe  zij  op  de  horizon  bijeen  komen .  Hoe  meer  zij  de  horizon  naderen  des  te  kleiner  wordt  de  afstand  tussen  deze  rails .  Doch  het  tegenovergestelde  is  dat  de  rails  vanaf  de  horizon  naar  de  beschouwer  toe  uiteenlopen ,  of  anders  gezegd :  divergeren .  Met  dit  verschijnsel  hebben  wij  nu  ook  te  maken  wanneer  de  zon  niet  precies  links  of  rechts  van  de  beschouwer  staat , zoals  in  ons  voorbeeld  van  fig . 4 . 
    Laten  we  veronderstellen  dat  de  beschouwer  zelf  de  baan  van  de  zonnestralen  kan  volgen  tot  de  zon  zelf .  Hij  zou  dan  hetzelfde  verschijnsel  opmerken  als  bij  de  rails : de  stralen  vanuit  de  zon  tot  zijn  oog  divergeren . 
      In  alle  gevallen  dus  waarin  de  zon  voor  ons  staat  of  links  of  rechts  schuin  voor  ons  hebben  wij  te  maken  met  divergerende  ( uiteenlopende )  lichtstralen ,  hetgeen  dus  overeenkomt  met  de  belichting  door  kunstlicht . 
      Wij  laten  nu  het  volgende  voorbeeld  volgen :

     De  zon  staat  voor  de  beschouwer .

      Laten  wij  fig .  11  eens  bekijken .  De  zon  staat  hier  boven  de  horizon  en  enigszins  links  voor  ons .  Door  een  loodlijn  vanuit  Z  neer  te  laten  tot  op  de  horizon , bepalen  wij  punt  Z' .  De  eigen  schaduw  van  het  object  is  bepaald  door  B' , C , C' , B' .  Vanuit  Z  trekken  wij  de  schuine  lijnen  die  de  lichtstralen  voorstellen .  Deze  gaan  door  de  hoeken  B  en  C  van  het  voorwerp  en  raken  vervolgens  het  grondvlak .   Vanuit  Z'  trekken  wij  lijnen  door  B'  en  C' ,  de  verticale  projectie  van  de  punten  B  en  C .  Ook  deze  lijnen  -  de  projectielijnen  van  de  lichstralen  ZB  en  ZC  dus  -  verlengen  wij  tot  zij  de  lijnen  ZB  en  ZC  snijden  in  de  punten  B''  en  C'' .   Door  B''  en  C''  met  elkaar  te  verbinden  verkrijgen  wij  het  vlak  van  de  slagschaduw  B'  B''  C''  C' .  Wanneer  er een  kunstmatige  lichtbron  geweest  zou  zijn , dan  kregen  wij  eenzelfde  beeld  te  zien .  Wel  dient  je  er  nog  op  te  letten  dat  de  lijn  B''  C''  hetzelfde  verdwijnpunt  heeft  als  de  lijn  BC .  Daar  dit  punt  te  ver  naar  rechts  ligt  konden  wij  het  niet  in  de  tekening  aangeven .

      Het  zal  je  duidelijk  zijn  dat  wij  in  alle  gevallen  waarbij  de  zon  voor  de  beschouwer  staat , hetzij  links  voor  of  rechts  voor ,  deze  methode  van  schaduwbepalingen  moeten  volgen .

    Nog  een  verschil  tussen  zonlicht  en  kunstlicht .

      In  fig  11  zagen  wij  dat  de  slagschaduw  vanaf  het  voorwerp  op  de  beschouwer  toekomt ; precies  dus  als  in  het  geval  van  een  kunstmatige  belichting .  Thans  zullen  wij  de  slagschaduw  in  tegengestelde  richting  en  vorm  zien .

    De  zon  staat  achter  de  beschouwer .

      Hier  wijkt  de  slagschaduw  van  ons  en  wordt  hij  kleiner  naarmate  hij  verder  van  het  voorwerp  verwijderd  is ( fig . 12 ) .  De  situatie  is  hier  dus  omgekeerd  en  men  zou  kunnen  zeggen  dat  het  voldoende  is  wanneer wij  de  vorige  methode  in  omgekeerde  richting  gaan  toepassen .  
     
      In  het  geval  van  fig . 12  bevinden  wij  ons  tegenover  punt  P  op  de  horizon .  De  zon  staat  rechts  achter  ons  en  boven  de  horizon .  De  lichtstralen  vallen  dus  van  rechts  naar  links  en  van  achteren  naar  voren .  Deze  stralen  gaan  over  ons  heen , vallen  voor  ons  uit  en  gedragen  zich  dus  als  evenwijdig  wijkende  lijnen .  Het  is  dan  alsof zij  samenkomen , echter  niet  op  de  horizon , omdat  ze  niet  horizontaal  liggen , maar  in  een  vluchtpunt  "het  grondpunt "  genaamd ; hier  aangegeven als  Z .

      Hoe  vinden  wij  nu  dit  punt ?

      Wij  hebben  al  gezegd  dat  het  probleem  omgekeerd   was  en  dit  ontsluit  ook  de  oplossing .  Wij  staan  met  ons  gezicht  naar  P  ( fig . 13 ).  Nu  draaien  wij  een  halve  slag  en  schatten  de  hoogte  van  de  zon  boven  de  horizon .  Tegelijk  schatten  wij  de  zijwaartse  afwijking  van  de  zon  ten  opzichte  van  punt  P .  Nu  nemen  wij  onze  eerste  stand  weer  in .  De  zon  is  dus ,  wij  herhalen  het , rechts  achter  ons , precies  recht  tegenover  punt  Z2  van  onze  fig . 13 .  Z2  Z''  geeft  de  hoogte  boven  de  horizon  weer  en  PZ''  is  de  zijwaartse  afwijking .  Deze  afwijking  brengen  we  nu  link  van  P ,  waardoor  het  punt  S'  bepaald  is .  Vanuit  Z'  laten  wij  nu  een  loodlijn  neer ,  waarvan  de  lengte  gelijk  is  aan  Z2  Z'' , zijnde  de  hoogte  van  de  zon  boven  de  horizon .  Als  de  schuine  lijn  Z2  Z ,  inplaats  van  uit  te  gaan  uit  Z2  -  het  punt  dat  voor  de  waarnemer  ligt ,  precies  tegenover  de  zon  die  achter  hem  staat  -  zou  uitgaan  van  de  zon  zelf , dan  zou  deze  lijn  van  rechts  naar  links  schuin  naar  beneden  lopen ,  maar  ook  van  achteren  naar  voren  (  in  de  diepte  dus ! )  en  zou  van  achteren  naar  voren  het  oog  van  de  waarnemer  kruisen .  Uit  fig . 13  is  dit  gemakkelijk  af  te  leiden .   Z2  Z  is  dus  in  onze  fig . 13  de  weergave  van  de  projectie  op  het  verticale  vlak , of  met  andere  woorden , de  lichthoek  ( zie  de  eerste  les )  welke  de  algemene  richting  aangeeft  van  de  zonnestralen . 
      Wij  keren  nu  weer  terug  naar  fig . 12 .  Als  gevolg  van  de  zonnestand  geeft  het  vlak  A  B   B'  A'  de  eigenschaduw  van  het  voorwerp  weer , evenals  het  vlak  A  D  D'  A' , hetgeen  echter  onzichtbaar  is  voor  ons .  Wij  trekken  nu  schuine  lijnen , welke  de  zonnestralen  voorstellen , van  B  naar  Z , van  A  naar  Z  en  van  D  naar  Z .  Deze  lijnen  volgen  een  richting  gelijk  aan  Z2  Z .

      Z'  wordt  nu  met  B'  verbonden  en  A'  met  D' .  Wij  krijgen  dan  op  het  snijpunt  van  de  overeenkomstige  lijnen  (  ZA  en  Z' A'  -  SB  en  Z'  B'  -  ZD  en  Z'  D' )  de  punten  welke  de  schaduw  markeren  , n. 1 . A'' , B'' , D'' .  Het  totale  schaduwvlak  B'  B''  A''  D''  D'  is  hiermee  bepaald .  Wij  kunnen  er  slechts  een  gedeelte  van  zien , maar  moeten  er  wel  op  letten  dat  A''  D''  op  dezelde  wijze  vlucht  als  AD  en  B''  A''  hetzelfde  verdwijnpunt  heeft  al  BA .  Om  de  hierboven  gegeven  uiteenzetting  nog  beter  te  doen  begrijpen , gaan  wij  nog  eens  terug  naar  onze  waarnemer  van  de  spoorweg .  De  man  keert  zich  nu  met  zijn  rug  naar  een  station  dat  dus  achter  hem  ligt .  De  rails  die  van  dat  station  uitgaan  komen  als  schuine  lijnen  op  hem  toe ,  gaan  langs  hem  heen  naar  voren  door  en  verdwijnen  naar  de  horizon .  Maar  als  deze  rail  naar  beneden  zouden  hellen ,  zoals  bij  een  bergspoor , dan  zouden  zij  samenkomen  in  een  punt  dat  onder  de  horizon  ligt .  Wij  zouden  ons  zelfs  kunnen  voorstellen  dat  dit  bergspoor  ondergronds  werd  en  wij  zouden  dan  een  weergave  hebben  van  de  situatie  waarin  de  beschouwer  van  onze  fig . 12  zich  bevindt , doch  dan  niet  meer  met  betrekking  tot  de  rails , maar  tot  de  zonnestralen .  Het  is  haast  overbodig  te  zeggen , dat  wij  tot  een  zelfde  soort  oplossing  komen  in  alle  gevallen , waarin  de  zon  achter  de  waarnemer  staat , hetzij  precies  achter  hem , hetzij  links  of  rechts  van  hem .

      In  het  voorgaande  zijn  wij  niet  met  meetkundige  juistheid  op  de  verschillende  punten  ingegaan .  Dit  zou  voor  U  een  te  ingewikkelde  studie  vergen .  Wij  zijn  ervan  overtuigd  dat  onze  afbeeldingen  voor  zichzelf  spreken  en  het  betoog  gemakkelijk  doen  begrijpen .
      Mochten  wij  ons  soms  op  het  terrein  der  beschrijvende  meetkunde  begeven , dan  doen  wij  dit  omdat  het  nodig  is  dat  je  de  juistheid  van  uw  waarnemingen  kunt  controleren .  Wij  vragen  je  echter  geenszins  om  ingewikkelde  lijntekeningen  te  maken .  Wat  wij  in  de  eerste  plaats  van  U  vragen  is  dat  je  goed  kijkt ,  temeer  omdat  je  nu  alle  middelen  weet  waarmee  je  uw  bevindingen  kunt  controleren .  Geeft  het  geen  gevoel  van  zekerheid  dat  je  altijd  kunt  terugvallen  op  een  betrouwbare  regel ?  En  geeft  het , zoals  wij  reeds  eerder  bij  de  bestudering  van  de  perspectief  hebben   gezegd , geen  ware  voldoening  het  " waarom "  der  dingen  te  begrijpen . 
      Maar  voor  alles  moet  je  waarnemen !  En  wij  zullen  tesamen  nog  enkele  verschijnselen  gaan  bestuderen , welke  vrij  gemakkelijk  te  begrijpen  zullen  zijn  naar  aanleiding  van  ons  voorgaand  betoog .   

    20-04-2006 om 14:23 geschreven door Freddy




    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!