De wortels van de tabaksplant reiken tot in Amerika. Het waren ontdekkingsreizigers zoals Columbus die de tabaksplant met veel andere specerijen van het 'Nieuwe Land' naar het Oude Continent voerden.Uit de archieven blijkt dat reeds in de 17de eeuw (1650) sprake was van tabaksteelt in Wervik. Al vlug ontstaat er tabakshandel. Vanaf de 18de eeuw wordt de streek getekend door de smokkel richting Frankrijk.
In 1945 wordt een tabakssyndicaat opgericht om de belangen van de planter en de verbetering van de teelt te bevorderen en te verdedigen. Het tabakssyndicaat heet nu Tabakscentrum en staat in voor de taxatie van de tabak en de begeleiding van de tabakstelers. Tot op heden blijven tabak en Wervik nauw met elkaar verbonden. Hoewel de teelt de jongste jaren sterk achteruit is gegaan, is het de enige regio in ons land waar er nog op betrekkelijk grote schaal tabak wordt verbouwd. Meer dan 90% van de huidige Belgische tabaksteelt is in de Wervikse regio te situeren. De 'Wervikse tabak' wordt tegenwoordig vooral gebruikt door de pijpenrokers en de zelfrollers. Alles over tabak en de geschiedenis kunnen op het einde van de wandeling ontdekken in het Nationaal Tabaksmuseum. Wij wandelen door het stadje en steken dan de Leie over.
De Leie met zijn oorsprong in het Franse Lisbourg stroomt Vlaanderen binnen via Wervik en gaat in Gent over in de Schelde. De stroom is zo'n 214 kilometer lang waarvan 88 kilometer in België. Sinds het verdrag van Utrecht in 1713 vormt de Leie de grens tussen Wervik in België en Wervicq-Sud in Frankrijk. De waterstroom die vroeger bij de Engelsen ook wel bekend was als de Golden River, was vooral belangrijk voor zijn hoge waardering van het 'Leie-vlas'. Tussen Komen en Astene, of Vlasleie, stonden ieder jaar miljoenen vlaskapelletjes. Het vlas werd in de Leie geroot. Dit is het eigenlijke rottingsproces van het vlas, waarbij het vlas tussen de 14 en de 21 dagen in het water moest gedompeld blijven. Het vlas dat gedompeld werd in de Leie, stond voor kwaliteit. De vlasnijverheid bracht ook de economische welvaart met zich mee. Wij zijn nu in Frankrijk. We wandelen door Wervicq-Sud. Langs De Eglise de l'Immaculée-Conception. En dan komen we in Comines.
Komen, ook wel Frans-Komen ligt langs de Leie, die er de grens met België vormt. Aan de andere oever ligt het Belgische stadje Komen. De Eglise Saint-Chrysole is een kerk in neobyzantijnse stijl. De bouw van de kerk begon in 1925, nadat de oude kerk in de Eerste Wereldoorlog was vernield. Het was een gebouw van de architecten Maurice Storez en Dom Bellot. Voor het geraamte van het gebouw werd gewapend beton gebruikt, toen een innovatief materiaal. Dit geraamte werd opgevuld met meerkleurige bakstenen. De kerk werd op 7 juli 1928 ingewijd; het duurde nog tot 1929 eer ze volledig af was. Een bijzonder mooi gebouw, op het plein staat Het Belfort van Komen is een van de Belforten in België en Frankrijk op de Werelderfgoedlijst van UNESCO. De geschiedenis van het belfort gaat terug tot de 12de eeuw. Het gebouw kreeg zijn huidig uitzicht in 1623. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het belfort opgeblazen. Het werd in 1924 herbouwd. Het is een prachtig gebouw gelegen op een plein met verschillende prachtige huizen.
We steken weer de Leie over om terug in België te komen. Komen-Waasten (Frans: Comines-Warneton) is een stad en faciliteitengemeente in de provincie Henegouwen. Zij vormt een Henegouwse exclave aan de zuidgrens van de provincie West-Vlaanderen. Vóór de vaststelling van de taalgrens in 1963 behoorde de fusiegemeente tot de Vlaamse provincie West-Vlaanderen, evenals het naburige Moeskroen. Sindsdien is de stad, die sinds de 19de eeuw al sterk verfranst was, zo goed als volledig Franssprekend geworden: slechts 7 à 8 procent van de inwoners heeft thans een Nederlandstalige identiteitskaart.
We wandelen verder en steken weer de Leie over en komen zo aan het tabaksmuseum. De Briekenmolen, ook wel Stenen Molen genoemd is een onderdeel van het Nationaal Tabaksmuseum te Wervik toont de geschiedenis van het roken, het kauwen en het snuiven via merkwaardige voorwerpen en vele bijzondere illustraties. Een introductie in de magische en bizarre wereld van het tabaksfenomeen. We bezoeken het museum.
Het Nationaal Tabaksmuseum is: 4.200 geïnventariseerde collectiestukken, van de 16de tot 21ste eeuw, meer dan 600 m² tentoonstellingsruimte voor de vaste collectie, met als centraal gebouw een geklasseerde, maalvaardige bakstenen stellingmolen van circa 1800 en de belangrijkste collectie tabakspubliciteit en tabaksverpakking in België. Het museum geeft een overzicht van de diverse vormen van tabaksconsumptie: van pijp over sigaar en sigaret tot snuif- en kauwtabak. Bij elke vorm horen typische instrumenten: de accessoires van de tabaksgebruiker.
Ongeveer 2.500 van die accessoires zijn permanent in het museum tentoongesteld! De Pijpengalerij toont de benodigdheden van de pijproker (pijpenhulzen, rekken, vazen ), de aanmaak van kleipijpen, diverse soorten pijpen (naar materie: klei, porselein, meerschuim, bruyère naar gebruik: rookpijpen, tentoonstellingspijpen, zogenaamde reservistenpijpen ), merkwaardige pijpen (16de tot 20ste eeuw). Ook het tabak snuiven met snuifraspen, snuifdoosjes in allerlei vormen en materialen, snuifflesjes en snuifpotten (vooral 18de en 19de eeuw). Ook de Pruimtabak, pruim, kauwtabakspotten en spuwpotjes (vooral 19de eeuw). Ook de benodigdheden voor sigaren- en sigarettenrokers, van sigarenkast over sigarenetuis tot sigarenknippers en asbakken. Van sigarettenhouders over sigarettenverdelers tot sigarettenpijpjes (19de en 20ste eeuw).
We wandelen verder en komen langs gebouwen van de voormalige Brouwerij Lannoy (1868-1920) zo komen we terug aan ons vertrek. Een aangename wandeling in Wervik. We gaan nog een bezoek brengen aan de Stad Ieper. Een wandeling in de stad, bezoek aan de Menenpoort. Een mooie rondwandeling met prachtige gebouwen en een prachtig park.
27E MARCHE DES CLAP SABOTS / LES CLAP SABOTS DE POUSSET. / BOVENISTIER 24/09/2011
27E MARCHE DES CLAP SABOTS.
LES CLAP SABOTS DE POUSSET.
BOVENISTIER.
Bovenistier is een dorp in de Belgische provincie Luik en een deelgemeente van de stad Borgworm.
Het was een zelfstandige gemeente tot het bij de fusie van 1971 toegevoegd werd aan de gemeente Borgworm/Waremme. Bovenistier is een landbouwdorp in Droog-Haspengouw dat vooral leeft van de akkerbouw, graan- en suikerbietenteelt. De neogotische Sint-Vincentiuskerk uit 1857. Rechts van de kerk ligt de voormalige pastorie uit het begin van de 19de eeuw. Tegenover de kerk ligt een grote Vierkant hoeve met een kern uit de 16de eeuw. Het was vroeger de zetel van de heerlijkheid. Het binnenplein van de boerderij heeft de vorm van een trapezium.
Wij verlaten het centrum en wandelen door de velden en wandelen naar Viemme. Hier een pracht van een boerderij. Wat verder ligt de oude school. Daar is de controlepost, hier rusten we even en dan weer verder door het landschap, velden en weilanden een echt landbouwstreek. Wat verder komen we in Celles. Ook hier prachtige huizen, grote boerderijen. Bij de volgende boerderij met een pracht van een woonhuis met ernaast een van de Tumulus. Een prachtig zicht. Weer een stuk door de velden en langs de akkers. Deze worden nu stilaan leeg, de bieten zijn ook al gerooid en liggen op hopen te wachten om naar de suikerfabrieken te worden gevoerd.
Stilaan maar zeker doet de herfst zijn intrede, gelukkig vandaag een zonnige herfstdag. Wat verder komen we terug in Bovenistier. Een mooie en zonnige wandeling in Haspengouw.
Verborgen Moois, Haspengouw en Voeren zijn streken vol speciale plekjes. Al dit verboregen moois verdient de volle aandacht van het regionaal landschap en van zijn inwoners. In het uiterste zuiden van Haspengouw, in het rustige Rukkelingen-Loon, is het Hornebos zo een bijzonder plekje.
Vertrek van de wandeling aan het kasteel van Bovelingen. De Rode Dreef met haar statige beuken was de officiële toegangsweg van het kasteel. De baksteenovens die nodig waren om het kasteel te bouwen en te verbouwen, zorgden vooe de rode aarde die je vroeger in deze dreef aantrof, vandaar de naam. In het verlengde van de imposante Rode dreef ligt het kasteeldomein van Bovelingen. Het kasteel staat er niet meer, maar de andere gebouwen herinneren ons aan het rijke verleden. De graven de Borchgrave dAltena lieten hier een kasteel bouwen, compleet met brede slotgracht en ophaalbrug. Aan het begin van de 18de eeuw werd, een prachtig kasteelpark aangelegd met vijvers en parkbomen. Sinds de 20ste eeuw were het kasteel niet meer bewoond en verkommerde het kasteelpark. Een brand midden vorige eeuw bracht de genadeslag toe en de restanten van het kasteel werden opgeruimd.
De gebouwen die je vandaag nog ziet staan zijn de hoeve en de 19de eeuwse dienstgebouwen die bij het kasteel hoorden. Van oudsher bewerkt de mens de zeer vruchtbare landbouwgrond van droog Haspengouw. Enkel op kasteeldomeinen en ruige moeilijk te bewerken plekken krijgen bossen de kans om te blijven bestaan. Deze wandeling neemt ons mee naar het Hornebos dat vroeger deel uitmaakte van het kasteeldomein. Langs holle wegen, door de bossen om zo op het plateau te komen om de omliggende dorpje te ontdekken. Een prachtige wandeling door de omgeving is een bijzonder mooie ervaring.
Een bijzonder plekje is de Wilde bijentuin zeker de moeite om te bezoeken, en moet je mijn verrassing begrijpen als Marc de eigenaars van de bijentuin ons meeneemt naar de bijentuin. Jaren geleden heb ik nog voor Marc gewerkt en nu komen we elkaar hier tegen na zovele jaren, Marc gaat met ons mee door de tuin, laat ons het bijenpaviljoen zien, en geeft ons deskundige uitleg. Het is zeker de moeite om de alternatieve route door de bijentuin te volgen, dit kan als de eigenaar aanwezig is. wij vervolgen onze wandeling en komen zo weer terug op ons vertrek. Een prachtige wandeling.
Je kunt er nog met recht en reden spreken van een vreedzaam, ongerept natuurlijk leefkader. De lucht is er zuiver en nergens wordt de horizon geschonden door rokende fabrieksschoorstenen of flatgebouwen. Het is een waar paradijs voor de wandelaar of fietser. Alles is er in harmonie met de natuur en het landschap.
Met zijn romantische dorpskommen, waarin de kerk nog in het midden staat, de paternoster van kapelletjes en veldkruisen, oude hoeven, typische vakwerkhuisjes met silexmuren, kastelen met bijhorende domeinen, loofbossen, hoogstamboomgaarden, meidoornhagen en zijn onvergetelijke panoramas, oefent de streek in elk seizoen een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de bezoeker en zeker op ons als wandelaars. Daarom is het ook voor ons een van de favorieten. Wij vertrekken in s-Gravenvoeren, heeft zich ontwikkeld als een lintdorp langs de rivier de Voer, met talrijke loopbruggetjes over het water naar de huizen. De kerk, de pastorie en verscheidene boerderijen in de onmiddellijke omgeving stammen uit de 18de eeuw. Die (Oostenrijkse) periode was klaarblijkelijk een heel voorspoedige tijd voor dit dorp.
Wij verlaten het dorp en vlug komen we in de natuur terecht door de velden wandelen we naar Warsage. Waarbij we de taalgrens oversteken. We klimmen en dalen door het prachtige landschap en mooie vergezichten zijn de beloning. In de verte de spoorwegbrug van St-Martens-Voeren. Wij slaan hier dan ook die richting uit om zo in het dorp aan te komen. Het dorpsbeeld wordt gedomineerd door de 23 m hoge spoorwegbrug. Ze maakt deel uit van de lijn Tongeren-Aken die door de Duitsers tijdens de eerste wereldoorlog werd aangelegd. Dit viaduct sluit aan op de langste spoorwegtunnel van Vlaanderen (2070 m). Ook de langste spoorwegbrug van het land, in Moresnet, maakt deel uit van deze lijn.
De kerktoren van de Sint-Martinuskerk stamt oorspronkelijk uit de 13de eeuw. Links onder de toren bevindt zich het graf van pastoor Veltmans.(1866 1954) Hij speelde een belangrijke rol in het behoud van het Nederlandstalige karakter van de Voerstreek. Onder de oude grafkruisen op het kerkhof bevindt er zich één uit de 16de eeuw. Het staat achter de graven van de bemanning van een RAF-vliegtuig (neergestort in 1944). Nergens in Vlaanderen is de concentratie van gebouwen die volledig of gedeeltelijk in silex (vuursteen) opgetrokken zijn, zo groot als in de twee centrale Voerdorpen, Sint-Martens- en Sint-Pieters-Voeren. Vooral in het gehucht Veurs zijn de voor deze streek zo typische oude vakwerkhuizen nog bewaard gebleven.
De meeste van deze woningen dateren uit de 18de of het begin van de 19de eeuw. We komen aan het Veltmanshuis genoemd naar pastoor Veltmans, een voormalig kapittelhuis uit de eerste helft van de 18de eeuw. Tot 1971 deede het dienst als pastorie. Nu is het een Cultureel Centrum van de Vlaamse Gemeenschap. Hier hebben we controle. Na de rust begeven we ons weer op weg en komen in Altenbroek. Domein Altenbroek een grensoverschrijdend en aaneensluitend natuurreservaat op het grondgebied van s-Gravenvoeren (België) en Noorbeek (Nederland) dankt zijn naam aan een prachtig privé kasteeldomein midden in het gebied.
In 1996 werden de Vlaamse vzw Natuurreservaten en de Nederlandse Stichting Natuurmonumenten eigenaar van 160 hectare van Altenbroek: 135 hectare op Belgisch en 25 hectare op Nederlands grondgebied. De uitzonderlijke landschappelijke en natuurlijke rijkdom van de Voerstreek, en meer bepaald van Altenbroek, is een gevolg van de oostelijke geografische ligging, de hoogte boven het zeespiegelniveau en de merkwaardige samenstelling van de ondergrond. Waardoor je er ook specifieke planten en dieren krijgt.
Wij wandelen door het domein en genieten van de prachtige natuur. Dan weer wat verder komen we terug in het dorpje aan. Een heel mooi plekje is het beschermde pleintje van Kinkenberg, met de recent gerestaureerde Onze-Lieve-Vrouwekapel (1715) Het ligt op de noordelijke oever van de Voer op 100 m van de kerk. Hier verschillende oude boerderijen, en ook de Voer is hier aanwezig en op plaatsen vloeit ze onder de huizen door. Langs de kerk en dan komen we weer aan ons vertrek. Een prachtige wandeling in de Voerstreek.
GREENSPOT HEKS / LANGS BOERENERVEN / HEKS-VECHMAAL 14/09/2011.
GREENSPOT HEKS.
LANGS BOERENERVEN.
VECHMAAL HEKS.
Vanaf een authentieke herberg vertrekken drie bewegwijzerde wandelingen het landschap van droog Haspengouw binnen. Een buitengewoon boerenland met uitgestrekte akkers en spaarzame bosjes die als koepels boven de horizon uitsteken. Dankzij de goede samenwerking met de graaf van Hex konden deze nieuwe wandelpaden worden aangelegd waardoor dit buitengewone boerenland nu ook toegankelijk is voor de wandelaar.
De landelijke sfeer van weleer vind je terug in oude dorpskernen; omringd door monumentale vierkantshoeves en kastelen. Deze omgeving met holle wegen en heerlijke uitzichten vormt een ideaal wandeldecor. De langste wandeling is een topper met niet minder dan 4 kastelen verschillende grote kasteelhoeven. Het eerste is kasteel De Horne met de kasteelhoeve. Het Kasteel van Horne werd reeds herhaaldelijk gerestaureerd, en is nu in het bezit van de kunstfamilie Gerbrand-Van Tijn. De bijhorende hoeve dateert van 1743 en werd gebouwd door de familie Bosch.
Wij wandelen verder door de velden naar Bommershoven. We komen aan het kasteel Terhove dat ligt aan de oostzijde van Bommershoven. Het hoge bakstenen poortgebouw met zadeldak bevat een wapenschild en de vermelding anno 1723. De deurlatei draagt het opschrift In Concordia Humilitate (1759). Alhoewel Terhove administratief tot Borgloon behoort heeft het geschiedkundig meer binding met Widooie. Men noemt het ook Hof van Corbie. Het oudste deel is de Romaanse kapel uit de 11de eeuw, gebouwd met stenen afkomstig uit de Romeinse omwalling van Tongeren. Deze kapel werd gerestaureerd en omgevormd tot salon en eetkamer. Hierin bevinden zich polychrome wapenstenen van alle abten en de latere eigenaars van het kasteel. Tegen dit Romaans gedeelte werd in de 18de eeuw het kasteel met de grote toren gebouwd.
De kasteelhoeve dateert uit 1723. We wandelen door de dreef naar Bommershoven dorp. Dit dorp bezit een kasteel en verschillende grote boerderijen. Het kasteel van Bommershoven is een uitzonderlijk rococo-kasteel uit 1750 omringd door een Franse tuin. Wat verder de zogenaamd "Biezenhof", gesloten hoeve, eertijds afhankelijk van de landcommanderij Alden Biesen. Eerste vermelding in 1309. Aan de winning was een laathof verbonden. Uit de pacht blijkt dat het één van de rijkere hoeven van de Orde was. Wat verder de volgende hoeve; bakstenen complex rond een rechthoekig gekasseid erf met centrale mestvaalt. Rechts, een ommuurde tuin. Woonhuis uit de eerste helft van de 18de eeuw en dienstgebouwen uit de eerste helft van de 19de eeuw. Ten zuidoosten, poortgebouw met duiventil aan de erfzijde; rondboogpoort in verankerde, geprofileerde, kalkstenen omlijsting met neg blokken.
Wij verlaten Bommershoven en wandelen nu naar de dreef van het kasteel van Heks. We wandelen de dreef binnen waar het kunstwerk van Dre Wapenaar. De traandreef er hangen tenten aan de bomen waar in overnacht kan worden. Wij wandelen door de dreef en dan nemen we richting "Monnikenhof" of "Munckhof". In 1174 schenkt gravin Agnes van Loon, weduwe van Lodewijk I (1145-1171), de inkomsten van haar eigengoed van Heks aan het hospitaal van Graethem te Borgloon en schenkt het goed zelf met alle eraan verbonden rechten aan abt Ulricus van de cisterciënzerabdij van Villers. De abdij sticht in Heks een hoeve uitgebaat door broeders en vrije werklieden; deze hoeve beschikte over een zeer uitgestrekt areaal landbouwgrond.
Wij wandelen voorbij Monnikenhof, waar vandaag een landbouwbedrijf in is. Wat verder langs de oude tramweg naar Orye. Na een eind wandelen we terug richting Horne. We wandelen langs de Heerlijkheid Satenbergh en dan komen we aan terug aan ons vertrekpunt. Het is een mooie wandeling.
SINT GERLACHUSWANDELING / WC GERLACHUS / BANHOLT 11/09/2011.
SINT GERLACHUSWANDELING.
WC GERLACHUS.
BANHOLT. NL.
Het dorp is gesitueerd op het Plateau van Margraten. Banholt is een klein dorp in de Nederlandse gemeente Eijsden-Margraten, in het zuiden van de provincie Limburg. Eertijds behoorde het tot de gemeente Mheer, die tot 1981 heeft bestaan. In de periode 1981-2010 maakte het dorp deel uit van de gemeente Margraten.
Bij Banholt hoort ook de buurtschap Terhorst. Wij wandelen vandaag in een prachtige streek met bijzondere bouwstijlen, vooral de vakwerkhuizen komen hier veel voor. Soms zie je een detail en wil je weten waarom of wat het is en waarom het gebruikt werd. Zo komen we vandaag op de wandeling een Makelaar tegen.
Dat dit zo hete wist ik ook niet even opgezocht op internet en dan kom je er meer over te weten. Je heb zelf twee soorten makelaars.
De Hangstijl en de Gevelmakelaar even wat uitleg:
De hangstijl of makelaar is de verticale balk die de verbinding vormt tussen de horizontale hanebalk of trekplaten, en de samenkomst van de spantbenen in de nok. Wanneer er bij een schilddak de hoekkeperspanten eveneens in de makelaar eindigen, spreken we van een koningsstijl. De functie van de hangstijl is de beide spantbenen met elkaar te verbinden te. Gevelmakelaar - Een gevelmakelaar is de bekroning van een geveltop. De makelaar vormt de verbinding van de windveren en dient tevens ter verfraaiing van de gevel. Behalve een versiering is de makelaar in het volksgeloof ook een magisch ornament. Een topmakelaar in de vorm van een Donderbezem zou blikseminslagen voorkomen.
We wandelen nu naar Terhorst en dan weer verder naar Terlinden. Hier ook weer prachtige vakwerkhuizen. We wandelen door de straten van Terlinden en genieten van de prachtige gebouwen. We zien ook hier weer dat de rijkere klasse huizen in baksteen hadden terwijl de arme in lemen huizen woonden. De grote stenen boerderijen zijn indrukwekkend, vele worden nog steeds als landbouwbedrijf in gebruik andere zijn B&B geworden. Soms is het fijn dat je goed rondkijkt en detail ziet die een stukje geschiedenis vertellen over het gebouw en over de gebruiken in de streek. Zo zien we een prachtig houten duiventil. Bijzonder mooi en zo hebben we er nog niet veel van gezien. Nu wandelen we de velden en langs de weilanden.
Het is prachtig om te zien hoe de natuur veranderd en de seizoenen elkaar opvolgen met hun typische vruchten en planten, de paddenstoelen komen nu aan de beurt. Ook de prachtige vergezichten over het golvend landschap kunnen ons bekoren. We wandelen door een Holleweg en komen zo in Beutenaken. Hier wandelen we door de natuur, langs groepen bomen, velden en weilanden wat is de natuur hier toch mooi. We komen in het Karsveld met een prachtige vakwerkhoeve. Dan weer verder door velden langs de vele veldkruizen die hier overal staan. We komen zo terug in Terhorst in het centrum met vakwerkhuizen. Ook de dorpspomp staat er nog. Nu gekoesterd als een aandenken aan vroegere tijden maar eens een van de belangrijkste plekken van het dorp.
Nog even door de velden en de kerk van Banholt komt in zicht. Nog even door het dorp met grote hoeven en vakwerk en dan komen we terug aan ons vertrekpunt. Een mooie en aangename wandeling in Banholt.
40E MARCHE INT.DES TROIS FRONTIERES / MARCHES DES TROIS FRONTIERES-AMTF. / PLOMBIERES. 10/09/2011.
40E MARCHE INT. DES TROIS FRONTIERES.
MARCHES DES TROIS FRONTIERES.-AMTF.
PLOMBIERES.
Plombières / Bleyberg: De naam van deze plaats in het Geuldal is te danken aan de mijn die hier lag en waaruit vanaf halverwege de veertiende eeuw tot 1922 lood werd gewonnen. Nu is het voormalige mijnbouwterrein grotendeels een beschermd natuurgebied. Wij wandelen vanuit het centrum met nog getuigen van de mijnbouw. Ook hier start de wandelingen van de GrenzRouten Bleyberg.
Wat zijn de GrenzRouten is Grenzeloos wandelen!
Op de GrensRouten beleeft u het landschap, de cultuur en de geschiedenis van de Drielandenregio. Of u nu wandelt door het open heggenlandschap in Oost-België, langs de oude beuken aan de historische "Landgraben" (oude aardewal op de grens), door het prachtige Geuldal of over de heuvels in het Limburgse Heuvelland u kunt hier uw grenzen verleggen!
Wij wandelen langs het Maison du Site Minier, een van de oudste woningen van de gemeente met een gevel in steen en vakwerk, werd gerestaureerd en uitgebreid met een bijgebouw voorzien van een houten gevelbekleding waarvan de kleur varieert voortdurend varieert met de tijd. Op het gelijkvloers van dit gebouw werd een minimuseum ondergebracht. De mijnsite van Plombières herbergt een uitzonderlijk natuurreservaat dat ontstaan is dankzij de aanwezigheid van zinkhoudende graslanden. Zijn bodem is rijk aan zware metalen en heeft een uniek ecosysteem voortgebracht. Er leven honderden opmerkelijke plant- en diersoorten, zoals Engels gras, het zinkviooltje of de parelmoervlinder wij wandelen een eindje door het reservaat om dan naar het centrum te wandelen waar we langs De Onze-Lieve-Vrouwekerk van Blieberg een achthoekige neo-byzantijnse kerk : een kunstwerk van elegantie waarin de lichtverdeling opvalt door een juiste verdeling van de talrijke ramen.
Weer een eind verder en we komen langs een prachtige vijver en dan langs het Convent de Pannesheydt hier werden gedurende de oorlog 1940-45 vluchtelingen onder gebracht die de Duitse kampen ontsnapten. We wandelen weer een eindje verder en komen zo in Montzen was de bakermat voor een voorspoedige en vruchtbare geschiedenis. Het was zonder twijfel een van de oudste plattelandcentra van het Land van HERVE. Hiervoor alleen al verdient dit dorpje onze aandacht. Volgens oude kronieken uit 1075 was Montzen de zetel van een belangrijke rechtbank met bevoegheden over o.a. de plaatsen "Kelmis, Gemmenich, Hombourg, Moresnet, Teuven en Sippenaeken." In de tijd waren er een hoog gerechtshof onder de macht van de leenheer, vijf handelsrechtbanken en een feodaal gerecht genaamd naar de H. Anna. Verschillende prachtige gebouwen en op het dorpsplein verschillende gebouwen die de moeite waard zijn om te bekijken. We komen voorbij een prachtig huis uit de 16de eeuw. Dan weer verder en we wandelen het dorp uit de vrije natuur in. Prachtige stukken bos en weilanden.
We wandelen nu naar Moresnet, waar het viaduct één van de markantste bouwwerken is. Het viaduct bestaat uit 22 stalen dubbelsporige brugdelen, steunend op twee landhoofden, vijf steunpijlers en zestien gewone pijlers van gewapend beton. Elk van de brugdelen is 48 meter lang en weegt ongeveer 260 ton. Het is een belangrijke schakel in het internationale handelsverkeer en verbindt het Westbahnhof in Aken met het belangrijke rangeerterrein voor goederen in Montzen. Het viaduct bij Moresnet is aldus van eminent belang voor de handelsbetrekkingen met Duitsland en met landen in Oost-Europa; dagelijks passeren hier in twee richtingen 80 tot 90 goederentreinen.
Het viaduct heeft wel een korte maar niet zo goede geschiedenis:
De relatief korte geschiedenis van het viaduct is nogal bewogen geweest. Het werd in de oorlog van 14-18 gebouwd en moest de oorlogsinspanningen ondersteunen door een snelle aanvoer van troepen en materieel naar de fronten in Vlaanderen mogelijk te maken. Met dat doel werd vanaf 1916 de spoorlijn van Aken via Montzen en Visé naar Tongeren aangelegd. Vanwege de ongunstige terreinomstandigheden werd het viaduct hierin een zeer belangrijke schakel. De sterke glooiing van het Geuldal dwong de ingenieurs tot de bouw van deze gigantische constructie, die met zijn lengte van meer dan een kilometer een voor die tijd enorme technische uitdaging vormde.Terwijl Duitse ingenieurs het project uitwerkten en de werkzaamheden aanstuurden, moest het handwerk worden gedaan door grote aantallen Russische krijgsgevangenen die in Duitsland waren geïnterneerd.
Ze werden ondergebracht in plaatselijke kampen en moesten van daaruit ver weg van huis de gevaarlijkste en moeilijkste werkzaamheden uitvoeren. Ondervoeding en slechte hygiënische omstandigheden maakten hun situatie nog miserabeler. De handigsten onder de gevangenen maakten kleine kunstvoorwerpen of gereedschappen, die ze tegen een beetje voedsel of tabak ruilden om zo hun lot iets te verlichten. Ze voerden deze ruilhandel met de inwoners van Moresnet en omgeving, die erin slaagden contacten te onderhouden in weerwil van de strenge bewaking, maar in sommige gevallen juist ook met de medewerking ervan. Onder hun vaardige handen veranderden granaathulzen ironisch genoeg in gevormde en gegraveerde bloemenvazen. Lege patroonhulzen werden gebruikt om aanstekers en artistiek bewerkte ringen te maken. Er moeten nog vele van dit soort voorwerpen in het bezit zijn van de nazaten van hen die ze ooit verwierven, zorgvuldig bewaard als kleine, roerende getuigen van een tragisch stuk geschiedenis.
De geallieerde overwinning betekende het einde van de werkzaamheden en daarmee van de lijdensweg van de Russische gevangenen. Negen van hen echter vonden toch nog een laatste rustplaats op het kerkhof van Moresnet, nadat zij onder onduidelijke omstandigheden alsnog hier om het leven kwamen. Hun gemeenschappelijk graf wordt tot op de dag van vandaag door het gemeentebestuur met zorg onderhouden. Het viaduct, dat de dag na de wapenstilstand geheel intact in Belgische handen kwam, werd beschouwd als een soort herstelbetaling. Het droeg in de loop der jaren bij aan de economische wederopbouw van het land. Als een monument van ijzer en beton, zinbeeld van menselijke hoogmoed en technische vaardigheid, is het viaduct een stille, maar tot de verbeelding sprekende getuige van een tragisch tijdperk dat zich hopelijk nooit zal herhalen.
We wandelen weer een eindje en komen aan de Foulerie 1726-1860 een watermolen op de Geul, deze bleef in werking tot 1972. We wandelen nu naar Moresnet: Tegen de achtergrond van het grote Geuldalviaduct ligt het mooie dorp Moresnet, waarvan het aanzien bepaald wordt door traditionele huizen van natuursteen. Deze plaats, met in het centrum de St. Remigiuskerk, wordt al in een document uit het jaar 888 genoemd. In Moresnet waren vroeger tenminste drie landhuizen bewoond: Burg Schimper, Burg Alensberg en Schloss Bempt. Deze huizen stammen uit de tijd dat ridderfamilies heer en meester waren over hun eigen landgoederen en de mensen die erop woonden. Schloss Bempt is het enige gebouw uit deze tijd dat nog behouden is gebleven.
Wat verder komen we aan de Geul: Deze kleine rivier ontspringt bij de Hebscheide Heide vlakbij de grens tussen Duitsland en België en kruist na 20 kilometer de grens met Nederland om daar een kleine 40 kilometer verderop in de Maas uit te monden. Het water van de Geul was vroeger economisch zeer belangrijk voor de omliggende dorpen. In Raeren en Eynatten profiteerden de pottenbakkers er bijvoorbeeld van en in Kelmis en Plombières werd het gebruikt voor het wassen van het galmeierts. De naam Geul is afkomstig van het Germaanse woord Galia, dat zoveel betekent als smalle, bochtenrijke rivier. Nog een eind door de prachtige streek en we komen terug aan ons vertrek. Een prachtige wandeling in een mooie streek.
De fruitpluk begin op zijn einde te gaan, peren zijn al af en de appelpluk is volop bezig. Het gravenstadje Borgloon laat dit niet ongemerkt voorbij gaan. Alles staat in het teken van het fruit. Venster versieringen en gevel versieringen met fruit. Enkele sfeer beelden.
Een bezoekje aan Borgloon met een bezoek aan de toeristische dienst in het Stadhuis mag niet ontbreken, hier kun je de Loonse specialiteit bekomen "Loonse Strooppralines" LEKKER!!
Twee weken lang heeft de Japanse kunstnaar Tadashi Kawamata samengewerkt met studenten architectuur, interieurarchitectuur en beeldende kunsten in Borgloon. Op en aan de Burchtheuvel - een historisch belangrijke plek in de Loonse geschiedenis - staat nu een gigantische houten sculptuur.
Borgloon trekt vooral in de lente veel wandelaars en fietsers aan die komen genieten van de bloesemtochten. Toch mag onze gemeente niet vergeten worden tijdens de andere seizoenen. Vooral tijdens de fruitpluk.
De fruitstreektocht van de Strooplekkers is een ideale wandeling om Borgloon te ontdekken tijdens de fruitpluk. De wandeling vertrekt in de Stationsstraat, deze was vroeger de belangrijkste straat in Borgloon, het is te zien aan de villas die er staan, was ook een belangrijke plaats voor industrie, de stoommelkerij en de stroopfabrieken was ook de straat waar voor het eerst stroom gemaakt werd voor de stad. Vandaag zijn de villas nog steeds getuige van de rijkdom van weleer. Ook het gebouw van de Stoommelkerij is er nog. Als we wat verder wandelen komen we aan het stoomstroopfabriek. Wij wandelen weer wat verder en aan het stationsplein wandelen we naar de Fruitlijn richting Kuttekoven.
De Fruitlijn was een bijzondere spoorlijn die het mogelijk maakte om ons fruit uit te voeren, treinen vol werden naar Oostende gebracht waar ze via de ferry naar Engeland werden gebracht. Dat de fruithandel belangrijk was blijkt uit het feit dat er verschillende fruithandelaars op en rond het station woonden. We wandelen een stukje over Puthofveld en dan de fruitlijn op. Steken de weg over naar Kuttekoven. Langs het Kasteel de Klee en de Kleehoeve. Kasteel de Klee ligt in een domein dat vroeger tot het patrimonium van de abdij van Herkenrode behoorde. Nu rest er nog een herenhuis uit 1907 met 17de eeuwse hoektoren en een kwadraathoeve met wapenschilden die herinneren aan de vroegere banden met de abdij van Herkenrode. Voor ons op een van de hoogste punten van Borgloon ligt Kasteel Hulsberg. Kasteel Hulsberg werd in 1882 gebouwd op een heuvel waarvan de top 108m boven de zeespiegel uitsteekt. Omwille van deze heuvelsite is het kasteel een opvallend oriëntatiepunt in het landschap. Wij wandelen weer een eind verder verlaten Kuttekoven en wandelen nu naar Hendrieken-Voort. We wandelen langs de Lorette kapel van Kasteel Hulsberg.
Dan komen we aan de rust en controle .Na de rust wandelen we weer verder en komen zo in de velden en boomgaarden, het landschap van Haspengouw op zijn best. Een eind langs de Romeinse Kassei en dan weer verder. We wandelen een heel eind door de velden, met laagstamboomgaarden, peren en appels. Veel peren zijn al geplukt en de appelen beginnen mooi te kleuren. Eigenlijk is het een kleurenpalet die tentoongesteld word. Gelukkig zijn ook nog wat hoogstamboomgaarden bewaard, deze zijn zeer waardevol en dienen beschermt te worden zodat dit stukje erfgoed ook bewaard word.
Wij wandelen verder om zo terug in Borgloon te komen. Langs de Grote Mot en de wijngaard, het Speelhof met kerk en monument voor de gesneuvelden. Op het Speelhof staan nog enkele kanunnikenhuizen en in ervan is het Administratief Centrum van de stad gevestigd. Op het gekasseid binnenpleintje van het Kanunnikenhuis op het Speelhof, staat het beeldje van de Strooplekker, de spotnaam van de Lonenaren. De Strooplekker is een vrolijk manneke. Hij verbeeldt ons rijke verleden. Zijn hoofd is een appel, zijn lijf een peer, tezamen de vruchten die we van oudsher in deze streek verbouwen. De stroop verwijst naar het product dat we vroeger massaal fabriceerden. We verlaten het Speelhof en dalen af naar de Markt. Hier staan verschillende beschermde huizen en ook het historische Grevenhuis, nu ons stadhuis in zuivere Maasstijl.
Sinds 1985 mag Borgloon zich opnieuw stad noemen. In de 11de en 12de eeuw was het immers de residentieplaats van de invloedrijke graven van Loon en de hoofdplaats van het graafschap Loon. Borgloon was in de Middeleeuwen omwald en ommuurd. Er waren ooit zeven gilden en/of ambachten: smeden, bakkers, brouwers, schoenlappers, slachters, kremers en lakenmakers. Een bijzonderheid die de aandachtige wandelaar wel opgevallen is kroontje boven de huisnummers. Het voorrecht om de huisnummers met grafelijke kroontjes te bekronen is niet elke Vlaamse stad gegeven.
We verlaten de Markt met het perron. Het perron is eigenlijk een pui (verhoging, massief stenen bouwsel) voor het stadhuis in het midden van de markt dat men met behulp van treden beklom en waarop men vroeger de besluiten, verordeningen, voorlas. Alle misdrijven, die gepleegd werden, werden beslecht aan het perron. Wat bij het perron opvalt zijn de gemeenschappelijke delen, nl. de treden, de zuil, dennenappel en het kruis. Een perron was een zeer belangrijk teken van stedelijke vrijheid, en onderlinge verbondenheid met andere steden.
Wij dalen af en keren terug naar ons vertrek. Een mooie wandeling in het Land van Loon de Parel van Haspengouw.
MARCHE DES DEUX FRONTIERES / LES DJOYEURS GOUVIONS GOUVY / GOUVY 03/09/2011.
MARCHE DES DEUX FRONTIERES.
LES DJOYEUX GOUVIONS GOUVY.
GOUVY.
Gouvy is gelegen vlak bij de noordelijke grens van het Groothertogdom Luxemburg, en is de kern van de gemeente die uit 23 dorpen en gehuchten bestaat.
We kunnen genieten van een landschap van heuvels en uitgestrekte valleien, rivieren met helder water, bossen en groene hoogvlaktes met prachtige uitzichten.
In Gouvy vindt U nog de ongerepte natuur, vrij van industriële vervuiling, waar U niet gestoord wordt door hinderlijke geluiden, karakteristiek van grote steden. Gouvy biedt aan de inwoners en bezoekers een landschap van heuvels en uitgestrekte valleien, bossen en groene hoogvlaktes met prachtige uitzichten, hier en daar mooie dorpjes waar u vriendelijk onthaald wordt en in alle rust kan verblijven.
We dwalen door de bossen, wandelen over de vlakten of langs de paden, slenteren door de dorpen en de gehuchten geeft ons de gelegenheid de mensen, de gewoonten en de woonomgeving beter te kennen; de lokale levensfilosofie en de specificiteit van de Ardennen te begrijpen.
Dit kan als je een wandeling maakt in deze prachtige streek, de tijd neemt om natuur en cultuur in je op te nemen. De Ardennen, een rustpunt, in een jachtige wereld : een streek waar gewerkt en geleefd wordt op eigen tempo, waar veel sporen van het verleden nog zichtbaar zijn; kleine dorpen die een gezond en eenvoudig leven vervoegen met de vereisten van de voortdurend in beweging moderne wereld. Tijdens onze wandelingen houden wij van die kleine bezienswaardigheden, typisch van een streek : kruisen, kapelletjes, verlaten paden, meren, moerassen, oude sporen van menselijke activiteiten, limieten zoals grachten, aardewallen, palen ... Voor ons is dit bijzonder erfgoed. Wij proberen dikwijls de geschiedenis te achterhalen. Wij wandelen door het landschap en genieten van de prachtige natuur wat later komen we in Ourthe hier ontstaat de gelijknamige rivier uit vier kleine stromen die aflopen van de heuvels rondom het dorp.
Bij een droge zomer ziet men de rivier als een kalm beekje dat rustig kronkelt tussen de weelderige plantengroei van de oevers. In de winter, bij hoge waterstand, wordt het een wilde onstuimige rivier. Het debiet kan 100 maal groter worden. Ook hier weer typische huizen en boerderijen. Met prachtige natuur, velden en bossen met vergezichten over het landschap. We keren terug langs bossen en weilanden terug naar Gouvy.
Op de toeristische dienst geven ze ons een brochure over de St Petruskerk in Beho. We hebben toch nog tijd en het is niet ver van Gouvy en we rijden er naar toe.
St Petruskerk BEHO
Beho ligt op een 500 m hoge heuvel in het oosten van de gemeente. Men vindt er hoeven uit de 18de en 19de eeuw. De belangrijkste bezienswaardigheden zijn. Door het dorp loopt een oude Romeinse weg.
De kerk van Beho dateert uit de XII eeuw. De kerktoren is 26 m hoog, naar het zuidwesten georiënteerd. De galerij wordt door 3 heksenkoppen ondersteund. Op deze galerij werden de op kruistochten gevonden relikwieën getoond. Het meubilair binnen in de kerk is in Barok stijl, van eiken en bewerkt door de beeldhouwer J.G. Scholtus van Bastogne tussen 1713 en 1724. De preekstoel is nog in originele staat van Scholtus. De beelden van de 4 evangelisten zijn gebeeldhouwd op de panelen. Op het klankbord staat Sint Michel de duivel bang te maken. Het beeld van de apostel Sint Petrus, gekleed als paus, houdt in een hand sleutels en in de andere de bisschopsstaf met 3 kruizen. In 1954 is de kerk gedeeltelijk afgebrand. In 1955 is de kerk gerestaureerd door de architect Robert uit Gouvy. Voor de kleurrijke schilderingen in Rococo stijl, heeft men de raad gevraagd van Louis-Marie Londot van Namur.
Het interieur verbaast door het kleurige hoofdaltaar (1713-1724). van de hand van de beeldhouwer Jean-Georges Scholtus. Ons moderne oog is niet gewend aan de barokke kleuren, die vaak later eenkleurig wit overschilderd werden volgens de neoclassicistische smaak van de 19de eeuw. In 1956 werden de oorspronkelijke kleuren terug aangebracht. De gedraaide zuilen en andere getordeerde frontstukken van het hoofdaltaar dienen als kader voor een goedgevulde beeldengroep.
Het is een prachtige kerk zowel buiten met de galerij rond de toren en zeker het kleurrijke altaar.
Wie is Jean-Georges Scholtus.
Jean-Georges Scholtus (1680-1754) was een meester-beeldhouwer van de stad Bastenaken. Hij beheerste perfect de kunst van Lodewijk XIV- en Régence-vormen, samen met een grondige kennis van de Luikse beeldhouwkunst in de tweede helft van de 17 de eeuw. Ander werk vindt u in Bastenaken, Tavigny, Rachamps.
Het gebied "Eifel" -een gevarieerd middelgebergtelandschap met eenzame bossen, dode vulkanen, uitgestrekte heuvellandschappen en pittoreske valleien- ligt in de drielandenhoek Duitsland-België-Luxemburg. In dit prachtige gebied vinden we verschillende oude dorpskernen.
Sinds 1993 is Olef lid van de vereniging Historische Ortskerne in NRW. Olef is een deelgemeente van de stad Schleiden en is een van de oudste parochies uit de Eifel. Uit geschriften blijkt dat Olef een Klooster en een Burg bezat, waar nu niks meer van te zien is. In een oorkonde van 1252 werd Olef al vermeld en was onder de Jülischer heerschappij en later onder de Pruisische. De historische kern van Olef bevat een oppervlakte van 3,5ha en komt vandaag nog overeen met de kaarten uit 1808. In 1697 werd Olef geteisterd door een groet brand en vele huizen gingen verloren. De ommuurde kerkhof en kerk zijn de centrum van het dorp en de vakwerkhuizen zijn allemaal van na de grote brand uit 1697.
Het verkeer moest tot voor enkele jaren nog midden door het dorp maar met de aanleg van de omweg is het er nu weinig verkeer, maar een bijzonderheid is zeker nog de spoorweg die midden over het dorpsplein loop. Vandaag word het nog gebruik door een stoomtrein. Het is een hele belevenis om de stroomtrein door het dorp te zien rijden. Wij brengen een bezoek aan het dorp met zijn vakwerkhuizen, het is werkelijk een hele bijzondere ervaring om midden in het vakwerk te wandelen. Prachtige huizen en aangename omgeving.
Op het pleintje vertrekt een rondwandeling Olef Wintzen-Olef.
Rondwandeling Olef Wintzen Olef.
We staan nu in het historische centrum van Olef met veel vakwerkhuizen. Opvallend en uniek zijn de spoorrails van de Oleftalbahn in het wegdek van het dorpsplein.
Olef is een van de oudste parochies van de Eifel, die al in 1274 vermeld wordt als liber Valoris. Bezienswaardig in deze Laat-Gotische kerk uit 1697 is het doopvont van blauwe graniet uit Namen en een zeldzaam twee verdiepingen tellend altaar. De spoorrails volgend slaan we vlak voor het bord Wintzen linksaf de Büchel in en beginnen aan een klimmetje om Olef achter ons te laten. Soms moet je toch eens achterom kijken om zo te zien welk mooi panorama we achter ons laten, we klimmen verder en stilaan verdwijn de kerk in het dal.
Als we boven komen verlaten we Olef en wandelen verder door het prachtige landschap. Het landschap is hier heuvelend en het is dan weer wat klimmen en dan weer een eindje dalen. Bossen en weilanden wisselen af. Hier is de Eifel op zijn mooist. We wandelen verder tot we aan het plaatsnaam Wintzen komen. Hier een bijzonder vakwerkhoeve de rijweg loop door de boerderij. Het is wel een mooi plaatje, wij wandelen verder en komen op een splitsing aan de kapel, mooi is het wel gemaakt in vakwerk met mooie glasramen.
Nu wandelen we Wintzen binnen ook hier weer verschillende vakwerkhuizen, hier zijn we halverwege onze wandeling. Nu keren we terug richting Olef. De terugweg in bijzonder mooi met uitgestrekte weilanden met bossen op de achtergrond, gewoon mooi en de stilte die je hier ervaart is ongelofelijk op de ganse wandeling komen we geen enkele auto tegen, niks dan rust en natuur. Het is hier werkelijk genieten van de natuur. Nu wandelen we een heel eind door het bos en dalen af naar Olef. De kerk kom weer in zicht. We komen terug in het centrum van het dorpje. Het was een mooie en aangename wandeling. Olef is een deelgemeenten van Schleiden.
De stad Schleiden
De stad Schleiden is de Hoofdstad van het Nationaalpark Eifel. De Kreisstadt Schleiden heeft nog een 16 dorpen in het Schleidener Tal en op de hoogvlakte Berescheid, Broich, Bronsfeld, Dreiborn, Ettelscheid, Harperscheid, Herhahn, Berescheid, Broich, Bronsfeld, Dreiborn, Ettelscheid, Harperscheid, Herhahn en ook nog het Kneipp-Kuroord Gemund. Schleiden ligt aan de voet van een heuvel met een burcht.
Het dankte zijn vroegere welvaart aan de ijzerindustrie. Zoals in Monschau werd er eerst een burcht gebouwd en kwam pas later de bewoning. De ijzerindustrie maakte gebruik van het hout en het water als krachtbron. In de 19de eeuw kwam deze nijverheid in verval. Wij bezoeken Schleiden en aan de rand van het stadje kun je gratis parkeren en al dadelijk heb je het mooie stadje aan je voeten liggen. Hier kunnen we een prachtige toren zien met wapenschilden.
Wij wandelen naar het kerkje aan de toren. Het is een prachtige kerkje met een bijzonder altaar/spreekstoel al de meubels zijn in hout en prachtig geschilderd. We verlaten het kerkje en wandelen het stadje binnen. Door de hoofdstraat met prachtige gebouwen en winkels die ons naar het kasteel van Schleiden brengt. De voormalige burg werd in 1198 voor de eerste keer vermeld in een oorkonde. In de loop der eeuwen werd hij regelmatig beschadigd door oorlogen. Telkens weer werd hij terug opgebouwd met als gevolg dat het een slotachtige kasteel werd. In Wereldoorlog 2 werd het kasteel bijna geheel verwoest. In 1952 werd de heropbouw gestart. Na een tijd gebruikt te zijn als internaat en vele jaren van leegstand werd Schloos Schleiden uiteindelijk een seniorentehuis en tot vandaag is het nog in gebruik.
Er is ook een slotcafé met een prachtig panorama op de stad doordat het schloss op een hoogte gebouwd is. Iets lager gelegen ligt de slotkerk een prachtig gebouw, spijtig dat we er niet in kunnen gaan kijken. We wandelen nog even door de stad langs de rivier over de brug, we kijken even in de rivier en kunnen zien hoe zuiver het water is, heel helder je ziet de vissen zwemmen. Mooi! Nog even door de stad en dan verlaten we Schleiden.
Rursee Einruhr
De Rurstausee is het grootste kunstmatige meer van Duitsland. Het is 8 km² groot. Rust gegarandeerd want geen enkele grote weg loopt langs dit meer. Vroeger was het water een lust, want het leverde energie voor watermolens, maar vaak vormde het ook een last, omdat er regelmatig overstromingen optraden. Om dit probleem tegen te gaan werden in de loop van de 20e eeuw allerlei stuwmeren aangelegd.
Eén van die stuwmeren is de Rursee. De Rursee ligt temidden van beboste heuvels, die zich in het water weerspiegelen. Met de bouw van de Urfttalsperre in 1905 begon voor de Eifel een geheel nieuwe periode, men kon nu namelijk gaan beschikken over een grote mate van elektrische energie. Een tweede taak van de stuwmeren was het beschermen van het gebied tegen overstromingen. Door sterke regenval, of het smelten van sneeuw, kon het water van de Rur, Olef en Urft vaak sterk aanzwellen en dit leidde tot overstromingen in de gebieden langs deze rivieren. Met de bouw van de stuwmeren kon men het overstromingsprobleem enigszins de baas. De ergste hoogwaterstanden werden hierbij opgevangen. Maar ook in periodes van droogte bewezen de stuwmeren hun diensten. Dan leverden ze namelijk ook in droge zomers nog voldoende water aan de rivieren. Een laatste taak is het leveren van drinkwater aan de omliggende steden.
De Rursee is verbonden met allerlei andere stuwmeren stroomop- en afwaarts langs de Rur. Deze negen grote stuwmeren kunnen per jaar 80 miljoen m3 drinkwater leveren aan de steden Aken, Düren, Heinsberg en omgeving. Enkele stuwmeren, zoals de Dreilägerbachtalsperre bij Roetgen en de Perlenbachtalsperre bij Höfen, hebben alleen de drinkwatervoorziening als doel. De Wehebachtalsperre in het Hürtgenwald levert zowel drinkwater en heeft ook een functie in het beschermen van de stroomafwaarts gelegen gebieden in het gebied rond Aken en Düren. Op de plek van het huidige stuwmeer lagen vroeger akkers, bossen, weilanden en dorpen. Tijdens de eerste bouwfase van het stuwmeer werden reeds 300 hectare landbouwgrond overspoeld. Toen moesten echter slechts 35 gebouwen verlaten worden. Dit kwam omdat het onderste deel van het Rurdal door de vele overstromingen slechts spaarzaam bewoond was.
De hoofddorpen lagen ofwel op de helling, zoals Rurberg, Woffelsbach en Einruhr, ofwel op de hoogvlaktes. Daarom waren het slechts enkele verspreide, kleine boerderijen, die het veld moesten ruimen voor het water. Veel namen van gebieden herinneren nog aan deze oude bewoning. Hierbij horen onder meer Pleushütte bij Einruhr, de boerderij Paulushof, enkele delen van het dorpje Rurberg, het gehucht Weidenauel, enkele gebouwen die hoorden bij Woffelsbach, de boerderij Morsauel en het gehucht Eschauel. De bewoners trokken naar de omliggende dorpen, emigreerden of bouwden soms zelfs nieuwe woningen boven het nieuwe stuwmeer. Bij de tweede vergroting van de Rurtalsperre tussen 1955 en 1959 eindigde de geschiedenis van de Pleushütte. De ijzersmelterij werd in 1957 gesloten, de mensen verhuisden en het gebied werd overstroomd. Onafhankelijk van de Pleushütte was in de 17e eeuw ten noorden van de stenen brug over de Rur een boerennederzetting met de naam Einruhr ontstaan. Na de ondergang van de Pleushütte en de vergroting van de Rursee zorgde de opbloei van het toerisme voor een nieuwe inkomstenbron voor het plaatsje.
Op de hoek van de Rurstraße en de straat "Auf dem Römer" staat een vakwerkboerderij uit 1634. Het gebouw werd echter in de afgelopen eeuwen sterk verbouwd. Aan de Rurstraße staat ook een voor de noordelijke Eifel typische vakwerkboerderij. Ook elders in het dorp staan fraaie vakwerkboerderijen. In het centrum van Einruhr ligt de Heilsteinbrunnen. Dit is een bron die water van een diepte van 43 meter omhoog brengt en in 1826 werd ontdekt. Door de vondst van Romeinse munten zou het kunnen dat de Romeinen hier al water putten. Op 1 juni 2003 werd ze weer toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. Ze bevindt zich op de binnenplaats van het zogenaamde Heilsteinhaus, waarin ook de VVV is gevestigd. Wij verkennen het dorpje en doen de wandeling langs de Rursee. Het is een aangename tocht met prachtige zichten op de Rursee. We wandelen tot aan de eerste aanlegsteiger na Einruhr. Het is een 3 kilometer ver. We keren langs de zelfde weg terug naar Einruhr. Een prachtige afsluiting van een dag EIFEL.
Van Borgloon naar Kerniel een wandeling die we verschillende keren per week doen, is de weg naar mijn ma en toch komen we altijd wel iets tegen en we zien hier de seizoenen zo veranderen. Onze eerste plek is het Stoomstroopfabriek hier kunnen we zien hoe de restauratie stilaan begin vorm te krijgen, de schouw staat er prachtig bij en is in haar oude glorie hersteld. Het oudste gedeelte is overkapt en wacht op zijn restauratie. Ook de omgeving van het stroopfabriek moet nog grondig opgekuist worden.
Wij wandelen nu de oude spoorwegzate op. Deze spoorweg was van bijzondere betekenis voor de streek. Het Fruitspoor of de oude spoorwegzate (Lijn 23) van Tongeren naar Sint - Truiden (Belgie) bracht in 1879 industrie naar het zuidelijk deel van Limburg én toverde Haspengouw om tot het huidige bloesemparadijs. De spoorweg welke oorspronkelijk (33,4 Km) lang was is Oost - West georiënteerd en verbindt de parallelle Noord - Zuid georiënteerde beekvalleien van Meersbeemden en Kuttekoven. Momenteel is "het Fruitspoor" (Lijn 23) maar gedeeltelijk opengesteld voor de actieve fietser en wandelaar en ander gedeelte is natuurreservaat. Het stuk tussen Borgloon en Jesseren is fiets en wandelroute. Wij verlaten de fietsroute in Kerniel en wandelen het dorpje binnen. Aan het stationsplein is onlangs een wijngaard aangeplant en wij wandelen hier voorbij om zo naar de kerk te gaan. De neoclassicistische Sint-Pantaleonkerk in Kerniel dateert uit 1832. Het orgel uit 1853 is van de bekende Truiense orgelbouwer Arnold Clerinx en is representatief voor de Limburgse orgelbouw van toen. Na de kerkbrand van 1966 raakte het in onbruik en in 1992 werd het gerestaureerd. Sinds 2004 is het orgel beschermd. De kerk zelf werd 2010 gerestaureerd.
Wij wandelen over het kerkhof en komen langs de Cohlenbergse Wijnbouwers De wijngaarden zijn gelegen op de heuvels tussen de kerktoren van Kerniel en de abdij van Cohlen (Mariënhof). Het is hier dat de traditie en ervaring van pionier en vader Jan Bellefroid verder gezet wordt. Een perfecte zuid helling samen met de juiste druivenrassen en kwaliteit snoei staan jaarlijks borg voor voldoende rijpheid. In een oude gewelfde kelder worden de verschillende druivenrassen op traditionele wijze geassembleerd en met de grootste zorg uitgebouwd. Wij wandelen langs de wijnbouwers die in de oude pastorij wonen.
Nu nemen we het voetpadje naar Colen. Dit Voetpadje is voor vele mensen uit Kerniel heel bekend. Toen in Colen nog school was voor de kleuters en de meisjes werd dit pad veel gebruikt, ook was het de verbinding tussen kerk en abdij en de communicanten brachten een bezoek aan de nonnen na hij H. Communie en zo was de verbinding tussen dorp en abdij heel belangrijk. Ook heb je van op de voetweg een prachtig zicht op de vallei van Colen en de abdij.
Weggedoken in het heuvelend Haspengouwse landschap midden in de fruitstreek straalt de Abdij "Mariënlof" vrede en rust uit. In de loop der jaren is ze een vaste waarde geworden in Zuid-Limburg. Oorspronkelijk gesticht voor en bewoond door de Kruisheren, opgeheven met de Franse Revolutie, wordt de Abdij sedert 1822 bewoond door de cisterciënzerzusters, als voortzetting van de Abdij Woutersbrakel in Waals-Brabant. Het cisterciënzerideaal werd er hoog gehouden en nog steeds beleeft.
In een zijgebouw op het binnenplein van de Abdij Colen staan een aantal panelen opgesteld die de ganse geschiedenis van de fruitteelt uit Haspengouw weergeven aan de hand van foto's en teksten. Daarbij kan de bezoeker eveneens de nevenactiviteiten aangaande fruit bezichtigen en ook de moderne fruitteelt met al haar facetten. Thema's als het belang van de fruitproductie, fruit en gezondheid, fruit en wetenschap, worden zeer bevattelijk en educatief geïllustreerd, uitgelegd en getoond. Uiteraard zijn er ook een groot aantal relicten uit het verleden te zien, waaronder de oudste sorteermachine uit Europa en de oudste veilingklok van België. Een hedendaagse moderne presentatie aan de hand van interactieve media maakt het mogelijk uitgebreide informatie op te vragen. De uitleg is ook bedoeld voor het jonge publiek. We wandelen nu terug naar de spoorweg en keren terug naar Borgloon.
38e MARCHE EN HASBAYE / LA SAVATE ALLEUROISE / ANS - LONCIN 28/08/2011.
38E MARCHE EN HESBAYE.
LA SAVATE ALLEUROISE.
ANS LONCIN.
Ans, dat aan de rand van de landbouwstreek Haspengouw ligt maar zich tegelijk ook vlak bij de stadspoorten van Luik bevindt, werd lang gekenmerkt door de talrijke molens op de Légia, een snelstromend riviertje dat van de heuvels van Ans naar de Maasvallei stroomt. In het verleden had het stadje zijn voorspoed te danken aan de steenkoolindustrie in de 13de eeuw werd hier namelijk al steenkool ontgonnen. Aan nummer 39 van de Place Nicolaï kan men het duizend jaar oude Christusbeeld zien. Het is de vi bon Dju dés Anwés de oude Goede God van de inwoners van Ans, die de mijnwerkers aanriepen voor ze afdaalden.
Wij wandelen vandaag vanuit Ans naar Loncin, een ander belangrijk dorpje waar op 15 augustus 1914 de verschrikkelijke explosie was in het Fort van Loncin. Het Fort werd bewaard zoals het was op 15 augustus 1914. Op 15 augustus 1914 raakte een 42 cm granaat de munitiekamer van Loncin. Het fort ontplofte en 350 Belgische soldaten waren op slag dood. Hiermee kwam de strijd om de forten van Luik ten einde. De 350 soldaten bevinden zich vandaag nog altijd in het vernielde fort. Wij wandelen naar de kerk van Loncin waar een prachtig tegelschild hangt met een aantal gesneuvelde soldaten. Het panorama is van een ontroerende schoonheid. Op de achtergrond zijn de graven en vernielingen zichtbaar. De kerk zelf is heel mooi. De St. Jean Baptiste kerk gebouwd tussen 1852 1862 in baksteen en kalksteen. We wandelen verder en komen aan het kerkhof, hier enkele prachtige grafzerken van adellijke families. We wandelen verder en wandelen verder door het landelijke landschap duidelijk dat we hier in Haspengouw zijn. We komen zo terug in Ans langs het kasteeltje en een eind over de voormalige spoorweg. Zo komen we terug in Ans en eindigt de wandeling.
3 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG DER WANDERFREUNDE KONZ / WANDERFREUNDE KONZ / KONZ 27/08/2011.
3 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG DER WANDERFREUNDE KONZ.
WANDERFREUNDE KONZ e.V.
KONZ. DUITSLAND.
Konz is een plaats in de Duitse deelstaat Rijnland-Palts. De stad ligt 8 km ten zuiden van Trier bij de monding van de Saar in de Moezel.
De naam Konz gaat terug op het Latijnse Contionacum: de Romeinen hadden er een keizervilla met die naam die aan de route tussen Metz en Trier lag. Konz ontwikkelde zich in de 19de eeuw tot een belangrijk spoorwegknooppunt. In 1959 kreeg het stadsrechten. In Konz vloeien de naamgevende rivieren Saar en Boven-Moezel, na een reis door een gevarieerd cultuurlandschap, met elkaar samen.
Het nauwe Saardal is gestempeld door steile leistenen hellingen, zonnige wijngaarden en romantische rivierbochten, die voor een deel ongerept zijn met springerige stroomversnellingen en rivierkribben. De Boven-Moezel presenteert zich internationaal georiënteerd. Luxemburg en Frankrijk liggen direct om de hoek. Hier heeft de Moezel zich met haar zacht zwaaiende wijngaardhellingen een breed dal in de machtige mosselkalkrotsen gegraven.
Dat het Moezelland en de wijn bij elkaar horen, ziet men bij de eerste blik. Onverschillig uit welke richting en hoe men de dalen van Moezel, Saar en Ruwer bereikt, de wijngaarden beheersen het wijncultuurlandschap Moezel, dat in zijn veelsoortigheid nauwelijks te overtreffen is. De wandeling door d ewijnbergen is prachtig met zichten op de rivier gewoon prachtig. Witte druiven en blauwe druiven verschillende soorten passeren de revue. Het is aangenaam om hier te wandelen. We genieten vol op van de prachtige natuur en wijngaarden. Ook de kleuren pracht van de bloemenweiden is een streling voor het oog.
De volledige wandeling blijven tussen de wijnbergen aangenaam en prachtig.
Na de wandeling hebben we nog tijd over en het is nog vroeg en wij komen langs
Cisterciënzerabdij Onze Lieve Vrouw Himmerod.
Abdij Himmerod is een cisterciënzer klooster in de gemeenschap van Großlittgen , Manderscheid in het district Bernkastel-Wittlich, gelegen in de Eifel, in de vallei van de Salm. De abdij werd gesticht in 1134 door Sint Bernard en is nauw verbonden met de Abdij van Clairvaux. De barokke kerk werd voltooid in 1751, maar kwam in 1802 onder Frans bewind in verval. In 1922 werd het klooster opnieuw opgericht. De kerk werd opnieuw gebouwd onder Vitus Recke en voltooid in 1962 en bevat een beroemd orgel door Johannes Klais.
De abdij heeft ook haar eigen uitgeverij, de "Himmerod Drucke" een boekwinkel, een winkel waar men lokale producten kan kopen en er is een restaurant/ café aanwezig waar men kloosterbier kan drinken. Wij wandelen rond en genieten van de prachtige gebouwen, langs het Alte muhle een museum en volgen het Bienenlehrpfad (bijen leerpad) het is een prachtig kerk en we gaan ook even een bezoekje aan de winkel en taverne brengen. We wandelen nog wat rond en genieten van de prachtige natuur. Een prachtige dag is het geworden met de wandeling in Konz en het bezoek aan de abdij.
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN / BORGLOON- HOEPERTINGEN / 11/09/2011.
OPEN MONUMENTENDAG VLAANDEREN.
BORGLOON-HOEPERTINGEN.
KASTEEL MARIAGAARDEN.
STOOMSTROOPFABRIEK.
Kasteel Mariagaarden in Hoepertingen werd tijdens de WO II door de Amerikaanse soldaten een veldhospitaal ingericht. The 67the Field Hospital. Op de binnenkoer word naar aanleiding van OMD het veldhospitaal nagebouwd. Tevens is er een tentoonstelling over vliegtuigen die gevallen zijn op het grondgebied van Borgloon tijdens WO II.
In Borgloon in de Stationsbuurt de Stoomstroopfabriek; Dit is de laatste vrij intact gebleven getuige van de industriële fruitverwerking in dé fruitregio van het land. Ze werd in 1879 opgestart, toen o.m. aan de nieuwe fruitspoorlijn Neerlinter-Tongeren stoomstroopfabrieken verrezen. Tijdens WO II werden de koperen ketels in beslag genomen. De restauratie begint binnenkort. In 1988 sloot de fabriek haar deuren, in 1999 werden een deel ervan en het machinepark beschermd, in 2005 kocht Borgloon de fabriek en in 2007 won ze de Monumentenstrijd.
13E MARCHE DES BLES / AL VILE CINSE BERNEAU / BERNEAU 24/08/2011.
13E MARCHE DES BLES.
AL VILE CINSE BERNEAU.
BERNEAU.
Berneau ook wel eens de poort naar de Ardennen. De namen Bern en Bernauw kwamen al in de 13e eeuw voor. De plaats behoorde tot het graafschap Dalhem. In de kern lag van 1921 tot 1957 nog een eigen spoorweghalte, namelijk het station Berneau aan spoorlijn 24. Berneau ligt in het Land van Herve. In het noorden gaat het Land van Herve over in de Voerstreek, in het oosten door het Hertogenwald en de Belgische Eifel, in het zuiden door de Ardennen, in het westen door de Maasvallei, alle landschappelijk heel verschillende streken. De naam komt van het stadje Herve in het zuiden van de streek, dat lang de belangrijkste marktplaats was. Terwijl de breuk in het landschap met de Maasvallei, de Eifel en de Ardennen zeer abrupt is, is lopen de landschappen in het noorden veel zachter over in de Voerstreek en Nederlands Limburg.
Wij wandelen vandaag in Berneau en we verlaten het dorpje, je ziet wel dat je hier in het land van Herve bent groene weilanden grote boerderijen en veel natuur. Maar voor aleer we de weilanden in wandelen passeren we het Kasteel van Berneau. Chateau Berneau dateert tussen de veertiende en zeventiende eeuw. De verschillende bouwstijlen Romaans en gotiek met aan de rechterzijde de Luikse villa maken dit object zeer bijzonder. Chateau Berneau is opgetrokken uit kalk- of zandhoudende breuksteen, zandsteen en baksteen. Het geheel wordt verfraaid door schietgaten (openingen) en vensters met accoladebogen en vensterkruisen. Chateau Berneau heeft een bijzondere maatvoering en adembenemend uitzicht vanaf de vestingstoren. De ommuurde tuin sluit naadloos aan bij het kasteel. We steken de Berwinne over en gaan onder de viaduct door en dan wandelen we door de weilanden en komen zo in Bombaye. Door het landschap en langs de boerderijen. Wat verder komen we terug in Berneau langs een mooie boerderij en dan zijn we terug in de zaal Al Vile Cinse. Hier eindigt een mooie wandeling in het Land van Herve.
We vertrekken met de wandeling in Heerlen, zo niet verwachten dat het zo een prachtige wandeling zou worden. Veel groen en natuur, veel prachtige gebouwen en historische plekken, een pracht van een wandeling.
Al vlug na het vertrek komen we aan Huys de Dohm. De naam Dohm is afgeleid van het Latijnse domus wat huis betekent. Huys Dohm dateerde uit de 8 a 9de eeuw. Er zijn voldoende aanwijzingen om aan te nemen dat oorspronkelijk op deze plek een van de vele jachtsloten van Karel de Grote stond. In 1647 werd het verwoest en nog hetzelfde jaar heropgebouwd op de originele fundamenten. Het Huys de Dohm werd bewoond door verschillende vooraanstaande adellijke geslachten. We vervolgen onze wandeling en komen in de groene omgeving , akkers en velden met stukken bos, verwonderlijk hoeveel groen hier nog is. Op een moment krijgen we de mooi zicht van de stad Heerlen.
Wij wandelen weer verder en komen in Kunrade, hier word de Kunrader Kalksteen gedolven deze is harder dan het meeste krijtgesteente, omdat het zand bevat. Het is in het verleden veel gebruikt als bouwmateriaal. Kunrader Kalksteen is gebruikt in vele boerderijen, kastelen en kerkgebouwen, waaronder de O.L. Vrouwebasiliek in Maastricht. De kalksteen werd al voor de komst van de Romeinen gebruikt voor het bemesten (bemergelen) van akkers en weilanden. Later werd het gebrand en gebruikt als metsel- en pleisterkalk. De aanwezige hardere stenen werden gebruikt als bouwstenen. Tegenwoordig wordt Kunrader Kalksteen bijna uitsluitend bij de restauratie van oude bouwwerken gebruikt, die er oorspronkelijk uit zijn opgetrokken. Wij wandelen langs de Kunradersteengroeve. Wij wandelen Kunrade binnen en zien een paar mooie gebouwen die in Kunradesteen gebouwd zijn.
We wandelen nu naar Voerendaal en wat verder komen we aan Kasteel Cortenbach Kasteel Cortenbach is één van de vijf kastelen van Voerendaal. Het kasteel bevindt zich ten noordoosten van de woonplaats en is tegenwoordig particulier bezit en niet voor het grote publiek te bezichtigen. De oorspronkelijke middeleeuwse burcht, waarvan uit de resten het huidige kasteel is opgebouwd, en de bijbehorende kasteelhoeve stammen beide uit de 14e eeuw. De enige overblijfselen van de burcht zijn onder andere twee ronde torens die vervaardigd zijn uit de plaatselijke Kunradersteen, vermoedelijk de hoektorens van de voorburcht. Daarnaast is er nog een deel van de walmuur overgebleven. Het huidige kasteel is rond 1713 als herenhuis gebouwd door de Akense handelaar Herman Lamberts nadat hij het oude liet slopen. In 1776 is het nog eens grotendeels herbouwd. De eigenaar daarvoor heeft het op zijn beurt van de familie Van Cortenbach gekocht. De voorburcht heeft een karakteristieke toegangspoort met een uivormige torenspits, er is een agrarisch bedrijf gevestigd. Wij wandelen langs de vijvers en hebben een prachtig zicht op kasteel en omgeving.
We wandelen door het bos en dan door de velden en komen zo aan het Domein Terworm. Sinds de 14e eeuw woonden er op TerWorm adelijke families. Vaak vooraanstaande bestuurders, ridders, graven en baronnen uit lang vervlogen tijden. Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch (1690-1771) was zon bestuurder uit de 18e eeuw. Hij restaureerde het kasteel en liet de tuin in Franse rococostijl aanleggen. Het destijds witte kasteel was het middelpunt van een 1500 ha groot landgoed met negen pachthoeves. Eind 19e eeuw gaf Baron François de Loë (1857-1938) het kasteel de huidige verschijningsvorm. TerWorm kende zes markante verbouwingsperiodes. De fles met tekst is gevonden tijdens de restauratie in 1997. Baron de Loë schreef een eeuw eerder de tekst. Van 1917 tot 1988 was de Oranje Nassau Mijn eigenaar van het kasteel en landgoed. Het gangenstelsel van de ON I ligt onder het landgoed. Op het kasteel woonden in die periode opzichters, kunstenaars, de boswachter en de badmeester. Na de mijnsluiting stelden overheidsbestuurders en de ON voor om een grootschalig pretpark te stichten op het landgoed. De Heerlense bevolking liep deze pretparkplannen in 1983 letterlijk en figuurlijk onder de voet in een groots opgezette en breed gesteunde protestmars. De betrokkenheid van de Heerlense bevolking is ontstaan in de met veel jeugdsentiment omgeven tijd van het openluchtzwembad TerWorm. Dit bijzonder fraaie en grote openluchtzwembad lag van 1920 tot 1984 in het bos achter het kasteel. Geen pretpark, maar behoud van de natuur en cultuur was de uiteindelijke keuze van veel Heerlenaren.
Op het landgoed Terworm krijgen de zeggekorfslak en de korenwolf weer een kans. Van grootschalig naar waardevol en kleinschalig. In samenwerking met Natuurmonumenten, gemeente Heerlen en de Provincie Limburg, is geïnvesteerd in groen en krijgt de natuur weer een eerlijke kans. Nieuwe wandelpaden op oude tracés, hoogstamfruit, holle wegen, meer bos, een landgoed imker, de valkenier en een schaapskudde. Zomaar wat ingrepen van de afgelopen jaren. Beleef de natuur bij de Stad is het thema. Met als schitterend middelpunt het kasteel en de fraaie tuinen. De tuin. Toen Graaf Vincent van der Heyden-Belderbusch in 1787 zijn Franse tuin opende, kon hij niet bevroeden dat ruim twee eeuwen later zijn tuin volledig in ere hersteld zou worden. Tot een paar jaar geleden was er van zijn lusthof niets meer te zien.
De tuin van weleer was door de eeuwen heen veranderd in een weiland. Restanten van de twee ingangszuilen waren de enige zichtbare sporen uit een roemrucht verleden. Aan de hand van opgravingen en onderzoek is de Rococo tuin nauwkeurig gereconstrueerd. Oude leifruitrassen, rozen en lavendel, samen met buxus vormen de authentieke beplanting en geven de structuur aan. De tuin is openbaar en een favoriete trouwlocatie. Het is heerlijk weg mijmeren in de avondzon of bij de ruisende fontein. We wandelen door de prachtige tuin langs de wandelpaden door het domein. We komen wat later aan de Eikendermolen De molen wordt al in 1385 in de archieven genoemd. In dat jaar moest ridder Gerard van den Eyckholt acht vaten rogge leveren aan het klooster St. Gerlach te Houthem. In 1468 komt de molen voor in een koopakte van Johan van Ubachsberghe. Het huidige gebouw dateert uit de 18e eeuw.
De molenvijver kreeg niet alleen water van de Geleenbeek, maar ook van de artesische (zelfvoedende) bronnen in de omgeving. De mijnen leidden tot de ondergang van de Eikendermolen. Door mijnverzakkingen raakte de molenvijver dichtgeslibt. In 1920 zag de molenaar zich genoodzaakt de molen te sluiten. Het ijzeren schoepenrad bleef gedeeltelijk onder de grond liggen en de molenas en-installatie in de kelder werd in goede staat bewaard. Hierdoor was het in 1970 mogelijk het hele moleninstrumentarium voor hergebruik naar de volmolen van Epen over te brengen. Van de Eikendermolen is tegenwoordig alleen nog het woonhuis over. Iets verder ligt de ruïne Eyckholt. Kasteel Eyckholt, ook wel Eijckholt of Oude Eijkert genoemd, is een ruïne van een kasteel in het huidige landschapspark Terworm in Welten. Het riddergoed Eykholt was een leengoed van het aartsbisdom Keulen en bestond uit een kasteel met bijbehorende hoeve en watermolen. De eerste vermelding van het kasteel was in een akte uit 1385 toen het eigendom was van de uit Aken afkomstige ridder Gerard van den Eycholtz. Hij behoorde tot het geslacht Van der Lynden genaamd Eycholtz. Nadat de hoeve en bijbehorende schuur in 1736 waren afgebrand, raakte het kasteel steeds verder in verval. Het kasteel was toen al niet meer in gebruik als woonhuis en werd na de brand gebruikt als opslagruimte voor landbouwproducten en akkerbouwgewassen. Alhoewel na de brand van 1736 een nieuwe hoeve werd gebouwd, is het kasteel nooit onderhouden. Rond 1760 werd het kasteel uiteindelijk afgebroken. De nieuwe hoeve werd in 1925 gesloopt. Over de jaren raakte het kasteel overwoekerd met planten en kon men de kasteelruïne een tijdlang niet meer zien. Tegenwoordig is van het kasteel en van de boerderij niet veel meer dan een ruïne over waarvan de toestand slecht is. Alleen het woonhuis van de Eikendermolen is nog in goede staat behouden gebleven. De ruïne van het kasteel bestaat uit een weermuur, vermoedelijk uit de 13e of 14e eeuw, en een vierkante toren, vermoedelijk uit de 14e eeuw. De toren bestaat uit mergel en uit Kunradersteen. Zowel de ruïne van het kasteel als de hoeve maken onderdeel uit van het natuurgebied van het landgoed Terworm, het landschapspark Terworm.
We wandelen nog een heel eind door het domein Terworm met prachtige natuur. Dan verlaten we Terworm en komen aan het Geleenhof wordt al in 1381 genoemd, wanneer Thijs Reijnaerts van Herle van de weduwe van Peter van Glene het leen zo Glene gelegen bij den dorpe Herle in leen krijgt. Een aantal aanzienlijke families was achtereenvolgens eigenaar van de hoeve. In 1917 verkocht Frans Levin Eugen Hubert Maria de Loë het landgoed aan de Oranje-Nassaumijnen. De Geleenhof werd verpacht als boerderij. Enkele decennia later verloor zij de functie van boerderij en de grond werd verkocht. Na een grondige restauratie is de hoeve nu in gebruik als architectenbureau en restaurant. De huidige gedaante van de Geleenhof dateert uit eind 18e eeuw. Voor de verbouwing uit die tijd was de gesloten hoeve kleiner en waarschijnlijk omgracht. Het eigenlijke huis lag aan de kant van de Geleenbeek. Hier lagen begin 19e eeuw nog twee delen van een gracht. Van de vier vleugels van het monument is de noord-westelijke het oudste, namelijk 16e of 17e eeuw. Boven een ingang aan de binnenplaats vinden we het jaartal 1635.
Het huidige hoofdgebouw dateert uit 1796/97. De noord-oostelijke vleugel, die hier haaks op staat, werd ook in die tijd gebouwd. Bij de hoeve hoorden twee moestuinen, een lusttuintje en een boomgaard. In het pand was tevens een herberg gevstigd. De Geleenhof was halteplaats en wisselstation voor de paarden van de postkoets tussen Maastricht en Aken. De post werd in die tijd verzorgd door de internationale postonderneming van de Duitse familie Thurn und Taxis. De, aan de Valkenburgerweg gelegen, Geleenhof met haar brede facade biedt ons nog altijd een prachtige aanblik. Wij wandelen weer verder door het park en dan komen we aan De Weltermolen wordt voor het eerst genoemd in een akte uit 1381 en is altijd het eigendom geweest van het huis Strijthagen te Welten. Het gebouw bestaat uit een langgerekt bakstenen deel van één verdieping. De vierkante, drie verdiepingen tellende, toren dateert waarschijnlijk van rond 1700. De molen is een banmolen geweest voor de aan het huis Strijthagen leenplichtige, boeren. Dat wil zoveel zeggen dat deze boeren verplicht waren hun molenwerkzaamheden verplicht waren te, en tegen betaling moesten, laten uitvoeren in deze molen.
Sinds de tweede helft van de 18e eeuw is het gebrek aan water een probleem voor de molen. Tijdens droge zomers kon er niet meer dan ± 60 liter graan gemalen worden. Momenteel duurt het na één maaldag ongeveer een week voordat de Weltervijver weer voldoende op peil is om de nodige stuwkracht te verzorgen. Het gebouw is in de jaren negentig geheel gerestaureerd en wordt regelmatig opengesteld voor het publiek. Wij hebben vandaag geluk de molen is open en het waterrad draai, we kunnen binnen gaan kijken.
We krijgen uitleg van de vriendelijke molenaar en dan wandelen we weer verder langs de molenvijver en dan wat verder zijn we terug aan ons vertrekpunt. Een pracht van een wandeling met veel bijzondere bezienswaardigheden.