Wolga en zijn bondgenoot Mikoela - Een Russische sage over hard optreden tegen opstandige steden - |
Nadat Wolga het rijk der Turken overwonnen had, voerde hij nog vele oorlogen en veroverde hij vele vestingen met behulp van zijn almaar groeiende krijgsmacht. Maar de kern van zijn leger werd gevormd door zijn droezjina die zich als een ondoordringbare muur van staal om hem heen groepeerden en hem tegen elke aanval beschermden. De angst voor deze dappere krijgsschaar was zó groot dat, wanneer deze naderde, iedereen de vlucht nam. De overwonnen stammen betaalden altijd trouw de hun opgelegde schatting.
Het rijk van Wolga Boeslavlevitsj werd groter en groter en daarom zond hij zijn gezanten naar alle windhoeken van het land om de schatting op te halen. Zij kwamen terug met grote kudden vee, honderden paarden en een groot aantal wagens gevuld met pelzen, graan, tarwe, rogge en andere veldgewassen. Op een keer keerden de gezanten met lege handen terug. De inwoners van de steden Goertsjevjets en Orjechovjets hadden geweigerd de poorten van hun stad te openen en de schatting te leveren. De leiders van Wolga's leger gaven hem de raad met een grote krijgsmacht tegen de opstandige steden op te trekken om hun een lesje te leren. Wolga besliste echter anders. Hij begaf zich alleen met zijn droezjina naar de twee steden om ze te dwingen de opgelegde schatting af te leveren. Zo reden zij dagenlang door de onmetelijke steppen. Terwijl de paarden als valken door de lucht vlogen en men alleen maar 's nachts halt maakte om uit te rusten, was men nog geen levende ziel tegengekomen.
Na een paar dagen gereden te hebben hoorden de mannen ergens in de verte het gekraak van een ploeg en het schuren van het ploegijzer over stenen. Daarbij hoorden zij een lied zingen:
"Ploeg maar voort, ploeg maar voort, mijn dapper paardje, over het land dat mij behoort." "Niet onverdienstelijk gezongen," merkte Wolga op, "maar waar zit die man die het zingt?" De ruiters spiedden de hele horizon af, maar konden nergens iemand ontdekken.
De volgende morgen hoorden zij weer hetzelfde geluid, begeleid door hetzelfde lied. Ook ditmaal zagen zij niemand in de verre omtrek. "Eigenaardig," merkte Wolga op, "het lijkt hier te spoken."Tegen de middag van de derde dag galmde het lied van de ploeger andermaal over de velden, terwijl het ploegijzer over stenen schuurde. Toen zagen zij eindelijk de man die zo lang onzichtbaar was gebleven. Het was een forse boer die zijn paard vriendelijk toesprak. Hij liep achter een eikenhouten ploeg, waarvan de zilveren ploegschaar met gouden spijkers was beslagen. De ploeg scheurde boomstronken los en wierp grote aardkluiten en stenen de lucht in. Zij waren zo zwaar dat zelfs de sterkste man ze niet zou kunnen optillen. Vol bewondering keken Wolga en zijn mannen naar de rijzige gestalte van de boer die dit werk een peulenschilletje scheen te vinden.
"Moge God je helpen bij dit zware werk!" zei Wolga tegen de boer die zijn arbeid nu onderbrak en hem antwoordde: "Wees gegroet, dappere Wolga Boeslavlevitsj! Mag ik vragen waarheen uw tocht voert?"
"Zeker, beste man, dat is u toegestaan. Wij rijden naar de steden Goertsjevjets en Orjechovjets, waarvan de inwoners geweigerd hebben de poorten voor mijn afgezanten te openen en mij de schatting te betalen die mij toekomt."
* * *wordt vervolgd* * * |
Bron : - "Russische heldensagen" door M.A. Prick van Wely. Fibula, Houten, 1989. ISBN: 90-269-4416-0 - www.beleven.org |
|