Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
"Altijd Welkom Bij fritske2"
07-04-2006
ART . NR . 9 , a . DE VERKORTINGEN .
Art . Nr . 9 , a
DE VERKORTINGEN.
U weet wat dit woord in de perspectiefleer betekent . Thans vinden wij dit verschijnsel terug : de duideijke wijziging van bepaalde afmetingen van het model al naar gelang de hoek van waaruit wij het bezien . Inderdaad doet een model zich niet dikwijls aan ons voor in een houding zoals wij die in het voorgaande hebben gezien . Zodra een been wordt opgeheven , een arm naar voren komt , de gehele figuur zich naar voren of naar achteren buigt , schijnen de dij , de arm , of de romp van die persoon tegenover U haar lengte te verliezen . De kennis van de canon zal hier niet meer voldoende zijn om tot een juiste schets te komen . U zult zich dus meer dan ooit door waarneming van het model en in het bijzonder door vergelijkingen van vormen en verhoudingen moeten laten leiden , inplaats van uitsluitend af te gaan op hetgeen U weet van de werkelijke verhoudingen . Zie de fig . 7 en 10 : CA is gelijk aan AB . Tenslotte merken wij op dat de lengte van de voet gelijk is aan de helt van de lengte van het onderbeen ( fig . 9 ) . Angezien het verschijnsel van de verkortingen niets anders is dan een perspectievisch verschijnsel , gebruiken wij dus dadelijk al hetgeen wij geleerd hebben van de lijnen en van de vlakken welke deze begrenzen . Zie fig . 11 . Het oog van de waarnemer is geplaatst in H . Voor het oog is de verkorting van de lijn AF volkomen ; van die lijn is slechts het punt A te zien . De lichtstraal , uitgaande van A , projecteert zich in F' op het tafereel . U weet wat dit betekent . Wij hebben er uitvoerig over gesproken in de vorige les , en wanneer U de fig . 27 en 27 bis nog eens bestudeert zal het U weer volkomen duidelijk zijn . De lijn AE die voor ons - in werkelijkheid - van gelijke lengte is , evanals de voorgaande en de andere ( AF, AD, AC, AB ) zal zich voor de waarnemer slechts voordoen als F'E' . De lijn AD zien wij als F'D' ; AC als F'C' en AB als F'B' . Zo doen dus de lijnen AB, AC, AD, AE, die in inwerkelijkheid van gelijke lengte zijn , zich in het verkort als lijnen van verschillende afmeting voor en wel zo , dat hoe meer zij hellen , des te korter ze worden . Laten we nu fig . 12 eens goed bestuderen . Wij hebben de vijf lijnen weer aangebracht in waaiervorm uitgaande van punt A en er daarna rechthoekige vlakken van gemaakt . Het geheel lijkt op blaadjes van een opengeslagen boekje . Dit keer zien wij door ons eigen oog . De horizonlijn HL is hier vanzelfsprekend op ooghoogte en de rug aA van ons boekje valt er mee samen . Wij zullen dus de kaft aA Bb , die precies tegenover ons geplaatst is , in zijn zuivere vorm en werklijke verhoudingen zien . De lengte AB ( of ab ) is bijna het dubbele van die van aA ( of bB ) . Het tweede blad aA Cc zal vanwege zijn helling naar achteren schijnbaar een beetje van zijn lengte verliezen en ook de breedte zal minder worden naarmate het verder van aA afligt . Deze duidelijke vermindering van lengte en breedte wordt steeds sterker naarmate de bladen nog schuiner staan en tenslotte zal ons oog nog slechts de voorste zijde zien van het laatste blad die in aA samenvloeit met de rug van het boekje en met de horizonlijn . Deze lijn aA is gemeenschappelijk voor alle bladen en hun breedte verschilt op deze hoogte vanzelfsprekend niets , terwijl hun zijden cC , dD en eE steeds smaller schijnen ; een gevolg van het zich verder verwijderen van ons oog . eE is verder van ons dan dD , dD verder dan cC en cC verder dan bB . De linker en rechter tekening van fig. 12 laten de bladen vanuit een ander punt zien , doch het principe blijft vanzelfsprekend gelijk . De voortgaande verkleining van cC , dD , eE heeft tot gevolg dat de zijkanten van de bladen niet meer evenwijdig lopen . AB en ab lopen evenwijdig , maar AC en ac , AD en ad , AE en ae convergeren . Maar hierop behoeven wij niet meer in te gaan ; U kent dit verschijnsel uit de vorige les . Wij gaan nu ons opgeslagen boekje eens bezien vanuit een andere hoek , want in fig. 12 stond het evenwijdig aan het tafereel . Fig. 13 laat het ons dan ook zien onder een hoek waarbij het schuin geplaatst is ten opzichte van de oogas en dus ook schuin met het tafereel . De verschijnselen die wij in fig. 12 zagen , doen zich ook hier voor . Bovendien ziet U dat de zijden Bb , Cc , Dd en Ee , gezien van opzij en in schuine stand , naar achteren wijken en dus convergeren . Verlengd met hun vluchtlijnen komen zij uit in punt P op de horizonlijn . Let er op dat het vlak van het onderste blad , dat precies ter hoogte van de horizon ligt , samenvalt met deze lijn ( aAF ) en er dus de volkomen verkorting van is . Wij hebben het ook gezien in fig. 11 , waar de lijn tot een punt en het vlak tot een lijn werd . Dit alles , wij herhalen het , mag U geen enkele moeilijkheid meer opleveren omdat het grootste gedeelte een herhaling is van de uiteenzetting over perspectief die U reeds heeft bestudeerd .
Thans zijn wij gekomen tot een van de meest aantrekkelijke onderdelen van onze studie . Waar wij ons tot nu toe met "dode voorwerpen " hebben beziggehouden , zullen wij in deze les proberen het leven zelf te vangen . Waar gaat het om bij het schetsen van personen in een enkele lijn ? Het is de kunst om met zo weinig mogelijk lijnen het wezen van de mens vast te leggen , de houding , de beweging , in één woord datgene wat er bij hem leeft . Daar U nu al enigszins vertrouwd ben met het schetsen van voorwerpen heeft U gevoel voor evenwicht en verhoudingen gekregen en bent U ook in staat het wezen van de objecten te begrijpen en weer te geven . Door deze oefeningen regelmatig te herhalen is er een steeds nauwere samenwerking ontstaan tussen uw hersens , die dank zij uw ogen , het beeld opnemen en uw hand , die de lijnen van dat beeld moet vastleggen . U heeft ondervonden dat U in zeer korte tijd kwam tot het uitvoeren van schetsen van voorwerpen en daarom zijn wij ervan overtuigd dat U , zonder veel moeilijkheden te ondervinden , in staat bent om thans schetsen van personen te maken . Vaak echter denkt de beginner dat het schetsen van personen hem grote moelijkheden geeft , doch hij dient leren in te zien dat het niet moeilijker is om de verhoudingen van de stilstaande mens te leren , dan de verhoudingen van een fles of ander voorwerp . Zowel in her ene geval als in het andere is een zaak van waarnemen , van vergelijkingen maken tussen de onderdelen van het model . Overigens zal bij het schetsen van personen uw taak vergemakkelijkt worden door het leren van verschillende vaststaande verhoudingen of " canons " die de belangrijkste verhoudingen van het menselijk lichaam vastleggen .
DE THEORIE
VERHOUDINGEN VAN DE MENSELIJK
FIGUUR
De " canon " van acht hoofdlengten
Prent deze verhoudingen in Uw geheugen , leer ze van buiten zoals een scholier de tafels van vermenigvuldiging . U zult dat gemakkelijk kunnen , wees daarvan overtuigd ! Het is vanzelfsprekend nodig dat U een regel als vaststaand aanneemt . Niets mag U daarentegen hiervan afschrikken , omdat wij in het begin , om te kunnen vereenvoudigen , geen rekening zullen houden met meer of minder geaccentueerde verschillen , welke de verschillende typen mensen te zien geven .
De meest bekende van alle canons is de "klassieke" . De lengte van het hoofd is gekozen als maateenheid en de totale afmeting van het lichaam omvat acht keer deze afmeting ( fig . 2 ) . De regen van vier verdelingen ( fig . 1 ) is een vereenvoudiging van deze canon . De Egyptische canon geeft ons negentien verdelingen te zien . Er is ook een canon gebaseerd op 7 1/2 maal de hoofdlengte . Deze beantwoordt het meest aan de anatomische werkelijkheid , maar er is moeilijker mee om te gaan . Wij keren dus terug tot onze canon van acht verdelingen die , hoewel een beetje kunstatig , een beetje theoretisch misschien , ons zal helpen de onderlinge verhoudingen van het menselijk lichaam te leren kennen en die dienst zal doen als vast maat . Wij vragen eerst uw aandacht voor een zeer belangrijke verdeling , die overeenkomt met de helft van de totale hoogte van het lichaam . Dat is de vierde deellijn , op de afbeelding aangegeven door een lijn van kleine kruisjes . U ziet het , het midden van het lichaam bevindt zich op het midden van de dijen , precies op de plaats waar de tweebeenderen , die het bekken vormen , samengroeien ( de schaambeensvereniging ) . Onthoudt dit zeer belangrijke punt goed . De beginners hebben bijna altijd de neiging om de onderste ledematen van hun personen te verkorten . In werkelijk is de lengte van dij , been en voet , bijna altijd gelijk aan de lengte van romp , hals en hoofd tesamen . Onderzoek met dezelfde aandacht op fig. 2 de punten die overeenkomen met elke deellijn . De eerste deellijn gaat door het puntje van de kin , de tweede door de tepels , de derde door de taille ( iets boven de navel ) , de vierde ( het midden van het lichaam ) door de schaambeensvereniging , de vijfde snijdt de dijen boven de knieén terwijl de zesde zich even onder de knieén bevindt . De zevende ligt onder de kuiten en de achtste raakt de grond onder de voeten . In werkelijkheid is het zeer zeldzaam personen te ontmoeten waarvan de verhoudingen precies overeenkomen met die van de regel van de acht hoofden : doch dat zult U snel bemerken . Van de meesten onder ons gaat het hoofd 7 1/2 maal op de totale lichaamslengte , soms , slechts zeven of zelfs minder . Het gaat hier dus , wij herhalen het , om een zuiver theoretische studie van grondbegrippen waarin het ons vrijstaat later correcties aan te brengen . Om rekening te houden met wat voorafging kan men overigens deze canon van acht verdelingen aanhouden , zodat de onderlinge verhoudingen van romp en ledematen onveranderd blijven en daarna het hoofd groter maken om de werkelijkheid nabij te komen . Aan de proporties van het kind dienen wij wel speciale aandacht te schenken . De omvang van het hoofd is in verhouding belangrijk groter dan bij de volwassen mens . De canon van een heel jonge baby bijvoorbeeld zal ongeveer drie hoofdlengten zijn ; die van een knaap of meisje van acht of negen jaar - vijf hoofdlengten ( fig . 5 ) .
Enkele opmerkingen
Thans geven wij enkele regels die U goed moet onthouden . De onderverdeling van de bovenste ledematen ( arm , onderarm en hand ) zult U gemakkelijker onthouden wanneer U de armen bestudeert als zij langs het lichaam afhangen . Het uiterste punt van de vingers raakt precies het midden van de dij , bijna bij de vijfde deellijn ( fig . 2 ) . Veel beginners geven hun figuren veel te korte armen . De handen komen nauwelijks over de heuplijn heen en dat is een vreemd zicht . Soms ook maken zij de armen zo lang dat ze de knieén raken . Eveneens moet U goed letten op de juiste plaats van de elleboog . Hij bevindt zich precies op dezelfde hoogte als de taille ( derde deellijn ) bij de man . De bovenarm is even lang als de onderarm . Breng uw hand in de in fig . 6 aangegeven stand en door uzelf in de spiegel te bekijken zult U dit gemakkelijk kunnen ontdekken . U zult zien dat de pols tot de hoogte van de schouder komt ; of andersgezegd dat de lengten AB en AC bijna gelijk zijn . Fig . 8 laat U zien , dat de lengte van de hand gelijk is aan de lengte van het gelaat , dus van de plaats waar de haren beginnen tot aan de kin . De onderste ledematen ( dij , been en voet ) worden door de knieén in twee gelijke delen verdeeld . Bij iemand die met z'n gezicht naar ons toestaat is het gemakkelijk vast te stellen dat de afstand tussen de aanhechtingsplaats aan de heup en de knie enerzijds , en tussen de knieen de grond anderszijds , dezelfde is .
Fig . 3 De lengte van de bovenste ledemaat ( bovenarm , onderarm en hand ). Volgen de canon van fig . 2 liggen de ogen op de 1/2 van de hoofdlengte en de knieén 1/3 hoofdlengte boven de zesde deellijn . Let goed op de schuine stand van de lijn MO .
Fig . 4 De canon van 8 hoofdlengten bij de vrouw . De insnoering boven de derde deellijn is strekker dan bij de man en ligt ook hoger . Bij de vrouw is het bekken breder en in profil gezien merken wij een sterke welving van de rug op .
Wees niet bang bij het tekenen . Vrees bij tekenen komt voort uit onvoldoende waarneming . Vanaf het ogenblik dat u er zeker van bent de vormen goed bestudeerd te hebben , is er geen enkele reden te aarzelen in het weergeven daarvan . Neem voldoende tijd om het voorwerp goed te observeren en in uw gedachten te construeren . Zet uw lijnen vast en zonder aarzeling neer . Het eindresultaat hangt in zekere zin af van de eerste lijn die u op papier zet . Wat u ook tekent , u dient een afkeur te hebben voor de " vormloze " vorm , een weke , moeilijk uitgebrachte , slecht geproportioneerde vorm . Wanneer u iets geen vorm kunt geven , komt dat , omdat u die vorm nog niet begrijpt ; u hebt hem dus nog niet voldoende bestudeerd . Alles wat zich aan ons oog voordoet heeft vorm . Het gaat erom dat u deze vormen leert ontleden . Een goed ontlede vorm is een reeds voor de helft getekende vorm . Alvoren de laatste hand aan uw tekening te leggen , gaat u deze eerst eens critisch bezien . Vergelijk alle vormen nog eens met die van de voorwerpen zelf . Nu is het de tijd dat het A.B.C. - scherm weer tevoorschijn komt . Wees niet bang om alles te verbeteren , wat niet overeenkomt met de werkelijkheid , of zelfs de opstelling te veranderen , indien de compositie daardoor verbeterd wordt . Mocht dit laatste nodig blijken , dan kunt u op de volgende manier te werk gaan . Over de tekening legt u een vel transparant papier . De lijnen die u wilt handhaven trekt u over ; de te veranderen vormen tekent u opnieuw . Draai nu dit vel tranparant papier om en trek de lijnen aan de achterkant over met een zacht potlood met brede punt . Neem een schoon vel papier en leg daarop het vel transparant papier met de van achteren zwart gemaakte lijnen naar onderen . Met een scherp gepunt HB potlood trek u nu heel dun de goede lijnen over . Ze komen dan heel dun op het nieuwe vel tekenpapier te staan. Op deze wijze heeft u dan weer een uitgangspunt voor een nieuwe tekening verkregen . Wees nimmer tevreden met een voorlopig resultaat . Is een bepaalde vorm of verhouding verkeerd , ga dan niet "schipperen ", doch verbeter alles , zoals het werkelijk moet zijn . Alleen op die wijze krijgt u vertrouwen in uzelf en durft u ook uzelf te zijn , zodat u geheel op kunt gaan in hetgeen u doet . Voor het ogenblik is het van weinig belang wat anderen voor u hebben aangevoeld of gedaan . Iedereen heeft op zijn eigen wijze iets te zeggen . Tracht de vormen weer te geven zoals u ze ziet en aanvoelt , met de middelen die u nu ten dienste staan . Al tekenende zult u vorderingen maken en uzelf ontwikkelen : een zorgvuldige waarneming leidt uiteindelijk tot een werkelijk persoonlijke ontdekking . Wees oprecht en uw werk zal stellig een persoonlijk karakter dragen !
ART . NR . 8 . DE BOUW EN DE DEFINITIEVE TEKENING .
Art . Nr . 8
DE BOUW EN DE DEFINITIEVE TEKENING .
Op het midden van ons vel papier trekken we een verticale lijn . Zet op die lijn een willekeurig , doch goed gekozen punt , dat de top van het voorwerp voorstelt . Op de plaats van de grootste breedte zet u vervolgens een horizontale lijn . Om deze plaats te bepalen is het voldoende wanneer u de onderlinge verhouding tussen de breedte en hoogte van het voorwerp in het oog houdt . Dit is nu gemakkelijk te bepalen met behulp van de lineaal , zoals hieronder is uiteengezet . Wanneer wij een symmetrisch voorwerp gaan tekenen ( een symmetrisch voorwerp wordt door de verticale as in twee precies gelijke helften gedeeld ) trekken wij de verticale as precies door het midden van de horizontale as . In alle andere gevallen zullen we steeds met behulp van de lineaal de onderlinge verhoudingen moeten vaststellen . Bepalen wij ons nu weer tot een symmetrisch voorwerp , zoals de kan van Fig . 56 , dan gaan wij , na het trekken van de horizontale en verticale as , eens zien welke hulplijnen er nog meer nodig zijn om tot een goede tekening te komen . In fig . 57 zien wij als het ware de kan herleid tot een tekening van louter rechte lijnen ; of anders gezegd : de werkelijke vorm van de kan is ingesloten door een rechtlijnige vorm . Zo'n rechtlijnige tekening noemen we wel de geometrische vorm . Dit insluiten in geometrische vormen nu is een uiterst belangrijke handeling , welke u bij het opzetten van een tekening nimmer mag verwaarlozen . U kunt het werkelijk beschouwen als de fundamenten van een huis . Ook een tekening heeft een echt fundament nodig ! Vergeet dit nimmer ! De geometrische vormen kunnen de meest uiteenlopende zijn : vierkanten , rechthoeken , ruiten , veelhoeken enz.... Bekijk daartoe fig . 6 nog eens . Nuttig is het vervolgens wanneer wij een rechthoek om de tekening trekken en dan eens kijken hoe het gesteld is met de verhoudingen van de omringende ruimte van het voorwerp . Wanneer de tuit aan de kan geschetst is moeten we bijvoorbeeld eens onderzoeken of de ruimte tussen tuit en kan voldoende is , waardoor er meteen een controle is op de goede stand van die tuit . Al met al zult u er dus langzamerhand van doordrongen worden dat het bij het tekenen gaat om kijken , kijken , kijken !
Daarom bekijken we nu fig . 60 en 61 . Wanneer u met zorg de vorm van het hier grijs gedurkte silhouet bestudeert - fig . 60 onderaan nog eens extra duidelijk gemaakt in zwart en wit - zult u een belangrijk hulpmiddel hebben om de contouren zuiver te bepalen . Fig . 61 laat nog eens zien , dat we in onze schets zoveel mogelijk hulplijnen moeten betrekken . Op die manier ontstaan dan langzamerhand steeds ingewikkelder geometrische figuren waarmee wij de uiteindelijke vorm van ons voorwerp kunnen bepalen . Het wordt een " spinneweb ", waaruit tenslotte de juiste vorm tevoorschijn komt . We behoeven eigenlijk niet angstig meer te zoeken naar de vorm , hij ontstaat als het ware vanzelf . En dit alles zal u gemakkelijker afgaan wanneer u de eerste schetsen op het geruite papier in herinnering houdt , wanneer u regelmatig meet met de lineaal en op die wijze de onderlinge verhoudingen bepaalt . Aan de andere kant echter moeten we natuurlijk wel bedenken dat het er tenslotte om gaat dat u vanzelf " goed " leert zien . Daarom mogen we ook weer niet teveel gaan steunen op al die hulpmiddelen . Naarmate u vordert , zult u zich slechts tevreden mogen stellen met het bepalen van twee afstanden : lengte en breedte en met het vaststellen van het kader om de tekening . Daarna bepaalt u , door met het oog te schatten , de onderlinge verhoudingen van de verschillende onderdelen van het voorwerp . Achteraf kunt u deze dan nog wel met hulplijnen controleren en zo u wilt kunt u ter controle het scherm gebruiken . De verschillende illustraties in dit hoofdstuk zullen deze uiteenzetting stellig duidelijk hebben gemaakt . In het geval van een voorwerp in perspectief gezien , zoals de kast van fig . 63 , kunnen wij ook prachtig gebruik maken van het bestuderen der omringende ruimten . Door de grijze driehoekjes welke " overblijven " trachten te zien , zult u de helling van de schuine lijnen gemakkelijk kunnen bepalen en de scherpte van de hoeken kunnen vastellen . Ter controle kunt u dan nog de wijkende lijnen doortrekken om te zien of zij werkelijk in één punt samenkomen . Wanneer wij later ook beeldjes of andere ingewikkelder vormen te tekenen krijgen , zullen wij steeds gebruik maken van deze methode , nl. het observeren van de omringende ruimten , om zodoende de ware vorm uit de omgeving " los te maken ". In de fig . 64 en 65 laten wij u nogmaals zien hoeveel gemak u hebt van hulplijnen waarmee u de " vaste punten " in een tekening onderling kunt bepalen . In onze afbeeldingen zijn deze lijnen met door het kader heen getekend . Bij de duif ziet u dat de verticale lijn , welke langs de achterkant van de kop loopt , meteen de juiste plaats van de poot bepaalt . De hoogte van de vleugel komt gelijk met de plaats waar de kop in de romp overgaat . Controleer nu voor u zelf ook de overige punten . Het beste is het om voor de hulplijnen in uw tekeningen een HB potlood te gebruiken , omdat u hiermede een lichtere lijn krijgt , die na het voltooien van de tekening gemakkelijk weg te vlakken is . Voor de tekening zelf raden wij een 3B potlood aan . Wanneer de tekening in potlood eenmaal goed lukt , dan is het nuttig om ook eens enkele studies met penseel en O.I. ink te maken . En nu zullen wij alles nog eens kort samenvatten .
Samenvatting .
Bij het tekenen naar de natuur komt alles aan op het VERGELIJKEN VAN DE AFMETINGEN en het VERGELIJKEN VAN DE VORMEN .
Alvorens met een tekening te beginnen eerst het voorwerp GOED OBSERVEREN om het GOED TE BEGRIJPEN en zodoende zijn juiste vorm en karakter te kunnen weergeven .
Begin nimmer met het tekenen van de omtrek , doch met het neerzetten van de hulplijnen om zodoende een verantwoord geraamte te krijgen . Een tekening wordt van binnenuit opgebouwd . Werk aan alle gedeelten van een tekening tegelijk . Dus nooit een bepaald gedeelte helemaal afmaken , wanneer de totale vorm nog niet zuiver bepaald is . Leer ieder onderdeel zien in zijn betrekking tot het geheel .
Laat u niet van de wijs brengen door de details . Trek zoveel mogelijk verticalen , horizontalen en schuine lijnen . Zoek naar de vaste punten . Stel de plaats van een punt vast met betrekking tot een ander punt . Precies zoals op een landkaart , waar een stad, die op een bepaalde meridiaan ligt , wordt vergeleken met een andere . Deze onderlinge betrekkingen van de verschillende onderdelen van het voorwerp moet u van begin tot eind blijven observeren . In een tekening bestaat een onderdeel slechts in betrekking tot de andere . Dit geldt niet alleen voor de afmetingen , maar ook , zoals u later zult bemerken , voor de lichte en donkere partijen en ook voor de kleuren . Bekijken wij nu fig . 59 nog eens . We zien dan dat de tuit van de kan uitkomt in een bepaalde kruising van lijnen en dat het oor wordt bepaald door een schuine lijn . Wanneer de plaats van ieder onderdeel op deze manier is vastgesteld , is de taak van de hulplijnen volbracht en zijn wij tot de werklijke omtrek gekomen . Om de details in die omtrek zuiver te kunnen tekenen , mag u -wij dwingen u er geenszins toe - gebruik maken van de lettervormen . Hoe u ook werkt , denk ook steeds aan de vorm van de overgebleven ruimten welke buiten het voorwerp liggen . Deze zijn minstens zo belanrijk voor het bepalen van de goede vorm . Al tekenende zal uw oog de vormen naukeurger gaan waarnemen . U zult vlugger gaan werken en dadelijk de belangrijke aanknopingspunten kunnen ontdekken . Oefen u eerst in het tekenen van een enkel voorwerp , hetgeen u op verschillende manieren kunt opstellen . Naarmate u vordert gaat u moeilijker voorwerpen tekenen , doch u tekent ze nog steeds afzonderlijk .
HET TEKENEN VAN STILLEVENS.
Tenslotte kunt u zich gaan oefenen in het tekenen van verschillende voorwerpen tot een stilleven samengevoegd . In uw omgeving zijn er vast en zeker voorwerpen die u graag eens wilt tekenen , en waarmee u al enigszins vertrouwd bent . Kies echter wel voorwerpen van verschillende hoogte , vorm en volume . Plaats deze voorwerpen voor u op tafel en schuif er eens mee , om zodoende tot een prettig geheel te komen . Zet ze nimmer zo stijkjes op een lijn , doch laat het ene voorwerp het andere een gedeelte afdekken . Dit is dan tevens uw eerste oefening in " compositie " . U zult versteld staan welke mogelijkheden zich voordoen met een 3 of 4 tal voorwerpen . Ook zult u ondervinden , dat het ene voorwerp het beter doet in de compositie dan een ander , dat een symmetrische opstelling vaak vervelend is , evenals een al te regelmatige . Een onverwachte opstelling daarentegen kan het oog in verrukking brengen . Ook zult u ontdekken dat een groot voorwerp heel aardig in evenwicht wordt gebracht door twee of drie kleinere voorwerpen . Dat in evenwicht brengen van de verschillende vormen is ook een zaak die u al ziende leert . Hierbij zult u dan ook opmerken dat een oneven aantal voorwerpen zich tot een prettiger compositie zal laten rangschikken dan een even aantal . Als voorbeeld van een gelukkige opstelling tonen wij fig . 66 , waarbij is op te merken dat het geheel in een pyramide te " vangen " is . Met deze " pyramide-opstelling " komt men meestal tot aardige resultaten . Het tekenen van stillevens is een uitstekende oefening in het bestuderen van de vormen en verhoudingen , aangezien wij regelmatig moeten vergelijken . En hierbij niet alleen de onderlinge verhoudingen van een enkel voorwerp vergelijken , doch deze ook moeten leren zien in betrekking tot de vormen der omringende voorwerpen . Ook voor het weergeven van de perspectief in deze voorwerpen zult u de richtingen van het ene voorwerp moeten vergelijken met , de richtingen in het andere . Het is welhaast overbodig te zeggen dat u bij het tekenen van een stilleven ook zoveel mogelijk gebruik maakt van hulplijnen . Het A.B.C.-scherm komt pas te voorschijn wanneer de gehele tekening voltooid is , om zodoende de juistheid van uw weergave te controleren . Maak uw stilleven niet te groot , maar ook niet te klein ( grootste afmeting 16 à 18 cm . ) .