Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
"Altijd Welkom Bij fritske2"
02-04-2006
FIG . 55 .
Fig . 55
Het is niet juist wanneer u met de lineaal op het voorwerp zelf de verhoudingen bepaalt . Houdt de lineaal met gestrekte arm tussen u en het voorwerp , hetzij horizontaal of verticaal , doch altijd op de hoogte van het oog .
De studie die u maakt met behulp van het A.B.C. - scherm zijn zeer belangrijk en wij nemen aan , dat u dit zelf ook goed inziet . Immers , met zijn hulp zult u fouten , waartoe u zich als het ware " instinctmatig " hebt laten verleiden , kunnen voorkomen . Met dit scherm zult u bij het tekenen naar de natuur de fouten in afmetingen en perspectievisch verloop kunnen ontdekken . Leren zien . Dat is het grote geheim van het tekenen . En om dat te leren , zult u steeds de lijnen van het voorwerp moeten vergelijken met die van het ruitverdeling op het schrem . Dat scherm moet uw beste vriend worden . Tekenen is vergelijken . Wij hebben dit al gezegd , toen we over het gebruik van de Lettervormen spraken . Bekijk ieder voorwerp door dat scherm . Bekijk het in zijn geheel , bestudeer de details , controleer de verhoudingen en vergelijk uw bevindingen bij het bestuderen van andere voorwerpen . De uiteenzetting over de perspectief hebben wij u laten zien aan de hand van een voudige voorwerpen , opdat u de vormveranderingen die zij ondergaan meteen kunt waarnemen en controleren . Nu zult u aan ieder ruimtelijk voorwerp soortgelijke vormveranderingen kunnen ontdekken ( het wijken der lijnen , de verkortingen enz. ) , wanneer u deze door het scherm bestudeert . Gaat het om voorwerpen met grote afmetingen , dan wordt de beginner hierdoor vaak afgeschrikt . Wees er echter niet bang voor . Wat u moet doen , is het scherm zo opstellen , dat het gehele voorwerp hierin zichtbaar is . Op die manier zult u de perspectieviche verschijnselen gemakkelijk kunnen waarnemen en het weergeven van het geheel wordt daardoor eveneens vergemakkelijkt ( fig . 52 en fig . 53 ) .
De vereenvoudiging van het zien en de weergave.
Thans zijn wij gekomen aan de weergave van meer ingewikkelde voorwerpen en het is goed hier meteen de aandacht te vestigen op een veelvuldig verbreid misverstand . Dit bestaat hierin , dat men meent dat de kwaliteit van een tekening afhangt van een pietepeuterige afwerking en van de hoeveelheid details die daarop zijn afgebeeld . Dit is onjuist , want veelal dient deze bedriegelijke weelde aan details slechts om fouten die men in het begin maakte , te verbloemen . Door zich in het begin teveel te richten op de onbelangrijke details , wordt de algemene vorm - en vooral ook de verhoudingen - verwaarloosd . Het geheim van het tekenen is dan ook , dat men weet te kiezen , welke lijnen van belang zijn om de vorm weer te geven , om het karakter van het voorwerp tot uitdrukking te brengen . Hoe kunnen wij nu vermijden dat wij teveel gaan tekenen ? Welnu , dit is tamelijk eenvoudig . Wij moeten onze tekening als het ware van de grond af opbouwen ; zorgen voor een hechte constructie . Daarom dus moeten wij de bijkomstige details buiten beschouwing laten en meer gaan letten op de algehele vorm , waartoe het tekenen van silhouetten ons reeds heeft gebracht . Direct bijj de eerste opzet al moeten wij zoveel mogelijk gebruik maken van hulplijnen , daar deze als het ware het geraamte van de tekening vormen . Is de grote vorm op deze wijze vastgesteld , dan kunt u de belangrijke details gaan tekenen en daarna - wanneer blijkt dat het noodzakelijk is voor een begrip van het voorwerp - tekent u de minder belangrijke details . In het kort gezegd komt het dus hier op neer , dat uw tekening klaar is , wanneer u zelf meent dat hij voldoende is uitgewerkt om de bedoeling weer te geven . Begint u echter met het weergeven van de bijkomstigheden , dan is het leed vaak niet te overzien . Een verkeerde plaatsing van één detail heeft tot gevolg dat ook de andere niet op de juiste plaats komen te staan . Op die wijze heeft u in het geheel geen houvast en is de tekening tot mislukking gedoemd . De constrctie , het geraamte van uw tekening , behoedt u voor fouten in proporties en perspectief . Het is een onbetaalbare hulp , zoals blijken zal in het laatste hoofdstuk van deze les : Vervolg: Art. 7 a
Wij laten deze opeenstapeling van voorwerpen niet zien , om u aan te moedigen dit op dezelfde wijze te doen . Het gaat er slechts om u te laten zien , dat de onderwerpen voor uw studie rond om u heen te vinden zijn . Bestudeer ze stuk voor stuk door het A.B.C. - scherm en teken ze .
FIG . 53 . - GROTE VOORWERPEN MET KLEINERE OBJECTEN
Fig . 53 .
Hier ziet je heel grote voorwerpen tesamen met kleinere objecten . Teken echter voorlopig geen stillevens . Leer eerst de voorwerpen stuk voor stuk te tekenen .
U weet wat een silhouet is ? Het is een eenvoudige , zuivere omtrek van een voorwerp dat wij recht voor ons plaatsen . De ruimte binnen die omtrek is van een egale , liefst donkere tint . Voor onze silhouetten maken wij gebruik van O . I . inkt , omdat wij daarmee zulke mooie zuivere schaduwbeelden kunnen maken . Begin met een heel eenvoudig voorwerp . Plaats het recht voor u , het liefst bij een raam , zodat het voorwerp donker afsteekt tegen een lichte achtergrond . Op die manier zal ook uw aandacht niet worden afgeleid door bijkomstige details . Dit is namelijk wel het geval als het voorwerp zo staat dat er van links of rechts licht op valt . Door het voorwerp voor het raam te plaatsen ziet u dus beter zijn algemene , grote vorm en zult u het gemakkelijker kunnen tekenen .
Maak gebruik van het A.B.C.-scherm en probeer steun te vinden aan de hand van de ruitverdeling op het scherm . Teken heel licht met potlood de grondvorm van het voorwerp en maak zoveel mogelijk gebruik van hulplijnen . Wanneer u de tekening op die manier zuiver in potlood heeft staan , gaat u met een penseel en O.I. inkt de contour natrekken . Zorg er vooral voor , dat u niet buiten de potloodlijnen komt . Door de penseeloefeningen welke u reeds gemaakt heeft , zal dit niet moeilijk zijn . Staat de contour er dus in inkt zuiver op , dan vult u het gehele silhouet in . U kunt het beste op tekenkarton werken , daar papier , door de grote hoeveelheid inkt , spoedig zal gaan bobbelen . Zorg er ook altijd voor dat u met een vol penseel tekent , zodat , wanneer u een penseelstreek afbreekt om opnieuw in te doppen , de aansluiting van de volgende streek vloeiend overgaat . Op die manier verkrijgt u een mooi egaal oppervlak . Wanneer u fig . 50 bekijkt , ziet u dat er heel aardige decoratieve versieringen te maken zijn . Vooral de meer ingewikkelde vormen , zoals de tak en de bloem hebben een mooi effect . De tekening hiervan is natuurlijk wel moelijker , maar al tekenende zult u ook die moeilijkheden leren overwinnen .
Op een vierkant stuk karton trekken we een cirkel en wel zo , dat deze precies de zijkanten van het karton raakt . In deze cirkel trekken we vervolgens de diagonalen , de verticale as AB en de horizontale as CD . Nu leggen wij het karton plat voor ons op tafel en bekijken het door het A.B.C. -scherm . We zien het dan zoals fig . 43 b aangeeft . De vormverandering van het stuk karton zelf hebben we reeds kunnen vaststellen ; de daarop getekende cirkel neemt thans de vorm van een ellips aan . Een ellips wil zeggen , een gesloten kromme lijn , meer breed dan hoog , tengevolge van de verkorting van de verticale as AB . Het middelpunt O ligt dichter bij B dan bij A , vanwege de sterkere verkorting van de helft van het vierkant , die het verst van het oog verwijderd is . Dit zal uiteraard hetzelfde zijn voor de raakpunten C en D van de cirkel met de zijden van het vierkant . ( Toch blijft , als wij de ellips op zichzelf beschouwen , het snijpunt van zijn twee assen in het punt M , dat evenver van A als van B ligt . De geometrische vorm van de ellips moet volkomen symmetrisch blijven ten opzichte van zijn twee assen AB en EF ) . Wij gaan nu de cilinder eens bekijken . Veronderstel dat wij een cilinder in een doos zetten die precies is aangepast aan de afmetingen van die cilinder . Deze doos gaan wij nu eerst in perspectief tekenen , op dezelfde wijze zoals onze vorige kubussen . Wij nemen aan dat de doos doorzichtig is en trekken in de bovenste vierkant en in het onderste vierkant een ellips . Wij zien dan dat de bovenste ellips meer afgeplat is dan de onderste , omdat hij zich dichter bij de horizon bevindt en dus de verkorting sterker is . Vervolgens hebben wij alleen maar de raakpunten van de onderste en bovenste ellips door verticale lijnen met elkaar te verbinden en ..... de cilinder is klaar ! Fig . 44 bislaat ons nog eens duidelijk zien , dat de volheid van de vorm van de ellipsen afneemt , naarmate zij dichter bij de horizon komen . Wij kunnen deze afbeelding min of meer vergelijken met fig . 38 . Tenslotte toont fig . 45 ons , dat een liggende cilinder op dezelfde wijze gecostrueerd wordt als een staande cilinder . Dit is nu voorlopig alles wat wij over de perspectief moeten weten . U zult moeten toegeven dat het allemaal toch betrekkelijk eenvoudig is . Trouwen , naarmate u oefent , zult u aan deze verschijnselen spoedig gewend zijn om ze dan als het ware gevoelsmatig te gaan toepassen . De zuivere contructies die u aan de hand van de afbeeldingen heeft kunnen bestuderen , zullen u in staat stellen om uw eigen schetsen op zuiverheid te kunnen controleren . Niettemin vinden wij het noodzakelijk om u te wijzen op enkele veel voorkomende fouten , die de beginner geneigd is te maken .
WAAR U OP MOET LETTEN .
In fig . 46 ziet u enkele grote fouten . Een ervan ziet u dadelijk . Juist ! De perspectief van de cirkels deugt niet . De tweede fout is het weergeven van de ruiten op het tafellaken . Zoals het nu getekend is lijkt het op een voor ons hangend kleedje . Met het wijken van de lijnen is in het geheel geen rekening gehouden . Ook de zijkanten van de tafel laten geen juist perspectievisch verloop zien en tenslotte mankeert er ook iets aan de groeven op de karaf . Perspectief doet zich namelijk ook hier gelden . De voorste groef is het dichtst bij het oog en naarmate zij meer naar achteren verdwijnen , zullen ze smaller worden . Vergelijk nu fig . 46 goed met fig . 47 en de fouten zullen onmiddelijk in het oog springen . Het tweede voorbeeld is een beetje moeilijker . Een ruimtelijk voorwerp ( dat dus drie afmetingen heeft : lengte , breedte en diepte ) zoals een kubus , kunt u nooit tekenen zoals het is afgebeeld in fig . 48 C . Waarom niet ? Omdat , wanneer u één van de vlakken voor u ziet , zoals bij A , de twee zijvlakken aan het gezicht zijn onttrokken . Kubus C moet dus de voorkant laten zien en een zijvlak in vluchtend perspectief . Wanneer deze twee vlakken voor u zichtbaar zijn moet de stand van de kubus dus zo zijn , zoals dit bij B is aangegeven . Hij staat dus perspectievisch onder een hoek en moet als zodanig worden weergegeven . Alleen in het geval wanneer deze kubus ( of een dergelijk voorwerp ) deel uitmaakt van een groep , kunt u hem tekenen als D' en D'' van fig . 49 ( zie ook afb . 36 ) . U ziet het , bij het tekenen komt het aan op gezond verstand en duidelijk waarnemen . Bekijk daarom de voorwerpen eerst goed alvoren u gaat tekenen . Bedenk , dat u , door vijf minuten goed te kijken vaak meer kunt leren dan door een half uur te tekenen . Maar..... we zijn nu al weer lang bezig geweest aan ernstige studie en daarom heeft u recht op uw DERDE ONTSPANNING : HET TEKENEN VAN SILHOUETTEN
Bij het bekijken van de kubussen heeft u zich natuurlijk al afgevraagd waarheen de lijnen " vluchten " naarmate ze zich van ons verwijderen . Wanneer zij steeds meer naar elkaar toelopen, dan zullen ze toch ergens bij elkaar komen . Inderdaad ! En dat punt " ergens " ligt op de horizon . DE HORIZON - één van de belangrijkste perspectiebegrippen - wat is dat ? Stelt u zich voor , een lijn , welke onbegrensd is, volkomen horizontaal loopt en die precies gelegen is op de hoogte van onze ogen wanneer wij volkomen recht voor ons kijken . Ook zoudt u zich een enorme, onbegrende glasplaat kunnen voorstellen welke volkomen horizontaal ligt , met de voorkant ( de snede dus ) tegen de ogen . En of wij nu op een ladder gaan staan of op de grond gaan zitten , nimmer zult u de onderkant of de bovenkant van deze glasplaat kunnen zien . Anders gezegd : van dit steeds " horizontale vlak " - dat loodrecht op het tafereel staat zien wij dus alleen de snede . Die snede is dus onze horizon , welke steeds horizontaal loopt en omhoog en omlaag gaat naarmate wij een hoger of lager standpunt innemen . Voor een ieder is dus de plaats van de horizon verschillend . Bent u klein , dan ligt hij lager dan de horizon van een groter iemand . Wij raden u aan , om deze verschijnselen zelf eens te onderzoeken , want daar gaat het immers om : u moet leren zien .
WIJKENDE LIJNEN EN VERDWIJNPUNTEN EVENWIJDIGE PERSPECTIEF
Wij keren nu weer eens terug naar onze "wijkende lijnen " en herhalingen daarvoor een eerder gedane proef ( zie fig. 35 ). Door ons scherm bekijken wij het vierkante stukje karton dat plat voor ons op tafel ligt . Wij zien dan dat de lijnen AC en BD , welke de zijden links en rechts begrenzen , " wijkende lijnen " zijn . In werkelijkheid zijn het horizontale lijnen welke evenwijdig aan elkaar lopen . Zij beginnen dicht bij ons oog en lopen naar achter toe . Het andere paar lijnen AB en CD ligt ook horizontaal en in werkelijkheid ook evenwijdig aan elkaar . Maar in tegenstelling tot de lijnen AC en BD liggen de lijnen AB en CD evenwijdig met onze horizonlijn - dus met ons tafereel . Daarom wijken deze lijnen niet . De enige verandering welke zij ondegaan is , dat zij korter worden naarmate zij verder van ons oog verwijderd zijn . ( CD is korter dan AB ) ! Hetzelfde verschijnsel zien wij bij de lijnen EF en GH van het staande karton . De lijnen EG en FH daarentegen zijn weer wijkende lijnen . Wanneer wij nu de wijkende lijnen van het liggende en het staande stuk karton gaan verlengen door middel van " vluchtlijnen " ( de gestippelde lijnen in fig. 35 ) dan zien we dat zij uitkomen in het punt P . Dit punt ligt op de horizon ! Wij leren hieruit dus , dat alle evenwijdige horizontale lijnen , welke loodrecht op het tafereel staan , samenkomende in één punt op de horizon . Dit punt noemen wij het " vluchtpunt " . Wij zeiden u reeds dat perspectief een zaak is van gezond verstand en of het dus gaat om stukken karton of om vierkante of rechthoekige dozen , overal en altijd zult u deze zelfde verschijnselen van de evenwijdige lijnen kunnen ontdekken . Bekijk fig. 36 maar eens . De vlakken van de kubus welke naar het oog zijn toegekeerd behouden hun werkelijke vormen en afmetingen . De vakken echter welke loodrecht op het tafereel staan , ondergaan vormveranderingen omdat zij begrensd worden door wijkende lijnen . Tot nu toe hebben we alleen gesproken over de evenwijdige perspectief , welke zo genoemd is , omdat het voorwerp zich recht voor ons bevindt met één vlak evenwijdig aan ons tafereel . De wijkende lijnen van het voorwerp staan in werkelijkheid dus loodrecht op het tafereel . Wij gaan nu onze kubus eens wat verdraaien , zodat we hem onder een bepaalde hoek zien .
PERSPECTIEF VAN VOORWERPEN WELKE EEN HOEK MAKEN MET HET TAFEREEL.
In fig . 37 zien wij onze kubus dus " onder een bepaalde hoek " . Geen enkele lijn , geen enkel vlak loopt evenwijdig met het tafereel . Alle horizontale lijnen , welke in werkelijkheid evenwijdig aan elkaar lopen , zijn dus wijkende lijnen geworden . In de tekening zien wij deze lijnen dan ook "vluchten ", maar niet in één , doch in twee "vluchtpunten " ( de punten P1 en P2 ) . Het ene is links , het andere rechts gelegen . U moet dit echter onthouden : horizontaal wijkende lijnen hebben alleen dan hetzelde vluchtpunt , wanneer zij in werkelijkheid evenwijdig aan elkaar lopen . In onze kubus zijn het dus de lijnen EF , AB ,CD enerzijds en de lijnen BF , AE , CG anderzijds .
DE PLAATS VAN DE VLUCHLIJNEN MET BETREKKING TOT DE HORIZON .
Uit hetgeen wij tot nu toe hebben geleerd kunnen we gemakkelijk afleiden , dat de vluchtlijnen welke onder de horizon liggen een opwaartse richting hebben . De vluchtlijnen nu , welke boven de horizon liggen hebben een neergaande richting . De lijnen die precies op de hoogte van onze ogen liggen , blijven echter horizontaal . Wij herinneren u hierbij nog even aan die grote glazen plaat , waarvan de snede overeen komt met de horizon . De vluchtlijnen welke dus precies op de hoogte van de ogen liggen vallen samen met de horizon . De afbeeldingen zullen al deze verschijnselen voor ons zichtbaar maken . Wij zullen dan zien , dat alle vlakken in grootte schijnen af te nemen , naarmate zij zich verder van ons verwijderen en als het ware dieper in de achtergrond dringen . Wij kennen dit verschijnsel reeds van de verkorting . De mate van de verkorting echte hangt af van de gezichtshoek . In fig . 38 is het zo dat het oog zich bevindt ter hoogte en tegenover het punt O . Dit punt O ligt dus op de lijn welke overeenkomt met de horizon . Van plank A zien wij dus geen wijkende lijnen , omdat deze samenvallen met de horizon . Van de planken F , E en C lopen de wijkende lijnen op omdat zij onder de horizon liggen . Tevens merken wij op , dat wij de planken sterker verkort zien naarmate wij er minder bovenop kijken ( plank F doet zich het breedst voor omdat wij er meer " bovenop " kijken ) . Van de planken D en B liggen de wijkende lijnen boven de horizon en zij hebben dus een neergaande richting . Omdat deze planken boven de horizon liggen kijken wij er dus van onderen tegenaan . En hoe meer wij er tegenaan kunnen kijken - dus , hoe hoger zij liggen - des te breder zien wij die plank ( D zien wij breder dan B ) . Het zal u duidelijk zijn , dat al deze verschijnselen voor ieder ander voorwerp gelden , al naar gelang de plaats dat het inneemt ten opzichte van de horizon . De afbeelding op ( fig . 40 ) zal het u allemaal nog eens duidelijk maken . Zowel bij lijnen als bij vlakken en bij ruimtelijke voorwerpen zult u zich thans rekenschap kunnen geven van het vluchten der lijnen en van de verkortingen . In het kort demonstreren wij dit nog bij fig . 42 . Eerst is de lineaal gezien in evenwijdige perspectief , met zijn langste zijde naar de beschouwer gekeerd . Achtereenvolgens wordt hij in verschillende standen geplaatst ( perspectievisch gezegd dus onder een " andere hoek " ) om tenslotte weer in evenwijdige perspectief te komen , doch nu met zijn kortste zijde naar ons toegekeerd . In fig . 41 hebben wij verschillende vlakken en ruintelijke voorwerpen bij elkaar gebracht om u een geheel te laten zien van perspectievische verschijnselen onder een bepaalde hoek . Wij merken hierbij op , dat u het middelpunt van de verschillende vlakken , welke door het perspectievisch aanzicht een vormverandering hebben ondergaan . Het middelpunt bevindt zich namelijk op het snijpunt van de diagonalen . Tenslotte gaven wij met stippellijnen de onzichbare zijden aan . Vanzelfsprekend zijn ook zij onderwerpen aan de perspectief . Tot besluit geven wij thans een kort overzicht van de betrekkelijke eenvoudige en gemakkelijk te onthouden regels welke betrekking hebben op de LIJNPERSPECTIEF . Verticale lijnen blijven in perspectievisch aanzicht verticaal , doch hun grootte neemt af naarmate zij verder van ons oog verwijderd zijn . Horizontale lijnen worden in twee groepen ondergebracht : A ) horizontale lijnen welke evenwijdig aan onze oogas , dus aan het tafereel liggen . Deze lijnen blijven horizontaal . Hun grootte neemt echter af naarmate zij verder van ons oog verwijderd zijn . B ) hoizontale lijnen welke een hoek maken met het tafereel en waarbij het beginpunt dus meer of minder bij ons oog is , terwijl het uiteinde zich er verder van verwijdert . Deze lijnen schijnen zich in de achtergrond te " dringen " ! Zij " vluchten " dus naar de horizon en komen daar , wanneer wij ze doortrekken , samen in een " vluchtpunt " . Alle horizontale lijnen van deze groep - in werkelijkheid dus evenwijdig lopend aan elkaar - komen samen in hetzelfde vluchtpunt . Er kunnen meerdere vluchtpunten zijn . Wanneer de horizontale lijnen van het voorwerp loodrecht op het tafereel staan komen zij samen in het vluchtpunt dat wij het " oogpunt " noemen . De horizontale lijnen die in werkelijkheid evenwijdig aan elkaar lopen doch NIET loodrecht op het tafereel staan , komen samen in de vluchtpunten die wij "verdwijnpunten " noemen . Deze verdwijnpunten kunnen zowel links als rechts van het oogpunt liggen en er zijn evenveel verdwijnpunten als er groepen van lijnen van deze soort zijn . Dit zijn dan de belangrijkste perspectievische regels . Onthoud ze goed . Voor de perspectief van de circel , waarover wij nu gaan praten , gelden in principe deze wetten eveneens .