Wij vouwen de ledepop op de aangebrachte vouwlijnen . Om te bereiken dat de pop in de juiste stand blijft staan moeten wij het karton op de gewenste plaats goed omvouwen en even tussen duim en wijsvinger vasthouden . U zult zo aan de ledepop de gewenst houding geven , in aanmerking genomen dan dat er geen onnatuurlijke bewegingen tot uitdrukking gebracht worden . Vervolgens zet U de ledepop op een stukje dik karton of tripplex vast met spelden of punaises ( duimspijkers ) in de voeten of in de handen , al naar gelang de stand die hij inneemt . Op die manier bent U er zeker van dat hij blijft staan en dat U met plezier en zonder veel moeite een interessant deel van onze cursus zult doorwerken..... Uw toekomstige modellen lert U zien in hun wezenlijke uitdrukkingen en U kunt gemakkelijk hun lijnen , vlakken , hun onderlingen verhoudingen , hun vormveranderingen door de perspectief , de verkortingen enz , waarnemen . Na uw ledepop in de gewenste stand gezet te hebben begint U met hem door het A. B. C . - scherm te tekenen . Geef U goed rekenschap van de perspectief, van de richting van de vouwlijnen , van het samenkomen van de vluchtlijnen , door deze te verlengen . Vergelijk deze richtingen met horizontale en verticale lijnen . Dit gaat gemakkelijk met de ruitjesverdeling op het scherm . Overigens is hier geen enkel verschil met de reeds uitgevoerde tekeningen volgen deze methode in onze vorige lessen .
Wanneer U de objecten door het A. B. C. - scherm observeert , kunt U dit het beste doen door één oog - bij voorkeur het linker - te sluiten . Op die wijze onderdrukt U de verschuiving van het beeld , welke zou ontstaan door nu met het rechter oog , dan weer met het linker oog of met beide ogen naar het object te zien . Doe Uw best de verhoudingen tussen de verschillende lijnen en vlakken , evenals de richting waarin zij gaan , goed waar te nemen . U kunt zelf ( dat hebben wij reeds aangeraden ) de perspectief controleren door de vluchtlijnen te trekken , zoals plaat I laat zien . Zeer nuttig is het dan ook om de ledepop eerst op ooghoogte te tekenen en vervolgen in dezelfde stand onder en boven ooghoogte . Tenslotte bestudeert en tekent U alle verkortingen . Wanneer U op deze wijze tal van studies heeft gemaakt van Uw ledepop A , waarvan de omtreklijnen uitsluitend rechtlijnig zijn en de vlakken rechthoekig , gaat U de ledepop B gebruiken welke ook bij deze les hoort . Zijn vormen komen al dichter bij die van het menselijk lichaam . De vouwen blijven echter gelijk en laten dezelfde veelvuldigheid van houdingen toe en dezelfde perspectievische verschijnselen . Op de tweede ledepop ziet U zeer dikke lijnen welke overeenkomen met het tot het uiterste vereenvoudigde schema van het menselijk geraamte . Wij spreken hier nog over en zullen er veel gemak van ondervinden . De ledepop B is afgebeeld op plaat II en laat een hele serie schetsen zien , vol beweging en levendigheid . De studies met ledepop B zullen U , evenals die met de eerste ledepop , veel plezier geven doch ook meer aandacht vragen omdat de vorm minder tot de grondvorm teruggaat . U zult telken weer nieuwe standen ontdekken , doch bedenk steeds bij Uzelf of die standen in werkelijkheid ook mogelijk zijn . Bestudeer daarom ook regelmatig levende figuren en boots hun standen na met de ledepop . Bestudeer vooral de perspectievische vormveranderingen en verkortingen , welke bij deze ledepop al meer tot de werkelijke vormen komen . Door hier en daar met licht en donker te werken of er silhouetjes van te maken kunt U al heel natuurlijke beelden verkrijgen . Maar eerst is het noodzakelijk om onze theoretische kennis aan te vullen .
ART. NR . 11 . - FIG . 30 . - VERSCHILLENDE STANDEN VAN FIGUREN IN RUST .
Art . Nr . 11 .
Fig . 30 .
Verschillende standen van figuren in rust . Begonnen wordt met het schematische geraamte en vervolgens worden de belangrijkste lijnen aangegeven .
Denk aan de loodlijnen x v , zoals ook fig . 28 te zien geeft . Let bij het kind vooral op de verhouding van de schedel ten opzichte van de gehele figuur .
ART . NR . 11 . - FIG 31 . - DE FIGUUR IN BEWEGING
Art . Nr . 11 .
Fig . 31 .
De figuur in beweging . Allereerst eenvoudige , herhalende bewegingen . Daarna oefenen wij ons in het schetsen van een eenmalige beweging . Hier ziet je de opzet van figuren in beweging . Eerst de draadfiguur en daarna de lijnen die het volume bepalen . Let vooral op de eenvoudige aanduiding van het hoofd .
ART . NR . 10 , b . HET EVENWICHT . - DE LOODLIJNEN
Art . Nr . 10 , b
Het evenwicht . - De loodlijnen
Bij elk voorwerp heeft men met verhoudingen te maken en elke houding , elke beweging is onderworpen aan een evenwicht . Wij hebben al genoeg gesproken over verhoudingen en gaan ons nu bezighouden met evenwicht en de loodlijnen die ons daarbij zullen helpen . Wij zullen hiervoor opnieuw het A.B.C. -scherm gebruiken en U zult zich stellig herinneren wat wij al verteld hebben over de verdeling in vierkanten van een tekening of foto ; beter nog van een werkelijk model , met drie afmetingen , waargenomen door deze doorzichtige in vakjes verdeelde plaat . Nu passen wij deze werkwijze eerst toe op onze ledepop A , daarna op ledepop B . Wij plaatsen ze op een redelijke afstand van het scherm , zodat hun afbeelding er in z'n geheel binnenvalt zonder dat deze te klein wordt . Fig . 24 laat dit zeer duidelijk zien . U zult opmerken dat sommige lijnen van het mannetje vrij naukeurig samenvallen met de verticale en horizontale lijnen van de ruitverdeling . Sommige belangrijke punten van de ledepop kunnen juist op de snijpunten van deze lijnen liggen . Laten deze punten dan ook richtpunten voor U zijn zodoende steeds weer Uw beginpunt terug te kunnen vinden . Tevens zullen zij de opbouw van het geheel vergemakkelijken en kunt U dus op deze wijze gemakkelijk de belangrijke lijnen bepalen dank zij het samenvallen van deze punten . Bij de overige lijnen dient U zich af te vragen in welke mate deze , hetzij evenwijdige , hetzij schijn , verwijderd zijn van de vaste lijnen de ruitverdeling . Maak deze studie eerst op de bladen geruit tekenpapier . Naderhand moet U , evenals U dat gedaan heeft met voorwerpen uit de vorige lessen ( hand en oog ) , proberen studies te maken op gewoon tekenpapier , want anders zouden wij teveel gaan wennen aan ons ruitjespapier en per slot van rekening is het slechts een hulpmiddel . Zo langzamerhand moeten wij dan ook het A.B.C. -scherm opbergen . U moet het scherm evenwel niet te snel opbergen ; en wanneer U het niet meer gebruikt , houdt het dan toch in gedachten steeds voor U . Het moment is gekomen om verder te gaan met ons kartonnen mannetje en te zien op welke wijze de opbouw vergemakkelijkt kan worden . Wij zullen daartoe meerdere hulp - en richtingslijnen in onze schets moeten betrekken , zoals wij dit beschreven hebben in het tweede van de les "oefening van hand en oog " . Als wij fig . 25 bestuderen kunnen wij vaststellen dat een loodlijn neergelaten kan worden door de punten A, B, C, D, en E; door de punten F en G ; door H en I . Ook de elleboog ( J ), de hiel ( K ), en de knie ( L ) liggen op eenzelfde loodlijn evenals de punten M, N, O en P . Daarentegen zien wij dat de punten Q, R en O op een horizontale lijn liggen , evenals S en L en ook T en D , enz... Op die manier zijn wij een twintigtal nauwkeurige richtpunten rijk ! Het opzoeken van deze punten moet altijd het eerste werk zijn bij het schetsen van een figuur , want alleen op die manier kunnen wij tot een evenwichtige stand komen . In onze fig . 25 zijn wij trouwens wel een beetje geholpen door de talrijke samenvallingen van de punten om zodoende een duidelijke uiteenzetting te kunnen geven . Maar in het algemeen zult U steeds de gelegenheid krijgen om dit soort waarnemingen te doen . Zie deze zwemster ( fig. 26 ) . Wij merken al dadelijk op , dat de loodlijn 1 de punt van de rechter borst raakt en uit komt op de linker voet . De loodlijn 2 gaat langs wang en raakt de linker hiel . De loodlijn 3 verbindt het rechter oor en de rechter elleboog . De loodlijn rechter oor en de rechter elleboog . De loodlijn 4 gaat langs de rechte zijde van het haar , loopt over de linker schouder en gaat dan rakelings langs de linker bil . Op de horizontale lijn A liggen de basis van de hals en de linker schouder . Lijn B verenigt rechter borst en linker elleboog , terwijl C rechter heup en linkerhand snijdt . U zult gemakelijk zelf dezelfde loodlijnen en horizontalen kunnen zien ; bijvoorbeeld bij een stamdbeeld . En van daar naar het waarnemen van een levend model dat ombeweeglijk voor U staat , is slechts één stap . En neem deze stap dan ook , flink en zonder aarzelen , want door de voorgaande eoefeningen , welke U ernstig en veelvuldig gemaakt heeft , zal het U zeker lukken . Ten overvloede sommen wij nog eens de voorbereidende studie op :
1e . Waarneming en tekenen van ledepop A in verschillende standen gezien door het A.B.C. - scherm .
2 . Waarneming en tekenen van ledepop A in verschillende standen zonder hulp van het A.B.C. - scherm .
3e . Waarneming en tekenen van ledepop B in verschillende standen gezien door het A.B.C. - scherm .
4e . Waarneming en tekenen van ledepop B in verschillende standen zonder hulp van het A.B.C. -scherm .
Steeds en in alle gevallen dient U met aandacht en nauwgezetheid te werk te gaan en niet proberen om " eventjes gauw " de loodlijnen op te zoeken , het perspectievisch verloop na te gaan of de verkortingen te bekijken . Bewaar het A.B.C. - scherm zorvuldig ; het zal U steeds van pas komen om de juist plaatsing van Uw objecten vast te stellen , of het nu stillevens , landschappen of figuren zijn . Gebruik het in alle gevallen waar twijfel mogelijk is , net zo lang totdat U ervan overtuigd bent om het zonder te kunnen . Doch blijf het in gedachten steeds voor U houden , wanneer U vrije schetsen gaat maken , maar denk er wel aan dat het werkelijke tafereel enigszins gebogen is in tegenstelling tot het volkomen verticale vlak van het scherm .
Wij hebben hier al opgemerkt dat op ledepop B de lijnen van een zeer eenvoudig schema van het menselijk geraamte zijn aangegeven . Deze lijnen zullen het eenvoudigste middel blijken te zijn om houdingen en bewegingen tot uitdrukking te brengen . Deze lijnen nu zult U gaan betrekken in Uw nieuwe schetsen van de ledepop . Zij zullen het belangrijkste deel uitmaken van Uw waarnemingen , zonder dat U de vormverschijningen van de vlakken verwaarloost , waaruit deze ledepop is opgebouwd . U schetst echter alleen de lijnen van het geraamte en verkrijgt op deze wijze de zogenaamde " draadfiguur " , de meest simpele weergeve van een bepaalde stand . Probeer dus altijd dit geraamte voor te stellen in het levende lichaam van de personen die U gaat schetsen . Bekijk daartoe fig. 28 . Wij kunnen U niet genoeg aanraden om toch vooral methodisch en stap voor stap te werk te gaan volgens de beschrijving , welke wij in het vorige en dit hoofdstuk , gegeven hebben . Pas dan kunt U verzekerd zijn van een goed resultaat . Wanneer U wilt , kunt U zelf uit stevig karton meerdere ledepoppen maken om U zodoende te oefenen in het schetsen van personen. Ook zult U dan een rij ledepoppen kunnen vormen en aan de hand daarvan de perspectivische schaal van verkleining kunnen obseveren .
Om een persoon te schetsen is het voor alles van belang om houding , gebaar en beweging te leren doorzien . Geen enkele tekenaar of schilder , hoe groot zijn technische vaardigheid ook is , zal een goede schets maken als hij zijn model niet begrijpt . Onze draadfiguur zal U echter steeds kunnen helpen om stand en beweging te leren zien en begrijpen en het mogelijk maken deze in grote lijnen op te zetten . Dit zijn dus inderdaad de lijnen , die in tegengestelde richtingen , evenwijdig of schuin , elk onderdeel van de figuur volgen . In het eerste stadium houden we , zoals wij het al met de ledepop gedaan hebben , geen rekening met de uiterlijke verschijningsvormen . Elk onderdeel van ons model geven wij dus met een enkele lijn weer en bouwen het geheel op tot wij de draadfiguur verkrijgen . Wanneer wij het model goed observeren zal het ons mogelijk zijn om in zeer korte tijd de voornaamste lijnen van houding en beweging weer te geven . Bij het schetsen van de draadfiguur komt het niet alleen aan op de juist richting van de lijnen maar ook op de juistheid van hun onderlinge verhoudingen , welke overeen moeten komen met de werkelijkheid , zie fig . 30 . Om in het begin de moeilijkheden niet al te groot te maken zullen wij eerst personen in een eenvoudige stand schetsen . Naarmate wij vorderen gaan wij ons bezighouden met ingewikkelder standen , doch nog steeds van modellen in rust . Op deze wijze zult U zich het beste oefenen om de eenvoudige lijnen en vormen van de ons bekende ledepop en draadfiguur te leren omzetten in de werkelijke vorm van het levende model . Een zeer nuttige methode is ook om op de draadfiguur een vel transparant papier te leggen en daarop de juiste vormen van Uw model te schetsen . U dient zich daarbij evenwel te beperken tot de hoofdvormen en de bijkomstige details weg te laten . Wanneer U deze schetsen op het transparante papier met een kleurpotlood maakt zult U de zarte lijnen van de draadfiguur beter kunnen blijven volgen . Na voldoende oefening kunt U dan vervolgens proberen om los van de draadfiguur de stand nogmaals te schetsen , desnoods op tranparant papier , omdat U het geheel kunt controleren door het weer op de draadfiguur te leggen . Het woord stand betekend niet dat men zijn modellen zal moeten laten poseren . Op deze wijze zal de houding spoedig iets verstarrends krijgen . Uw jachtterein - de schets , is indedaad een echte jacht... en hoe opwindend . Schets uw figuren op straat , in parken en wachtkamers . Onvermijdelijk zullen Uw modellen U parten spelen door plotseling van houding te veranderen . Laat U hierdoor niet van de wijs brengen . Blijf waarnemen zonder haasten en zonder opwinding . Wanneer U goed heeft gestudeerd zult U stellig in staat zijn om na de eerste lijnen de rest van de figuur uit het hoofd verder te schetsen . Bedenk altijd dat het in dit stadium van de studie niet gaat om de precieze afbeelding van de persoon , maar dat U tracht de menselijke figuur te leren doorgronden in vorm en verhouding . Met andere woorden : het gaat hier nog niet om " het potret van Uw model ". U moet een verantwoorde figuurschets maken ! Al wat U zult hebben opgemerkt , hoe gering dit ook is , zal op zichzelf een niet te verwaarlozen winst zijn . Uitgaande van dit beginsel kunt U trachten om de schets af te maken zonder het model , dank zij de herinnering die U ervan bewaard heeft , een herinnering , die des te zuiverder zal zijn , naarmate U Uw model beter heeft waargenomen . In elk geval zult U zich bij het schetsen , naar levend model , toch moeten oefenen om niet te traag te werken . Tracht de twee opeenvolgende bewerkingen ( lijnen van de draadfiguur ; daarna het aangegeven van de omvang ) steeds sneller uit te voeren . Als U regelmatig oefent zult U weldra in staat zijn om in het snelle tempo dat vereist is , te komen tot het schetsen van figuren in actie . Dit zal dan ons tweede stadium zijn . U laat Uw model dus een bepaalde handeling uitvoeren die hij regelmatig herhaalt , bijvoorbeeld : vegen , hameren , spitten enz. In het begin ook weer niet te ingewikkelde of te snelle handelingen , maar tempo en gebaar langzaam opvoeren . Ook bij deze schetsen gaan wij uit van de draadfiguur en daarna geven wij de omvang aan , zoals fig. 31 dit laat zien . Vervolgens wagen wij ons aan snellere bewegingen , die niet verschillende keren na elkaar worden uitgevoerd en waarbij het dus aankomt op een éénmalige observatie ( fig. 31 ) .
Tenslotte , en dat is dan het het derde stadium , komen wij tot de complete schets . Waarin verschilt nu deze van de voorgaande ? Laten wij voorop stellen dat het hier niet gaat om een studie of een waarneming van kleine onderdelen ; hun weergave dient tot het uiterste beperkt te blijven . In een schets moet men allereerst het belangrijkste leren zien en vastleggen en dat alleen ! Het is dus van belang om die vormen en lijnen uit te kiezen , zonder welke de figuur niet zou kunnen bestaan en die vanzelf de ontbrekende gedeelten te voorschijn roepen . U zult dus met veel overleg moeten observeren . Overigens zou U ook eenvoudig de tijd niet hebben om alles weer te geven . Wees dus gemakkelijk , maar na rijp beraad . De complete schets , dat wil zeggen beperkt tot enkele noodzakelijke en voldoende onderdelen voor het goede begrip van het model , van het type , van zijn karakter , van zijn houding , van zijn gebaar , zou kunnen bestaan uit het begin - schema van de draadfiguur , waarom - heen wij snel het volume aanbrengen . De lijnen hiervan zullen evenwel soepeler moeten zijn en zuiverde de rondingen van de vormen moeten volgen . Zij mogen niet eenvoudigweg bestaan uit ruw aangegeven lijnen die evenwijdig lopen aan die van de draadfiguur en de vorm tot het uiterste terugbrengen . De draadfiguur ontstaat bij het zien van het model als het ware in uw gedachten en U zult hem in die geest op uw papier overbrengen en uw hand zal hem als gids blijven volgen . De snelheid van uitvoering zal erbij winnen zonder dat zuiverheid en naukeurigheid verloren gaan . Het moet inderdaad snel gaan . Maar omdat het onvermijdelijk is te steunen op hulp - en richtingslijnen , zult U de lijnen van de draadfiguur langzamerhand vervangen door enkele wezenlijke lijnen van het model zelf . Welke zijn deze lijnen ? Welnu , die , waarvan U denkt dat ze het meest sprekend zijn voor een bepaalde stand en beweging . Dus lijnen waarop de gehele figuur steunt ! Wij hebben dit aangegeven door een dikke lijn op onze afbeeldingen 32 en 33 . Als U deze lijnen ineens op hun plaats heeft kunnen brengen , als U hun juiste richting en verhouding heeft aangegeven , dan zal het aanbrengen van de overige lijnen U weinig moeite meer opleveren . Wees er in elk geval van overtuigd , dat , als U geen tijd heeft gehad om hem af te maken , uw schets al een goede schets zal zijn , wanneer U alleen al die lijnen heeft gezien en weergegeven . En trouwens , wanneer het model is verdwenen , kan men steunen op zijn visuele herinnering en het geheel toch nog voltooien . Hierbij zult U geholpen worden door uw vormenkennis welke U in de loop van deze les verkregen heeft . Maar nogmaals , ga niet te ver , stoor U niet teveel aan onbelangrijke details , zij zullen de schets alleen maar ingewikkelder maken en dragen toch niet bij tot de algemene uitdrukking . Wij dringen hier stelleg niet zonder meer aan op eenvoud . Wanneer U nogmaals plaat I ( met ledepop A ) bekijkt zult U het met ons eens zijn dat deze schetsen , in al hun eenvoud voldoen aan de behoefte stand of beweging voor ons op te roepen . Let bij uw schetsen vooral op de perspectievische verschijnselen ; kijk goed waar de horizon loopt . Schenk alle aandacht aan de verkortingen en maak hiervan desnoods even aparte studie's .
Ongetwijfeld zullen in de complete schets bepaalde onderdelen om enige uitwerking vragen . Als men zijn modellen een gezicht wil geven , zullen alleen die lijnen van het gelaat worden aangegeven die kenmerkend zijn voor het type . Gelijkenis zoeken wij echter geenszins . Op dezelfde wijze gaan wij te werk met de handen en de voeten en ook daarvan geven wij slechts een sterk vereenvoudigde vorm weer . Bij de kleding zal ons oog in de meeste gevallen getrokken worden door een opmerkelijke plooienval . Beginners , wij weten dit , worden in de war gebracht door het schijnbaar ingewikkelde vormenspel van de plooien in de stof . Welnu , dezelfde plooien zien wij in alle kledingstukken omdat zij steeds op dezelfde wijze gevormd worden . Wanneer wij dus het principe van de plooivorming begrijpen , kunnen wij ook iedere plooienval tekenen . Wij zien dit bij de mouw , waar hoogten en diepten van de plooien zich volgen eenzelfde schema vormen . Ook bij pantalons en rokken kunnen wij dit waarnemen . Regelmatig schetsen naar levend model is dan vanzelfsprekend de enige manier om achter deze geheimen te komen . Het weergeven van de plooien dient met simpele lijnen te gebeuren , waarbij voor dezelfde stof en houding ook lijnen van dezelfde aard gebezigd worden . Door uw visuele herinnering zult U voortaan bijna vanzelf de vouw daar aangeven waar hij moet zijn en zoals hij moet zijn en op die wijze het gebaar of de houding ondersteunen . Er zijn fraaie plooien , als we dat mogen zeggen , die zich vormen bij kledingstukken van goede snit ; andere die kenmerkend zijn voor veel en langgedragen kledinstukken . Observeert deze bijzonderheden ! Zij zullen veeal samengaan met andere bepalende elementen van het karakter van de persoon : houding , stand van het hoofd en de ledematen , enz. Door dit goed te bestuderen zullen uw schetsen levendiger en echter worden . De vouwen doen dus het lichaam onder de kleding uitkomen ! Die tengevolge zult U dus altijd de hals , de polsen en handen en de benen zo moeten tekenen dat zij werkelijk bij de gehele figuur behoren . Hun voortgezette lijnen onder de kleding moeten als het ware voelbaar zijn . Bijzondere aandacht dienen wij te besteden aan kragen en revers . Daar de hals cilindervormig is zullen kraag en revers zich nauw bij deze vorm aansluiten en zijn dus aan dezelfde perspectievische wetten onderworpen . In fig . 36 laat de stippellijn duidelijk de voortzetting van de vloeiende vorm zien . U ziet dat steeds de perspectief tussen beide komt , zowel bij het weergeven van ruimtelijke voorwerpen , als bij dat van vlakken , waarvan onze ledepoppen A en B zijn gevormd.
Door de vlakken van fig . 37 (A en A' ) bij elkaar te brengen is het gemakkelijk ruimtelijke vormen te contrueren ( B en B' ) waarbinnen wij de cilindrische vormen ( C en C' ) kunnen insluiten , welke de vormen benaderen waaruit een menselijk figuur is opgebouwd . Het zal moelijker zijn om de raakvlakken van twee haaks op elkaar staande cilinders te doen uitkomen . De doorsnee van een cilinder is een cirkelvorm wanneer deze doorsnede recht is , en ellipsvormig wanneer hij schuin is doorgesneden . Deze ellips en deze cirkel zullen meer of minder vervormd zijn , afhankelijk van de hoek waaronder wij ze zien . Dit komt duidelijk uit in onze Fig. 38 D . In de eerste schets zien wij de gebogen arm zuiver van opzij . Hier doet de raaklijn , die overeenkomt met de onderste doorsnee van de verticale cilinder of van de arm gehuld in een mouw , zich voor als een rechte lijn , daar waar deze doorsnee samenvalt met die van de horizontale cilinder , welke de onderarm voorstelt . Zo zal in het algemeen de buigingsplooi van de mouw zich voordoen . In de tweede voorstelling zien wij er schuin van voren tegenaan . De lijn die de plooi voorstelt is nu bol geworden , omdat wij de cilinder in perspectief zien . Daartegenover zien wij in de derde afbeelding ditzelfde schuin van achteren . Deze plooilijn loopt dus rond in tegenovergestelde richting . In het eerste geval komt de onderarm naar ons toe . In het tweede gaat hij van ons af , waarbij de bovenarm dus dichter bij ons oog is . De afbeelding E tonen verschillende toepassingen van deze regel , die zowel voor de benen als voor de armen geldt . Een ander perspectivisch verschijnsel van eenzelfde soort zullen wij zien bij de lijn die de ronde onderkant van een jurk of van een mantel begrenst . Deze lijn zal zich voordoen als een rechte horizontale of als een ronde lijn ; hol of bol , al naar gelang de hoogte waarop zich de figuur bevindt . Wanner U fig . 39 goed bestudeert zal het U stellig geen moeilijkheden meer opleveren . Vanzelfsprekend geeft in werkelijkheid de onderrand van een jurk deze regelmatigheid in omtrek niet te zien . Maar de regel blijft er niet minder toepasselijk om . U zult dit ook zien bij de meisjes op de trede van een trap ( fig . 40 ) . De horizon ligt hier op H . Wat betreft de cilinder rechts ; deze toont door zijn boven elkaar liggende doorsneden , de nog steeds door de perspectief veroorzaakte vormveranderingen . Hetzelfde geld voor het been van de figuur . 40 , waarvan wij een reus hebben gemaakt , omdat wij het perspectivisch verloop van de banden in de kousen duidelijk kunnen volgen .
ART . NR . 12 , a . DE PERSPECTIEVE SCHAAL VAN VERKLEINING .
Art . Nr . 12 , a
De Perspectivische schaal van verkleining .
In dezelfde fig . 40 zien wij de toepassing van een andere regel , die niet minder belangrijk is . Niets nieuws echter , wij zijn er al mee bekend ! Het gaat hier nog steeds over de perspectief , die wij zullen terugvinden bij iedere stap voorwaarts . Wij hebben al gezegd en herhaald dat de lijnen -- en dientengevolge de vlakken en de ruimtelijke figuren welke zij begrenzen -- naar het schijnt afnemen in lengte naarmate zij zich van ons verwijderen . De fig . 41 , 43 en 44 laten schematisch die schijnbare verkleiningen in de hoogte zien , die paaltjes , van dezelfde afmeting op verschillende afstanden , zullen ondergaan . In fig . 42, 45 en 46 zien wij hetzelfde , maar nu met figuren die, naar wij zullen aannemen allen even groot zijn en op een rij geplaatst zijn . Doch laten wij eerst het eenvoudigste geval bekijken . Veronderstellen wij een paaltje A A' voor ons geplaatst , een beetje rechts , terwijl onze horizon zich op H bevindt . Ons oog ligt tegenover punt P op deze lijn . Nu trekken wij de vluchtlijnen AP en A'P en richten tussen , deze vluchtlijnen de verticale lijnen BB' , CC' en DD' enz. op . Waar deze verticale lijnen zich ook bevinden , zij vertegenwoordigen steeds het beeld van het paaltje AA' , terwijl deze hoogten schijnbaar afnemen naarmate zij verder weg zijn . Wij krijgen hier dus het beeld van de voortgaande verkleining van AA' in de lijn AA' P . Als wij het paaltje A' vervangen door een persoon krijgen wij op dezelfde manier het beeld van zijn voortgaande verkleining en als wij veronderstellen dat het nog steeds gaat om mensen van dezelfde lengte , zullen , wij op ditzelfde lijnstuk , waar wij het willen , andere personen kunnen plaatsen , waarvan de hoogte ons heel goed de indruk zal geven van de afstand , waarop zij zich met betrekking tot elkaar en met betrekking tot ons oog bevinden ( fig . 42 ) . Wij brengen nu horizontale lijnen aan door de twee uiteinden van de verticale lijnen , die paaltjes of personen voorstellen en richten dan tussen deze horizontalen , nieuwe verticale lijnen op , zoals aa' , bb' , cc' enz ... Wij verkrijgen dan het beeld van paaltjes die praktisch op dezelfde afstand liggen voor ons oog zoals AA' , BB' en CC' enz .. hetzij rechts , hetzij links , op eenzelfde lijnstuk dat van links naar rechts loopt . De schijnbare lengte van personen die zich ter hoogte van één van dezer bevinden , meer of minder van ons verwijderd , kunnen wij op dezelfde wijze verkrijgen ( fig. 43 , 44 en 45 ) . Wel dient U goed te begrijpen dat het hier gaat om de theorie , uitsluitend bestemd om uw waarnemingen naar levend model te steunen . Enerzijds verschilt de lengte van de mensen in werkelijkheid ( hoewel niet zo veel ) en anderzijds kunnen wij onze evenwijdige horizontale lijnen niet te ver verlengen naar rechts en naar links , anders zouden de verticale lijnen , die wij ertussen oprichten , uiterst rechtse en uiterst linkse , hoewel geplaatst op dezelfde voorgrond , paaltjes vertegenwoordigen , die veel verder van ons verwijderd zijn dan die welke precies tegenover ons staan en zij zouden dan niet van dezelfde hoogte , maar kleiner moeten schijnen . Overigens zouden wij ze ook niet kunnen opnemen in ons dezichtsveld . In fig . 46 hebben de afmetingen van de deur gediend als uitgangspunt om aan de dienstbode , die zich op de drempel bevindt , een passende lengte te geven . Twee horizontale lijnen , waarvan de één over haar hoofd gaat en de ander langs haar voeten , geven ons de lengte ons de lengte van het dikke mannetje die op dezelfde hoogte staat . Het vluchtpunt P op de horizon is bepaald door het snijpunt van de horizontale en in werklijkheid evenwijdige lijnen van de deur , de ramen enz .. Wij brengen twee schuine vluchtlijnen aan , de ene het hoofd van hetzelfde mannentje rakend , de andere langs zijn voeten en wij kunnen op die wijze de lengte bepalen van alle andere figuren . In onze fig . 40 - meisjes op de trede van een trap - zijn de respectievelijke afmetingen van de twee eersten bepaald door te werk te gaan zoals wij reeds hebben aangegeven , omdat het vlak waarop hun voeten rusten klaarblijkelijk voor beiden hetzelde is . Voor de volgende zijn wij uitgegaan van een tweede vluchtpunt - het luchtpunt - waarin twee oplopende evenwijdige lijnen uitlopen volgen de richting waaronder de trap oploopt . Als wij ons een beetje te lang hebben opgehouden bij deze figuren , dan is dat omdat wij later zullen moeten terugkomen op dezefde soort vragen . Wij zullen dan zien dat het voor de tekenaar onvermijdelijk is deze regels goed te kennen om zodoende de personen die hij tekent goed op hun plaats te kunnen zetten , evengoed als de lijnen en de vlakken van de omgeving waarin hij ze plaatst . In fig . 40 merken wij nog op dat , naarmate wij deze meisjes van laag naar hoog bezien , hun voeten en zelfs een deel van hun benen onzichtbaar worden . Zij worden bedekt door de verticale vlakken van de treden . De meisjes staan immers midden op het horizontale vlak van de treden en in perspectief zijn die vlakken , als ze boven de horizon liggen , benedenwaarts gericht . Het vluchtpunt P' in fig . 40 noemen wij een "luchtpunt " omdat het boven de horizon ligt en dus het vluchtpunt is van een oplopend vlak . Een vluchtpunt van een neergaand vlak noemen wij een " aardpunt " en dit ligt onder de horizon . Wij raden U aan enkele schetsen te maken van twee , drie of meer personen , eerst geplaatst op hetzelfde vlak , daarna op verschillende vlakken , doch eerst dan wanneer U voldoende geoefend bent in het schetsen van alleenstaande modellen . Op deze wijze leert U dus om niet meer alleen de eigen verhoudingen van elk figuur te nemen , maar ook de onderlinge verhoudingen , waarbij rekening wordt gehouden met de ongelijke lengte en met de veranderingen die hieruit volgen door de perspectief .
ART . NR . 12 , b . PRAKTISCHE RAADGEVINGEN HET MODEL
Art . 12 , b
Praktische Raadgevingen .
Het model
Wij gaan ons eerst nog even bezighouden met de plooien in de kleding en kunnen niet voldoende wijzen op het grote belang hiervan . Steeds immer moet het lichaam onder de kleren voelbaar blijven . Een mouw , broekspijp of een jurk zouden leeg , "onbewoond " schijnen als U er niet de plooien in zoud aangeven , die ontstaan door de houding en het gebaar van uw model . Wij herhalen dan ook , dat U niet op goed geluk af de hals , de armen of benen uit de kleding mag laten steken , indien dit niet volkomen verantwoord is . Het is dus bijzonder nuttig om eerst schetsen van houdingen en bewegingen te maken naar een levend model met zeer weinig kleding ( bijv. in badpak of sportkleding ) . Overigens kunt U zelf ook als model dienen en gedeeltelijke of gehele naaktstudies maken door een spiegel van voldoende afmetingen of door een tweetal spiegels - oordeelkundig opgezet - voor U te plaatsen . Niets is zo goed om een beweging te " voelen " en te begrijpen dan om hem zelf uit te voeren en te bestuderen . Een andere uitstekende oefening is om doorschijnend papier op akademische naaktfoto's te leggen en er de kleding op te tekenen . Ook op die wijze krijgt U een goed begrip van de nauwe betrekking tussen het naakt en de kleding . De omgekeerde bewerking , nog steeds op een stukje doorschijnend papier , is het schetsen van het naakt op een foto van een gekleed model . U kunt zich daarbij laten leiden door de punten van het naakt die duidelijk onder de kleding zichbaar zijn . Dat zal uw visuele geheugen en uw voorstellingsvermogen oefenen , waarbij U steunt op vroegere waarnemingen . Na veelvuldig oefenen zult U dan stellig in staat zijn , U zich een beeld voor ogen te halen van de werkelijke lichaamsvormen , hun houdingen en bewegingen .
In al deze oefeningen gaat het erom het belangrijkste te ondekken en weer te geven . Wij zullen , in deze geest , de verschillende onderdelen van het lichaam nader bestuderen , evenals de verschillende onderdelen van de kleding ; elk van beide dus apart gezien . Wij zullen trachten om het zeer eenvoudig weer te geven , in alle rust , te beginnen bij de stilstaande figuur .
Evenwel zullen wij deze onderdelen vanuit verschillende standpunten bezien . Het ideaal zou zijn indien wij er langzamerhand toe zouden komen om , dank zij onze ernstige waarnemingen en studies , de meest kenmerkende aangezichten van deze onderdelen " van buiten te kennen " . Deze kennis zal U namelijk in de gelegenheid stellen om uw schetsen , die een beweging tot uitdrukking brengen en te schematisch opgezet zijn , aan te vullen . Figuur 47 en 48 toont U duidelijk hoever U kunt gaan in de vereenvoudiging en waartoe U moet komen in dergelijke oefenschetsen . Deze handen en voeten enz . zijn volkomen teruggebracht tot hun belangrijkste lijnen . Uitgaande van eenvoudige vormen kan men dan verder gaan en wij laten U dit op Figuur 47 en 48 zien . Maar het gaat dan al meer om tekenen dan om schetsen . De grens tussen deze twee is niet zuiver te omschrijven . Hier echter moeten wij eerst spreken over de schets , en langzamerhand , wanneer U met ijver blijft oefenen , zult U in staat zijn om zich vollediger uit te drukken . Voor het hoofd en het gelaat dienen wij ons te bepalen tot de algemene omtrek van de schedel en van het gelaat , waarin dan verder alleen de lijnen van de gelaatstrekken aangebracht worden . In dezelfde geest gaan wij nu te werk bij het weergeven van de handen . Dit is een moeilijker gedeelte omdat de vorm ingewikkelder is ten gevolge van de vele gebaren . Hier zullen wij dus nog sterker moeten vereenvoudigen . De duim en de vingers geven wij aan als één massa . Is het gebaar van de vingers zeer sprekend , dan schetsen wij de vingers apart , doch ook heel eenvoudig ; al geven wij de scheiding tussen de kootjes met een enkel streepje aan . Voor de voeten en het schoeisel zullen in de meeste gevallen ook alleen de contouren voldoende zijn . Op dezelfde wijze zullen wij de onvermijdelijke lijnen en plooien van de kleding vereenvoudigen . Nog even komen wij terug op het schoeisel . De grootste moeilijkheden leveren de verkortingen op . Maak daarom eerst aparte schetsen van dit onderdeel en bekijk schoenen , pantoffels en laarzen van alle kanten ; van boven en van onderen , van achteren en van voren en ook in driekwart aanzicht . Let goed op de constructie en betrek daarom zoveel mogelijk hulp - en richting - lijnen in uw schetsen . Het is stellig aan te bevelen om voor deze schetsen nog eens het A.B.C.-scherm te voorschijn te halen en deze schetsen desnoods op het ruitjespapier uit te voeren .