Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
29-08-2009
Aken
Aken historische sagen
In Aken wilde men een kerk bouwen, die zo mooi en groot was dat iedereen er zou over praten. Helaas beschikte de kerkraad niet over voldoende geld om een dergelijk bouwwerk te financieren.
Op een dag kwam er een heer met een koets aangereden. De heer bood aan om het nodige geld te verschaffen in ruil voor de ziel van het eerste levende wezen dat de voltooide kerk zou betreden.
Toen de kerk bijna af was, bedacht men een manier om de wederdienst die de man had geëist, te volbrengen. Men besloot een levend schaap als eerste de kerk in te jagen. De duivel die net met de laatste poort kwam aangevlogen, was zo woedend toen hij zag dat men hem wilde bedriegen, dat hij de poort prompt liet vallen.
De poort staat nu nog steeds scheef in de kerk, en niemand heeft ze ooit kunnen open krijgen. Om wraak te nemen wilde de duivel de stad Aken onder een berg bedelven. Toen de duivel op een warme zomerdag met de berg op zijn rug naar Aken liep, kwam hij een meisje tegen, aan wie hij vroeg: "Is Aken nog ver van hier?" Schertsend antwoordde het meisje: "Zie je mijn versleten schoenen? Die heb ik nieuw in Aken gekocht. Zo ver is het nog." De duivel, die al doodmoe was, gaf het op en gooide de berg ter plekke neer. De berg lag niet ver van Aken, want het meisje had de duivel voor de gek gehouden toen ze zei dat Aken nog ver van hen verwijderd was.
Vroeger vonden de mensen soms een huilend kindje voor hun deur. Ze droegen dat kindje dan naar binnen en gaven het te eten, zonder te weten dat het een waternekker was.
Nadat het kind gegeten had, was het opeens weg en riep: "Ik heb je gehad, ik heb je gehad! Ik heb je papje gekregen!"
Er was een muzikant die met zijn viool terugkwam van de kermis in Bommershoven. Onderweg begon er een jonge kat tegen zijn benen te wrijven, waarop hij zei: "Poezeminneke, vanwaar kom jij?"
Op dat ogenblik pakte de kat zijn viool en vloog omhoog tot in een boom die vol heksen zat. De kat speelde op de viool en zong: "'Poezeminneke, vanwaar kom jij?', vroeg hij aan mij."
Een man die samen met zijn zoon door de Troefelstraat wandelde, zag in het veld een reus lopen.
Toen de man aan de pastoor vertelde wat hij had gezien, sprak de geestelijke: "Ga 's nachts nog eens terug naar die plaats en vraag de reus hoe je hem kan verlossen".
De man heeft de reus echter nooit meer teruggezien.
In Niel woonde een man die bijzonder mooie peren aan zijn boom had. Opdat de jongens uit de buurt geen peren zouden komen stelen, had de man doornen aan de muur gebonden. Op een dag waren enkele kwajongens er evenwel in geslaagd de doornen los te snijden, zodat ze over de muur konden klimmen. Toen de jongens echter in de boom waren geklommen, zaten de takken opeens vol met katten die hen van de boom probeerden te trekken. Gelukkig konden de jongens in een vijver springen;
anders zou er geen enkele levend uit de boom zijn geraakt.
Bij boer X werkte een kabouter. Toen de pastoor op een dag bij de boer op bezoek kwam, raadde die de boer aan om de kabouter voor een uur weg te sturen en ondertussen de witte koord van de kabouter in de oven te verbranden.
Op het ogenblik dat de koord vuur vatte, stond de kabouter onmiddellijk naast de oven.
Een brouwer had steeds ongeluk met zijn knechten: om de haverklap viel er een knecht in de brouwketel en verbrandde zich. De man was van plan de brouwerij te sluiten, toen er plots een nieuwe knecht aankwam.
De brouwer vertelde hem wat er 's nachts met de andere knechten gebeurd was, maar de nieuwe knecht liet zich niet afschrikken en werd aangenomen.
De volgende nacht moest hij samen met een andere knecht in de brouwerij werken. Op zeker ogenblik kwam er een klein katje de brouwerij binnengewandeld en de andere knecht zei: "Let nu maar goed op!" Het katje wreef tegen de benen van de knechten met een kracht die even groot was als die van een mens.
De nieuwe knecht nam een riek en brak de twee voorpoten van de kat. De volgende ochtend lag de vrouw van de brouwer met twee gebroken armen in bed.
Het was deze heks die de andere knechten 's nachts in de ketel had geduwd. Maar deze keer was het mislukt.
Een man hoorde 's nachts altijd vreemde geluiden op de zolder. Wanneer de man ging kijken, was er echter niets te bespeuren. De man ging te rade bij een pastoor, die hem naar de paters van Achel stuurde. Nadat een pater van Achel wat had gebeden op de zolder van de man, gebeurden er geen vreemde dingen meer.
Het Ieveskruis staat tussen Berg en Tongeren op de weg naar Visé. Het kruis werd daar gezet ter nagedachtenis van een vrouw die er werd vermoord. Het was een vrouw uit Millen, die een hoeve bezat.
Nadat ze in Tongeren enkele schapen had verkocht, kwam ze op de terugweg een schaapherder tegen, die haar vermoordde voor het geld dat ze bij zich droeg.
Voor de vrouw stierf, had ze gezegd: "Ooit zal het uitkomen; ook al moeten de kraaien het bekendmaken."
Toen de schaapherder op een dag in een veld naast een bos zijn schapen aan het hoeden was, vloog er plots een hele zwerm kraaien rond de man. De schaapherder werd bang en riep: "Duivelskinderen, zouden jullie dan toch weten dat ik die vrouw heb vermoord?" De herder had echter niet gezien dat in het bos een stroper verscholen zat.
De stroper had de uitroep van de schaapherder gehoord, en maakte de misdaad in heel het dorp bekend.
Een man uit Ketsingen zag op een boomstronk een kat zitten. De kat ging een stukje met hem mee en liep daarbij voortdurend tussen zijn benen door. Toen de man huiswaarts ging, had hij een riek bij zich. De kat sprong uit het koren en hinderde de man weer bij het lopen.
De man werd het spelletje beu en stak de kat met de riek door het lijf. Daarop sprong de kat op en dreigde: "Als je me nog eens steekt, dan zal ik jou en je vader verbranden!"
Toen de man thuiskwam, was de kat opeens verdwenen.
Dwaallichtjes waren insecten die licht gaven door het schijnsel van de maan. In sommige periodes van het jaar gaven dwaallichtjes meer licht dan anders.
regio : Varendonk
Dwaallichtjes zagen eruit als grote zwarte kevers met dubbele lichtgevende vleugels. Dwaallichtjes zag men vooral in de buurt van moerassen. Ze kwamen nooit naar de mensen toe.
regio : Veerle
Een man die met de hondenkar naar de melkerij reed, zag dwaallichtjes heen en weer vliegen. Even later waren de lichtjes verdwenen tussen de takken van de bomen.
Op Beukenberg waren een man uit Hoesselt en één uit Tongeren elk een kruiwagen aan het laden met bakstenen. De omstaanders sloten een weddenschap over welk van de mannen het snelst driemaal met een volle kruiwagen heen en weer kon lopen. De man uit Hoesselt won.
Die man moest wel een reus zijn, want hij kon een heel brood opeten en daarna nog twee glazen bier drinken.
Op een dag slaagde die reus er zelfs in om zonder veel moeite een kar met acht kalveren van Hoesselt naar Tongeren te trekken.
Een smid had een knecht gehuurd en ging naar het bos om hem te halen. De smid zag echter geen mens en keerde alleen terug. Enige tijd later, kwam de knecht alleen naar de smid, en zei: "Heb je die twee zwarte mannen dan niet gezien? Daar was ik bij. En heb je me mijn deuntje niet horen fluiten?" De smid antwoordde: "Ja, ik heb inderdaad twee mannen gezien die in het zwart gekleed waren, maar jij was daar niet bij."
Dat de knecht omging met de duivel, is later gebleken uit vele vreemde gebeurtenissen. Zo gebeurde het eens dat de smid er niet in slaagde om een paard te beslagen, omdat het dier zo wild was. De knecht klopte het paard op de rug en besloeg het moeiteloos met de poot in zijn hand.
De knecht was zelfs in staat om een paard te dragen.
Een man kwam 's nachts een kat tegen. In zijn handen hield hij een stok, waarmee hij de kat wilde slaan. Omdat het een zwarte kat was, bedacht hij zich snel en streek zachtjes met de stok over de rug van het dier, terwijl hij vroeg: "Poezeminneke, vanwaar kom jij?" De kat antwoordde:
"Als je poezeminneke niet had gevleid, zou je het jezelf beklaagd hebben!"
In Rummen was er een boer bij wie een meid werkte. Hoewel de meid in werkelijkheid een heks was, had ze de mensen bij wie ze werkte nog nooit kwaad gedaan.
Op zekere dag had de boer bijvoorbeeld een kalf dat op sterven na dood was. De meid kwam en zei: "Maar dat kalfje is niet ziek!", en ze gooide het kalf om, waarna het opsprong en genezen was.
Toen er een koe haar kop buiten de stal stak, riep de boer: "Er is een koe los! Ga ze eens vastbinden!", maar toen de knechten in de stal kwamen, was de koe al vastgebonden.
Op een dag werd het dochtertje van de boer, echter ziek: het kindje kreeg een bult en er was niets aan te doen. Uiteindelijk is het kind gestorven.
Na dat voorval werd de meid dan toch ontslagen. In haar bed heeft men een heksenboek gevonden, maar daar begreep niemand een woord van.