Een balhoofdplaatje is een logo van de fabrikant of het merk dat is aangebracht op de balhoofdbuis van een fietsframe. Balhoofdplaatjes werden al eind 19e eeuw toegepast en waren vaak gemaakt van metaal. Ter bevestiging aan de balhoofdbuis kunnen daarin nagels of schroeven zijn gebruikt. Bij moderne(re) fietsen kunnen tevens, al dan niet met lijm, balhoofdplaatjes van kunststof zijn aangebracht. Ook kan een balhoofdbuis voorzien zijn van een transfer/sticker.
De NV Metaalindustrie Imco uit Hengelo was het bedrijf van Anton G. Immink, die uit Utrecht kwam waar hij achtereenvolgens wielrenner, fietsenmaker en autohandelaar was.
Anton G. Immink werd op 21 maart 1870 in Utrecht geboren, hij was de zoon van een kantoorbediende. Op 19-jarige leeftijd werd hij lid van de ANWB en begon hij met wielrijden. Toen eind 1893 de Utrechtse wielerclub 'De Zwaluw' werd opgericht sloot Immink zich bij deze sportvereniging aan. Hij was een goede coureur, al werd hij vaker tweede of derde dan eerste.
In de ANWB Kampioen (tijdschrift) van 25 juli 1893 is een aanwijzing te vinden dat Immink op een koersfiets van Utrechtse makelij reed: op een Simplex. Twee jaar later reed Immink bij een wegwielerwedstrijd van Rotterdam naar Utrecht en terug op een Enfield-koersfiets met houten velgen. De laatste vermelding van zijn deelname aan een wedstrijd dateert van oktober 1898, toen Immink met zijn 28 jaar eigenlijk nog te jong was om als coureur te stoppen. Hij won toen tijdens de clubkampioenschappen van 'De Zwaluw' een race over 10 kilometer en een wedstrijd in langzaam rijden over 50 meter.
De gedachte waarom Immink zijn actieve periode als wielrenner zo vroeg beëindigde was vermoedelijk omdat hij toen zelf begon fietsen te verkopen én te bouwen. Al sinds 1885 oefende hij het vak van fietsenmaker uit. In 1894 huwde hij met de drie jaar jongere Hendrica Molenbeek en eind 1897 zette hij de stap naar het ondernemerschap. Hij wilde fietsen produceren en had daar ook een concreet idee bij.
Het Utrechts Nieuwsblad van 1 december 1897 schreef: “Onze stadgenoot, de heer A. G. Immink [...] heeft zich thans voor eigen rekening gevestigd als rijwiel-reparateur. In zijn eerstdaags te openen atelier zal Immink zich toeleggen op het vervaardigen van rijwielen, die den naam zullen dragen van 'de Favoriet'. Deze machines zullen geheel zonder verbindingsstukken worden gebouwd, zoodat ze volgens den heer Immink veel sterker zijn dan andere machines. Een dames-rijwiel, heel vroeg in dit jaar vervaardigd en volgens dit systeem gemaakt, voldoet aan gestrenge eischen.” Als voorlopig adres vermelde de krant de Zandhofsestraat 78, een gewoon arbeidershuisje in de Utrechtse wijk Wittevrouwen en het eerste eigen woonadres van Immink. In 1898 vond hij een onderkomen voor zich, zijn vrouw en zijn zaak in de binnenstad aan de Wittevrouwenstraat nr. 5. Hier vestigde hij een metaalwerkplaats voor het bouwen en repareren van fietsen en het repareren van naaimachines. Zijn buren, het Hoog Militair Gerechtshof, waren er niet blij mee en maakten bij de gemeente herhaaldelijk bezwaar tegen Immink's vergunning maar hadden daarmee geen succes.
Vanaf 1898 noemde Immink zijn zaak 'Rijwielenfabriek De Favoriet', in advertenties sprak hij over: "uitsluitend eigen fabricaat", waarin hij ook verwees naar de frameconstructie zonder verbindingsstukken.
De rijwielfabriek ontplooide zich langzaam maar gelijkmatig. Vanaf 1903 begon Immink regelmatig in het Utrechts Nieuwsblad voor zijn zaak en zijn Favoriet-fietsen te adverteren. Hij bood toen drie modellen van tussen ƒ (gulden) 90,- en ƒ 175,- aan, het duurste was voor tien gulden extra ook met 'veerend frame' verkrijgbaar. Daarnaast nam hij in hetzelfde jaar ook het agentschap voor de Duitse Göricke-motorfietsen op zich. Hij adverteerde ook met successen die op Favoriet-racefietsen bij wegwedstrijden door andere wielrenners werden behaald. In 1904 verhuisde Immink zijn rijwielzaak naar de Ridderschapstraat 1-3, een groot hoekpand schuin tegenover zijn oude adres waar hij volgens het Utrechts Nieuwsblad de "winkel zowel als de werkplaatsen naar de eischen des tijds heeft ingericht".
Al een jaar eerder kocht Immink zijn eerste auto en nam hij op zijn Belgische Red Star-motorfiets deel aan een vierdaagse betrouwbaarheidsrit van de Nederlandse Automobielclub. Zijn interesse ging in de komende jaren steeds meer uit naar de gemotoriseerde voertuigen. Omstreeks 1906 breidde hij zijn zaak uit met de verkoop van auto's, naast de handel in fietsen, motorfietsen en onderdelen. Over zijn eigen merk Favoriet is in die tijd in advertenties niets meer te lezen, maar er worden ook geen agentschappen van andere fietsmerken genoemd.
In oktober 1909 werd de zaak omgezet in de NV Utrechtsche Auto-Garage v/h Anton G. Immink. Immink werd technisch directeur, zijn compagnon was Gerard Willem baron Taets van Amerongen en ging als administratief directeur de boekhouding en de correspondentie verzorgen. Immink vertegenwoordigde het bedrijf naar buiten toe en had in geval van onenigheid de beslissende stem. Met deze uitbreiding kreeg Immink's bedrijf meer armslag. In de voortzetting kwamen de panden Ridderschapstraat 2 (tijdelijk) en 4 aan de overkant erbij. Het hoekpand Ridderschapstraat 1 werd in 1911 herbouwd en kreeg een grote glazen façade die in een ronding om de hoek doorliep.
Van het fietsenmerk Favoriet is momenteel niet veel meer geweten, Immink zou actief blijven in de autobranche en metaalindustrie.
Anton G. Immink bevond zich in 1933 te Hengelo. Het was pal midden in de economische depressie, Immink was inmiddels al 63 jaar oud maar toch richtte hij weer een nieuwe onderneming op. Anton had twee zonen: Anthonius Gerardus jr. (geboren in 1900) en Hendrikus Johannes ('Henri', geboren in 1910). De oudste zoon werkte bij de Bensdorp cacao- en chocoladefabriek in Bussum. Hij was in 1925 naar Wenen verhuisd, dit in verband met een vestiging van het bedrijf aldaar. Henri oefende een technische betrekking uit bij de NV Hazemeijer in Hengelo, een grote fabrikant van elektrische schakelkasten en signaalapparaten. Hij wou echter liever voor eigen rekening werken en richtte samen met zijn vader in september 1933 in een leegstaande fabriek aan de Waarbekenweg 131 (door hernoeming sinds eind 1936: Bernardstraat 10) in Hengelo een metaalwarenfabriek op: de Metaal Industrie Imco.
'Imco' werd als merk voor rijwielremmen gedeponeerd. Het bedrijf zou zich verder toeleggen op het ontwikkelen van remsystemen o.a. op trommelremmen. Ook in de oorlog bleef een trommelremmenfabriek, maar tijdens de oorlog kwam een geheel nieuw artikel in de productie, namelijk kraaienpoten. Deze werden vermoedelijk gemaakt voor de 'ondergrondse' ( het verzet), die ze op de wegen strooide om de banden van Duitse auto's te vernielen. Nadat de fabriek met een Duits militair bezoek was 'vereerd', werd de productie gestopt. Voor de fabricage van producten voor de Duitse Wehrmacht werd de fabriek niet goed bevonden.
Na de oorlog kwamen de halffabricaten, zoals naven en assen waarop de rem gemonteerd werd niet meer uit België. In de oorlog waren de grenzen gesloten en daarna had België zelf de grondstoffen nodig. Na de oorlog, op 23 augustus 1945 werd Henri Immink, de zoon van A.G. Immink, in de directie opgenomen met de titel van adjunct-directeur.
Imco kreeg het na het einde van de oorlog door productieproblemen als kleine speler steeds moeilijker. Daar kwam nog bij dat op 27 november 1947 oprichter Immink sr. overleed. Waar anderen allang van hun pensioen hadden genoten ging hij tot het einde door met de dingen die hem zijn leven lang hadden geboeid: het ondernemerschap en de techniek van voertuigen.
In februari 1950 plaatste De Nederlandse Rijwielhandel nog een artikel over door Imco geproduceerde aluminium crankspiebeschermers. Twee maanden later werd het bedrijf opgedoekt en de inboedel en de stocks verkocht.
Toen op 25 april 1950 de deuren gesloten werden, hadden de meeste werknemers al een nieuwe baas gevonden. H.J. Immink had een nieuwe plaats gevonden in het onderwijs, namelijk op de HTS in Enschede.
Balhoofdplaatje van fietsenhandelaar Favoriet. Op het koperen plaatje staat bovenaan een wit vlak, in de vorm van een paar vleugels. Centraal staat merknaam ‘FAVORIET’ in rode letters. Rondom het opschrift staat van buiten naar binnen: een rode, een witte en een blauwe lijn. Onderaan is er een rood tekstkader, met opschrift ‘RIJWIEL’ in goudkleurige letters.
hoogte: 5.9 cm
breedte: 3 cm
diepte: 0.5 cm
materiaal: koper
opschrift: FAVORIET
opschrift: RIJWIELEN Info: KOERS. Museum van de Wielersport
Balhoofdplaatje van fietsenfabrikant Valuas uit Venlo. Het koperen plaatje heeft van boven- tot onderaan een zwarte achtergrond. Uiterst bovenaan bevindt zich een opschrift, dat het eerste deel van de merknaam toont. Centraal bevat het plaatje een lichtblauw vlak, waarrond er op de bovenste en onderste lijn diverse sierbollen zijn aangebracht. Het vlak bevat een opschrift, met het tweede deel van de merknaam. Onderaan bevinden zich drie opschriften onder elkaar. Het eerste verwijst naar het jaartal van de productiestart van het merk. De onderste twee opschriften verwijzen naar de naam van een stad en een land.
hoogte: 4.5 cm
breedte: 3.3 cm
diepte: 0.9 cm
materiaal: koper
opschrift: RIJWIELFABRIEK
opschrift: VALUAS
opschrift: SINDS 1884 / VENLO / HOLLAND INFO: KOERS. Museum van de Wielersport
VALUAS RIJWIELFABRIEK JAC. FRANSSEN EN ZONEN – Venlo- Holland sinds 1884.
Cyrus en Valuas, fietsen en bromfietsen, waren ooit Venlo’s roem, de rijwiel- en motorrijwielenfabriek Jac. Franssen & Zonen was één van de oudste (opgericht in 1884) tweewielerfabrikanten van Nederland. Jacques Franssen produceerde vanaf ca. 1884 rijwielen in Tegelen, maar rond 1898 verhuisde zijn bedrijf naar Venlo.
Cyrus was een echt familiebedrijf en een begrip in Venlo, de firma Jac. Franssen & Zonen vervaardigde vier generaties en honderd jaar lang fietsen en bromfietsen. Vanaf 1913 kwamen zijn zonen Pierre en Willy in het bedrijf. Er werden toen Cyrus-,Valuas- en Excellent-fietsen geproduceerd.
Het was de op een na oudste rijwielfabriek in Nederland. Het waren ruimdenkende en creatieve mensen, eerlijke zakenlui, ze waren ook sociaal en bij wijlen poëtisch. Heel Venlo kende de prachtige toonzaal op de splitsing van de Herungerstraat en de Straelseweg. In het prille begin probeerden ze het als verzendhuis: fietsen, onderdelen, lampen, naaimachines, jachtgeweren, pathefoons of kinderspeelgoed: het stond allemaal in de grote Franssen postordercatalogus. Maar gaandeweg legden zij zich toe op fietsen, en vooral op mooie bromfietsen, die in grote getalen de fabriekspoort verlieten. Onder de merken Cyrus en Valuas werden de tweewielers overal ter wereld verkocht. Van de bromfietsen ging zelfs bijna de helft naar het buitenland.
Voor de Tweede Wereldoorlog werden hoofdzakelijk fietsen gemaakt. Na de oorlog draaide het vooral om bromfietsen met absolute topmodellen als de Cyrus Blue Star DeLuxe met slangenleren buddy.
In 1961 ging Cyrus samenwerken met Empo uit Vorden, om daardoor wat meer marktaandeel in het Noorden van het land te krijgen. Cyrus-modellen kregen zodoende Empo-stickers. Cyrus sloot in 1985 de deuren.
" Al meer dan 100 jaar bouwen zij fietsen aan de Zweedse westkust, in Varberg"
Monark , ook bekend als Cykelfabriken Monark AB en Monark AB, is een Zweedse fabrikant van fietsen, bromfietsen en motorfietsen.
In 1883 op 5 april werd voor de westkust van Halland, in Varberg, een jongentje geboren en heette Sten Otto Birger Svensson. Svensson was de zoon van Augusta Svensdotter in Grimmared in een relatie met de landbouwer Otto Andersson, maar werd als pleegkind geadopteerd in Båtsberg in de parochie van Gödestad . Birger werd geadopteerd door de liefhebbende Emma en David, die kinderloos waren. Het waren moeilijke tijden, het pleeggezin had financiële problemen. 1901: Birger droomde om weg te komen uit de armoede en de landbouw. Het enige wat hij wou was leren tellen en schrijven. Zodra hij meerderjarig werd, opende hij als 18-jarige een plattelandswinkel in Hunnestad, hij had grote ambities. Na een periode van experimenteren zag Birger de goede resultaten in zijn verkoop en ook de toegenomen vraag naar vélocipèdes.
In 1908 besloot Birger Svensson om te investeren in de verkoop van vélocipèdes en begon losse onderdelen te kopen en zijn eigen fietsen te bouwen. Een kwaliteitsrijtuig dat iedereen zich kon veroorloven om te berijden. Monark werd dus in 1908 in Varberg opgericht , toen Birger Svensson het bedrijf "Svenska Cykeldepoten" registreerde. Voordat het de naam Monark kreeg, heette het Svenska Cykeldepoten (De Zweedse fietsenstalling). Aanvankelijk telde de fabriek acht medewerkers. Birger Svensson zou bekend worden als "De arme jongen die de Zweedse wielermonarch werd".
Svensson trouwde in 1909 met Alida Skulander en hun zonen namen de achternaam Warborn aan.
Op kleine schaal werd in het voorjaar van 1909 een consignatiewinkel voor fietsen gestart, dat gebeurde met arbeider Carl Bartholdsson en een leerjongen. Hoewel er een werkplaats was, kwam er pas in 1912–1913 een echte werkplaats, toen met ongeveer twintig werknemers.
De successen tijdens en na de Eerste Wereldoorlog vulden het pand in de winkelstraat dat in 1916 werd gekocht. Er hing echter weerstand in de lucht in het kleine stadje aan de westkust. De mensen van Varberg en de banken keken fronsend naar de zaken van Birger Svensson en er waren weinig lovende woorden. Het waren waarschijnlijk die negatieve impulsen die hem ertoe aanzetten om uiteindelijk zijn eigen fietsenfabriek te openen, ja eigenlijk dezelfde fabriek van vandaag de dag. In 1925 breidde het bedrijf dus uit met een nieuwe fabriek buiten Varberg. De naam en het frontmerk Monark kwamen voor het eerst in gebruik in 1917 (opgenomen in de catalogus in 1916).
In 1934 vierde het bedrijf zijn 25-jarig jubileum door de naam te veranderen in Svenska Cykelfabriken Monark, dat in 1939 werd veranderd in AB Cykelfabriken Monark. Het bedrijf groeide in Zweden uit tot een van de grootste bedrijven in zijn sector, samen met Nymans Verkstäder en Husqvarna .
De Cykelfabriken mag niet verward worden met de Monark-Silver King , Inc., Chicago , IL, een fabrikant van klassieke fietsen van 1934 tot 1957, (voorheen de Monark Battery Company). Ook mag het niet verward worden met de Monarch Cycle Manufacturing Company , 1892–1899, Chicago, New York, San Francisco en Toronto, opgericht door John William Kiser .
Om het bedrijf te ontwikkelen kocht Birger in 1937 de rubberfabriek in Värnamo, waar banden, slangen en andere rubberen onderdelen werden vervaardigd. In hetzelfde jaar ontving hij een brief van een arts in Uppland's Bergslag, die de teloorgang van de plaatselijke molen beschreef en daarmee de totale werkloosheid en armoede. Birger reisde naar het noorden om er de mogelijkheden te bekijken om de raderen van deze kleine gemeenschap weer aan het draaien te krijgen en zag er de Tobo-molen. Als aanvulling op de fietsenproductie begon de Monark-fabriek in Tobo met de productie van ski's, radio's en tv-toestellen.
In 1938 behoorde hij tot de hoogst belaste mensen van het land. Op 19 oktober 1944 ging Birger naar huis voor zijn gebruikelijke lunchpauze, maar tijdens zijn dutje kreeg hij een beroerte en klopte het hart van de Zweedse wielermonarch plotseling zijn laatste slag. Zijn zoon Tage Warborn nam de leiding over.
De fabriek ontwikkelde zich tot een van Noord-Europa's grootste fabrikanten van tweewielers, fietsen, bromfietsen en motorfietsen met een capaciteit van circa 1.000 eenheden per dag. In 1956 had Monark een omzet van SEK 102 miljoen en had het 2.000 mensen in dienst in Zweden en ongeveer 1.000 mensen in Zuid-Amerika. In Sao Paulo werden maandelijks 8.000 fietsen geproduceerd.
In de jaren zestig zou Monark getroffen worden door financiële crises. De verschillende activiteiten buiten de fietsenproductie werden geleidelijk afgestoten. De Tobo-fabriek werd in 1967 gesloten.
In 1960 kocht de Monark-groep Crescent op en nam later de naam Monark Crescent AB (MCB) aan. Monark Crescent AB sloot zich ook aan bij de activiteiten van Monark in Tobo , waar onder meer radio's en ski's werden vervaardigd. De ski's van Monark droegen de merknaam Limex , maar zouden vanaf 1967 bij Edsbyverken vervaardigd worden. Monark produceerde motorfietsen vanaf de jaren twintig en won vele medailles in motorcross en enduro. In 1968 werd met een bedrijf in Peru een overeenkomst getekend voor de licentiefabricage van fietsen De productie werd geschat op 30.000 fietsen per jaar, wat overeenkwam met de helft van de fietsenmarkt in Peru dat jaar. In 1971 kocht financier Kaj Källqvist een groot deel van de aandelen in Monark op.
In mei 1971 koerste Gösta "Fåglum" Pettersson mee in de drie weken durende etappekoers de Giro d'Italia, (Ronde van Italië) en op zijn Monark werd hij de eerste Zweed die de race won.
De fabriek in Uppsala werd in 1973 verkocht aan Volvo. Stikkan Andersons Polar kocht Monark Crescent in 1978, waarna Investmentbolaget Kuben werd opgericht. In 1979 werden de fabrieken in Zuid-Amerika afgestoten. Ook de sportafdeling, de elektronica afdeling en de botenafdeling werden afgestoten.
Monark Crescent werd vervolgens onderdeel van Monark Stiga sinds Kuben ook Stiga kocht. Monark Stiga werd op zijn beurt in 1995 gekocht door Salvatore Grimaldi en na de afstoting van Stiga omgevormd tot Cycleeurope. Monark is ook een merk van Braziliaanse fietsen, verwant aan het oorspronkelijke Zweedse Monark AB.
Lagere verkopen en de import van Aziatische fietsen en onderdelen zorgden ervoor dat de interne productie werd uitgeschakeld. De fabriek in Varberg heeft nu alleen maar montage- en verkooppersoneel in dienst, in totaal ongeveer 100 mensen. De fietsmerken Monark en Crescent behoren nog steeds tot de toonaangevende in Zweden.
Zelfs vandaag de dag zijn de geschiedenis en het erfgoed uit het verleden voelbaar in het fabrieksterrein in Varberg, en door de jaren heen zijn precisie, warmte en grondigheid de sleutelwoorden geworden voor de manier waarop deze fietsen worden gebouwd. Het ruige weer aan de westkust heeft de basis gelegd voor de goede kwaliteit en generaties lang heeft de liefde voor vakmanschap de fietsen gevormd. Er is veel gebeurd sinds het allemaal begon, tijd en ontwikkeling hebben nieuwe omstandigheden gecreëerd waarin fabrieksstromen zijn geautomatiseerd en getransformeerd in een interactie tussen menselijk vakmanschap en slimme machines. Veel blijft hetzelfde, de spaken van fietswielen worden door ervaren handen gevlochten en schilderwerk en emblemen worden slechts met voldoende precisie aangebracht door een geoefend oog.
De fietsen worden gebouwd en ontwikkeld in de fabriek in Varberg. Zij beschikken over een groot netwerk van dealers door het hele land die de distributie, het onderhoud en de service van de fietsen verzorgen.
Kent International Inc. kan bogen op meer dan honderd jaar rijke geschiedenis en wordt momenteel geleid door CEO Scott Kamler. Met vier generaties familiebezit is het bedrijf geëvolueerd van een bescheiden fietsenwinkel in Manhattan's Lower East Side tot een wereldwijde krachtpatser van innovatie in de fietsindustrie. Kent International Inc. is gevestigd in Parsippany, New Jersey. Het importeert en distribueert fietsen en fietsaccessoires wereldwijd. Vanaf 2014 werd het beschouwd als de op één na grootste fabrikant van fietsen in de Verenigde Staten.
Kent dateert uit het begin van de jaren 1900 toen Abraham Kamler, een immigrant in de Verenigde Staten, begon met het restaureren van fietsen in New York City. 1907, Abraham Kamler richtte de Division Cyclery op in Manhattan, deze hield zich bezig met de verkoop, reparatie en verhuur van fietsen. Kamler opende in 1909 zijn eigen fietsenwinkel aan de Lower East Side locatie in Newark.
1912, De familie Kamler verhuisde hun bedrijf naar Newark, New Jersey, waarmee ze de basis legden voor de toekomstige groei. Ze noemden de winkel Kamler Cyclery. De vader van de huidige voorzitter startte in 1947 zijn eigen bedrijf, genaamd Philkam Cycle, op. Dit bedrijf leverde fietsen en onderdelen aan winkels in het hele oosten van de Verenigde Staten. Philkam Cycle veranderde in 1958 zijn naam in Kent International Inc. en begon met het importeren van fietsen uit Europa.
1972, Arnold Kamler sloot zich aan bij het familiebedrijf en de kantoren en showroom verhuisden naar New York City. Kent opende in 1978 een productiefaciliteit in New Jersey, waar in het eerste jaar 42.000 fietsen werden geproduceerd. In 1980 breidde Kent zijn productie uit en trok naar een grotere fabriek in Kearny, New Jersey, en produceerde er jaarlijks meer dan 200.000 fietsen.
1991, Vanwege oneerlijke concurrentie uit China, werd Kent gedwongen om hun fabriek in de VS te sluiten. De nieuwe realiteit van een enkel import business trad in, zij lieten hun fietsen vervaardigen in het buitenland.
Kent betrad in 2000 de markt voor opvouwbare scooters en verkocht meer scooters dan enig ander bedrijf op de markt. Vanaf 2013 werkte Kent samen met Nikki Haley om een fabriek te bouwen in Manning, South Carolina, en zo het Amerikaanse vakmanschap een nieuw leven in te blazen. In 2014 werd de fabriek van Bicycle Corporation of America geopend, ze had als doel om jaarlijks 250.000 fietsen te produceren.
2016, Kent won de Toys R' US Leverancier van het Jaar -prijs voor zijn inzet voor kwaliteit en innovatie.
In 2020 kreeg Kent de titel van Leverancier van het Jaar, een prijs van Walmart, hiermee werd de reputatie van het bedrijf op het gebied van uitmuntendheid in de sector bevestigd.
De reis van Kent International Inc. weerspiegelt de blijvende waarden van ondernemerschap, innovatie en familiebetrokkenheid. Wij zijn er klaar voor om nieuwe kansen te verkennen en een blijvende erfenis achter te laten.
Arofort was een van de kleinere merken. De heer A. Röthengatter was bedrijfsleider bij het Haagse filiaal van Jüncker en Co uit Rotterdam. De filialen werden in 1929 gesloten en Röthengatter begon voor zich zelf later kwam ook zijn zoon in de zaak ( de exacte start datum is momenteel onbekend).
Het merk werd op 30 juli 1951 ingeschreven in het handelsregister onder het nr. 109816, op naam van A. Röthengatter. Het adres was Lange Beestenmarkt 64 in Den Haag. Het merk was voorzien om gebruikt te worden voor de verkoop van autopeds, fietsen en fietsonderdelen. Een jaar eerder was het ook al ingeschreven onder het nr.105503. De fietsen werden met de hand gebouwd, maar destijds had dat een andere betekenis dan nu! Het betekende in feite dat groothandels in de kalme periodes hun personeel aan het werk zetten met het assembleren van fietsen. Ze kochten hun fietskaders in bij framebouwers zoals De Wilde, PON of Janssen (Venlo) want het rendeerde niet om frames in relatief kleine aantallen zelf te gaan lassen, stralen, spuiten enz. Vergelijkbare groothandels monteerden tussen de 1000 a 3000 fietsen per jaar. Ze waren lid van een grossiers organisatie en op het eind van de 60-tigerjaren was het over.
Burco was een Amsterdamse fietsenfabriek. Philip Frans van Buuren (geboren 3-11-1906 te Amsterdam – overleden 29-11-1997) en Abraham Wijnschenk (geboren 02-09-1910 te Amsterdam, – overleden 08-02-1998 te Amsterdam).richtten op 1 februari 1939 de rijwielfabriek F. van Buuren & Co. op en gingen onder de naam Burco fietsen produceren. De lokatie van hun onderneming was op de hoek Vijzelstraat 111 en Kerkstraat 247. Onbekend met het metier waren zij niet, het waren immers twee ex-medewerkers van de Amsterdamse fietsenfabriek Maxwell.
Vanwege hun Joodse achtergrond en het uitbreken van de tweede wereldoorlog moesten zij vrij vlug na de oprichting hun bezigheden staken. Na de oorlog, die zij beiden overleefden, lieten zij zich in 1946 opnieuw inschrijven als fietsfabrikanten.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog was Burco qua productie een voor Nederlandse begrippen kleine tot middelgrote fietsenfabriek, die in haar topjaren 20.000 exemplaren per jaar produceerde. In de jaren 50 viel Burco vooral op door haar mooie sportfietsen. Alhoewel Burco vandaag de dag vooral bekend is van hun zware zwarte transportfietsen specialiseerde men zich aanvankelijk vooral in sportfietsen waarvoor lichtgewicht materialen werden geïmporteerd uit Frankrijk. Ook bouwde men (op kleinere schaal) echte koersfietsen. In de jaren vijftig was in Amsterdam het baanwielrennen populair. Onder de wielrenners in Amsterdam en omgeving was veel vraag naar weg- en baanfietsen. Het summum was in die tijd was een RIH Sportfiets. De firma Bustraan (de bouwers van RIH) kon de vraag bijna niet aan en wie niet op een wachtlijst wilde of een RIH niet kon betalen kwam dan vaak uit bij andere bouwers zoals Presto, Joco, Jabo, Bergh Sport, Aandewiel en Magneet. Ook Burco pikte een graantje van deze lucratieve markt mee.
In de jaren 50 en 60 had Burco een fabriek aan de Tweede van der Helststraat, vlak achter het toenmalige RAI-gebouw. In 1968 verhuisde Burco binnen Amsterdam naar de Nieuwe Uilenburgerstraat. Na de jaren ’60 als de grote fabrikanten zoals Batavus, Union en Gazelle zich meer en meer gingen richten op productie van hoogwaardige koersfietsen stopte Burco met de productie van koersfietsen. Burco was hierna wel nog vele jaren actief in de wielersport, het bedrijf was onder meer importeur van fietsmerken als Merckx, Gitane, Reynolds, Suntour en Hutchinson.
In de jaren zeventig (misschien ook wel eerder of later) leverde Burco ook dienstfietsen voor de politie.
In 1988 werd de productiefaciliteit nagenoeg geheel opgeheven en liet Burco de frames fabriceren in Aalten, bij de firma van Raam. Het ging daarbij vooral om "ouderwetse" toer- en transportfietsen, uitsluitend in de kleur zwart. In Amsterdam aan de Kerkstraat bleven de montageafdeling en ook een groothandel gevestigd. Daarmee verdween nu de laatste echte fietsenfabriek uit Amsterdam. Wat overbleef was een groothandelaar en importeur van tweewieleronderdelen die daarnaast op kleine schaal Burco-fietsen monteerde en verkocht.
Op 8 februari 1998 overleed oud-directeur en medeoprichter A. Wijnschenk op 87-jarige leeftijd. Hij was nog tot 1997 in het bedrijf actief geweest. De dagelijkse leiding van F. van Buuren & Co. BV was in handen van J. Wijnschenk.
Vanwege de moeilijke bereikbaarheid van de locatie binnen de Amsterdamse grachtengordel verhuisde Burco op 21 september 2000 naar een nieuwe locatie op het bedrijventerrein Cruquius in Amsterdam-Zeeburg. Vier jaar later, in 2004,verkocht Wijnschenk zijn bedrijf aan de Heerenveense Accell Group, het moederbedrijf van onder andere Batavus en Sparta. Accell kocht ook de groothandel Juncker B.V. in Veenendaal. Op 1 januari 2005 sloot Accell de Burco-vestiging in Amsterdam en voegde deze bij Juncker. Het merk Burco zou ook verder worden gebruikt, maar feitelijk was dit het einde van Burco als bedrijf, de laatste Amsterdamse fietsenfabriek was nu definitief geschiedenis.
Flying Pigeon: is een Chinees staatsbedrijf voor fietsen , gevestigd in Tianjin. Sinds 1950 zijn er meer dan 500 miljoen Flying Pigeon PA-02 fietsen gemaakt, en in 2007 meer dan enig ander voertuigmodel.
In 1936 bouwde een Japanse zakenman de Changho Works-fabriek in Tianjin en begon met het maken van "Anchor"-fietsen. De merknaam werd veranderd in "Victory" en vervolgens omgedoopt tot "Zhongzi". Nadat de communisten onder leiding van de Chinese Communistische Partijvoorzitter Mao Zedong in 1949 aan de macht kwamen, werd de fietsindustrie nieuw leven ingeblazen.
In april 1949 bracht de secretaris van de Communistische Partij, Liu Shaoqi, een bezoek aan de fabriek en gaf opdracht om de eerste fietsenfabrikant in het nieuwe China te worden. Hun arbeiders kregen de opdracht om een generatie sterke, duurzame, lichte en mooie fiets te bouwen voor Nieuw-China. Op 5 juli 1950 werd de eerste Flying Pigeon-fiets geproduceerd. Het was het geesteskind van een arbeider genaamd Huo Baoji, die zijn klassieke model baseerde op de Engelse Raleigh-roadster uit 1932. De naam "Flying Pigeon" was bedoeld als een uitdrukking van vrede ,de fiets werd gefabriceerd tijdens de oorlog in Korea. Het Flying Pigeon-logo is een gestileerde duif, die staat voor eendracht en harmonie, rustend op de initialen FG (Fēigē) of PG voor de exportmodellen. Eerdere logo’s beelden de duif af in de vlucht.
Gedurende de jaren 60 en 70 werd het logo synoniem met bijna alle fietsen in het land. De Flying Pigeon werd het populairste gemechaniseerde voertuig op de planeet, het werd zo alomtegenwoordig dat Deng Xiaoping — (de leider na Mao die in de jaren 70 de economische hervormingen in China lanceerde) — welvaart definieerde als "een Flying Pigeon in elk huishouden".
Begin jaren tachtig was Flying Pigeon de grootste fietsfabrikant van het land, met een verkoop van 3 miljoen fietsen in 1986. De 20 kilogram zware zwarte single-speed modellen waren populair bij de arbeiders, en er was een wachtlijst van meerdere jaren om er een te bemachtigen, en zelfs toen hadden kopers, naast de aankoopprijs, goede guanxi (connecties) nodig. De aankoopprijs bedroeg voor de meeste arbeiders ongeveer vier maanden loon.
In 1998 werd de Flying Pigeon-fabriek in het centrum van Tianjin gesloten en werden de activiteiten verplaatst naar een industriegebied aan de rand van de stad. Er werken 600 werknemers die de fietsen produceren met behulp van moderne geautomatiseerde apparatuur. Flying Pigeon maakt nu 40 modellen van fietsen, waarvan de meeste eruitzien als moderne mountainbikes of stadsfietsen, in verschillende kleuren. De frames worden stuk voor stuk gelast, wielen worden op een assemblagelijn gebouwd, waarbij spaken eerst aan de naven worden vastgemaakt en vervolgens aan de velgen worden geregen. Werknemers spuiten ruwe lassen met de hand in met een laagje email en de fietsen worden verplaatst op transportbanden die lijken op die van een stomerij .
Ondanks de dalende binnenlandse verkoop blijft de Flying Pigeon de populairste fiets van China, al was het maar omdat veel van het oude rollende materieel van dat merk nog steeds in gebruik is. De overheid schat dat er in heel China een half miljard fietsen in gebruik zijn, waarvan er veel van generatie op generatie zijn doorgegeven. De Pigeon is een nostalgisch beschouwd artefact uit het postrevolutionaire tijdperk van China. In 1994 noemde de overheid de fiets een "nationaal belangrijk handelsmerkmerk onder bescherming", waarmee het op dezelfde manier werd verankerd als nationale schatten .
Het bedrijf adverteert niet met zijn traditionele fietsen zoals de PA-02 omdat het merk zo verweven is met de Chinese maatschappij en cultuur. Er zijn echter wel gelokaliseerde reclamecampagnes.
Balhoofdplaatje van fietsenfabrikant Flying Pigeon uit Tianjin. Op het metalen plaatje is er bovenaan een afbeelding van een witte duif aangebracht. Centraal staan er twee gestileerde letters op een rode achtergrond afgebeeld. De letters verwijzen naar de merknaam. Dit vlak rust op het bovenste deel van een zwarte ruitvorm. Onder de letters loopt er een tekstkader met daarop in rode letters de merknaam. Onderaan bevatten beide zijden van de ruitvorm een rood opschrift, in Chinese tekens.
Ik ben Delameilleure Philippe, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Phil.
Ik ben een man en woon in Marke (België) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 27/09/1960 en ben nu dus 64 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wielrennen - Verzamelen van fietsmerkenplaatje en fietstaksplaten.