Het parfum, dat parfum hangt op zijn huid
Te herinneren dat zij er was in levende lijve
Elke vezel van zijn vingertoppen zindert alsof
herinnering de begeerte schroeit op zijn lippen
Dat hij nauwelijks denkt zoals een waterzoeker
In het hart van de woestijn de oase welwillend laat
Voor de volgeling hij dronken en bezeten is van
Verlangen haar weer te vinden, te verdrinken
In slechts dat parfum, het parfum.
Ingrid Lenaerts
|