51E KASTELENTOCHT. / WSV. DE VELDLOPERS. / GULPEN 27/10/2013.
51E KASTELEN MONUMENTENTOCHT.
WSV. DE VELDLOPERS.
GULPEN.
Het centrum kent een, voor het relatief kleine dorp, een schilderachtige marktplein hier liggen tal van bijzondere horecabedrijven.
Het riviertje de Gulp loopt dwars door het centrum en zorgt daarmee voor de speciale sfeer en uitstraling. In het centrum van Gulpen ligt de Gulpener Bierbrouwerij. Net buiten Gulpen ligt kasteel Neuborg. Het kasteel werd gebouwd in de 14e eeuw, verbouwd en vergroot in de 18e eeuw en weer gerestaureerd rond 1950. Momenteel wordt weer een restauratie uitgevoerd. Het is een kasteel met vorstelijke allure. Het heeft statige oprijlanen, een prachtige toren en is omgeven door een gracht.
De Neuborgermolen, ook wel pannenkoekenmolen genoemd, dateert uit 1712 en heeft het grootste waterrad van Nederland. Aan de zuidoost zijde van Gulpen ligt de Gulperberg. Voor wandelaars is de Gulperberg, met haar hoogte van 157 meter, een bekende kuitenbijter. Onze wandeling vertrekt in de herberg de “Zwarte Ruiter” op het marktplein.
Herberg De Zwarte Ruiter dankt haar naam aan de Rutten's Bierbrouwerij De Zwarte Ruiter N.V., opgericht in 1893, een brouwerij die succesvol was met de productie van Maastrichts Oud ("Mestreechs Aajt") en Maastrichts Jong. Mestreechs Aajt is een donker, lichtrinzig bier. Ooit de bierstijl van Maastricht, maar het verdween aan het eind van de 50-er jaren als gevolg van het verlangen naar pils. Vanaf 1991 herleeft de historie in Herberg De Zwarte Ruiter. Sinds maart 1984 is het Mestreechs Aajt weer te verkrijgen en vanaf 1991 herleeft de historie in Herberg De Zwarte Ruiter aan de Markt in Gulpen waar, in samenwerking met de Gulpener Bierbrouwerij, het Mestreechs Aajt weer op traditionele wijze wordt gebrouwen.
De wandeling brengt ons naar “Aan het veld” iets buiten het centrum, hier vloeit de Gulp voorbij en hier staat nog een prachtige vakwerkhuis. We wandelen verder en klimmen via de “Steenkuil” verder, toch even achterom kijken voor een prachtig zicht op Gulpen. Zo komen we aan “Gulper panorama” waar je prachtige vergezichten heb op de omgeving, zeker even halt houden en genieten van de prachtige omgeving. De Limburgers zeggen regelmatig: ‘wie sjoan oos Limburg is’ ofwel vertaald ‘hoe mooi ons Limburg is’. Is zeker niet overdreven. Midden in het Zuid-Limburgse heuvelland. Een uniek stukje natuur in Nederland en onderdeel van Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het landschap met haar karakteristieke inrichting straalt een landelijke rust uit. We wandelen een heel eind door het bos en gaan nu richting Mechelen. We komen langs het Vinkenhof, een prachtige vakwerkhoeve.
Mechelen bezit een vele vakwerkhuizen en in Mechelen staan veel monumenten en markante gebouwen zoals kasteelhoeve De Heerenhof, een zogenaamde carréhoeve welke ruim 800 jaar geleden is begonnen als een boerenhof en door de Johanniterorde van Mechelen werd omgebouwd tot commanderij. Momenteel is in de Heerenhof een zorghotel en een hospice gehuisvest. Aan de rand van het dorp ligt de uit 1298 stammende Commandeursmolen, ook wel "de Onderste Molen" genoemd. We wandelen vanaf de molen naar het centrum en steken de Geul over. Zo komen we in het centrum langs “De oude brouwerij” een pracht van een gebouw. We wandelen door het dorpje en dan verlaten we de bebouwing en terug de natuur in. Waar het weer mooi is en het is genieten van de prachtige omgeving.
We wandelen nu langs het riviertje, de koeien drinken in het riviertje, wat verder komen we aan de “Hoeve de Bek” voor 1825 tevens posthuis en gebouwd rond 1630. We wandelen weer verder en wandelen richting Wittem. We wandelen nu het domein van het kasteel Wittem. De geschiedenis van Wittem kent heel wat belangrijke namen. Ambiorix versloeg er in 54 voor Christus de Romeinen. Paus Leo III rustte er uit op zijn weg naar Tongeren en de Noormannen kwamen er langs toen ze Aken veroverden. Willem van Oranje en tsaar Peter de Grote verbleven er.
Het Rijksmonument Kasteel Wittem werd vermoedelijk gebouwd in de 11e eeuw. De oudste documenten waarin het kasteel genoemd werd, dateren uit 1125. Wij genieten van de wandeling langs het 300 jaar oude kasteelpark. Het Kasteel bevindt zich in de Geulvallei, één de mooiste dalen van Zuid-Limburg.
We verlaten het kasteeldomein en wandelen langs “De Wittemer Molen”, een watermolen, ligt aan de Sinselbeek langs de weg tussen Wijlre en Wittem, dateert uit 1835. De uit baksteen opgetrokken watermolen heeft het waterrad in het gebouw zelf, opgehangen in een houten maalwerk. Het water stroomt via een kaarsrechte molen tak de molen in. Daar raakt het de schoepen halverwege het rad, waardoor dit gaat draaien: het is een zogenaamd middenslagrad. Na passage van de molen verdwijnt het water via de Sinselbeek in de Geul. Nog even en we komen terug in Gulpen waar deze mooie tocht eindigt.
40 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG. /CHARLYS WANDERCLUB MONTENEAU. / MONTENAU. 26/10/2013
40 INTERNATIONALE VOLKSWANDERUNG.
CHARLYS WANDERCLUB MONTENAU.
MONTENAU.
Zodra de Amblève Montenau verlaat en haar tocht door de weiden aanvat, trekt ze een diepe groef door het Ardennenmassief. Montenau bevindt zich aan de rand van één van de grootste bossen in de regio, de Wolfsbuch. De naam verwijst naar de wolf, die men in de 18e eeuw nog aantrof in het Ardennenmassief...
Een gebeurtenis betekende voor Montenau een ommekeer, wat was die gebeurtenis:
Goudkoorts van Montenau
In 1876 deed de Duitser Julius Jung geologisch onderzoek in de streek rond Sankt Vith. Hij werkte aan een tracé voor een spoorlijn die Aken en Sankt Vith moest verbinden: de Vennbahn. Jung had als ploegbaas gewerkt in Amerikaanse goudmijnen en was geïntrigeerd door goudvondsten bij Amel. Er waren bewijzen van primitieve goudwinning in de Romeinse tijd en ook toponiemen verwijzen naar goud: Goldgrübe, Goldgrof en Goldkuhl bij Montenau en Recht; Goldbach am goldenen Bitgeleisen nabij Faymonville of de Heid de la mine d'Or nabij Quarreux, tussen Aywaille en Stoumont of ander plaatsen in het stroomgebied van de Amblève. Jung wist dat in dit gebied 'een grote goudader' moest liggen. Hij mikte op Montenau en kreeg een concessie voor 2 miljoen vierkante meter. Jung ging zoeken en vond goud. Zijn zoon Friedrich pakte de zaak groots aan, naar Amerikaans voorbeeld, en gedurende enkele jaren won Jung met zijn maatschappij 5 gram goud per ton gesteente. Via de pers werden zijn activiteiten bekend en de goudzoekers kwamen naar Montenau, doch alleen Jung vond goud. Montenau paste zich aan aan de goudkoorts. Er kwamen cafès en zelfs bordelen. In 1919 trok de Duitse regering de concessie in op grond van ecologische motieven. De uitgravingen mismaakten het natuurlijke landschap. Montenau vergat al snel de goudkoorts.
Vandaag is Montenau een rustig dorpje, midden de bossen en met prachtige wandelingen, waarvan we vandaag kunnen genieten. Wij wandelen het dorp uit met zijn typische huizen en boerderijen. En dan wandelen we het bos “Wolfsbusch” in. Het Wolfsbusch verheft zich uit het Ameldal (370 m) tot een hoogte van 595 meter. Het is nu de tijd van de paddenstoelen en vandaag komen we honderden tegen in verschillende grote, kleur en vorm altijd een ontdekkingsreis in de wereld van de paddenstoelen.
Het is genieten van de prachtige herfstbeelden op de wandeling de kleuren pracht is oogverblindend. We wandelen een hele poos in het bos zo mooi en afwisselend dan weer wat klimmen en dan weer dalen afwisseling genoeg. Dan komen we aan het traject van de Vennbaan. Hier noemen ze de oude spoorwegzaten “Ravel” en zijn omgebouwd tot fietspaden die de fietsers en wandelaars door het prachtige landschap leiden.
De Vennbahn.
De Vennbahn, letterlijk: spoorweg van de Hoge Venen, was een spoorweg in de Oostkantons die door het Verdrag van Versailles aan België werd toegewezen, hoewel delen ervan door Duitsland liepen. De Vennbahn verbond de industriële centra van Aken (Rothe Erde) en Luxemburg op de kortst mogelijke manier. In België is het traject Sankt Vith - Troisvierges spoorlijn 47, het deel Raeren - Sankt Vith spoorlijn 48 en is het trace Raeren Grens - Raeren een onderdeel van spoorlijn 49. De spoorweg werd door de Pruisische staat gebouwd om snel en gemakkelijk steenkool en ijzererts te vervoeren. De inwijding vond plaats op 4 november 1889, In de Eerste Wereldoorlog kreeg het vanwege zijn ligging aan het westelijk front een nieuwe functie; vanaf 2 augustus 1914 werden, als onderdeel van het Schlieffenplan, via de lijn soldaten naar de fortengordel rondom Luik gestuurd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de lijn een belangrijk doel van het Ardennenoffensief, het merendeel van de bruggen en tunnels werd vernield. De wederopbouw liet op zich wachten en het deel tussen Lommersweiler en Reuland werd zelfs niet meer hersteld. Het resterende stuk kon daarom niet meer voor zijn oorspronkelijke doel gebruikt worden. Beetje bij beetje hield de industrie op om de spoorweg aan te wenden. Later zou het Belgisch leger de spoorweg nog gebruiken om zwaar materiaal naar het kamp van Elsenborn te transporteren. De lijn geraakte meer en meer in verval, na het totaal stopzetten van alle activiteiten werd nadien nog een poging gedaan de lijn te exploiteren voor toeristische doeleinden. Na twaalf jaar kwam hier ook een einde aan.
We wandelen over deze wel met geschiedenis beladen spoorwegzate en komen zo langs het “Naturschutzgebied Der Emmels” Misschien ontmoeten we hier wel een bever. Ons grootste waterzoogdier is een echte landschapsarchitect. Hij bouwt dammen en burchten, voor die bouwsels vergaard hij heel wat bomen en takken. Hij is vooral dol op jonge wilgen en wilgentakken. Wilgenbosjes kunnen door bevers volledig afgegraasd worden. Bevers horen thuis in natuurlijke rivieren en zorgen voor heel wat dynamiek. Door de acties van de bever wordt de beek steeds natuurlijker. Door zijn bouwsels ontstaan er nevengeulen en eilandjes waardoor het riviertje een andere weg moet zoeken, zo vermindert de kans op overstromingen. We zullen het werk van de bever kunnen bewonderen en zien hoe de dam die hij bouwt het gebied onder water zet en zo een grote vijver maakt. Nog even verder over de Vennbahn en we komen aan het station van Montenau of alles ziens waar het station stond. Hier zijn nog wat getuigen van de spoorweg gebleven.
Nu wandelen we terug het dorp in en komen langs “Original Ardenner Schinken” we kunnen hier even een bezoekje brengen om te zien hoe de lekkere Ardenner schinken bereid worden.
Volgens de traditie en met de hand...
Bij de productie van Ardeense ham wordt het vlees volgens de traditie, met de hand, met kruiden en zout ingewreven. Dit mengsel volgens huisrecept dringt diep in het vlees door en onttrekt er het water aan.. Ardeense ham wordt niet voor niets tot de meest waardevolle en gewaardeerde vleeswaren gerekend. Een goede Ardeense ham is als een voorname wijn - ook hij heeft geruime tijd nodig om te rijpen. Alleen dan kunnen het kenmerkende aroma en de juiste consistentie worden ontwikkeld. Daarom rust de ham na het pekelen meerdere weken tot maanden bij lage temperaturen in een geklimatiseerde rijpkamer.
Gerookt wordt er volgens de van oudsher overgeleverde traditie, met beukenhout en jeneverbessen in een speciale rookkamer. Het roken vergt minstens vier weken tijd. Dat geeft de ham zijn karakteristieke Ardennen-aroma. Tot slot rijpt de ham nog enkele weken lang aan de lucht. Door de productietijd van vijf maanden wordt de verse ham pas een originele Ardeense ham uit Montenau.
Na het bezoek en het proeven van de lekkere ham wandelen we terug naar ons vertrekplaats. Wat een mooie wandeling bij de CHARLYS WANDERCLUB
De eerste vermelding van Vliermaal dateert uit 1297 'Fliedermael'. 'Mael' verwijst naar een vergadering. Omdat men in de vroege Middeleeuwen meestal rechtspraak deed onder een boom (vlierstruik), 'Vlier' naar alle waarschijnlijkheid naar een rechtbank. In het dorp staan verspreid boerenhuizen en hoeven, onder meer de 18e-19e-eeuwse Koetschoeleswinning en de hoeve Croesmolen van 1688, in Maaslandse stijl.
Aan de Kersendaalstraat staat een boerderij met in de voorgevel een wapensteen met datum 1671. Ons vertrek is aan het Vlierhof, op het plein staat de sapmobiel, even blijven kijken en dan ons inschrijven en dan op weg voor de wandeling. Langs de classicistische kerk met waardevol interieur (ca. 1775) met romaanse toren (11e eeuw). En dan langs de velden en akkers.
Langs de laagstamboomgaarden waar de appels hangen te rijpen, mooi. Dan wandelen we weer verder genieten van de omgeving. We komen dan in Schalkhoven. Langs het kasteel van Schalkhoven dat oorspronkelijk dateert uit 1588. In 1770 werd het verbouwd in classicistische stijl. Ook de kasteelhoeve dateert uit de 16e eeuw en werd eveneens verbouwd in de 18e eeuw. En dan verder langs de oude trambedding. Hier is de natuur op zijn besten komen zo in Sint-Huibrechts-Hern. Waar vroeger de tramhalte en stoomzagerij was is vandaag het gebouw van de zagerij er nog de vereniging “Gastvrij Hern” heeft info borden geplaats op verschillende plaatsen met een foto van vroeger en wat uitleg.
Weer een eind over de oude trambedding, hier staan verschillende paddenstoelen een heel eind wandelen we hier mooie zichten op het landschap en prachtig om te wandelen. Wat verder komen we terug in Vliermaal. Langs de windmolen waar alleen de romp nog over is. Deze stenen bergmolen op het Hoogveld werd opgericht in 1857, in opdracht van burgemeester Alfons Duvivier-Vandenberg. De molen staat 102,5 meter boven het zeeniveau. Reeds in 1908 werd de molen onttakeld. De molenwal is afgegraven. Van het binnenwerk resten er enkel twee maalstenen. De sterk ingekorte molenromp was een tijd in gebruik als dancing en werd in 2004-2005 ingericht als woning.
Tegenover de molen het kasteel Hoogveld dat dateert uit de 19de eeuw. We wandelen door het dorp met verschillende mooie oude hoeven eentje spring wel in het oog zo prachtige gerestaureerd en de bakoven is er ook nog. Nog wat verder en we komen terug aan ons vertrek. Een mooie en aangename wandeling.
Schimmert is na Ubachsberg het hoogst gelegen (kerk)dorp van Nederland. bij Schimmert worden drie gehuchten gerekend: Oensel; Groot Haasdal en Klein Haasdal.
De naam Schimmert zou volgens een oude legende afkomstig zijn van Karel de Grote, die tijdens een trektocht zou zijn verdwaald. Plots zag hij een licht schijnen (Schinnen) en een licht schimmeren (Schimmert). Als dank voor het weer terugvinden van zijn geplande route liet Karel de Grote op de plaatsen waar hij beide lichtschijnselen waarnam een kapel bouwen. Onze wandeling vertrekt in Klein Haasdal, we wandelen het dorp uit en wandelen nu het “Waterkuilvoetpad” op en komen zo langs de Zorgboerderij in Genzon.
Het eerste stuk van de wandeling brengt ons door de velden en weilanden prachtige zichten over het landschap. We wandelen verder en komen zo in het dorpje “Raar” een deelgemeente van Meerssen. Het gehucht Raar bestaat uit enkele boerderijen. Ook liggen er twee wegkapelletjes, die beide gewijd zijn aan Maria. Het oudste kapelletje dateert uit 1814 en is in 1909 gerestaureerd. Het andere kapelletje, dat deels uit mergel is opgetrokken, heeft een sluitsteen met het jaartal 1854. Ook een paar mooie vakwerkhuizen staan er in het dorp. De Raarhof is een van de oudste boerderijen van het dorp.
We wandelen verder en komen zo aan de Molenweg, die ons naar het gehucht Waterval brengt. Waterval ligt in een dal tussen Ulestraten en Raar. Ten noordwesten van Waterval ligt de Wijngaardsberg die een steile hellingwand geeft waar bovenop een oude hoeve staat. In Waterval bevinden zich twee rijksmonumenten die beide in vakwerk zijn opgetrokken. Tevens bevindt er zich op de Wijngaardsberg een rijksmonument: een kasteelboerderij.
We wandelen door het dorpje en komen langs een wal waar het infobord staat met de uitleg “Typelocatie Zand van Waterval” Geologisch monument Typelocatie Zand van Waterval. Gedurende een deel van het Tertiair (circa 35 tot 30 miljoen jaar geleden) werd geheel Zuid-Limburg overstroomd door de Middenoligocene Zee. In deze zee werden drie zand- en kleipakketten afgezet, die samen gerekend worden tot de Formatie van Rupel. Het middelste pakket is genoemd naar deze oude verlaten groeve. Deze groeve is de ‘typelocatie’ voor het Zand van Waterval in Nederland. Groot Haasdal bevindt zich in een van de grotere zijdalen van het Geuldal. En wat verder komen we terug op ons vertrek een mooie en aangename wandeling.
Warsage een deelgemeente van Dalhem. Dalhem was ooit een oude vestingsstad, was de hoofdstad van het gelijknamige graafschap en in de middeleeuwen was het een van de vele kleine staatjes die de streek beheersen.
We wandelen door de prachtige natuur, weilanden en akkers. De koeien liggen te genieten van het zonneke en zo hebben we prachtige foto’s. komen langs een reeks bunkers en in de verte een zicht op de “Mijn van Blegny”. Dan komen we in Neufchateau en ligt in het Land van Herve. De Berwijn, een zijrivier van de Maas, stroomt ten zuiden van de dorpskom door de deelgemeente.
Neufchâteau is nog grotendeels een landbouwdorp gebleven maar ontwikkelt zich toch stilaan tot een woondorp. Er wordt vooral aan veeteelt en fruitteelt gedaan. We komen in het centrum en hier staat het kasteel uit 1642. Wat verder komen we aan de controlepost, na de rust weer verder langs mooie gebouwen en dan komen we aan het “museum van het Fort” Het Fort Aubin-Neufchâteau vormde samen met drie andere forten een versterkte verdedigingslinie aan de oostzijde van de stad Luik. Deze verdedigingswerken hadden de naam "Position Fortifiée Liege I". Deze forten zijn tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog gebouwd. Nabijgelegen forten zijn Fort Battice en Fort Eben-Emael, een meer zuidelijk gelegen fort is het Fort Tancrémont.
De forten waren zo geplaatst dat zij elkaar dekkingsvuur konden geven. In dit museum zijn voorwerpen uit het fort en zijn geschiednis te zien, wij hadden geluk dat we even binnen konden kijken alhoewel het niet open was. Bedankt aan de mannen van het museum. We wandelen verder en hier hebben we prachtige zichten over het landschap echt prachtig. Wat verder komen we langs de wijngaard “La Marniere”. Nu word het een heel eind klimmen, regelmatig eens omkijken om het landschap te overschouwen, gewoon prachtig. Ook hier kunnen we het “Fort van Neufchateau zien, de Belgische vlag wappert er.
Beneden in het dal een grote boerderij wat is dit toch mooi om te bekijken, wij nemen onze tijd om dit landschap te bekijken. Wat verder wandelen we in “Bois de la Camelle” en weer verder door de prachtige natuur. We komen terug aan het kasteel te Neufchateau voor de tweede controlepost.
Na de rust weer verder en we komen aan een oude hoeve “La Feuille” bijzonder gebouw en weer een eindje verder en zo komen we wat later terug in Warsage waar onze wandeling eindigt.
WERELDDAG, WANDELDAG VAN VERZET TEGEN EXTREME ARMOEDE. / TONGERSE WANDELVRIENDEN. / TONGEREN. 17/10/2013.
WERELDDAG,WANDELDAG VAN VERZET TEGEN EXTREME ARMOEDE.
TONGERSE WANDELVRIENDEN.
TONGEREN.
17 Oktober is de werelddag van verzet tegen extreme armoede. Die dag bundelt Limburg de krachten en geven we samen het signaal dat we de strijd tegen armoede aanbinden. Tussen 13.00 en 18.00 uur is er een themawandeling “armoede” in samenwerking met de Tongerse Wandelvrienden. Wij gaan ook mee wandelen. Het is niet een wandeling zoals we normaal doen maar zeker zo interessant. Vertrek van de wandeling in de Velinx. Langs het park de Motten en dan gaan we richting “Begijnhof”
Het Begijnhof van Tongeren of Begijnhof van Sint-Catharina, behoort tot de oudste begijnhoven van Vlaanderen. Het begijnhof wordt tot het zogenoemde stedelijke type gerekend. Reeds vóór 1239 waren er al begijnen aanwezig in Tongeren, ze leefden in de buurt van het oude Sint-Jacobsgasthuis nabij de Kruispoort. Om Tongeren beter te kunnen verdedigen tegen invallen werd tussen 1240 en 1290 een omwalling gebouwd rond het centrum, hierdoor kwam het woongebied van de begijnen buiten de stadsmuren te liggen. Daarom werd in 1257 aan de begijnen een lapje grond toegekend in de buurt van de Jeker en de Moerenpoort. Tijdens de Franse Revolutie, in 1789, werd het begijnhof door de bezettende Fransen onteigend en verkocht aan particulieren. In 1818 werd de enige begijnhofpoort afgebroken, in 1841 werd het aanpalende poorthuis en een deel van de begijnhofmuur gesloopt. Andere delen van de ommuring werden omgevormd tot woningen, de muren werden geïntegreerd in de gevels, in de woningen aan de buitenkant van het begijnhof is de oorspronkelijke muur nog duidelijk te herkennen in de gevels. Ook het oude kerkhof van het begijnhof werd volledig gesaneerd en omgevormd tot binnenhof. Het begijnhof werd minder en minder een 'stad in de stad', maar werd geïntegreerd in de rest van stadscentrum.
Na het begijnhof wandelen we naar de Moerenpoort.
De Moerenpoort of Moerentoren is de nog enige overblijvende middeleeuwse stadspoort. Moeren verwijst naar de vroeger aanwezige moerassen. De poorttoren heeft als basis een tongewelf dat gespannen staat tussen de restanten van de middeleeuwse muur en een woning. Daarop bouwde men verder een toren met drie verdiepingen met een donjon als model. Het geheel werd bekroond met een zadeldak en vier veelhoekige hoektorentjes en afgewerkt met blinde arcades. Voor de fundamenten en de basis van de stadspoort gebruikte men als grondstof de vuursteen afkomstig van de Romeinse muur. Om de basis extra steun en stabiliteit te geven werd het geheel afgewerkt met stevige arduinen blokken. De kern van het bovenste gedeelte werd op dezelfde wijze opgebouwd, voor de gevelbekleding koos men voor meer poreuze mergel, hierdoor zijn de vele mortierinslagen nog duidelijk zichtbaar. Opvallend is het verschil van de gevel intra muros en extra muros. Aan de zijde van het stadscentrum heeft de doorgang een rondboog, typerend voor de romaanse stijl. Aan de andere zijde heeft de doorgang een spitsboog, typerend voor de gotische stijl. Aan deze zijde bevond zich op de tweede verdieping ook een 'zwevend deurtje'.
Dank zij de restauratie van afgelopen tijd is de moerenpoort een heel prachtig monument en vandaag is ze gratis te bezoeken. Vanop de toren hebben een prachtig zicht op het begijnhof en de stad.
We wandelen een heen stukje langs de Middeleeuwse wallen
Ingevolge de verwoesting van de stad in 1213 door de troepen van Hertog Hendrik I van Brabant, werd in 1241 begonnen met de bouw van de middeleeuwse omwalling. Deze muur omsloot de toenmalige stadskern wat nu ongeveer overeenkomt met de huidige ringlaan. Verschillende delen van deze 13de eeuwse omwalling bepalen nog gedeeltelijk het patroon van de vroegere middeleeuwse stad. De best bewaarde delen bevinden zich langs de Leopoldwal en de Elfde-Novemberwal, maar ook de Lakenmakerstoren en de Velinxtoren maakten deel uit van deze 13de eeuwse muur. In de 15de eeuw werden de stadsmuren gedeeltelijk afgebroken en in de 17de eeuw verwoestten de Fransen verschillende stadspoorten. De vestigingsmuren werden in de 18de eeuw hersteld maar moesten in de 19de eeuw uiteindelijk wijken voor de modernisering.
Nu wandelen we naar het station en hier is de rustplaats in de “Nieuwe Volksbond”.
De Nieuwe Volksbond is een ontmoetings- en bewegingshuis: Door 'warme' ontmoetingen tussen de mensen, ongeacht afkomst, religie, opleiding, sociale status etc. maken we mensen ervan bewust dat vooral het 'niet kennen' angst inboezemt terwijl dit een bron van rijkdom kan worden, voor zichzelf en de maatschappij.
Hier kunnen we ven rusten en kennis maken met de werking, en worden op een gratis kom soep getrakteerd. Na de stop wandelen we door de winklestraat van Tongeren, langs het “Forum Julium” is de nieuwe winkelwandelroute tussen de Maastrichterstraat en de Leopoldwal is een bijzondere combinatie van overdekte winkelgaanderijen en binnenkoeren in openlucht. Nog wat verder door de Maastrichterstraat en we komen aan het “Gallo-Romeins Museum".
Een stukje historiek:
In het midden van de 19de eeuw verzamelde het Koninklijk Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Tongeren archeologische vondsten. Met steun van het provinciebestuur voerde de vereniging ook opgravingen uit. Vanaf 1854 konden bezoekers de voorwerpen bekijken op diverse locaties in de stad. Tot in de eerste helft van de 20ste eeuw verwierf het Genootschap regelmatig nieuwe collecties. Vaak van privé personen die ook opgravingen uitvoerden. In 1937 verhuisde de verzameling naar het nieuw opgerichte Provinciaal Museum in het Begijnhof van Hasselt. In 1954 startte het eerste echt volwaardige museale initiatief.
De belangrijkste archeologische vondsten uit de regio werden verzameld en getoond in het Provinciaal Gallo-Romeins Museum in Tongeren. De collectie breidde zich alsmaar verder uit. Onder andere dankzij opgravingen van de toenmalige ‘Nationale Dienst voor Opgravingen’, de archeologische buitendienst van het museum zelf en de vele schenkingen. Het museum toonde de objecten op een klassieke manier. Soms organiseerde het ook tijdelijke tentoonstellingen. Het aantal bezoekers nam toe, tot 20.000 per jaar. Voor vele scholen groeide het museum uit tot een vaste waarde. Begin jaren 1990 besliste de bestendige deputatie om te investeren in een nieuw museumgebouw en een vernieuwende museale aanpak. In 1994 opende het museum ‘nieuwe stijl’. De eigentijdse presentatie van de collectie, de onderbouwde educatieve werking en het laagdrempelige tentoonstellingsbeleid verhoogden de aantrekkingskracht. De collectie werd systematisch aangevuld. Denk maar aan het bronzen bijlendepot van Heppeneert, het Keltisch gouddepot met halsring van Beringen en de ‘muntschat van Ambiorix’, gouden munten van onder meer de Eburonen. Vrij snel werd het nieuwe museum slachtoffer van zijn eigen succes.
Bijna 150.000 mensen bezochten de tentoonstelling ‘Neanderthalers in Europa’ (2004-2005). De tentoonstellingsruimtes en educatieve ruimtes waren ongeschikt om deze toevloed kwaliteitsvol op te vangen. In 2000 zette de bestendige deputatie het licht op groen voor een nieuwe uitbreiding. In 2004 was de financiering voor de nieuwbouw rond en in 2006 werd het bouwdossier opgestart. Het museum kreeg hiermee alle kansen om door te groeien tot één van de belangrijkste archeologische musea van Europa. Info komt van de website museum.
Wij bezoeken het museum, zijn permanente tentoonstelling en de tijdelijke tentoonstelling. Zeker de moeite waard en vandaag is de toegang gratis mooi meegenomen. We nemen de tijd om het museum te bezoeken en na ruim een uur verlaten we het museum en komen aan de Markt.
We nemen even de tijd om de Onze-lieve-vrouwebasiliek te bezoeken.
Stad en wijde omgeving worden gedomineerd door de gotische toren van de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek. Ontegensprekelijk één van de mooiste religieuze bouwwerken die ons land rijk is. Meer dan 300 jaar waren nodig om dit prachtig monument te voltooien. Het interieur is uitermate rijk aan kunstschatten. Bekendst is ongetwijfeld het uit notenhout gesneden beeld van Onze-Lieve Vrouw van Tongeren – Oorzaak Onzer Blijdschap, dat dateert van omstreeks 1479.
De Romaanse kloostergang uit de 12de eeuw mag beschouwd worden als een zeldzame getuige van Romaanse bouwkunst in België.
De Romaanse kloostergang
Aan de oostzijde van de basiliek bevindt zich de Romaanse kloostergang uit de 12de eeuw. Deze werd in het begin van de 13de eeuw vergroot en herbouwd in zijn huidige vorm om de verlenging mogelijk te maken van het Gotisch koor van de basiliek. De rechtop geplaatste grafstenen, evenals de hoekkapellen aan de oostzijde, dateren uit latere perioden. Tussen de kloostergang en de ingang van de kerk bevindt zich een Romaans Christusbeeld uit de 11de eeuw.
Na de basiliek verlaten te hebben komen op de markt met het beeld van Ambiorix.
Ambiorix was de koning van de Eburonen, die in 54-53 v.C. in de omgeving van Atuatuca, de legioenen van Julius Caesaronder leiding van Cotta, de grootste nederlaag toediende, die zij bij de verovering van Gallië hebben gekend. In 1866 werd er voor Ambiorix een standbeeld opgericht, dat gemaakt werd door de beeldhouwer Jules Bertin.
Na de Markt verlaten te hebben en opnieuw langs het begijnhof te wandelen komen we nog even aan het Agnetenklooster
Het Agnetenklooster bestond reeds in 1418 en werd na de schenking van Joanna Van Repen in 1421 vergroot. Na de Franse Revolutie werd het klooster verkocht. Het kwam in handen van Kanunnik Vandermaesen. Deze liet de kerk in het begin van de 19de eeuw afbreken en richtte het klooster in als herenhuis. Bij de recentelijke restauratie werd het gebouw gekaleid met uitzondering van de voormalige zomerrefter en de kerkruïne. Nu is het Agnetenklooster in gebruik door de dienst van de Vlaamse Gemeenschap.
Nu komen we aan het eind van onze wandeling en komen terug in de Velinx. Een korte maar toch een fijne en leerrijke wandeling.
APPELENTOCHT. / WC. DE STROOPLEKKERS BORGLOON. / HOEPERTINGEN. 14/10/2013.
APPELENTOCHT.
WC. STROOPLEKKERS BORGLOON.
HOEPERTINGEN.
Borgloon telt maar liefst 12 kastelen in verschillende stijlen en bekleedt met deze hoge concentratie een unieke positie in België. Ook Hoepertingen bezit een kasteel.
Korte historiek van het kasteel:
Het kasteel te Hoepertingen was ooit een versterkte middeleeuwse burcht. De oudste vermelding over de leenheerlijkheid Hoepertingen gaat terug tot 1150. In de 17de en de 18de eeuw werd het kasteel verbouwd tot een prachtig adellijk herenhuis op het platteland. Historische sporen zoals het blauwe salon (de kasteelhal), de kardinaalszaal en de huiskapel zijn hiervan bewaard. Van 1930 tot 1985 werd de kasteelhoeve weer verbouwd, ditmaal tot meisjesinternaat met de naam Sint-Maria Instituut. Nog steeds wordt een deel van het kasteel bewoond door zusters Annuntiaten van Heverlee. Na een grondige modernisering in 1987 veranderde de naam Sint-Maria-instituut in Kasteel Mariagaarde vzw.
We vertrekken aan het kasteel en wandelen door het dorp. Langs de kerk. De classicistische Sint-Vedastuskerk uit 1788. De kerk werd gebouwd in opdracht van de abdis van de abdij van Herkenrode. De romaanse toren dateert uit de 12de eeuw en is een overblijfsel van de eerste kerk. Het gotische koor uit de 15de eeuw is een overblijfsel van de tweede kerk. De kerk werd in 1927 volledig gerestaureerd. In 1982 werd de kerk beschermd als monument. Wat verder komen we aan Paanhuis, de banbrouwerij van de heerlijkheid. Gebouwd door de heren van Scharenberg, heren van Hoepertingen van 1617 tot 1688; het wapen in de gevelsteen boven de deur is dat van Willem van Scharenberg (✝ 1632) en zijn vrouw Guillemette-Anne de Lynden. Het gebouw dateert waarschijnlijk uit midden 17de eeuw. Het huis had vanaf de 17e eeuw verschillende functies: bierbrouwerij, plaatselijk gerechtshof, gevangenis en lokaal van de schuttersgilde Sint-Sebastiaan, gesticht in 1571. Nu wandelen we het veld in tussen de laagstamplantages. Langs de oude spoorwegzate naar Rijkel. Hier staat het tweede kasteel op onze tocht.
Kasteel van Rijkel:
Het kasteel van Rijkel was de residentie van de heren van Rijkel, waarvan de oudst vermelde een ridder Renerus de Ryckle is (1253). Vanaf de tweede helft van de 14de eeuw is de heerlijkheid in het bezit van de familie Bolle van Rijkel, een bastaardtak van de ridders van Gelinden. Het kasteel was in die periode een herenhoeve, in 1541 vermeld als [...]des Joncker Ryckels hoeff[...]. Het woonhuis van deze hoeve bleef bewaard in het hoge, door trapgevels geflankeerde zuidoostelijke gedeelte van het kasteel, met laatgotische kern uit de tweede helft van de 16de eeuw; het algemene uitzicht dateert echter uit de eerste helft van de 17de eeuw. Dit is het oudste gedeelte van het kasteel. Tegen de oorspronkelijke westgevel bevond zich een vierkante toren, thans volledig ingebouwd. In het eerste kwart van de 17de eeuw komt Rijkel door huwelijk in het bezit van de familie de Hinnisdael, heren van Sint-Pieters-Horne, Vechmaal en Sassenbroek. De nieuwe heren ondernemen in het tweede kwart van de 17de eeuw een grote bouwcampagne, die het kasteel zijn huidig uitzicht en U-vormige plattegrond geeft, in het noordoosten, noordwesten en zuidwesten geflankeerd door vierkante hoektorens, en aan drie zijden omgracht. Spijtig dat een zo waardevol gebouw er verwaarloost bij ligt.
Nu controle in de parochiezaal en dan nemen we de terugweg naar Hoepertingen door de velden en komen zo in Hoepertingen dorp. Hier eindigt onze wandeling in ”Het Land van Loon”
Welkenraedt met de twee buurgemeenten Baelen en Blieberg en het oosten van Voeren vormt ze de zogenaamde Platdietse streek. De plaats behoorde tot het oorspronkelijk gebied van het hertogdom Limburg. In de gemeente wordt een Duits-Nederlands (Ripuarisch-Limburgs) grensdialect gesproken, maar bij de vastlegging van de taalgrens (in 1963) kwam de gemeente toch aan de Franstalige kant van de taalgrens terecht.
Wij vertrekken in het centrum Welkenraedt en komen zo aan een huis met vierkante toren het heet hier Corbusch. We blijven verder wandelen langs veldwegen en weilanden zo komen we aan het monument voor Amerikaanse vliegeniers.
Op de plaket staat:
379TH BOMBERGROUP-525TH BOMBER SQUADRON.
FLYING JENNY 42-5829 30.06.1943 KASSEL.
We wandelen voorbij en gaan verder door de velden en weilanden tot we in Baelen.
<br<
Langs de kerk en de prachtige huizen in lokale steen, wat zijn ze prachtig, komen we in Oeveren. Dan komen we in Baelen dorp. Het zeshonderd jaar oude dorpje Baelen. Zijn naam zou ontleend zijn aan het Keltische « bal » (aan de rand, oever) en « en » (rivier), duidend op de geografische ligging van het plaatsje. Baelen ligt op het uiterste van het Hertogenwald en het coulisselandschap van het Herveland gelegen.
Een prachtig landschap spreidt zich hier tentoon, een landschap van contrasten met boomgaarden in het noorden, het uitgestrekte Hertogenwald in het zuiden en in het midden het karaktervolle landelijke dorpje aan de poort van de Venen. Het bouwkundige erfgoed van Baelen krijgt extra glans dankzij de ‘église Saint-Paul’ en haar typische schroefvormige toren.
Baelen is lid van:
“Les Clochers Tors D’Europe”
Een gedraaide torenspits, gespiraalde torenspits, getordeerde torenspits of schroefvormige torenspits is een toren waarbij het piramidevormige deel niet recht omhoog gaat maar een kleine of grote slag gedraaid is. De toren van een kerk bestaat meestal uit een vierkante stenen toren waarop een piramidevormige constructie geplaatst is als een soort kroon, de torenspits. Een gedraaide torenspits is een toren waar de spits een spiraal is en deze torens zijn vaak bedekt met leisteen. Er zijn ongeveer honderd klokkentorens van dit type in Europa.
We wandelen nu naar de controlepost en dan weer verder langs het gemeentehuis en dan weer verder. We komen aan een huis met mooie figuren boven de vensters. Nu komen we langs de kerk en ja als je even omhoog kijkt zie je duidelijk de gedraaide toren. Nu vervolgen we onze weg door de velden en weilanden. Hoe mooi kan de natuur dan wel zijn, heerlijk om zo te genieten. Na een tijdje komen we terug in Welkenraedt. Nu komen we aan de “Montagne Jaune” of gele berg is een oude kleiontginning die gelinkt was aan de vroegere keramiekindustrie in de regio. Deze site kenmerkt zich door een grote, bijna boomloze vlakte; enkel een dichtbegroeid bos met eiken, beuken en ruwe berken dient als schuilplaats voor heel wat dassen. De Montagne Jaune is onderdeel van “Pays Terrils” Via het Europese project "Pays des Terrils" is men er in geslaagd om 18 terrils in Wallonië en Duitsland nieuw leven in te blazen.
Ten tijde van de mijnbouw werd steenkool ontgonnen en verwerkt door mijnwerkers. Het afval van de uitgegraven schiefer of gesteenten en de verbrandingsassen werd op de mijnsite opgehoopt. Zo ontstonden stilaan heuvels, een beetje naar het beeld van een gigantische zandloper. Nadat de mijnen dichtgingen, werden de verlaten terrils ingepalmd door fauna en flora. De omwonenden zagen hoe de zwarte aarde stilaan groen kleurde en hoe vogels en vlinders er zich kwamen vestigen. Dikwijls gelegen midden in een stadskern, werden de terrils natuurlijke schuilplaatsen. De natuur zet haar deuren vanaf nu wagenwijd open en onthult haar verborgen schatten. Het zijn pareltjes van onschatbare waarde die zorgvuldig bewaard moeten worden.
Nu zijn we met onze wandeling aan het einde gekomen, gewoon mooie zichten, veel geschiedenis en erfgoed maakt het een prachtige wandeling.
MARCHE DES MONASTERES. / FOOTING CLUB FOSSES. / FOSSES-LA-VILLE 12/10/2013.
MARCHE DES MONASTERES.
FOOTING CLUB FOSSES.
FOSSES-LA-VILLE.
De streek tussen Samber en Maas strekt zich uit tussen de heuvels van de Maasvallei en het door industrie getekende bekken van Charleroi.
Deze oude streek was vaak het toneel van oorlogen en invallen. Gelukkig treffen we er nog verschillende getuigen aan van dit roemrijke verleden. Kastelen, verstrekte hoeven, kloosters en eeuwenoude kapellen en steden met een rijk patrimonium zoals Fosses-La-Ville. Hier wandelen we vandaag. Fosses-La-Ville in 650 gesticht door Sint-Follianus, lag vroeger erg besloten binnen zijn omwallingen en was gebouwd rondom de collegiale kerk.
Het huis van de Doyens du Chapitre, op de Place du Chapitre, het centrum van de oude stad, vormt een mooi architecturaal geheel en is onze eerste plek die we aandoen met de wandeling we steken Place du Chapitre over en langs de kerk en dan wandelen we het dorp uit en kijken nog even om naar het centrum van Fosses.
We wandelen nu verder en komen in “Maison Saint Gerard” hier mooie oude huizen en verschillende kapellen. Oude hoeven langs de weg. We wandelen het bos binnen dat tegen het “Lac de Bambois” ligt. In dit bos staan vele verschillende paddenstoelen. En dan na een lange tijd in het bos komen we op de oude spoorwegzate.
Wat verder komen we aan de molen op de weg naar Mettet. We vervolgen onze route en komen zo in Haut-Vent. Hier weer prachtige huizen in lokale steen wel een prachtig zicht de grijs-gele natuursteen met bakstenen raamomlijstingen mooi. Even verder en we komen terug in Fosses-La-Ville. Nog een eind door d estad langs de kiosk en stadhuis en dan terug langs Place du Chapitre en terug naar ons vertrek een mooie en leerzame wandeling.
Sibbe is gelegen op de rand van het Plateau van Margraten, een vruchtbaar lössplateau op ca. 160 meter boven NAP, deels tegen de zuidelijke dalwand van het Geuldal gelegen dorp Sibbe liggen enkele hellingbossen, onder andere het Biebosch en het Sint-Jansbosch.
De Sibbergrubbe is een slingerende holle weg langs deze dalwand tussen Sibbe en Valkenburg. Een andere belangrijke verbinding met Valkenburg is de Daalhemerweg. Tussen deze twee hoofdverbindingen loopt de Heunsbergerweg, een oude, nauwelijks nog gebruikte weg, die over de Heunsberg naar het Geuldal voert. Ten noordoosten van Sibbe ligt het Gerendal, een belangrijk natuurreservaat. In en rondom het dorp zijn nog her en der hoogstamboomgaarden te vinden.
De van mergelsteen gebouwde Rooms-katholieke kerk van Sibbe, gewijd aan de heilige Rosa van Lima, is oorspronkelijk gebouwd in 1844 naar een ontwerp van Mathias Soiron, maar is daarna diverse keren verbouwd en uitgebreid. Op het kerkhof bevindt zich een neogotische kapel, eveneens van mergel. In en rondom het dorp bevinden zich diverse wegkapellen en wegkruisen. We wandelen langs de kerk en dan een heel eind door de prachtige natuur veel afwisseling velden, weilanden en bosjes wat mooi toch met prachtige vergezichten, wat later komen we aan de controlepost die in het Sibberhuis is.
Het Sibberhuuske of Sibberhuis (ook Villaertshof genoemd) is een versterkte en deels omgrachte herenhoeve uit de 17e eeuw. Het kasteelachtige huis is grotendeels gebouwd in Maaslandse renaissance-stijl, met typerende speklagen en heeft een zware hoektoren, die wellicht ouder is. Het herenhuis was eigendom van diverse adellijke families en wordt ook thans nog particulier bewoond. Een deel van de bijbehorende 18e-eeuwse economiegebouwen werd na een verwoestende brand in de jaren 1930 herbouwd. In 1948 werd de gracht langs de westzijde van het huis gehalveerd, doordat de weg verbreed werd.
Oorspronkelijk lag bij het kasteel een vijver die een overblijfsel was van een vroegere omgrachting. Op de binnenplaats bevindt zich een 60 meter diepe waterput waarin nog water aanwezig is. Naast en tegenover het kasteel staat een stel gemetselde mergelstenen hekpijlers met siervazen. Ook elders in het dorp zijn deze 18e-eeuwse pijlers te vinden die oorspronkelijk de bij het kasteel behorende landerijen markeerden. Na de rust gaan we wat verder en gaan ondergronds verder. In Sibbe bevindt zich de enige nog in werking zijnde Limburgse mergelgroeve, de Sibbergroeve. Hier worden blokken mergel gewonnen, voornamelijk ten behoeve van restauratiewerkzaamheden van mergelstenen gebouwen in de omgeving. Het betreft momenteel de enige mergelgroeve in Nederland waar nog op de ouderwetse manier mergelsteen wordt gewonnen uit een ondergronds gangenstelsel. De Sibbergroeve heeft een geschatte totale lengte van circa 140 km.
De groeve wordt al gebruikt sinds de vijftiende eeuw. De groeve wordt uitgebaat door twee bouw- en restauratiebedrijven die gespecialiseerd zijn in het winnen en bewerken van mergelsteen met ieder ca. 15 man eigen personeel. De bewerkte stenen worden geplaatst bij zowel nieuwbouw als restauratie van monumenten. In de groeve, plaatselijk de berg genoemd, bevindt zich een schuilkapel, die in de Franse tijd in gebruik was door katholieken, die weigerden de eed op de republiek af te leggen. De houtskooltekeningen die zich in de nabijheid van het altaar bevinden, zijn van de hand van kunstenaar Lücker in 1865 en van schoolmeester J. Habets rond 1900.
Een belevenis is het wel zo een heel eind onder de grond en als we boven komen zijn we aan de Bergstraat hier staat een modern, glazen paviljoen dat onderdak biedt aan een processiekapel, een interessant voorbeeld van volkskunst, door een oud-burgemeester van het dorp gemaakt van stukjes hout, aardewerk en spiegels. Nog een eindje door het dorp en dan komen we terug aan ons vertrek waar een mooie en aangename wandeling eindigt.
Op onze terugweg stoppen we even aan de windmolen die vandaag open is en waar we een kijkje kunnen nemen.
De Van Tienhovenmolen
De Van Tienhovenmolen in het gehucht Wolfshuis in het Limburgse dorp Bemelein het gehucht Wolfshuis in het Limburgse dorp Bemelen. Is een beltmolen uit 1855. Hij is als enige molen in Nederland geheel opgetrokken uit mergel, dat in de omgeving ruimschoots voorhanden is.
De molen is sinds 1957 eigendom van Stichting Het Limburgs Landschap, die hem meteen uitwendig en later ook inwendig heeft laten restaureren. Bij de eerste restauratie van 1957 werd de molen vernoemd naar Pieter van Tienhoven. In 2000 is de molen maalvaardig gemaakt met een kopie van het gaande werk uit de molen van Weert-Laar, dat oorspronkelijk in deze molen thuishoorde. In de keermuur van de molenbelt van de molen is een moordkruis gemetseld uit 1417.
13E MARCHE D'OCTOBRE. / MORTIER C'EST L'PIED. / BLEGNY. 05/10/2013.
13E MARCHE D’OCTOBRE.
MORTIER C’EST L’PIED.
BLEGNY.
Vertrek aan het “Domaine Touristique de Blegny-mine”.
“DE MIJN VAN BLEGNY EN HET " MUSEE MINIER DU PUITS-MARIE "
In Blegny begon de exploitatie van de steenkool in de 15e eeuw, onder impuls van de monniken van de abdij van Val-Dieu.
De steenkoolmijn van Argenteau-Trembleur, op het grondgebied van Blegny, is de laatste steenkoolconcessie in het Noorden van het Luikse Bekken. De mijn werd definitief gesloten op 31 maart 1980, maar in 1978 was er al besloten om het gehele complex om te vormen tot toeristische site. Kenmerkend voor deze steenkoolmijn is dat ze niet zo diep is als de andere Waalse steenkoolmijnen. Sommige lagen komen zelfs aan de oppervlakte in de omliggende velden. De Puits-Marie deze schacht dateert van het begin van 1849. Hij was 234 m diep en voorzien van een klassieke metalen schachtbok. In de gebouwen rondom de schacht bevonden zich de ventilatoren, de douches, de lampenzaal, de compressorenzaal, de elektrische centrale, het rapportenbureel. De mijnsite is als onderdeel van het Hazardbekken ten noordoosten van Luik en bij Wezet, een van de vier belangrijkste mijnsites van Wallonië en als dusdanig in 2012 door de Commissie voor het Werelderfgoed van de UNESCO tijdens zijn 36e sessie erkend als cultureel werelderfgoed en bijgevoegd op de werelderfgoedlijst. Naast de mijn ligt de terril van Blegny waarop de steenresten gestort werden en is 55 m hoog.
De wandeling gaat rond de terril en dan wandelen we naar St. Remy. We wandelen over de oude spoorwegzate en komen in Feneur met oude huizen en een mooie omgeving veel natuur om van te genieten. Verder door de velden en we komen aan een groep vijvers, hier kunnen we de rode libellen bezig zien, weer een eindje verder een heel eind door het bos.
We wandelen nu door de “Valle de la Julienne” dit is een prachtig stuk natuur waar vele verschillende paddenstoelen tegen komen. Dan komen we aan “Bois du Bacsai” waar we aan een gedeeltelijk vervallen kasteel komen. Dan weer verder en we komen terug in Blegny. Waar onze wandeling eindigt.
Vandaag vertrekken met de wandeling achter het stadshuis van Borgloon.
Het Stadhuis van Borgloon is een herenhuis met hoektoren, gebouwd in 1680. Men stapt het stadhuis binnen via een rondboogarcade. In deze arcade is een arduinen steen aangebracht met de titels van Robert Ernest d'Argenteau, een vroegere burggraaf van het kasteel van Loon. In de 11e eeuw stond hier een gebouw in Rijn-Westfaalse stijl als oudste verblijfplaats van de graven van Loon, vandaar Grevenhuis als alternatieve naam voor het stadhuis. In de Middeleeuwen diende het stadhuis als vergaderplaats van de schepenbank, de gilden en ambachten.
Vandaag word het stadshuis gebruikt voor de gemeenteraad en huwelijken. De trouwzaal verwijst naar het verleden van Loon: de glasramen tonen de wapenschilden van de tien Loonse steden Borgloon, Beringen, Bilzen, Bree, Hamont, Hasselt, Herk-de-Stad, Maaseik, Peer en Stokkem. Verder vind je er glasramen met de blazoenen van het Heilige Roomse Rijk en van het Prinsbisdom Luik. Er is ook een 12e eeuwse schatkist bewaard gebleven waarin de voorrechten van de stad en de gilden werden opgeborgen. Een foltertuig (een houten blok waarin handen en voeten werden vastgemaakt) dat gebruikt werd bij heksenprocessen is een ander overblijfsel uit het verleden. Het Maria-beeld, geplaatst in een nis op de hoek van het gebouw, verwijst naar het jaar 1676. De pest veroorzaakte toen de dood van 167 inwoners van Loon.
Tegenover het stadshuis het Perron: Een perron is een hardstenen zuil met daarop een rijksappel in de vorm van een pijnappel met een kruis. Perrons zijn te vinden in plaatsen die behoorden tot het vroegere prinsbisdom Luik, met name in de zogenaamde Goede Steden. Het is een symbool van vrijheid, autonomie en gerechtigheid. In veel steden markeerde de perron de plaats waar recht werd gesproken. De oorsprong van het symbool is duister en wellicht heidens. Het Waalse woord perron is een vergrotingsvorm van pierre (steen), een grote steen dus. We verlaten de Markt en dalen af. We komen zo aan de Burggracht. Hier ook nog een mooi kanunnikenhuis en dan langs h de kapel en verder dalen we af naar de steenweg die we onderdoor gaan, dankzij de nieuwe tunnel waardoor we de drukke steenweg niet moeten oversteken.
Dan zijn we buiten de stad en gaan zo de prachtige natuur in. Als we uit het dal klimmen hebben we een mooi zicht op het kasteel Hulsberg. We wandelen door de prachtige natuur en genieten ervan we komen op de Romeinse Heerbaan en dan gaan we even rusten op de nieuwe banken, die ons het verhaal vertellen van de verschillende Romeinse villa’s die hier voorkwamen langs de Romeinse Heerbaan. Dan weer verder langs de grote laagstamboomgaarden en we krijgen ook hier weer een mooi panorama op de vallei en de kerk van Grootloon.
Dan weer verder en we komen aan één van de prachtigste kunstwerken in de natuur “de IJzeren Kerk” een plek die door vele toeristen bezocht word. Vanaf hier hebben we een prachtig panorama op de stad met de kerk en de burchtheuvel.
We dalen af en steken de steenweg over om door de vallei van de Mot te wandelen die ons terug naar de burchtheuvel en het Speelhof brengt nog even dalen tot aan het stadshuis en hier eindigt onze wandeling in “Het Land van Loon”
De gemeente Eijsden-Margraten is met 395 rijksmonumenten en een vijftal rijks beschermde dorpsgezichten na Maastricht de tweede monumenten- gemeente in de provincie Limburg.
Daarnaast zijn er zestig gemeentelijke monumenten en een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Vandaag krijgen we er een paar mooie monumenten te zien. Verschillende vakwerkhuizen en oude boerderijen wandelen we voorbij. Vooral de boerderij aan de poel, met de waterput is bijzonder mooi met zijn speklagen in mergel en brikken is ook mooi gelegen.
Wat verder zijn we in Termaar een buurtschap van Margraten.
“Een buurtschap is in Nederland een kleine bewoonde plaats met een eigen naam maar zonder officieel middelpunt zoals een kerk of marktplein. Net als gehuchten worden buurtschappen meestal op landkaarten aangegeven, maar zij zijn in tegenstelling tot gehuchten niet in de officiële staatkundige annalen of postcodeplaatsen als zelfstandige buurt of dorp opgenomen. De term wordt in Vlaanderen vrijwel niet gebruikt en betekent er veeleer buurtcomité of -vereniging.”
In Termaar, midden in het gehucht bevindt zich De Bauerkoel, een drinkpoel voor het vee. Daarnaast staat een overdekte waterput en een wegkruis op een lindeboom. Het woorddeel koel verwijst ook weer naar het lager liggen dan het plateau. Rondom deze poel staan verschillende oude boerderijen. We wandelen Termaar uit langs de weg die Gen Hof noemt, rare namenkomen we wel tegen als we in Nederlandse Zuid Limburg wandelen. Hier ook vele boomgaarden.
“Van oudsher kent de gemeente Eijsden-Margraten een grote fruittraditie. Hoogstambomen zoals kersen, pruimen, appels en peren domineerden vroeger al het landschap. Voor vele families was de fruitteelt de belangrijkste inkomstenbron. In vroegere jaren kende zowel Eijsden als Gronsveld en Margraten hun eigen fruitveiling en waren er meerdere fruitverwerkingsbedrijven (b.v. stroop). Tegenwoordig kent Eijsden-Margraten nog altijd een rijke traditie van het bakken van vlaaien met vers fruit op ambachtelijke wijze.”
We wandelen een heel eind door de prachtige natuur met veel afwisseling. De natuur is hier prachtig en we komen hier ook verschillende vlinders tegen, wat mooi toch weer een eind verder en we komen in Bruisterbosch. Limburgs: Bruusjterbusj is een buurtschap dat behoort bij Sint Geertruid. In de buurtschap staan 25 hoeven en huizen. Bruisterbosch ligt op het Plateau van Margraten, dat vrijwel geheel bestaat uit agrarisch gebied, dat echter doorsneden wordt door enkele holle wegen, terwijl er ook enkele stukjes bos aanwezig zijn. Het landschap is cultuurhistorisch van grote waarde. Verschillende oude boerderijen, ook in vakwerk komen we langs bijna het gehele dorpje is een aansluiting van boerderijen met een hoge erfgoed waarde.
De prachtige “De Roosenhof” is een, om een vierkante binnenplaats gebouwde, Limburgse hoeve met herenhuis. De hoeve werd in de 18e eeuw gebouwd en herbergde de families Roosen, Kerens, De Looz Corswarem en De Marchant et d'Ansembourg. Rond de hardstenen omlijstingen van de ramen zijn Rozen afgebeeld verwijzend naar de familie Roosen die de boerderij bouwde. Verder wandelend komen we in Honthem. Hier ook weer beschermde boerderijen in vakwerk, en de voornaamste Hontemerhof uit 1847-49. Hoewel beide gevelstenen boven de poorten de jaren 1847 en 1849 vermelden, dateert het oudste gedeelte vermoedelijk al van 1830. De hoeve is steeds als boerenbedrijf gebruikt, met grote boomgaarden en later als rundveebedrijf. Het was het grootste bedrijf in de omgeving en veel lokale bewoners kwamen in de seizoenen voor de herenboer van de Hontemerhof werken. In 1998 werd het boerenbedrijf beëindigd en de boerderij kreeg in 1999 nieuwe eigenaren. Vandaag is het een vakantieverblijf. Weer wat verder hier ook weer hoogstamboomgaarden. En dan komen we terug in Margraeten. Nabij de kern Margraten bevindt zich de enige Amerikaanse begraafplaats in Nederland. We wandelen langs de Militaire begraafplaats.
"Hier zijn 8.302 militairen begraven. Het merendeel is gesneuveld tijdens de bevrijding van het zuidoosten van Nederland in W.O. II en de opmars door Duitsland. Tot ver in de omtrek is de begraafplaats zichtbaar door een toren van 30 m. hoog. Het grondgebied van de begraafplaats is voor eeuwigdurend gebruik beschikbaar gesteld aan de regering van de Verenigde Staten van Amerika. Het beheer berust bij de ‘American Battle Monuments Commission’. Jaarlijks in mei organiseert ABMC een openbaar toegankelijke dodenherdenking ‘Memorial Day’, waaraan vele hoogwaardigheidsbekleders uit binnen- en buitenland deelnemen. Het grondgebied van de Amerikaanse militaire begraafplaats in Margraten - ruim 26 hectare voormalig akkerland - werd op 13 september 1944 bevrijd door eenheden van de 30e Infanterie Divisie van het Eerste Amerikaanse leger tijdens de opmars naar het Ruhrgebied. Deze begraafplaats was een van de eerste begraafplaatsen waar, bij de Westwall gesneuvelde Amerikaanse militairen, werden begraven.
Op 10 november 1944 nam het Negende Amerikaanse leger de begraafplaats in gebruik. De Nederlandse regering had daarvoor de grond in eigendom genomen en deze vervolgens voor eeuwig voor dit doel beschikbaar gesteld".
De begraafplaats werd ingewijd op 7 juli 1960. Nog even en we zijn terug aan ons vertrekpunt waar een mooie wandeling eindigt.
29E MARCHE DES CLAP SABOTS. / LES CLAP SABOTS DE POUSSET. / BOVENISTER. 28/09/2013
29E MARCHE DES CLAP SABOTS.
LES CLAP SABOTS DE POUSSET.
BOVENISTER.
Bovenistier is een landbouwdorp in Droog-Haspengouw dat vooral leeft van de akkerbouw, graan- en suikerbietenteelt. Bovenistier behoorde aan andere kanunniken van Luik toe, die van Saint-Jean. Het hele dorp was eigenlijk in hun bezit tegen het einde van het Ancien Regime.
Opmerkelijk hier is de Sint-Vincentiuskerk een imposant neogotisch gebouw uit 1857. Tegenover de kerk staat een grote kwadraathoeve met een tamelijk oude kern (1584). Het was vroeger de zetel van de heerlijkheid. Het binnenplein van de boerderij heeft de vorm van een trapezium. We wandelen de straat af en komen in Bleret, een landelijk oord, was een domein dat verkocht werd aan de Luikse kanunniken van Saint-Denis in 1278. De kerk, met haar schip uit de 14de en 15de eeuw, en verbouwd in de 18de en 19de eeuw, is er het belangrijkste element. Ook een grote hoeve vangt onze aandacht, wat verder een nog in gebruik zijnde boerderij met koeien. Wat verder het kasteel La Pommeraie.
Dan de velden in heel duidelijk dat we hier in een landbouwstreek zitten velden en akkers zover het oog rijkt. Dan komen we in Oleye. Wat Oleye betreft : dit is een dorp met historische betekenis sinds het, als eerste, de religieuze orde van de Zusters Cisterciënzers van la Paix-Dieu (Vredes Gods) huisvestte, al zouden ze later naar een andere locatie gaan. De Zusters lieten een grote schuur achter, nog altijd in gebruik in de vroege 14de eeuw door lekenbroeders. Maar het is met Saint-Denis, al lang aanwezig in de streek, dat de dorpsbewoners van Oleye de sterkste banden hadden ; ze waren allicht ook verantwoordelijk voor het ontstaan van deze prachtige kerk hoog op een heuvel, opgericht in de 12de en de 13de eeuw. Het pand heeft zijn middeleeuwse toren behouden. Het werd verbouwd in 16de en de 17de eeuw. We wandelen door het dorp.
Oleye heeft ook een zeer interessant industrieel gebouw, eerst een maalderij, dan een stokerij in de 19de eeuw. Het staat op de grondvesten van een vroegere molen langs de Geer. Wat verder komen we aan de kerk. De Sint-Dionysiuskerk heeft een romaanse toren uit de 13de eeuw. Het portaal dateert van 1587 terwijl het schip en het koor dateren van 1683. De kerk werd in 1568 geplunderd door de soldaten van Willem van Oranje. In de kerk staat een eiken preekstoel uit de 17de eeuw. De pastorie dateert van de 18de eeuw. In het gebouw staat een schouw uit 1663.
De Ferme Paix-Dieu was de voormalige abdijhoeve van de abdij van Paix-Dieu te Bodegnée. De ingangspoort dateert van de 17de eeuw. We wandelen verder komen langs de romp van een witte windmolen. Nog wat verder en we zijn terug aan ons vertrek en hier eindigt onze wandeling.
MARCHE DE L'ENTITE. / LES MARCHEURS DE L'OURTHE. / COMBLAIN-AU-PONT. 22/09/2013.
MARCHE DE L’ENTITE.
LES MARCHEURS DE L’OURTHE.
COMBLAIN-AU-PONT.
Comblain-au-Pont ligt aan de samenvloeiing van de Ourthe en de Amblève, aan de poorten van de Ardennen en de Pays de Liège. Comblain-au-Pont, het hart van het land Ourthe-Amblève, bevindt zich aan de samenvloeiing van de twee mooiste rivieren van Wallonië, verrast door zijn originaliteit. Onder het rijke patrimonium van deze streek bevinden zich steengroeven, soms zelfs nog in gebruik, de bevolking leeft in een omgeving met een zeldzame biodiversiteit.
De gevarieerde geologische omgeving bepaald het milieu en het landschap. Waardoor hier prachtige wandelingen zijn. We wandelen door het landschap afwisselend weilanden en bossen en we komen zo in Geromont. Hier wandelen we in “Bois de Comblain”. Hier zijn ook de steengroeven van Géromont zijn stille getuigen van het rijke industriële verleden van de regio. Meer dan een eeuw heeft deze heuvel getrild door het kappen van de steen door de mijnwerkers. Hier werd de zandsteen verwerkt tot kasseien.
Weer een eindje verder en we komen aan de Boerderij van Raideux. De eerste vermelding van Raideux komt men tegen in een akte die in 1488 in Malmedy is opgesteld. Dit gebouw was in bezit van de Prinsabten van Stavelot-Malmedy uit de Middeleeuwen tot aan de Franse revolutie. Het Franse bestuur confisqueerde de boerderij die vervolgens werd verkocht. De gebouwen in kalksteen en in zandsteen zijn in een vierkant geplaatst rond een groot binnenplein dat men door een monumentaal met wapens versierd portaal bereikt. Het plateau van Raideux is zeer vruchtbaar en heeft de mens vanaf de prehistorische tijd aangetrokken. Vandaag nog steeds een uitgestrekte oppervlakte met landbouw en akkers.
Het is er zeer mooi om te wandelen met de grote hoeve. We wandelen verder en kome zo aan de controlepost. Deze is aan de grot “l’Abîme”. Deze grot heeft een zeer lange geologische geschiedenis. Gedurende miljoenen jaren is deze grot gevormd door de regen. Zo heeft de natuur de tijd gekregen om deze wonderbaarlijke druipstenen te kunnen vormen, waardoor wij die nu in alle pracht kunnen bewonderen. Deze indrukwekkende afgrond van 22 meter is te bewonderen die aan de grondslag ligt van de ontdekking van deze grot. Dit feit danken wij aan een meisje die in 1900 aan het wandelen was en tot haar grote verbazing zag hoe haar hond uitgleed en naar beneden viel. Dit ongeluk trok de aandacht van de speleologen, waardoor zij zijn beginnen te graven en op deze manier hebben zij vele zalen toegankelijk gemaakt voor het publiek.
Spijtig dat we te weinig tijd hebben vandaag maar hier komen we zeker nog eens terug om de grot te bezoeken. Na de controle wandelen we weer verder en wandelen Comblain binnen, hier prachtige huizen in lokale steen. We nemen het pad dat klimt naar de toren van Saint-Martin, en steekt de kalkhoudende vlakte over waar in het seizoen de Rode Ardenners (des Roux ardennais), een lokaal schapenras grazen. Boven op de rots die uitkijkt over het dorp en de weide omgeving komen we aan het kerkhof en de toren van Saint-Martin. We nemen even de tijd om hier even rond te kijken en zien aan de grafstenen die ons vertellen wie en wat ze waren die hier begraven zijn een prachtig plekje en je kunt hier een prachtig zicht hebben over Comblain. Voor ons de ”Rochers du Vignoble en des Tartines” deze laatste zijn beschermt. Onder ons vloed de Ourthe en wat verder hebben we een zicht op de zandsteengroeve.
We vervolgen ons parkoers onder de eeuwenoude lindes tal van beeldhouwwerken die tussen 1995 en 2006 door kunstenaars uit de hele wereld zijn gemaakt tijdens het Internationale Symposium. Wij wandelen tussen de beeldhouwwerken en weer verder en komen aan ”des Roches Noires” een 140meter hoge zwarte rotsmassa. Wat verder komen we aan in het centrum daar komen we aan de “Donjon de Montuy” een uit de 12de eeuws geslacht de ”Heren van Comblen” van de orde der Tempeliers.
Even verder het Museum spijtig het is gesloten. En dan nog een kleine kilometer en we zijn aan het einde van de wandeling. Een pracht van een wandeling met veel mooie plekken.
MARCHE DE L'EMPEREUR. / LES MARCHEURS DU HAIN. / TANGISSART. 21/09/2013.
MARCHE DE L’EMPEREUR.
LES MARCHEURS DU HAIN.
TANGISSART.
Vandaag wandeling in Tangissart een deelgemeente van Court-Saint-Etienne is een groene en heuvelachtige gemeente, die bespoeld wordt door de Dyle, de Thyle en de Orne. Ze mag uitpakken met een netwerk van paden en wegen die fraaie wandelingen bieden. We ontdekken vandaag de prachtige groene omgeving.
We wandelen op “Sentier Touristique” een uitgezette wandeling van de gemeente waar een gedeelte van de wandeling van de club over gaat. Mooie zichten en veel natuur op deze wandeling het heuvelend landschap op zijn best. We zijn hier ook in de streek van de vele bossen en vandaag doorkruizen we er een paar het eerste waar we inlopen is “Bois Goffaux” diepe dalen uitgescheurd in de bossen geven alles een prachtig zicht en dan aan het einde van de beklimming komen we aan een open vlakte waar we de uitgestrekte vlakte kunnen zien en we wandelen er een heel eind op.
Gewoon mooi met aan de horizont het volgen bos. We komen nu op de “Promenade de Bousval”. Die ons naar Bousval brengt. We komen in het centrum aan met de kerk en een prachtige oude hoeve. Bousval heeft een prachtige natuur, uitgesneden dalen van de riviertje Dijle en haar belangrijkste zijrivier, de Cala. De natuur op zijn best want even veder als we het dorpje uitwandelen komen we in het “Bois de la Tasseniere”. En dan wandelen we “Bois d’He” in hier komen vele verschillende soorten paddenstoelen voor. Een oud bos met veel rottend hout waardoor de paddenstoelen rijkelijk groeien.
Nog even verder en dan komen we terug aan in Tangissart waar onze wandeling eindigt.
We zijn hier maar een paar kilometer verwijderd van VILLERS-LA-VILLE.
We gaan toch nog even langs de abdij.
De Abdij van Villers, een uitzonderlijk erfgoed van Wallonië
De Abdij van Villers-la-Ville is uitzonderlijk Waals erfgoed en staat ervoor bekend een van de meest volledige in Europa te zijn, niet omdat ze zo goed is bewaard gebleven, maar omdat men er de overblijfselen aantreft van alle gebouwen nodig voor het kloosterleven, zonder het dan nog te hebben over de spectaculaire hydraulische constructies (de Thyle overbrugd en gekanaliseerd over een lengte van 271 m !). De Abdij van Villers werd gesticht in 1146. Haar majestueuze ruïnes vormen een van de meest indrukwekkende getuigen van het leven van de cisterciënzermonniken.
Monniken en lekenbroeders legden dit verzonken en moerassig gebied droog met een ingenieus hydraulisch systeem, waarin ondergrondse kanalen, molens en vijvers een rol speelden. Het grote klooster uit de 13e eeuw is het centrum van de Abdij. Rondom bevinden zich gebouwen die waren ingericht voor gebed en bezinning maar ook voor het verrichten van handenarbeid. De Abdij toont meerdere architecturale stijlen die elkaar opvolgende in onze contreien. De Abdij kende een tweede hoogtepunt in de 18e eeuw. Toen Frankrijk, dat besloten had zijn naaste buren te laten delen in de voordelen van de Revolutie, onze gewesten binnenviel, koos de abt de zijde van de keizer. Dat was het begin van het einde: op 11 december 1796 werden de kloosterlingen door Franse troepen verdreven. De eigendommen werden openbaar verkocht, en het terrein van de abdij zelf kwam in handen van een zekere La Terrade, een handelaar in bouwmaterialen, die de gebouwen stelselmatig sloopte en het "gerecycleerde" materiaal verkocht.
In 1820 werd het terrein opgekocht door Charles-Lambert Huart, die in 1851 de toelating gaf om de spoorlijn Brussel-Namen dwars door zijn eigendom te laten aanleggen, wat hem een royale vergoeding opleverde. Wat er overbleef van de gebouwen werd verwaarloosd; de tijd en de elementen deden de rest... Uiteindelijk, in 1893, kwam het terrein in handen van de Belgische Staat, die sindsdien grootscheepse reddingswerken liet aanvatten om de ruïne voor verdere aftakeling te behoeden. Vandaag kunnen we tussen de gebouwen doorlopen en genieten van de pracht van deze abdij alhoewel alles ruïne zijn kun je toch zien hoe groots deze abdij was.
De abdijkerk is nog steeds het meest indrukwekkende bouwwerk van het ruïnenveld. Het is 94 m lang en de booggewelven zijn 23 m hoog. Aan de bouw werd begonnen in 1197, nog in romaanse stijl (te zien aan het voorportaal). In opeenvolgende fasen werd er vervolgens in gotische stijl verder gebouwd tussen 1210 en 1267. Daarmee behoort de abdijkerk van Villers tot de eerste gotische gebouwen in België. Uniek is het herhaalde gebruik van ronde vensters ("oculi") in combinatie met lancetbogen. Voorts zijn er imposante ruïnes van de refter en het gastenverblijf (beide uit de 13e eeuw), van het kloosterpand (14e–15e eeuw) en van het classicistische abtenpaleis (18e eeuw). Als je hier rondwandelt overvalt je een gevoel van rust. Je kun volop genieten van de indrukwekkende gebouwen, en ook de nieuwe tuin is bijzonder.
Een middeleeuws geïnspireerd tuin. Op 22 juni 2012 opent de Abdij van Villers haar tuin met geneeskrachtige planten. Niet minder dan 70 geneeskrachtige planten en kruiden worden voorgesteld op een ruimte die omgeven is met hoge muren, in het hart van de ruïnes van de Abdij. De tuin van de Abdij werd aangelegd op een plek die weinig bekend is bij het grote publiek, want ze ligt niet langs het normale bezoekcircuit. De geneeskrachtige planten waren gekozen op basis van de medische werken van Hildegarde van Bingen, een abdis uit de 12e eeuw die in de Rijnstreek heeft geleefd.
We bezoeken ook even de tuin en dan eindig voor ons de wandeling rond de abdij van Villers-la-Ville en ook eindig hier onze wandeldag.
SINT PIETER/ CHALET BERGRUST. GROENE ROUTE. / SINT PIETERSBERG. / MAASTRICHT. 20/09/2013
SINT- PIETER / CHALET BERGRUST. GROENE ROUTE
SINT PIETERSBERG.
MAASTRICHT.
Het fort dateert uit begin 1700 en is grotendeels nog intact of gerestaureerd. Buiten is het uitzicht over de stad, de Maas en het omringende landschap van indrukwekkende schoonheid.
De Sint Pietersberg is sinds 1974 een beschermd natuurgebied en is in totaal 133 ha groot. Natuurmonumenten beheert de grotten van de Sint Pietersberg sinds 1995 en het erop gelegen fort Sint Pieter sinds 2009. Dit bijzondere landschap, aan de rand van de stad Maastricht gelegen, is grotendeels aangewezen als beschermd natuurmonument en wordt beheerd door de Vereniging Natuurmonumenten. Natuurmonumenten is op dit moment bezig met het in ere stellen van Fort Sint Pieter. Zo werden de caponniere (schietgatengalerij) en de noordgevel van de kanonbatterij Zuid hersteld.
Kalkgraslanden en hellingbossen, historische hoeven en een uitgebreid onderaards gangenstelsel: dat is in een notendop de Sint Pietersberg, één van de bekendste bergen van Nederland. De Sint Pietersberg is sinds 1974 een beschermd natuurgebied van in totaal 133 ha groot. De Sint Pietersberg biedt voor iedereen wat wils, zoals bijvoorbeeld korte en lange wandelroutes, uitkijkpunten en rustige plekjes.
De wandelroute in vogelvlucht
- Fort Sint Pieter. Dit fort werd in de 18e eeuw gebouwd als bescherming tegen Franse aanvallen.
- Het hondenlosloopgebied. Honden kunnen hier heerlijk ravotten en rondrennen.
- De ENCI-mergelgroeve. Al tientallen jaren wint de ENCI hier mergel, in 2019 wordt het gebied teruggegeven aan de natuur.
- De Kiekoet: uitkijkpunt met verrekijker. Speur hier met de kijker in de oehoevallei naar de grootste uil: de oehoe.
- Pieterpad. Hier bevindt zich het einde (of begin) van het Pieterpad.
- Hoeve Lichtenberg. Deze prachtige oude carréboerderij is zeker een kijkje waard. Je vindt hier ook het museum Oud Sint Pieter.
Een pracht van een wandeling die minder dan 2 uur in beslag neemt maar die langer kan duren als je de tijd neemt om alles eens grondig te bekijken. Een stop aan “buitengoed Slavante”
Een kort historisch overzicht;
De rijke geschiedenis van Slavante gaat terug tot ... 1455 toen op deze prachtige plaats het klooster der 'Observanten' werd gesticht Dat de paters wisten wat mooi was ... kan niemand ontkennen, want vanaf deze locatie heeft men een prachtig uitzicht over de Maas en het Maasdal. De paters brouwden hun eigen bier, dat bekendheid genoot in de wijde omgeving. Gasten kwamen te voet, met paard en wagen of ... over de Maas naar het klooster en lieten zich het gerstenat goed smaken. Het klooster genoot het voorrecht, dat er ook dames in de terrastuinen mochten wandelen, hetgeen aan de populariteit van Slavante veel heeft bijgedragen. De Franse revolutie in 1795 betekende het einde; het klooster werd verkocht en alle bezittingen kwamen in particuliere handen met als resultaat: de afbraak van het klooster en de kerk. Alleen het gebouwtje waarin de toenmalige herberg was gevestigd (het kleine witte huisje op het buitengoed) en een kapelletje zijn behouden gebleven.
In 1838 huurde De „Groote Sociëteit van Maastricht” het landgoed en in 1846 werd huidige pand (in die tijd ook wel „casino” genoemd) gebouwd. De leden van de sociëteit waren graag geziene gasten en vertoefde als „de gegoede burgerij van Maastricht” maar al te graag op het buitengoed. Ook leden van het koningshuis bezochten Slavante zeer regelmatig. Nu is Buitengoed Slavante ingericht als „Grand Café” met de allure uit de tijd van haar oorsprong. De hele inrichting en entourage doet u onmiddellijk denken aan de „vervlogen tijden van toen”. Inmiddels is er naast de salon van Slavante een serre bijgebouwd, zodat er ook voldoende ruimte is om gezelschappen te ontvangen. Op de grote terrassen is het heerlijk toeven in de prachtige natuur op de helling van de Sint Pietersberg.
Een stop op deze prachtige plek is zeker een aanrader.
Ook het kasteel waar Andre-Rieu woont ligt op de route Kasteel De Torentjes. Ligt op de oostflank van de Sint-Pietersberg in het vroegere dorpje Sint Pieter. Wat later komen we dan terug op ons vertrek. Een pracht van een wandeling.
MIDWEEKWANDELTOCHT. / WSV. DE VELDLOPERS. / GULPEN. 18/09/2013.
MIDWEEKWANDELTOCHT.
WSV. DE VELDLOPERS.
GULPEN.
De Limburgers zeggen regelmatig: ‘wie sjoan oos Limburg is’ ofwel vertaald ‘hoe mooi ons Limburg is’. Dit geldt zeker voor de gemeente Gulpen-Wittem, midden in het Zuid-Limburgse heuvelland.
Een uniek stukje natuur in Nederland en onderdeel van Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Het landschap met haar karakteristieke inrichting straalt een landelijke rust uit. Het leent zich uitstekend voor een inspirerende wandeling. De wandelroutes lopen niet alleen over verharde paden en wegen. Vaak loopt een wandelroute dwars door het weiland waar de wandelaar via een ‘stjegelke’ naar binnen kan.
We laten ons verrassen door de vergezichten, holle wegen, vakwerkboerderijen ln het kabbelende water van de beken en riviertjes, waarvan de Geul en de Gulp natuurlijk de bekendste zijn. Nostalgische dorpjes en gehuchten liggen verscholen tussen groene weides, bossen en kleurrijke hoogstamboomgaarden. Het landschap dient als decor van, maar geeft ook in grote mate invulling aan de sfeer in de gemeente. De Stichting Natuur en Milieu heeft het Geul- en Gulpdal bekroond met maar liefst vijf sterren. De sterren zijn gegeven voor de belevingswaarde, ecologische waarde, cultuurhistorische waarde, mogelijkheid tot (natuur) recreatie en het unieke karakter van het gebied.
Gulpen-Wittem kent vier beschermde dorpsgezichten: Helle, Höfke, Terziet-Kuttingen en Plaat-Diependal. Een beschermd dorpsgezicht is een waarde die gegeven wordt aan een gebouw of een groep gebouwen die door hun schoonheid in relatie met hun omgeving zodanig belangrijk zijn dat ze een beschermde status hebben gekregen. Maar net zo beeldbepalend zijn de vele historische gebouwen, van kastelen en kloosters tot molens en vakwerkboerderijen. We wandelen naar de Geulpenerberg en dan komen we in Partij.
Wittem dankt zijn naam vooral aan het klooster van de paters Redemptoristen,kortweg Klooster Wittem genoemd. Dit klooster is een landelijk bekend bedevaartsoord vanwege H. Gerardus Majella, een van de eerste redemptoristen. Deze kloosterbroeder (1726-1755) leefde in het bergland rond Napels en werd in 1904 heilig verklaard. In 1836 kwam het klooster in bezit van de paters redemptoristen. Schuin tegenover het klooster ligt kasteel Wittem.
Dit kasteel is gebouwd rond 1100 en is nu in gebruik als hotel/restaurant. Het huidige kasteel bestaat uit een toren en twee vleugels. In de kasteeltuin zijn de overblijfselen te vinden van twee omgrachtingen. Iets verderop ligt een monumentale watermolen uit 1835. Nog iets verder ligt een klein kasteel, kasteel Cartils. Dit kasteel is particulier bezit. Partij heeft ook een klooster, klooster Mariëndaal. Dit klooster van de Redemptoristinnen dateert uit 1851 en is een slotklooster. Door Partij loopt de oude Romeinse weg van Maastricht naar Aken: de oude Heirbaan. De oude 17-eeuwse monumentale hoeve die aan deze weg staat, hoeve Wienhoes, was oorspronkelijk een herberg bij een tolhuis. De rechtervleugel is in de 18-de eeuw aangebouwd als pleisterplaats voor de postkoets. Dan weer verder en komen in Wahlwiller is ontstaan langs de oude Romeinse hoofdweg van Maastricht naar Aken.
De naam van het dorp is tweeledig; ‘Wahl’ betekent ‘Waals’. In het begin van onze jaartelling werden de Kelten door de Germanen ‘Walen’ genoemd. Later werd hiermee de ‘Romaans-sprekenden’ aangeduid. ‘Willer’ heeft (evenals het dorp Nijswiller) te maken met Romeinse hoeven: ‘willer’ is afgeleid van het Latijnse ‘villare’, wat tot een villa behorend wil zeggen. Door het veld en we komen aan de wijngaard. Wahlwiller heeft sinds 2004 het predicaat Wijndorp gekregen vanwege de 3 kleine wijngaarden die op de hellingen aan de noordkant van het dorp liggen. De Wittemer wijngaard is de oudste van de drie en tévens een van de oudste wijngaarden van Nederland. De eerste wijnstokken werden al in 1971 geplant! Iedere laatste zondag van september wordt in en rond de wijngaarden van Wahlwiller het Wahlwiller Wijnfeest gevierd.
Door het veld en de bossen en langs holle wegen en veldwegen komen we langs het kasteel Cartils. Nog even door de weilanden en langs de Geul komen we terug in het centrum van Gulpen. Weer een mooie woensdagwandeling in Gulpen.
BEZOEK AAN BROUWERIJ SAINT FEUILLIEN. LE ROEULX. / MARCHE DES PELEUX. / LES PELEUX. / CHATELINEAU 15/09/2013.
BEZOEK AAN BROUWERIJ SAINT FEUILLIEN. Le Roeulx.
MARCHE DES PELEUX.
LES PELEUX.
CHATELINEAU.
Hoe het allemaal begon
In de 7de eeuw kwam de Ierse monnik Feuillien aan op het vasteland om het Evangelie te verkondigen. Toen hij echter in 655 door het Kolenwoud - op het grondgebied van de huidige gemeente Le Roeulx - trok, werd hij helaas mishandeld en onthoofd.
Op diezelfde plek bouwden zijn volgelingen een kapel die in 1125 een premonstratenzerabdij werd: de Abdij van Saint-Feuillien van Le Roeulx. Sinds 1873 brouwt de vierde generatie brouwers van de familie Friart de Saint-Feuillien.
Brouwerij Saint-Feuillien in Le Roeulx.
Vandaag is het brouwerij bezoek in brouwerij Saint-Feuillien in Le Roeulx. Wij hadden geluk dat er nog plaats vrij waren bij de Nederlandse rondleiding. Wij profiteren ervan om deze unieke brouwerij te bezoeken. St-Feuillien is een bier van hoge gisting, gebrouwen met extreem zuiver water afkomstig uit een bron gelegen onder de brouwerij.
Alleen mout en hop van eerste keuze komen in aanmerking. Voor St-Feuillien Blond en Tripelwordt een bleke moutsoort gebruikt, voor St-Feuillien Bruin Réserve en het Kerstbier gaat het om bijzondere, uitgezochte, moutvariëteiten. Mout, een gevolg van het kiemen van de gerst, wordt gemalen en met water vermengd. Daarna laat men dit beslag trekken. Tijdens dit infusieproces worden de suikers aan de mout onttrokken. Dit zoete sap noemt men wort. De wort wordt gefilterd en aan de kook gebracht in de brouwketel. Tijdens dit proces worden hopsoorten van uitzonderlijke kwaliteit, het goud van de brouwers, aan de wort toegevoegd.
Deze geven het product aroma en bitterheid. De wort, die wordt afgekoeld tot een maximale temperatuur van 20°C, wordt geënt met gist volgens het principe van hoge gisting. Dan begint het gistingsproces: beetje bij beetje stijgt het gist naar de oppervlakte. Intussen wordt de suiker omgezet in alcohol. Zo bekomt men van wort bier. Het bier verblijft zes weken in de koude kamer (0°C), een periode van klaring en smaakverfijning. Daarna wordt de St-Feuillien gebotteld en door een verblijf van drie weken in de warme kamer (25°C) wordt de tweede gisting en de verzadiging van het bier in de hand gewerkt. Zo krijgt het bier zijn sprankelend karakter. Pas dan kunnen we genietend proeven van het lekkere St-Feuillien bier en de smaak van mout, het karakter van de hop en de deskundigheid van de meesterbrouwer echt op hun waarde schatten.
Wij krijgen een rondleiding door de oude brouwerij. In het nieuwe gedeelte is de brouwerij gevestigd.
Een stukje geschiedenis.
De Brouwerij St-Feuillien werd in 1873 door Stéphanie Friart gesticht. In die tijd was die direct aan de grens van de gemeente Le Roeulx gelegen. Men brouwde er lichte bieren. In 1920 werd de productie verplaatst in modernere gebouwen die vandaag nog altijd het grootste deel van de installaties opvangen.
Deze constructies dateren uit 1893. Ze werden de laatste jaren regelmatig vernieuwd met als doeleinde de restauratie van een industrieel erfgoed uit de 19e eeuw en moderne uitrustingen te mengen. De 5e generatie van de familie Friart zet de fabricatie verder van een brede keus bieren, zoals de St-Feuillien en de Grisette,. De familie getuigt zo van haar wens om zich aan de geschiedenis van haar streek vast te hechten en de traditie verder te zetten.
Het is een prachtig rondleiding met uitleg en op het einde een lekkere pint. We nemen de tijd om nog even rond te kijken in het dorpje. Hier prachtige huizen en een gezellig centrum. Willen we zeker eens van dichterbij bekijken.
Men heeft wel wat tijd nodig om het dorpje en het kasteel te bezoeken. Zeker de volgende keer meer tijd uitrekken. Maar wij willen nog even een korte wandeling maken bij de wandelclub LES PELEUX.
Wij rijden naar CHATELINEAU. Was een mijnwerkers gemeente en op verschillende plaatsen kun je het nog zien, de mijn geschiedenis word nog levend gehouden en spijtig is dit alles wat we over deze wandeling kunnen zeggen want de rest was het vermelden niet waard.