Wij hebben hier al opgemerkt dat op ledepop B de lijnen van een zeer eenvoudig schema van het menselijk geraamte zijn aangegeven . Deze lijnen zullen het eenvoudigste middel blijken te zijn om houdingen en bewegingen tot uitdrukking te brengen . Deze lijnen nu zult U gaan betrekken in Uw nieuwe schetsen van de ledepop . Zij zullen het belangrijkste deel uitmaken van Uw waarnemingen , zonder dat U de vormverschijningen van de vlakken verwaarloost , waaruit deze ledepop is opgebouwd . U schetst echter alleen de lijnen van het geraamte en verkrijgt op deze wijze de zogenaamde " draadfiguur " , de meest simpele weergeve van een bepaalde stand . Probeer dus altijd dit geraamte voor te stellen in het levende lichaam van de personen die U gaat schetsen . Bekijk daartoe fig. 28 . Wij kunnen U niet genoeg aanraden om toch vooral methodisch en stap voor stap te werk te gaan volgens de beschrijving , welke wij in het vorige en dit hoofdstuk , gegeven hebben . Pas dan kunt U verzekerd zijn van een goed resultaat . Wanneer U wilt , kunt U zelf uit stevig karton meerdere ledepoppen maken om U zodoende te oefenen in het schetsen van personen. Ook zult U dan een rij ledepoppen kunnen vormen en aan de hand daarvan de perspectivische schaal van verkleining kunnen obseveren .
ART . NR . 10 , b . HET EVENWICHT . - DE LOODLIJNEN
Art . Nr . 10 , b
Het evenwicht . - De loodlijnen
Bij elk voorwerp heeft men met verhoudingen te maken en elke houding , elke beweging is onderworpen aan een evenwicht . Wij hebben al genoeg gesproken over verhoudingen en gaan ons nu bezighouden met evenwicht en de loodlijnen die ons daarbij zullen helpen . Wij zullen hiervoor opnieuw het A.B.C. -scherm gebruiken en U zult zich stellig herinneren wat wij al verteld hebben over de verdeling in vierkanten van een tekening of foto ; beter nog van een werkelijk model , met drie afmetingen , waargenomen door deze doorzichtige in vakjes verdeelde plaat . Nu passen wij deze werkwijze eerst toe op onze ledepop A , daarna op ledepop B . Wij plaatsen ze op een redelijke afstand van het scherm , zodat hun afbeelding er in z'n geheel binnenvalt zonder dat deze te klein wordt . Fig . 24 laat dit zeer duidelijk zien . U zult opmerken dat sommige lijnen van het mannetje vrij naukeurig samenvallen met de verticale en horizontale lijnen van de ruitverdeling . Sommige belangrijke punten van de ledepop kunnen juist op de snijpunten van deze lijnen liggen . Laten deze punten dan ook richtpunten voor U zijn zodoende steeds weer Uw beginpunt terug te kunnen vinden . Tevens zullen zij de opbouw van het geheel vergemakkelijken en kunt U dus op deze wijze gemakkelijk de belangrijke lijnen bepalen dank zij het samenvallen van deze punten . Bij de overige lijnen dient U zich af te vragen in welke mate deze , hetzij evenwijdige , hetzij schijn , verwijderd zijn van de vaste lijnen de ruitverdeling . Maak deze studie eerst op de bladen geruit tekenpapier . Naderhand moet U , evenals U dat gedaan heeft met voorwerpen uit de vorige lessen ( hand en oog ) , proberen studies te maken op gewoon tekenpapier , want anders zouden wij teveel gaan wennen aan ons ruitjespapier en per slot van rekening is het slechts een hulpmiddel . Zo langzamerhand moeten wij dan ook het A.B.C. -scherm opbergen . U moet het scherm evenwel niet te snel opbergen ; en wanneer U het niet meer gebruikt , houdt het dan toch in gedachten steeds voor U . Het moment is gekomen om verder te gaan met ons kartonnen mannetje en te zien op welke wijze de opbouw vergemakkelijkt kan worden . Wij zullen daartoe meerdere hulp - en richtingslijnen in onze schets moeten betrekken , zoals wij dit beschreven hebben in het tweede van de les "oefening van hand en oog " . Als wij fig . 25 bestuderen kunnen wij vaststellen dat een loodlijn neergelaten kan worden door de punten A, B, C, D, en E; door de punten F en G ; door H en I . Ook de elleboog ( J ), de hiel ( K ), en de knie ( L ) liggen op eenzelfde loodlijn evenals de punten M, N, O en P . Daarentegen zien wij dat de punten Q, R en O op een horizontale lijn liggen , evenals S en L en ook T en D , enz... Op die manier zijn wij een twintigtal nauwkeurige richtpunten rijk ! Het opzoeken van deze punten moet altijd het eerste werk zijn bij het schetsen van een figuur , want alleen op die manier kunnen wij tot een evenwichtige stand komen . In onze fig . 25 zijn wij trouwens wel een beetje geholpen door de talrijke samenvallingen van de punten om zodoende een duidelijke uiteenzetting te kunnen geven . Maar in het algemeen zult U steeds de gelegenheid krijgen om dit soort waarnemingen te doen . Zie deze zwemster ( fig. 26 ) . Wij merken al dadelijk op , dat de loodlijn 1 de punt van de rechter borst raakt en uit komt op de linker voet . De loodlijn 2 gaat langs wang en raakt de linker hiel . De loodlijn 3 verbindt het rechter oor en de rechter elleboog . De loodlijn rechter oor en de rechter elleboog . De loodlijn 4 gaat langs de rechte zijde van het haar , loopt over de linker schouder en gaat dan rakelings langs de linker bil . Op de horizontale lijn A liggen de basis van de hals en de linker schouder . Lijn B verenigt rechter borst en linker elleboog , terwijl C rechter heup en linkerhand snijdt . U zult gemakelijk zelf dezelfde loodlijnen en horizontalen kunnen zien ; bijvoorbeeld bij een stamdbeeld . En van daar naar het waarnemen van een levend model dat ombeweeglijk voor U staat , is slechts één stap . En neem deze stap dan ook , flink en zonder aarzelen , want door de voorgaande eoefeningen , welke U ernstig en veelvuldig gemaakt heeft , zal het U zeker lukken . Ten overvloede sommen wij nog eens de voorbereidende studie op :
1e . Waarneming en tekenen van ledepop A in verschillende standen gezien door het A.B.C. - scherm .
2 . Waarneming en tekenen van ledepop A in verschillende standen zonder hulp van het A.B.C. - scherm .
3e . Waarneming en tekenen van ledepop B in verschillende standen gezien door het A.B.C. - scherm .
4e . Waarneming en tekenen van ledepop B in verschillende standen zonder hulp van het A.B.C. -scherm .
Steeds en in alle gevallen dient U met aandacht en nauwgezetheid te werk te gaan en niet proberen om " eventjes gauw " de loodlijnen op te zoeken , het perspectievisch verloop na te gaan of de verkortingen te bekijken . Bewaar het A.B.C. - scherm zorvuldig ; het zal U steeds van pas komen om de juist plaatsing van Uw objecten vast te stellen , of het nu stillevens , landschappen of figuren zijn . Gebruik het in alle gevallen waar twijfel mogelijk is , net zo lang totdat U ervan overtuigd bent om het zonder te kunnen . Doch blijf het in gedachten steeds voor U houden , wanneer U vrije schetsen gaat maken , maar denk er wel aan dat het werkelijke tafereel enigszins gebogen is in tegenstelling tot het volkomen verticale vlak van het scherm .
ART . NR . 11 . - FIG 31 . - DE FIGUUR IN BEWEGING
Art . Nr . 11 .
Fig . 31 .
De figuur in beweging . Allereerst eenvoudige , herhalende bewegingen . Daarna oefenen wij ons in het schetsen van een eenmalige beweging . Hier ziet je de opzet van figuren in beweging . Eerst de draadfiguur en daarna de lijnen die het volume bepalen . Let vooral op de eenvoudige aanduiding van het hoofd .
ART. NR . 11 . - FIG . 30 . - VERSCHILLENDE STANDEN VAN FIGUREN IN RUST .
Art . Nr . 11 .
Fig . 30 .
Verschillende standen van figuren in rust . Begonnen wordt met het schematische geraamte en vervolgens worden de belangrijkste lijnen aangegeven .
Denk aan de loodlijnen x v , zoals ook fig . 28 te zien geeft . Let bij het kind vooral op de verhouding van de schedel ten opzichte van de gehele figuur .
Wij vouwen de ledepop op de aangebrachte vouwlijnen . Om te bereiken dat de pop in de juiste stand blijft staan moeten wij het karton op de gewenste plaats goed omvouwen en even tussen duim en wijsvinger vasthouden . U zult zo aan de ledepop de gewenst houding geven , in aanmerking genomen dan dat er geen onnatuurlijke bewegingen tot uitdrukking gebracht worden . Vervolgens zet U de ledepop op een stukje dik karton of tripplex vast met spelden of punaises ( duimspijkers ) in de voeten of in de handen , al naar gelang de stand die hij inneemt . Op die manier bent U er zeker van dat hij blijft staan en dat U met plezier en zonder veel moeite een interessant deel van onze cursus zult doorwerken..... Uw toekomstige modellen lert U zien in hun wezenlijke uitdrukkingen en U kunt gemakkelijk hun lijnen , vlakken , hun onderlingen verhoudingen , hun vormveranderingen door de perspectief , de verkortingen enz , waarnemen . Na uw ledepop in de gewenste stand gezet te hebben begint U met hem door het A. B. C . - scherm te tekenen . Geef U goed rekenschap van de perspectief, van de richting van de vouwlijnen , van het samenkomen van de vluchtlijnen , door deze te verlengen . Vergelijk deze richtingen met horizontale en verticale lijnen . Dit gaat gemakkelijk met de ruitjesverdeling op het scherm . Overigens is hier geen enkel verschil met de reeds uitgevoerde tekeningen volgen deze methode in onze vorige lessen .
Wanneer U de objecten door het A. B. C. - scherm observeert , kunt U dit het beste doen door één oog - bij voorkeur het linker - te sluiten . Op die wijze onderdrukt U de verschuiving van het beeld , welke zou ontstaan door nu met het rechter oog , dan weer met het linker oog of met beide ogen naar het object te zien . Doe Uw best de verhoudingen tussen de verschillende lijnen en vlakken , evenals de richting waarin zij gaan , goed waar te nemen . U kunt zelf ( dat hebben wij reeds aangeraden ) de perspectief controleren door de vluchtlijnen te trekken , zoals plaat I laat zien . Zeer nuttig is het dan ook om de ledepop eerst op ooghoogte te tekenen en vervolgen in dezelfde stand onder en boven ooghoogte . Tenslotte bestudeert en tekent U alle verkortingen . Wanneer U op deze wijze tal van studies heeft gemaakt van Uw ledepop A , waarvan de omtreklijnen uitsluitend rechtlijnig zijn en de vlakken rechthoekig , gaat U de ledepop B gebruiken welke ook bij deze les hoort . Zijn vormen komen al dichter bij die van het menselijk lichaam . De vouwen blijven echter gelijk en laten dezelfde veelvuldigheid van houdingen toe en dezelfde perspectievische verschijnselen . Op de tweede ledepop ziet U zeer dikke lijnen welke overeenkomen met het tot het uiterste vereenvoudigde schema van het menselijk geraamte . Wij spreken hier nog over en zullen er veel gemak van ondervinden . De ledepop B is afgebeeld op plaat II en laat een hele serie schetsen zien , vol beweging en levendigheid . De studies met ledepop B zullen U , evenals die met de eerste ledepop , veel plezier geven doch ook meer aandacht vragen omdat de vorm minder tot de grondvorm teruggaat . U zult telken weer nieuwe standen ontdekken , doch bedenk steeds bij Uzelf of die standen in werkelijkheid ook mogelijk zijn . Bestudeer daarom ook regelmatig levende figuren en boots hun standen na met de ledepop . Bestudeer vooral de perspectievische vormveranderingen en verkortingen , welke bij deze ledepop al meer tot de werkelijke vormen komen . Door hier en daar met licht en donker te werken of er silhouetjes van te maken kunt U al heel natuurlijke beelden verkrijgen . Maar eerst is het noodzakelijk om onze theoretische kennis aan te vullen .
Toepassing van perspectief bij het schetsen van personen .
De A. B. C. -Ledepop.
U heeft zich ongetwijfeld afgevraagd waar wij heen willen door de reeds bekende perspectievische verschijnselen te herhalen en aan te vullen . Wij hebben in onze afbeeldingen gedemonstreerd met stroken papier en er een toepassing van een soepel lint bij gegeven . Dit alles is niet zonder reden gedaan , want zie maar eens in fig . 22 en 23 wat er met vouwen bereikt kan worden . Zien wij daarin niet een treffende houding van een zwemmer die zich gereed maakt om te duiken ?
Zeer treffend zelfs , omdat het teruggebracht is tot de meest eenvoudige grondvorm . En gaat het er bij het maken van een schets niet om , dat wij ons bewust zijn van de grondvorm ? Wij zouden , bij het begin van deze studie , graag willen dat U van dit schematische voorbeeld goed doordrongen zult zijn ; want deze " bandfiguur " vormt als het ware de grondslag voor deze les . Uit deze vondst hebben wij ons voordeel getrokken . Wij lieten een kartonnen strook uitsnijden en hebben hem zo verdeeld dat deze in overeenstemming is met de canon van acht hoofdlengten . Plaat I laat hiervan de toepassing zien ; A , de voorkant , A' en A'' een hoek makend met het tafereel . Op de stippellijnen werd het karton gevouwen . Wij kunnen deze vouwen naar eigen goeddunken versterken of verzwakken , zoals de afbeeldingen laten zien . Wij hebben de gedeelten , die overeenkomen met het hoofd , de armen en de benen enz..., naar voren en naar achteren gebogen . Het is dus een werkelijk beweegbaar model geworden , dat wij "ledepop " zullen noemen . Hij behoort bij deze les en is geheel voor het gebruik gereed . U zult hem in de meest verschillende standen kunnen zetten . Juist door zijn zeer eenvoudige vorm kunt U bij deze ledepop in zijn vele standen heel goed de verschillende perspectievische verschijnselen waarnemen . Maar nu opgelet ! Wij hebben gezegd dat U de ledepop de meest verschillende houdingen zult kunnen doen aannemen . Dat is waar , maar wij mogen hem geen houdingen laten aannemen die tegen de natuurlijke houdingen ingaan . De bewegingen van het menselijk lichaam zijn soepel , zeker , maar toch zijn hun bewegingen begrensd , sommigen zijn zelfs onmogelijk . Bijvoorbeeld : wij kunnen de onderarm buigen tot hij tegen de bovenarm komt , doch deze beweging is niet achterwaarts uit te voeren . Daarentegen kunnen wij het onderbeen achterwaarts heffen , zodat de kuit tegen de onderzijde van de dij komt . Deze beweging is echter niet voorwaarts uit te voeren . Wij kunnen hoogstens de onderste ledemaat verlengen door het onderbeen in het verlengde van de dij te brengen . Nog een voorbeeld : het is gemakkelijk om het hoofd ver naar voren te neigen door de hals te buigen ; maar achterwaarts gaat dit lang niet zo ver . Dit geldt ook voor de rug , die wij op het bekken meer naar voren kunnen buigen dan naar achteren . Dus wanneer U onze ledepop A gaat gebruiken - en ook de tweede ledepop B waarover later - moet U beginnen Uzelf af te vragen of de door U bedoelde stand mogelijk is . Het beste is dat U haar eerst zelf aanneemt en dan de ledepop in die stand zet . Let ook hierop , want dat is belangrijk : bij het lopen , wandelen enz., elke keer als wij één van onze onderste ledematen naar voren brengen wordt de bovenste ledemaat aan dezelfde kant naar achteren gebracht en omgekeerd . U kunt deze " slingering " - zou men kunnen zeggen - in werkelijkheid gemakkelijk waarnemen . Houdt dus rekening met hetgeen wij hierboven gezegd hebben en bekijk nu de voorbeelden van plaat I . Het zijn zeer natuurlijke houdingen . Onze ledepop loopt , holt , bukt zich , doet herstellingen , gaat voort op handen en voeten , klimt de ladder op enz. Hoewel zeer schematisch , tot de meest eenvoudige grondvormen herleidt , roept hij met niet te ontkennen waarheid de verschillende houdingen van een menselijk wezen op . Waarom ? Wel , omdat hij door zijn eenvoudige vormen de uitdrukking van de houding zo juist laat zien . Ons oog geeft het beeld door aan onze hersenen en omdat dit beeld is ontdaan van alle overbodige details geeft het juist het wezenlijke van een bepaalde houding door . En bij het schetsen van personen gaat het er om dat wij dit wezelijke leren zien .
Hetzelde geldt overigens voor het volgende . In de twee voorgaande gevallen hebben wij verondersteld dat de rug aA van ons boekje en de zijkant van het onderste blad AF zich precies op de horizonlijn bevonden en daarmee samenvielen . Nu plaatsen we dit boekje en de zijkant van het onderste blad AF onder de horizon ( fig . 14 ) . Alle reeds waargenomen verschijnselen zien wij weer . Bovendien zal ons oog , dat zich nu boven het laatste blad bevindt , de bovenkant daarvan kunnen zien en des te meer zelf , naarmate het oog hoger geplaatst zal zijn . In elk geval zal de rug aA van het boekje , als hij verlengd is , naar hetzelde punt P vluchten zoals de zijden Bb , Cc , D d , Ee , Ff , bladen dus waarmee de rug Aa in werkelijkheid evenwijdig loopt , terwijl af en AF , eveneens in werklijkheid evenwijdig zullen lopen , als wij deze verlengen naar een tweede vluchtpunt P' , ( Ee , juistter hoogte van de horizonlijn , zal nu met haar samenvallen zoals Aa in de voorafgaande afbeeldingen ) . Ten overvloede geven wij hier nogmaals de grondregel vanuit "vorige lessen van hand en oog" en wij raden U aan deze van buiten te leren :
Met uitzondering van die lijnen , welke evenwijdig zijn aan de horizonlijn , moeten alle lijnen , die in de ruimte , horizontaal en onderling evenwijdig zijn , in perspectief samenkomen in vluchtpunten gelegen op de horizonlijn .
Zij dalen daar naar af als zij hoger gelegen zijn , zij klimmen naar de horizonlijn op als zij lager gelegen zijn . Zij vallen met haar samen als zij op dezelfde hoogte liggen . Als wij een strook papier vouwen , zoals fig . 15 laat zien , en zo plaatsen dat de horizon er doorheen loopt , zullen wij zowel links als rechts een bundel vluchtlijnen zien , die links in P en rechts in P' uitkomen . U ziet dat deze vluchtlijnen afdalen als zij hun begin hebben boven de horizonlijn en opklimmen als hun beginpunt onder de horizon ligt . In fig. 16 klimmen alle vluchtende lijnen op , omdat de gehele strook onder de horizon ligt en evenals in de voorgaande afbeelding vucht elk van de twee groepen van evenwijdige lijnen van hetzelde soort naar zijn eigen vluchtpunt , P voor de een , p' voor de andere . In beide gevallen blijven de verticale lijnen verticaal : zij worden eenvoudig korter , naarmate zij verder van ons af liggen , evenals touwens de andere lijnen . Fig . 17 volgt in zijn grote vorm dezelfde wetten , maar men moet rekening houden met de vloeiende ronde vormen . Er zijn in werkelijkheid niet slechts horizontaal evenwijdige lijnen ; er bestaan ook schuine evenwijdige lijnen , zoals wij bijvoorbeeld zien bij een lessenaar , waarvan de zijkanten van het bovenblad schuin aflopen . In dit geval vluchten deze evenwijdige lijnen niet naar de horizonlijn , hoewel zij dezelfde wetten van het samenkomen volgen als de andere evenwijdige lijnen . Hun vluchtpunt bevindt zich niet op deze lijn zelf , maar daarboven wanneer het om een oplopend vlak gaat en daaronder als het een neergaand vlak is . In fig . 12 immers stelde U dit reeds vast bij de lijnen ac en AC , ad en AD , ae en AE . Onze fig . 20 is dan ook zeer duidelijk . De drie vaste voorwerpen A , B en C , evenwijdig aan elkaar geplaatst en deel uitmakend van eenzelfde groep , rusten alle drie met hun onderste vlakken op de horizontale bodem . De lijnen , die deze vlakken aan de zijkant begrenzen , zijn dus in feite horizontaal . Evenwijdig aan elkaar zullen zij , als ze eenmaal verlengd zijn , samenkomen in hetzelfde vluchtpunt P op de horizonlijn . Bij het voorwerp A geldt hetzelfde voor de vluchtlijnen van het bovenste vlak , dat in werkelijkheid horizontaal is . Daarentegen lopen bij voorwerp B de onderling evenwijdige , maar schuine lijnen , die het oplopende bovenvlak begrenzen , ook zelf op en verlengd , zullen zij samenkomen in een vluchtpunt P . gelegen boven de horizonlijn . Dit vluchtpunt ( wij noemen deze vluchtpunten boven de horizon " luchpunten ") zal onstaan boven het vluchtpunt P , precies op een verticale snijlijn door P . Dit is duidelijk omdat de lijn GF in hetzelfde vlak ligt als de lijn EF . Het is dan ook normaal dat P en M dat ook doen , aangezien P en M de eindpunten zijn van de verlengde lijnen GH en GF . Bij voorwerp C zien wij dezelfde verschijnselen , maar in omgekeerde richting . Onze schuine evenwijdige lijnen , hier neergaand , komen , als ze eenmaal verlengd zijn , uit in een vluchtpunt onder de horizon ( dit soort vluchtpunten noemen wij " aardpunten " ) . Om dezelfde reden waarom het punt M loodrecht boven P ligt , bevindt zich punt D loodrecht onder P.