Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
welkom!
Problemen Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
22-01-2010
De Zwarte Christus van Wyck
De Zwarte Christus van Wyck - Een legende over het notenhouten kruisbeeld van de Sint-Martinuskerk -
Lang geleden, omstreeks 1300, verliet een ridder uit Riempst, dat ligt tussen Maastricht en Tongeren, zijn gezin en zijn vrienden om een reis naar het Heilig Land te maken. Bij zijnvertrekvroeg zijn jongste dochtertje Anna hem om een cadeau mee te brengen.
Eenmaal in het Heilig Land herinnerde de ridder zich zijn belofte en terwijl hij zijn hersens afpijnigde over een mooi cadeau, vond hij bij het graf van Jezus een noot die hij in zijn zak deed.
Thuisgekomen had hij voor iedereen cadeaus, maar niet voor de kleine Anna. Zijn vrouw stelde voor haar dan maar iets te geven dat niet uit het Heilig Land kwam. Zelfs dat vergat de ridder. Maar opeens herinnerde hij zich de noot en gaf hem aan Anna, die er erg blij mee was. Zij plantte hem in de tuin voor het kasteel en zag na enige tijd dat er een spruitje met drie takjes te voorschijn kwam. Zij was daar erg blij over, helemaal toen het spruitje een grote boom werd, die zijn drie takken ver uitspreidde.
Jaren gingen voorbij. Tot op een dag een geweldig onweer over de streek losbarstte. Met andere bomen werd ook de notenboom van Anna getroffen. Toen zij zag hoe haar boom erbij stond, werd ze erg treurig. Maar toen zij beter keek, zag ze midden in de gespleten stam een prachtig beeld van de gekruisigde Jezus staan. Nu pas begreep zij wat voor cadeau haar vader voor haar had meegebracht.
De wonderbare gebeurtenis in Riempst werd spoedig algemeen bekend. Geestelijken uit naburige steden trokken met duizenden mensen naar het dorp om zich van de waarheid te overtuigen.
De kleine Anna, die inmiddels groot was geworden, nam afscheid van de wereld en ging het klooster van de Witte Vrouwen van Maastricht in. Haar wonderbaarlijk kruisbeeld nam ze mee. Dit nu werd al heel gauw beroemd in de hele wereld en pelgrims uit alle landen kwamen de Christus van de Noot of het Zwarte Christusbeeld vereren. Velen vonden hierdoor genezing van hun kwalen.
Op 1 september 1796 sloten de Fransen het klooster van de Witte Vrouwen. Gelukkig vonden alle zusters een onderkomen bij familie. Een van de zusters, wier familie in de Wijkerbrugstraat woonde, nam het wonderbare beeld mee en hield het daar verborgen.
Napoleon I, die in september 1803 in Maastricht was, wist alles over het beeld en had bevolen het naar Parijs te brengen. Wat gebeurde? Men maakte van het beeld een replica en stuurde dat naar Frankrijk. Vanwege het Concordaat en de vestiging van het Franse keizerrijk mocht kort daarna de katholieke eredienst weer worden uitgeoefend. Weliswaar kon nu het kruisbeeld voor verering worden vrijgegeven, maar men wist niet goed waar het beeld te plaatsen. Alle parochies en kloosters wilden het dolgraag hebben, zo graag, dat de één het de ander misgunde.
Om dit op te lossen besloot men het beeld op een wagen te zetten, bespannen met vier ossen, en de dieren hun vrije gang te laten gaan. Aldus gebeurde. Eenmaal in beweging staken ze met z'n vieren de Maasbrug over en reden de kar door het noordelijk gedeelte van de Rechtstraat tot voor de Sint-Martinuskerk. Daar bleven de ossen staan, zij waren met geen stok meer vooruit of achteruit te krijgen. Dit was het zekerste bewijs dat het beeld deze kerk uitkoos als verblijfplaats.
Er is nog een verhaal te vertellen over dit wonderbare kruisbeeld. Toen het in de kerk van het klooster van de Witte Vrouwen in Maastricht stond, had een Hongaars edelman, gedreven door een godvruchtige begeerte, zijn hand door het traliewerk gestoken. Hij had een stukje van de hiel van Jezus afgesneden om dit relikwie ter nagedachtenis mee te nemen naar Hongarije. Maar toen hij zijn vingers door de tralies stak, verstijfde heel zijn hand en bleef aan het traliewerk vastzitten. In zijn angst bekende hij schuld en deed de belofte elke zeven jaar ter bedevaart terug te keren. Ook beloofde hij deze verplichting aan zijn erfgenamen op te leggen. Pas toen werd hij bevrijd.
De Hongaarse edelman hield zijn belofte en gaf de kerk een gouden miskelk. Met deze gift herstelde hij zijn eer, want hij wist natuurlijk wel dat hij iets erg oneerbiedigs had gedaan.
* * * EINDE * * *
Bron : "Volksverhalen uit Limburg" samengesteld en bewerkt door Josien Stehouwer. Kempen Uitgevers B.V., Liempde, 2002. ISBN: 90-6657-301-5