Woensdagnamiddag toch nog even naar mama. We gaan naar de cafetaria. Mama wil een fruitsap drinken. Maar zoals altijd vindt ze die veel te koud. Ze maakt weer allerlei grimassen. Dat fruitsap is volgens haar weer niet te drinken. Als ze voor de tweede keer het glas vast neemt, plaatst ze het meteen weer op tafel: Veel te heet is nu haar reactie. Even later drinkt ze zonder problemen het drankje op.
Plots grijpt ze met beide handen naar haar voeten, en wrijft verwoed over haar beide enkels. k Heb zon jeuk aan mijnschoenen zegt ze. Jeuk aan je voeten, mama verbeter ik haar. Maar dat valt niet in goeie aarde. Ze kijkt me verwonderd aan: Ja, jij aan je voeten en ik aan mijn schoenen!
Iedereen, die ook maar een beetje bij haar in de buurt komt, wordt flink luidop en zonder enige gêne bekritiseerd: die is ook wel dik!... oh ja, die gaan ook weer drinken moet je zien wat daar binnenkomt!... Dus ik stel dan toch maar voor om terug te keren. Mama gaat helemaal akkoord. Van zodra ze met mij alleen door de gangen wandelt, wordt ze weer poeslief.
We gaan nog even tot bij Marcel, die ziek in bed ligt. s Avonds belt Karoline met de boodschap dat het ernstig is. Misschien wel een longontsteking en, typisch voor een Alzheimerpatiënt, hij heeft de laatste dagen ook slikproblemen.
Vorige week vertelde ik mama dat er een modeshow zou doorgaan in de cafetaria van het rusthuis. Ze was heel enthousiast: Zouden we toch eens naar toe kunnen gaan? Ik verzekerde haar dat we dat zeker zouden doen. En vandaag is het dan zo ver. Ik vind dat mama 'warm' aanvoelt, maar de verzorgende verzekert mij dat ze geen koorts heeft. Dus we wagen het erop.
Mama loopt tevreden aan mijn arm. In de cafetaria zijn reeds alle plaatsen ingenomen, dus er worden nog vlug stoelen in de gang bij geplaatst. Daar vinden wij nog een plekje, en zo zitten wij toch nog op de eerste rij. Dan begint het. De dames van het vrijwilligersteam, die bij allerlei door het rusthuis ingerichte activiteiten steeds klaar staan voor de bejaarden, zijn de mannequins. Er is zelfs een man bij, die het aandurft de herenkledij te showen. Al vlug blijkt dat mama van de ganse voorstelling niets meer snapt. Voor haar zijn de mannequins, alleen maar mensen die voordurend voor haar neus heen en weer lopen. En dat vindt ze veel te druk. Voor de mooie kleding heeft ze al helemaal geen oog. Als iedereen klaar staat om de laatste maal de cafetaria in te gaan en er een spontaan daverend applaus losbarst, wordt het mama teveel. Ze stampt boos met beide voeten op de grond en roept luid: Nu is hetgedaan. Geen lawaai meer! Ik probeer haar te sussen, maar dat lukt niet. Neen, Ellen, ik kandaar niet tegen. Ze mogen het weten! reageert ze kwaad. Voor het eerst ben ik echt een beetje gegeneerd in mamas gedrag. Kom, mama laat ons terug naar boven gaan stel ik voor. Ik neem haar bij de hand en we laten de drukte van de modeshow achter ons. Al heel vlug wordt mama weer rustig, ze vleit zich tegen me aan en zegt lief: Oh, kind, k ben toch zo blij dat ik je heb.
Marcel is terug in het rusthuis. Sterk vermagerd en hij is, na die ene week in het ziekenhuis, voorlopig ook niet meer in staat om zelfstandig te lopen. Mijn dikke zoen op zijn wang betekent niets voor hem. Hij staart me onbegrijpelijk aan, glimlachen is er niet bij vandaag. Hij is inderdaad, zoals Karoline reeds vertelde, weer een flinke stap achteruit.
Deze morgen belt de hoofdverpleegster. Ik hoef niet te komen om mamas haar te doen. Ze hebben mama niet gedoucht en haar haar niet gewassen, want ze is inderdaad verkouden. De dokter is er bijgehaald: gisteren had ze een weinig overgegeven, en vandaag heeft ze wat koorts. Bovendien heeft ze ook weer een blaasontsteking. Het is allemaal niet zo erg, stelt ze me gerust. Ze legt uit dat patiënten als mama wel vaker te kampen hebben met dergelijke infecties: Zulke mensen zitten nietaltijdproper. Urine en stoelgang komen dan met elkaar in aanraking, en zo besmetten ze zichzelf.
Ik hoop maar dat ze mama, nu ze terug die blaasinfectie heeft, veel laten drinken. Dat waren ook al de orders van de dokter, toen ze deze zomer werd opgenomen in het ziekenhuis: veel drinken!
s Namiddags ga ik even langs. Ik stap de lift uit en mama komt mij tegemoet. In peignoir en pyjama loopt ze in de gang. Echt ziek ziet ze er gelukkig niet uit. Ben je op de wandel, mama? vraag ik. Ze neemt mijn beide handen vast. Kind, wat zit ik daar altijd maar te doen! zegt ze. Meteen komt een verzorgende naar ons toe: Ze is uit haar stoel gekomen, ze zat nochtans vast. Ik ga vlug kijken wat zemet de tablet heeft gedaan! Mama en ik volgen haar naar mamas kamer. De tablet, die vast hoort te zitten op de stoel vóór de patiënt, staat netjes op de grond. Het bekertje met limonade ligt op de grond. De verzorgende is al druk bezig het plakkerige goedje op te ruimen. Mama voelt zich goed en wil stappen. Dus in peignoir dan toch maar even de beentjes strekken in de gangen van de afdeling. De hoofdverpleegster neemt mama ook bij de arm en loopt een eindje mee. Ik krijg uitleg over de medicatie die mama nu moet nemen. Drinkt ze voldoende? vraag ik. Daar heb ik geen kijkop antwoordt ze. Wie dan wel, vraag ik me af. Terug op mamas kamer, kijkt mama me aan: k Ben zoblij dat ik even ben buiten geweest, kind. Wij kijken samen nog wat televisie op haar kamer en ondertussen zorg ik ervoor dat ze twee glazen water drinkt. Zonder tegenpruttelen gaat ze in de stoel zitten. Als ik wegga, bevestig ik de tablet en sluit zo mama weer veilig op!
Marcel is sinds maandag opgenomen in het ziekenhuis. Hij sukkelde al een tijdje met zijn gezondheid, vooral zijn veel te lage bloeddruk baarde iedereen zorgen. Marcel is ook hartpatiënt, dus Karoline wou weten wat er aan de hand is met haar man. Zij maakte een afspraak met zijn behandelende arts. Meteen in het ziekenhuis blijven, was de boodschap. Het slecht werkende hart, de lage bloeddruk moesten dringend behandeld worden. Karoline keerde verslagen alleen naar huis terug, wetende hoe het is om een Alzheimerpatiënt in een, voor hem niet vertrouwde omgeving, te moeten achterlaten. Elke dag gaat ze nu naar de kliniek en houdt ons telefonisch op de hoogte van Marcels toestand.
Als ik in het rusthuis kom, mis ik die twee mensen. Marcel is een lieverd, waar je moet van houden. En Karoline en ik, wij luchten af en toe eens flink ons hart bij elkaar. We kunnen elkaar verschrikkelijk opjutten als er met Marcel of mama iets mis is gegaan, maar we kunnen elkaar dan weer op andere momenten troosten en moed inspreken. Alleen een knuffel doet soms wonderen. En nu Marcel en Karoline tijdens het avondeten niet aan tafel zitten bij mama, is het ook voor haar een stuk ongezelliger. Ze mist de hulp en de kleine verwennerijen van Karoline. Hopelijk komt alles weer in orde met Marcel en kan hij vlug naar huis terugkeren. Spoedige beterschap gewenst, Marcel. We duimen voor jou en jouw vrouwtje.
Als ik woensdagnamiddag in het rusthuis kom, zitten mama en Denise al in de cafetaria. Ze zijn al gaan wandelen, vertelt Denise. Ze heeft net koffie besteld en voor mama de zo gegeerde pannenkoeken. Denise zegt me ook dat ze mama vond in de stoel, en dat ze helemaal onder de koffie zat. Ik maak de bedenking dat het al de tweede keer op korte tijd is dat mama een kop hete koffie over zich heen krijgt. Ze zouden mama toch helpen, want ze is vaak zó onhandig? Blijkbaar was daar vandaag geen tijd voor. Haar mooie witte pull zat helemáál onder de koffie, zelfs haar onderhemdje en broek gaat Denise bezorgd verder. Ik heb die natte kleren uitgedaan en haar proper opnieuw aangekleed. Denise heeft geen hulp gevraagd. Mama trekt zich van het verhaal niets aan en eet ongestoord haar pannenkoeken. Ze is blij als Arsène er ook komt bijzitten. Mijn neus loopt, zegt mama plots en meteen gaat ze op zoek in de zak van haar broek naar een zakdoek. Ik zit ook al klaar met een zakdoek voor haar, en dat brengt verwarring voor mama. Twee zakdoeken in één keer dat is teveel van het goede. En na het snuiten van haar neus is ze is even haar concentratie kwijt. Niet de pannenkoek, maar de zakdoek wordt in de mond gestopt. Niet jouw zakdoek opeten, mama, neem maar een stukje pannenkoek help ik haar. Oh, ik ben mis antwoordt ze.
We babbelen nog wat gezellig, maar het gevecht met de zakdoeken gaat verder, want mamas neus blijft maar lopen. We hopen dat ze maar niet verkouden is.
Even later breng ik mama naar de afdeling. Ik spreek een verzorgende aan en vraag of ze niet hebben opgemerkt dat mama deze middag haar koffie over zichzelf heen had gemorst. Dat zal wel niet, hé? Anders hadden we haar zo niet laten zitten! is haar antwoord.
Mama is donderdag naar de kapper geweest, ik hoef dus deze morgen haar haar niet te doen. We hebben tijd om een grote wandeling te maken. Ik weet wat haar kan boeien en we gaan naar het Beukenpark. Het ligt aan het Schipdonkkanaal, niet zo ver af van het rusthuis, en het is een heel bijzonder mooi plekje. Het najaarszonnetje maakt het plaatje compleet.
Mama is in haar nopjes. Ze bewondert de eeuwenoude beuken: Kijk toch hoe mooi en diekleuren Ellen, er liggen al blaadjes op de grond Dat vind ik zonde! Ik vertel haar dat het herfst is. Ze kan ze er wel inkomen dat de bomen dan hun bladeren verliezen, maar ze blijft het zonde vinden. Plots draait ze zich om, zoekend naar iemand. In paniek vraagt ze: Waar is ons Ellen? Ik knijp eens zachtjes in haar hand: Kijk eens goed, mama. Ik loop naast je. Ze kijkt me aan: Oh, ja natuurlijk. Mama neemt mij nog wat dichter, steviger bij de arm, maar toch lachend en opgewekt zegt ze: Kind, zie je nu wel hoe dwaas ik ben! Ik antwoord, ook lachend:Ja, het valt mij nu óók wel op! We kijken elkaar aan, doen samen een beetje gek, zoals alleen wij dat met zijn tweetjes kunnen, en zetten onze tocht verder.
Enkele weken geleden vertelde een bejaardenhelpster mij dat mama het systeem gevonden had om het tafeltje los te maken van de stoel. Uren studie denk ik bij mezelf. Mama kreeg er dagen de tijd voor om dit uit te zoeken. Ik laat niets merken, maar uiteindelijk ben ik wel een beetje trots op haar. We zullen er iets anders moeten opvinden, want nu kan ze er uit als ze wilt, gaat de verplegende verder. Ik knik van ja, haar hiermee gelijk gevende. Maar in mijn binnenste schreeuw ik het uit: je gaat haar toch niet vastbinden! Ik jaag me ten onrechte verschillende dagen flink op, want ik merk dat ze dat inderdaad niet doen. Mama blijft gewoon weer braafjes zitten. Het uitbreekgedoe lijkt over.
Vandaag rij ik haar met stoel en al, vanuit de leefruimte naar haar kamer. Ik buk mij om het tafeltje los te maken, als ze verschrikt uitroept: Dat mag niet! Meteen rollen de tranen over haar kaken, ze tikt met haar vinger zenuwachtig op het tafeltje. Nogmaals herhaalt ze luid en geïrriteerd: Dat mag niet! Ik denk dat het haar flink is duidelijk gemaakt dat het tafeltje er niet af mag. Ik ben bij jou, dusdat gaat er af! zeg ik gedecideerd. Maar ze kijkt zo verschrikt en bang rond, dat ik echt met haar te doen heb. Mama,waarom zou ik dat niet mogen losmaken? vraag ik. Kunnen nu geen bloempotten op! is haar reactie.
Van de belofte dat mama enkel in de voormiddag zou worden geblokkeerd, komt niet veel in huis. Arsène en ik treffen haar dus ook deze namiddag weer triest aan in dé stoel. Er wordt wat heen en weer geknuffeld en we verlossen haar meteen. Het valt me op dat ze steeds meer moeite krijgt om er uit te geraken. Haar benen willen echt niet mee. Ze klaagt er ook over dat ze zo stijf wordt. Ze strompelt aan Arsène zijn arm naar haar kamer. We stellen voor om even de benen te strekken. Daar gaat mama direct mee akkoord: Ja, dat is goed, eens naar buiten gaan
We gaan met ons drietjes op stap, mama tussen ons in. Eens zij weer in beweging komt, is de stijfheid van het uren stilzitten weg. En mama stapt zonder problemen. Zullen we onze turbo eensopzetten mama? stel ik voor. Meteen steekt mama een tandje bij en stapt met grote passen voort. Ja,maar ma, niet te vlug hé pruttelt Arsène een beetje tegen. Ze lacht, ze babbelt. Alle stramheid is verdwenen. Gezond moe van de wandeling, leunt ze achteraf lekker tegen Arsène aan en neemt hem stevig bij de arm: t Is zo een goeie zegt ze."Wat mama, de arm of jouw schoonzoon? vraag ik lachend. Ze kijkt me glunderend aan: Alle twee! De stijve benen zijn weer even vergeten.
Mama zit in haar kamer. Plots doet ze haar hand voor de ogen, ze zit stilletjes te wenen. Wat scheelter mama? vraag ik. Ze kijkt me met betraande ogen aan: Het doet me zo zeer het doet me zo zeer Ik kan niets meer alleen doen. Met alles hulp nodig Lastig, hoor! Ik neem haar eens goed vast. En mijn pa dan je kent hem, hé? zegt ze snikkend. Haar hele lichaamshouding en haar trieste gezichtje spreken boekdelen. Ze is in de vaste overtuiging dat ze flink onder haar voeten heeft gekregen van mijn grootvader voor het feit dat ze nog zó weinig kan. Ik heb van mama nooit anders gehoord of mijn grootvader was streng, heel rechtvaardig en enorm lief voor haar. Ik, als zijn enig kleinkind, werd door hem rot verwend. Ik vond hem en nu nog, jaren na zijn dood, de liefste pepe ter wereld. Hoe ze het nu in haar hoofd krijgt dat hij bij haar is langs geweest, en denkt dat ze van hem op haar donder kreeg, begrijp ik niet. Het zalallemaal wel zo erg niet zijn, mama troost ik haar. Neen? vraagt ze onzeker. Ik kan daar toch niets aan doen, hé? smeekt ze bijna. Natuurlijk niet, mama. Een dikke knuffel doet haar tranen verdwijnen.
Mama en ik besluiten om eens naar de bloemenwinkel in het dorp te wandelen. Ze heeft geen aandacht voor het appartementsgebouw, dat net naast de bloemenzaak ligt en waar ze bijna negen jaar woonde. Maar de chrysanten die reeds buiten staan, wil ze graag bekijken. Vooral de mooi opgemaakte bloemstukjes in de etalage krijgen haar aandacht. Ze wijst er ééntje aan: Dat vind ik het mooiste.Het zijn zijden bloemen, mama, geen echte, zeg ik. Mama met haar grote voorliefde voor de natuur en alles wat leeft, vindt het maar niks dat die bloemen niet echt zijn. Ze neemt me bij de arm: Kom we zijn weg, ze zouden ze ons kunnen geven." We proesten het samen uit en stappen vlug weg.
Ik vertel mama dat ik maandagavond, na het geven van de typeles, onze auto heb vast gereden op de speelweide van de school. Door de felle regen van zondag was de weide flink drassig geworden. Het was er niet aan te zien, maar het was wel zo. Het heeft een tijdje geduurd vooraleer ik weer, met veel hulp van lieve mensen, op het droge stond. Toch voorzichtig zijn, hé kind? zegt ze zorgelijk.
Als we terugkeren van ons wandeling en bezoekje aan de cafetaria staat het avondeten al klaar. Ik doe nog maar eens mijn verhaal aan Karoline, die al bij Marcel aan tafel zit. Ik vertel over de natte weide, de modder, het omhoog krieken van de auto om planken onder de wielen te steken en hoe een man heel traag netjes onze auto weer op de begane weg kreeg. Plots gaat mamas vinger de hoogte in: Ellen, en niet meer over water rijden hé! Karoline draait zich met een ruk in mijn richting, haar ogen wijdt open van verbazing: Ze is mee,Ellen.. ze is mee! Ik verzeker mama dat ik voorzichtig zal zijn. Ik geef haar een dikke zoen, maar haar aandacht is al weer bij haar boterhammetjes.
Mama s haar moet geknipt worden. Ik stel haar voor om samen naar het kapperssalon te gaan dat zich op de benedenverdieping van het rusthuis bevindt. Mama vindt het een goed idee: Wij samen?...Oh, kind wat zie ik jou toch graag! Kom hier, je krijgt een dikke kus We gaan arm en arm naar beneden. Maar we kunnen geen afspraak maken, de kapster is net vandaag een dag met verlof. Mama vindt het helemaal niet erg: Doen we dan wel eenandere keer, kind.
Er komt een dame bij ons een praatje maken, wiens vader onlangs is opgenomen op de afdeling van mama. En dat is jouw dochter, hé? Ik zie dat meteen! zegt ze tegen mama. Mama fronst de wenkbrauwen en schudt bedenkelijk van neen. Ze kijkt naar mij, zo liefdevol, en wrijft met de buitenkant van haar hand zachtjes over mijn kaak. Ze wendt zich terug naar de dame. Neen, maar ze kan er wel voor doorgaan!
MISSCHIEN KENT U HAAR?
en plotseling vraagt ze aan me "ken ik u misschien?" "Ja, mama, ik ben je dochter" maar ze blijkt het niet te zien
en beleefd vraagt ze nog: "waar komt u vandaan ?" "Maastricht, mama, dat weet je toch" verbaasd kijkt ze me aan
"Och", zegt ze "dat is toevallig mijn dochter, zij woont ook daar we gaan weleens naar haar toe misschien kent u haar?"
Overgenomen uit "Spoorloos" gevoelens van een dochter bij het proces van dementie van haar moeder Annette F.C.Willems-Hendrikx
Mama is verzot op mijn T-shirt. Er staan grote citrusvruchten op afgebeeld en telkens opnieuw probeert ze die te grijpen. Mag ik er ééntje nemen? vraagt ze. Die kan je er niet afnemen, mama. Ze zijn niet echt. Ze zijn gewoon op de stof gedrukt, leg ik haar uit. Ze kijkt een beetje verbaasd: Oh ja?... maar toch is het zeer mooi! Ik vertel haar dat ik deze T-shirt kreeg van Lydia. Echt waar? Van Lydia?... t Is een zeer mooie!
Mama twijfelt er helemaal niet aan wie Lydia is, ze weet maar al te goed wie zij is. Tal van herinneringen heeft ze: hoe we toen we klein waren samen speelden, dat ik als kind zo graag bij Lydia een keertje bleef slapen, dat ze met ons na het overlijden van papa, meeging naar de camping aan zee. En dat we, eens volwassen, vriendinnen bleven. Dat weet ze nog allemaal. Maar hoe verklaar ik dat nu: als Lydia bij mama op bezoek komt, herkent zij haar niet langer meer!
We zitten buiten op het terras. Mama kijkt me aan, ze maakt met beide wijsvingers cirkelvormige bewegingen rond haar ogen en vraagt me: Waar zijn mijn ruiten?. Ik weet meteen wat ze bedoelt, want al sinds weken is haar bril zoek. Haar ganse kamer heb ik al afgezocht, maar nergens is haar bril te bespeuren. Misschien is hij op een andere kamer verzeild geraakt. Je bent jouw brilkwijt,mama. We zullen nog eens aan de verpleegster vragen of ze hem nergens hebben gevonden. Mijn antwoord stelt haar tevreden: Goed hoor!
Deze namiddag gaan we Denise en haar vriendin afhalen in Rijsel. Ze gingen een weekje naar Avignon en komen vandaag met de TGV terug. Dus deze morgen naar mama, want met dat prachtige weer zal het haar deugd doen om even buiten te zijn. Marcel staat net aan de deur van mamas kamer. Hij krijgt van mij, gewoonte getrouw, zijn begroetingszoen. Hij stapt dan ook maar meteen de kamer van mama mee binnen. Mama neemt hem met haar beide handen vast: t Is zo een brave! Marcel glimlacht eens, drentelt wat rond in de kamer, maar echt reageren of praten doet hij niet meer. Dat werd hem door zijn Alzheimerziekte al ontnomen. Terwijl ik mama in haar jas help, - zij is al opgetogen en blij met het vooruitzicht om met dit zonnig weertje te gaan stappen,- zeg ik: We gaan wandelen, Marcel. Ga je mee? Misschien zal het nog wel frisjes zijnbuiten. Voor het eerst in maanden hoor ik Marcel praten, heel traag, alsof hij over elk woord heel diep moet nadenken: Hm dat zal nog wel gaan hoor Ik vraag aan de bejaardenhelpster hem ook een warme jas aan te doen en zo gaan we met zijn drietjes het park in. Aan de ene kant mama aan mijn arm, aan de andere kant Marcel aan mijn hand. Mama babbelt weer honderd uit, Marcel stapt, weer stilzwijgend, braafjes mee. Kijk, zijn datkoeien? vraagt mama uitbundig. Neen, mama dat zijn schapen, antwoord ik. Van Marcel geen reactie, maar hij glimlacht zoals meestal. Oh, kijk al die bollen! zegt ze plotseling. Inderdaad, wat verderop staan heel wat buxusboompjes, netjes rond geschoren. We gaan wat dichterbij en mama blijft staan. Eén en al bewondering, vraagt ze: Wie heeft dat zo mooirondgeschoren?De tuinman, mama zeg ik. Vol goedkeuring blijft ze nog even kijken. Jullie mogenallemaal eens op bezoek komen! zegt ze uitnodigend tegen de boompjes. Ze bewonderen nog met hun tweetjes de goudvis, die rondzwemt bij de fontein, die aan de ingang van het rusthuis staat. Mama druk doende hoe zonde dat is voor die kleine goudvis om in dat koude water te moeten zwemmen, Marcel weer stilletjes glimlachend. We keren terug naar de afdeling. De soep staat al op hen te wachten.
Na onze wandeling gaan mama en ik zalig nog wat profiteren van het najaarszonnetje op het terras van de cafetaria. Mama heeft zoals meestal wel zin in een snoepertje. Er worden pannenkoeken besteld. Omdat ik weet dat het haar zelf niet meer lukt, begin ik alvast boter en suiker op de pannenkoeken te doen. Als ik de boter en de suiker er voor jou opdoe, dan mag ik even proeven, hé? gebruik ik als excuus. Ze is akkoord en wacht geduldig tot de twee pannenkoeken zijn opgerold en in stukjes zijn gesneden.
Het is een plezier om te zien hoe ze met zoveel smaak netjes de eerste pannenkoek naar binnen werkt. Plots gaat ze de overgebleven stukjes tellen. Ik ben benieuwd of haar dat nog lukt. En ze begint: één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht Het gaat goed zit ik bij mezelf te denken, want er liggen ook precies nog acht stukjes op haar bord. Maar dan gaat mama gewoon door met tellen: negen, tien, elf, twaalf. De reeds getelde stukjes worden er nog maar eens bij opgeteld. Oh, ik heb er nog veel hé? zegt ze glunderend. Ja mama, ze geven hier wel echtreuze pannenkoeken. Tevreden eet ze verder tot alles op is.
Vandaag, precies 56 jaar geleden werd ik geboren. Gisteren sprak ik erover met mama. Ze kan er zich niets meer van herinneren, geen dag, geen maand, geen jaar. Ik weet het niet meer gaf ze grif toe. Toen Denise nogmaals duidelijk maakte dat ik morgen jarig ben, strekte mama haar armen naar mij uit. Echt waar? Kom hier en ik kreeg een klinkende zoen. Maar meteen was ze ook weer vergeten waarom ze mij had gezoend.
Ze krijgt ook steeds meer problemen om mij te herkennen. Enkele weken geleden deden we samen gek. Al plagend zei ik: Ja, als ik jou kan duvelen dan doe ik dat! Lachend keek ze me aan: Jij spreekt juist met de taal van ons Ellen. Zondagavond zwaaiden Arsène en ik nog even naar haar, toen we na ons bezoek terug naar huis gingen. Ik stond slechts enkele meters van haar vandaan. Maar ze zat me onbegrijpend aan te staren. Karoline, die bij Marcel en mama aan tafel zat, zei: Marcella, dat is toch Ellen. Waarop mama ter verdediging een beetje bitsig antwoordde: Ja?... maar zo heb ik ons Ellenniet in mijn ogen!
Mama vindt in die 56 jarige vrouw haar dochter niet meer terug. Ik leef gewoon verder in haar herinnering als dat kleine meisje van vroeger.
Is mama veroordeeld om de rest van haar dagen door te brengen, opgesloten in de stoel?
Ik weet het: als ze vrij mag rondlopen, doet ze heel wat rare dingen. Zo stopte ze onlangs een bloempot in het toilet, dat hierdoor natuurlijk verstopte.
Zulke toestanden kan men niet hebben in het rusthuis. Men zou haar voortdurend in de gaten moeten houden, haar begeleiden bij alles wat ze doet. Maar daar is niet genoeg personeel voor.
Is de énige haalbare oplossing voor zulke patiënten dan maar het beknotten van hun bewegingsvrijheid? Dat is erg voor mama en mij! Moeten we opnieuw, - machteloos voor de zoveelste keer -, verplicht weer een stap achteruit doen? Zullen we er ons noodgedwongen moeten bij neerleggen dat mama zomaar wordt vastgezet?
Het is een vreselijk ongelijke strijd. Wint mijnheer Alzheimer weer?
De manier waarop ik mama zondagnamiddag vind, - wéér rustig opgesloten in haar zetel, - daar heb ik geen woorden meer voor. Wat haar en mij rest, zijn tranen.
Vergelijk maar met deze foto van zaterdagnamiddag, toen ze vrij was, gelukkig, opgewekt en vrolijk kon rondlopen.