Voor zichzelf houdt de kelder alles vast
geloof in de duisternis tussen spinnewebben
het verleden dat hij deelt met de zolder
de bewaarde schatten en verdoemenis der dingen
hij spreekt in winterslaap over leven
de dag verborgen als een vijand
van de stilte die hij schraagt
Af en toe vieren muizen er hun feest
als de doodgewone dingen van toeval
de kledertrap kraakt en verstoort de stilte
bij het zoeken in buik van zijn essentie
Laat de kledergasten hun rust
hij zal je dankbaar zijn om alle herinneringen.
Ingrid Lenaerts
|