Vers 33: ' Zo kan niemand van u mijn leerling zijn, als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit.'
Niemand kan in werkelijkheid zijn leerling zijn als hij in die man van Nazaret niet De parel heeft gevonden die hem de mogelijkheid geeft al de rest los te laten.
Vers 13: Als gij dus, ofschoon ge slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan uw Vader in de hemel de Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen.
Heeft er u geen woord gestoord in deze blijde boodschap ?
Het is niet het zetduiveltje dat hier parten speelt maar een verkeerde inschatting van de vertaling.
Wij verkiezen zwak boven slecht : ofschoon gij zwak zijt!