Gisteren zijn Denise, Arsène en ik bij mama op bezoek geweest. Geen één van ons begrijpt hoe het zo snel achteruit kan gaan met mama. Ze praat onsamenhangend en terwijl ik nochtans rechtover haar zit, vraagt ze waar ik ben.
Deze morgen ben ik terug bij haar geweest. Ze is tevreden en opgewekt. Ze herkent mij meteen en vertelt dat pa net weg is, hij is gaan kijken of thuis alles in orde is. En kleren dat ik heb! Hij zou mij altijd maarnieuwe kleren kopen zegt ze. En zo gaat het maar door. Ik praat gewoon met haar mee: over de hond die volgens haar in de kamer speelt en waar ze zoveel plezier aanbeleeft, over de man die volgens haar in de hoek van de kamer zit Als ik zeg dat ik naar huis ga, kijkt ze me aan: Ik heb daar geen goesting voor dat je weg gaat. Ik antwoord: Dan zul je wel goesting moeten krijgen! We schieten beiden in een lach. Ze blijft maar lachen, we nemen elkaar eens goed vast en geven elkaar een dikke kus. Zo, ist goed, je bent toch mijn grote schat fluistert ze. Tot morgen hé? Ik geef haar nog een zoen. Ja, tot morgen zeg ik stilletjes. Maar ze zal mij een weekje moeten missen. Arsène en ik gaan voor een weekje naar Turkije. Even bekomen van alle emoties, even weg van die verschrikkelijke Alzheimer.
Het VTM-nieuws van dinsdag 25 maart toont duidelijk aan dat er in de schoot van de nieuwe regering nog steeds een grote tegenstelling is tussen de politieke partijen inzake de uitbreiding van de euthanasiewet:
Vorige week maandag kwam de huisdokter bij mama, ze voelde zich niet goed en was totaal in de war. Mama was snip verkouden. De dokter schreef een hoestsiroop voor: ze zou wel snel beter worden. De dokter vertelt me wat ik al een tijdje weet: als mama lichamelijk iets mankeert, gaat het ook geestelijk met haar slecht.
Als ik dinsdag bij mama kom, loopt ze rond in haar kamer. Het stinkt er. Ik vermoed dat mama naar het toilet is gegaan, maar niet heeft doorgespoeld. Het is erger. Ze heeft de wc blijkbaar niet gevonden en heeft haar behoefte op de grond gedaan in de badkamer. Zijzelf is volledig besmeurd, haar handen, haar pull, haar broek. Ik waarschuw de verpleegsters, die meteen alles komen opruimen, mamas handen wassen en haar nieuwe kleren aandoen. Mama beseft niet wat er gebeurd is. Net voor ik vertrek, komt de dokter nog even langs.
Woensdagnamiddag krijg ik een telefoontje van het rusthuis. Ze hebben opnieuw de dokter erbij gehaald. Mama ligt in bed, ze heeft een erg lage bloeddruk en klaagt over pijn in haar buik. Met het voorval van die constipatie (met kerstmis) in het achterhoofd, wordt een licht lavement voorgesteld.
Donderdag is mama stilaan aan de betere hand. Maar ze blijft erg verward.
Als ik vrijdagmorgen op de afdeling aankom, krijg ik te horen wat er donderdagnamiddag na mijn bezoek is gebeurd. Mama heeft voortdurend in de gangen gelopen, en was in de overtuiging dat ze aan het poetsen was. Met de blote hand waste ze de muren af, ze nam het stof af van de kasten en brak hierbij een glazen fruitschaal, ook de mooi versierde paasboom moest eraan geloven: ze brak al de eitjes die er in hingen stuk. Ongelooflijk! Als ik op haar kamer kom, is mama weer druk in de weer. Net gedaan met werken zucht ze. Ik kijk even rond en zie dat ze haar schemerlamp heeft verhuisd naar de badkamer, waar die nu dienst doet als houder voor de wc-borstel. Het toilet zit volgepropt met incontinentiebroeken. Ze is inderdaad weer druk bezig geweest! Een lieve poetsvrouw komt direct alles oplossen. Terwijl ik mamas haar in de krulspelden draai, wijst ze plots naar de hoek van de kamer. Die is ook wel nergens bangvan! zegt ze. Wie? vraag ik. Wel, die kleine die daar zit te spelen! Even later wijst ze naar de andere hoek van de kamer, vertederd door wat zij ziet (maar ik niet) fluistert ze: Schoon hé, die paardjes zie je ze niet?... Kijk daar, er staan er zes Daarna sluit ze de ogen, blijft met gesloten oogleden zitten, maar moppert wel dat ze niets meer kan zien. Als ik zeg dat ze haar ogen moet open doen, blijft ze stijf de oogleden dichthouden: Ze zijn open, maar ik zie niets! antwoordt ze een beetje bitsig. Ik sta triest naar haar te kijken, geef haar een zoen en ga weg.
Zaterdag is van de verkoudheid niet veel meer te merken. Maar ze is en blijft verschrikkelijk verward. Denise en ik nemen haar toch mee naar de cafetaria. Mama is blij. Maar voor mij wordt het steeds moeilijker om te aanvaarden wat er aan het gebeuren is.
Zondagmiddag, Pasen, Arsène en ik zijn samen met Lydia en haar familie gaan eten. Als iedereen nog gezellig zit te babbelen, kijk ik stiekem op mijn uurwerk, het is half vier. Arsène heeft het opgemerkt en vraagt: Je wilt nog eens naar je ma, zeker? We verlaten het restaurant en een half uurtje later ben ik weeral bij mama. Er is niets veranderd aan haar verwarde toestand. Ik voel dat ik het steeds minder aankan om mama zo te zien aftakelen.
Paasmaandag zit het bij mij weer te kriebelen om naar het rusthuis te gaan. Arsène stelt voor om met zijn tweetjes even langs te gaan. Mama is niet op haar kamer en op de gang is ze ook al niet te bespeuren. Volgens de verpleegster moet ik maar eens kijken in de kamer naast haar. Daar verblijft een oude man, en daar gaat ze de laatste tijd wel vaker heen, vertelt ze mij. En ja, hoor. Als ik binnenkom tref ik mama daar aan. Ze liggen mooi naast elkaar in bed. Ik schrik enorm. Als ik er haar wil weghalen, vraagt ze bezorgd: Kunnen we pa zomaar alleen laten?Ja, mama, terwijl hijslaapt gaan we samen iets gaan drinken. stel ik haar gerust. Dat vindt ze goed en we gaan met ons drieën naar de cafetaria.
In katholieke kringen steekt protest op tegen de 'mediatisering' van de euthanasie van schrijver Hugo Claus.
Het verzet wordt aangevoerd door René Stockman, hoofd van de invloedrijke organisatie Broeders van Liefde. In KerkNet schrijft de broeder in een felle reactie op het overlijden van Hugo Claus: De wijze waarop wordt omgegaan met de euthanasie die Hugo Claus pleegde, de wijze waarop sommigen deze daad niet alleen proberen goed te praten, maar zelfs, als summum van edelmoedigheid de hemel in prijzen, stoot tegen de borst.Is het leven van mensen die hun woorden niet meer vinden dan waardeloos geworden?", vraagt de generale overste van de Broeders van Liefde zich af. Hebben zij het recht, en misschien zelfs de plicht om euthanasie te vragen, om de maatschappij toch niet meer tot last te zijn, om hun familie te bevrijden van een zorg die wel eens lang zou kunnen duren? Met alle respect voor de persoonlijke visie van de overleden schrijver, plaatst broeder Stockman vooral vraagtekens bij de manier waarop de Vlaamse media vrijwel unaniem diens beslissing toejuichen. Hij noemt het de pretentie en arrogantie van een bepaalde groep in de samenleving, die haar levensfilosofie probeert op te dringen aan iedereen. En wie er een andere visie op nahoudt, durft die nauwelijks uit te spreken op straffe van als een kwezel te worden uitgescholden. Want kijk naar Claus. die heeft de moed gehad er een eind aan te maken, zijn familie niet meer tot last te zijn, de ziekteverzekering niet op te zadelen met medische en verzorgingskosten, hij heeft ruimte aan anderen gegeven ( ) en ode aan het leven van de volmaakten, van de succesvollen, die hun woorden tot heldere frasen kunnen kneden. In de Brave New World is alleen nog plaats voor hen. Misschien is het dat juist in België waar we het meest verdriet moeten voor hebben.
Stockman wordt bijgetreden door Wouter Beke, interim-voorzitter van CD &V. Ook hij betreurt de mediatisering van de euthanasie van Claus: "Op deze manier kan het debat niet sereen gevoerd worden." Hij wil zich niet uitspreken over een eventueel 'fout signaal' van Claus tegenover alzheimerpatiënten.
Ook Hans Geybels, de woordvoerder van kardinaal Danneels, treedt de uitspraken van Stockman over de media bij. "Het is duidelijk dat euthanasie in de media veel meer aan bod komt dan palliatieve zorg." Volgens Geybels is het ook niet de bedoeling van Stockman om Claus zelf te veroordelen, wel zijn daad.
Ook de Vlaamse Alzheimerliga vindt euthanasie voor dementerenden geen goede zaak.
De tekst van de opiniebijdrage Het geval Claus van dr. René Stockman, die ook in het dagblad De Standaard is verschenen, kunt u hier downloaden:
In zijn paashomilie heeft Kardinaal Danneels bijzondere aandacht getoond voor de dood. Door zomaar uit het leven te stappen, antwoordt men niet op het probleem van lijden en dood, zei hij, wellicht verwijzend naar Hugo Claus.
Ethicus Etienne Vermeersch was een van de eerste mensen die op het Antwerpse stadhuis het rouwregister van Hugo Claus ondertekende.
Hugo Claus is woensdagmiddag 19 maart 2008 op 78-jarige leeftijd in het Antwerpse Middelheim-ziekenhuis overleden.
Guy Verhofstadt schreef in zijn hommage: "Getroffen door de ziekte van Alzheimer besliste hij een waardige dood te sterven en zo een streep onder zijn leven te trekken.
Beseffen dat men niet meer weet wat zich vijf minuten geleden heeft afgespeeld. De dag verwarren met de nacht. De ochtend, de middag, de avond niet meer van elkaar kunnen onderscheiden. Het glas wijn, de kop koffie die vanaf de rand van de tafel op de grond uiteenspat. Niet goed meer weten hoe men stappen moet, hoe de ene voet voor de andere te zetten. Dat is allemaal niet erg voor een schrijver. Dat zijn slechts pietluttige details. Daar ging het hem dus niet om. Maar bijna niet meer in staat zijn woorden tot heldere frasen te kneden, de gepaste uitdrukkingen en metaforen te creëren, iets wat hem meer dan zestig jaar geen moeite had gekost, dàt was - denk ik - een onontkoombare en ondragelijke kwelling geworden. Als het waar is zoals hij ooit schreef dat "woorden de kleren van de gedachten zijn" dan was hij nu naakt aan de wereld overgeleverd. Zonder bescherming. Zonder verweer. Zonder het wapen van zijn pen."
De veelzijdige Claus was niet alleen schrijver van gedichten, romans, filmscenario's, toneelstukken en essays, maar ook schilder, librettist en film- en toneelregisseur. Hij schreef zelfs liedjes voor de zangeres Liesbeth List. Hij kreeg talrijke literaire prijzen, waaronder de 'Henriette Roland Holstprijs' voor zijn toneelwerk in 1963, de 'Constant Huygensprijs' voor zijn gehele oeuvre in 1979 en de 'Prijs der Nederlandse letteren' in 1986. De Nobelprijs voor Literatuur heeft hij nooit op zijn naam kunnen schrijven, hoewel zijn naam jarenlang circuleerde als een van de mogelijke kanshebbers.
Zijn dood komt niet geheel onverwacht. Eind juli 2006 stuurde Veerle De Wit, de weduwe van Hugo Claus, een mail rond in de vriendenkring. Dat bij Hugo nu definitief de ziekte van Alzheimer was gediagnosticeerd, dat hij de momenten van helderheid die hem nog restten zo prettig mogelijk wenste door te brengen en dat hij op het juiste moment zelf zou beslissen wanneer het voor hem genoeg was geweest.
Ik ben benieuwd of het feit dat hij voor euthanasie koos reacties gaat uitlokken en, zo ja, vanuit welke hoek die komen. De reacties op de keuze voor euthanasie van een publiek figuur als Claus zal ons dus - misschien - iets meer leren over de maatschappelijke acceptatie.
Zaterdagmiddag ging ik samen met mama op stap. Ze heeft het zelf al enkele keer aangehaald dat ze nieuwe pantoffels wil.
Het zonnetje schijnt en ik hoop dat het haar goed zal doen om eens buiten te zijn. Arm en arm lopen we naar de auto. Ik open voor haar het portier, maar ze weet aan geen kanten hoe ze moet instappen. Vooraleer ik iets kan zeggen, zit ze op haar knieën op de zetel. Met de meeste moeite krijg ik haar de auto in. Als we in Eeklo aankomen is voor haar ook het uitstappen een probleem.
We gaan de schoenzaak binnen en ze vraagt me: Heb jij hier iets nodig? Ik leg uit dat we hier zijn om nieuwe pantoffels te kopen voor haar. We lopen de rekken af en ze weet wel nog heel goed wat ze wil. Niets in stof, het moet leder zijn. We kiezen er enkele uit die ze mooi vindt. Ze wil niet op het bankje gaan zitten om te passen. Dat is niet om op te zitten houdt ze vol. Wat verder staat naast een grote spiegel net hetzelfde bankje, dus ik het probeer het daar nog een keer. Eerst stapt ze steeds op de spiegel af, maar eindelijk krijg ik haar op de bank. Maar nu wil ze haar schoenen niet uit doen. Ik doe het dan maar zelf en laat haar enkele modellen passen. Dan wil ze die, dan weer de andere. Uiteindelijk beslis ik voor haar. Ik zeg dat ze er eens een eindje moet mee stappen, om te weten of ze goed zitten. Dat doet ze ook, maar ze keert niet terug. Ze blijft gewoon rechtdoor lopen. Ik ga haar vlug terughalen, stop de nieuwe pantoffels in de doos en we gaan weer arm en arm naar de kassa. Plots laat ze me los, ze kijkt paniekerig rond en ze vraagt: Waar is onsEllen?Ik ben Ellen, mama stel ik haar gerust. We keren naar huis terug en eens te meer besef ik dat haar langzaam kwijt raak.
Toen ik gisteren bij mama kwam, vloog ze me om de hals. Zo blij was ze mij te zien. En mama heeft haar gebit in! Had ze zondag toch nog gelijk dat het wel terecht zou komen. Volgens de verpleegster lag het op de grond, onder de nachttafel. Mama, je hebt je gebitterug! zeg ik enthousiast. Ze kijkt me vragend aan, ze weet niet eens meer dat ze het is kwijt geweest.
Zondagnamiddag ben ik nog even langs geweest bij mama. Ze staat hijgend naast haar bed. Ze vertelt dat ze net klaar is met werken. Pa was, volgens haar zeggen, de hele dag thuis en ze hebben ervan geprofiteerd om samen wat klusjes te doen. "Ik ben net klaar met het naaien van een tafelkleed.Mooi, hé? vraagt ze. Ze wijst in de richting van de plaid, die op haar bed ligt. Ik wil het voor haar niet verpesten en bewonder de oude deken als zijnde het nieuwe tafelkleed. Vroeger, toen alles nog goed was, heeft mama er inderdaad wel tientallen gemaakt, steeds met de bijbehorende servetten.
Ze vertelt dat mijn grootvader ook is langs geweest. Hij was tevreden met zijn horloge dat ze heeft uitgeprikt. Uitgeprikt? vraag ik verwonderd. Ja, dat isgemakkelijker om . Weer die angstige blik in haar ogen, weer diezelfde zin: Ik kan mijn woorden niet meer vinden . Ik wil en kan het niet over mijn hart krijgen om haar te vertellen over die verschrikkelijke ziekte en ik hou het maar bij: Zou dat nu oud worden zijn? Een glimlach rond haar mond, maar ze kijkt me toch wat zorgelijk aan en zegt: Als het alleen maar dat zou zijn We gaan zitten en mama komt weer tot rust. Ik kan het niet nalaten om weer in de kasten en de laden te kijken, op zoek naar haar gebit. Wat zoek je nu toch? vraagt ze. Ik kijk of ik jouw gebit nergensvind antwoord ik. Dat ben ik al zo dikwijls kwijt geweest, maar t komt altijd weer boven water lacht ze. Ik doe de kast weer dicht, geef haar gelijk en we lachen er samen om.
Woensdagnamiddag 5 maart. Als ik mamas kamer binnenkom, tref ik haar wenend in de badkamer aan. Ik kan niet met jemee snikt ze meteen. Pa is niet naar huis gekomen. Waar is hij toch? Voor de zoveelste keer leg ik haar uit dat pa al jaren is overleden. Ze kijkt me aan en schudt van nee. Ze begrijpt het echt niet. Ik zie dat mama haar bovengebit niet in heeft, maar zijzelf is zich daar niet van bewust. Het zit in een bekertje in het kastje op de badkamer. Dus vlug nog even gereinigd en ik laat mama haar gebit insteken. Ik neem haar terug mee in de kamer. Daar ziet ze een kapot fotokader liggen. Deze keer is niet enkel het kader stuk, ook de foto van onze Afghaanse windhond Tobias (ook al jaren dood) is gescheurd. Opnieuw zijn de tranen daar. Met de gescheurde foto in haar trillende handen, vraagt ze: Wie heeft dat kapotgemaakt? Ze zouden dat toch niet mogendoen . Ik neem haar troostend in mijn armen, droog haar tranen en stel voor dat we even in het park gaan wandelen. Een frisse neus halen en daarna een koffie drinken in de cafetaria. Tegen de tijd dat ze haar schoenen en haar warme jas aanheeft, is ze weer al wat opgeknapt.
Vrijdagmorgen 7 maart. Mama zit nog in haar halve blootje op het dichtgeklapte wc-deksel. De hoofdverpleegster is nog bezig haar aan te kleden. Ze zegt me dat ze met veel moeite mama ervan heeft kunnen overtuigen dat ze onder de douche moest. Ze heeft mama ook net verteld, dat ze mij elk moment mag verwachten. Dat ik zoals elke vrijdagmorgen rond 10 u. haar haar kom doen. Mama heeft er vrij humeurig op geantwoord: Ons Ellen heeft nooit een vast uur om naar mij tekomen! Maar zij is wel blij als ze mij ziet. En al vlug zijn we samen aan het lachen. Terwijl ik de krulspelden indraai, kijkt mama voortdurend naar het televisiescherm. Ze ziet er ons spiegelbeeld in. Ik wist niet dat er daar nog mensen zitten zegt ze verontwaardigd. Dat zijn wij mama, kijk maar eens goed leg ik uit. Wat later is ze gefascineerd door het bijna levensgrote beeld van de teckel, dat op een bijzettafeltje staat. Plots zegt ze: Rimpel Rimpel? Hij zal niet kijken, hoor. Je kent hem, hé? Ik leg uit dat hij niet kan kijken omdat het Rimpel niet is, maar gewoon een beeld. Ik krijg hier geen reactie op, ze schudt even met haar schouders. Als ik wegga wil ze een flinke knuffel. De laatste tijd vraagt ze steeds: Toe, pak mij eens goedvast, ik zie je toch zo graag.
Zaterdagnamiddag 8 maart. Mama heeft de ogen vol met tranen, lijkbleek, geen gebit in. Wat ziet ze er toch uit! Ze is zo blij dat ik er ben, want ze is vannacht heel ziek geweest vertelt ze mij. Ze wil mij uitleggen wat er scheelt, maar geraakt weer niet uit haar woorden. Opnieuw zijn de tranen daar: Help mij toch ne keer, kind. Ik kan niet meer spreken. Wat is dat toch met mij? Machteloos, hulpeloos net als zij, zeg ik: t Is lastig hé mama? Ze kijkt me aan, een kleine flikkering in haar ogen omdat ik haar begrijp: Ja kind, t is lastig! Meteen ga ik naar de verpleegster voor meer uitleg. Mama is helemaal niet ziek geweest. Maar ze hebben net gezocht naar het bovengebit van mama. Nergens meer te vinden. Ze heeft wel wat diarree gehad deze middag, dat zie ik aan het toilet. En dat heeft ook de verpleegster opgemerkt, omdat mama was vergeten door te spoelen. Dus de verpleegster heeft doorgespoeld en wou het toilet met de wc-borstel reinigen, maar die is ook zoek. Ondertussen is Denise bij mama toegekomen. We zoeken nu met ons tweeën weer heel de kamer af naar mamas gebit. Mama zelf staat er verloren bij, ze beseft zelfs niet eens waar wij op zoek naar zijn. Al gauw vindt Denise de wc-borstel in mamas bed, onder haar hoofdkussen, maar van haar gebit is geen spoor. De verpleegster denkt dat het gebit in de wc is beland en is doorgespoeld. We staken onze zoektocht en babbelen wat gezellig met ons drietjes. Ze heeft weer nood aan een dikke knuffel als we weggaan.
Wie zei nu weer Kunst is niet voorbehouden aan de handvol onaangepasten die naar het kunstonderwijs trekken? Ook voor dementerenden is kunst een middel waarop zij zich kunnen uiten en contact kunnen maken met hun omgeving. Zij genieten bij de herkenning van muziek, beeldende kunst, geuren en kleuren. Voor partners, familieleden, mantelzorgers en verzorgenden is kunst een effectief middel gebleken om dementie beter te leren begrijpen, bespreekbaar te maken en de omgang met hun dementerende dierbaren meer kleur te geven.
In september 1990 startte te Wommelgem een uniek kunstproject de Tandems van Alzheimer, een creatief samenwerkingsproject tussen 8 hedendaagse moderne kunstenaars en een aantal Alzheimerpatiënten. Eén van deze kunstenaars was Ludo Vets. Op zijn blog http://blog.seniorennet.be/ludovets/archief.php?ID=90 vertelt de kunstenaar hoe dit project een van de boeiendste ervaringen was uit zijn kunstenaarsloopbaan. Moderne kunst, en dementie hebben veel gemeen: bij beide gaat het om individuele emoties die tot uiting komen ondanks de beperkingen die de materie ons oplegt.
In 2004 organiseerde de Stichting Alzheimer Nederland het project Kunst en Dementie. Met diverse activiteiten in dit thema wou de stichting een positieve beeldvorming over Alzheimer bevorderen. Ook in België zijn er enkele kunstprojecten in allerlei vormen, voor, door, over en mét mensen die aan dementie lijden.
De omgang met dementie vereist een uiterste betrokkenheid. In onze verpleeghuizen is er veel aandacht voor de juiste zorg maar minder tijd voor begeleiding en persoonlijke aandacht. Dit is een complex probleem dat niet valt op te lossen met kunst, maar waarbij een kunstproject positief kan bijdragen, al was het maar door het verkennen van onconventionele mogelijkheden en oplossingen.
Ergotherapeut Mersy Hetty schreef in februari 2007 een zeer interessante en praktisch bruikbare scriptie: Biedt kunst als therapiemiddel een meerwaarde aan mensen met dementie? Zeer zeker aanbevolen lectuur voor hen die bij Alzheimerpatiënten instaan voor de activiteitsbegeleiding. U kunt deze scriptie gratis downloaden op:
Mama was steeds gefascineerd door kunst. Tekenen kon ze altijd al goed. Toen ze eind de veertig was besloot ze te gaan schilderen. Wij plaagden haar er mee dat het een late roeping was, maar haar werken mochten gezien worden. Haar voorkeur ging vooral uit naar het schilderen van stillevens. Ze beleefde er enorm plezier aan. En ieder die haar werk mooi vond, had maar een schilderij uit te kiezen. Ze gaf het met een zekere trots graag cadeau. Wij hebben haar vaak aangemaand om naar de kunstacademie te gaan, omdat wij vonden dat ze echt talent had. Maar dat wou ze niet.
Na de ziekte van pa, viel het schilderen weg. Zelf al geplaagd door de eerste tekens van Alzheimer, vergde het zorgen voor pa teveel van haar energie. Er bleef geen tijd over voor haar hobby. Na zijn overlijden, spoorden wij haar aan om opnieuw de penselen boven te halen. Zij installeerde weer haar schildersezel, kocht een nieuw doek en ging weer aan de slag. Maar wij kregen het schilderij niet te zien. Toen wij vroegen hoe het er mee stond, zei ze: Ik ben er nog steeds aan bezig, het lukt niet zo goed. Ineens was de schildersezel en al haar materiaal verdwenen uit de kamer. Mama had alles netjes weggeborgen in de kast. Weken later zag ik het doek, een beetje verstopt tussen de kast en de muur. Onafgewerkt, het doek was steeds overschilderd, lagen olieverf boven op elkaar. Arsène en ik begrepen het niet. Wij dachten toen dat het kwam door het rouwproces dat ze doormaakte. Maar mama haalde nooit meer haar schildersmateriaal uit de kast.
In het rusthuis is iedereen wel op de hoogte van mamas schilderstalent. Er hangen in haar kamer verschillende schilderijen van de hand van Mies, haar artiestennaam.
Toen mama nog op haar appartement woonde, vonden wij overal batterijtjes. Ze lagen her en der in de fruitschaal, in kommetjes in de keuken, in de laden van de kasten... Geen enkel toestel dat werkte op batterijen was nog veilig voor haar, van ladyshave, radiowekker, weerstation tot afstandsbediening van de televisie. De batterijen werden eruit gehaald! Nooit hebben we kunnen achterhalen waarom ze dat deed. We vermoedden dat ze nog wel wist hoe zij de toestellen kon aanzetten. Maar liet haar geheugen haar toen ook al in de steek en wist zij niet meer hoe zij die toestellen weer kon uitzetten? Steeds weer opnieuw plaatsten wij de batterijen terug. Later begon ze ook de lampen uit te draaien van de schemerlampjes, die overal stonden. Kon ze de schemerlampjes wel nog aanschakelen en niet meer uitschakelen? Schroefde ze daarom de lampen eruit?
Nu in het rusthuis heeft mama iets met haar fotokaders. Ze worden voortdurend van plaats veranderd of ze worden helemaal uit elkaar gehaald. Soms stopt ze de kaders in de kast. Haar schilderijen op haar kamer haalt ze voordurend van de muur en plaatst die gewoon ergens op de grond. Zo trof ik onlangs het schilderij, waar papa is op geportretteerd, aan op de gang.
Wij blijven ons afvragen wat er in haar hoofd omgaat. Waarom moeten die schilderijen van de muur? Zou ze er een reden voor hebben?
Als je er haar over aanspreekt, weet ze nooit van niets. Ik weet ook niet wie dat altijd doet antwoordt ze.
Op 14 februari werd mama 78 jaar. Arsène en ik zijn toen met haar en haar vroegere buurvrouw Denise pannenkoeken gaan eten. Maar we wilden haar een echt verjaardagsfeestje geven. Dus gisteren hadden we Yvonne, Robert, Lydia, Greta en Denise uitgenodigd in de cafetaria van het home. Zij behoren tot de weinigen die ondanks mamas ziekte, haar niet zijn vergeten.
Bij elk bezoek deze week vertelde ik mama wie er zaterdag allemaal zou komen om haar verjaardag te vieren. Ik kan bij elk bezoek mijn verhaal opnieuw doen, want elke keer is het voor haar weer groot nieuws en is zij zó blij. Vrijdag schrikt ze even: Morgen al,kind, ik heb nog niets in huis! Ik stel haar gerust, alles is al geregeld. Dat heb jijdan al allemaal gedaan zegt ze, maar enkele minuten later is ze het geplande feestje weeral vergeten. Arsène en ik hopen dat mama zaterdag goed is en dat ze er volop kan van genieten.
Terwijl ik mama ga halen, wacht Arsène onze gasten op. Tijdens het aankleden vertel ik haar voor de zoveelste keer wie er straks op bezoek komt. Echt waar? vraagt ze ongelovig, maar wel heel blij.
Iedereen zit al rond de tafel als ik met haar in de cafetaria kom. Vooral Yvonne en Lydia wachten in spanning af of mama hen nog zal herkennen. Maar mamas gezichtje spreekt boekdelen, ze stapt lachend op hen af en zegt: Ah, daar zitten ze!. Yvonne is ontroerd: Ze kent ons nog, ze kent ons nog goed . Na heel wat gezoen, wordt er taart gegeten, thee en koffie gedronken en er wordt gezellig heen en weer gepraat. Mama zit links van mij, Denise zit aan mijn rechterkant. Als die rechtstaat om naar het toilet te gaan, is mama plots verwonderd dat Denise er ook bij is. En hoewel ze bij het binnenkomen elkaar hebben begroet, zegt mama gepikeerd: Hm, ze heeft nog niet eens eengoede dag tegen mij gezegd. Moet ze zelf maar weten als ze tegen mij niet wil spreken!. Denise heeft dit gelukkig niet gehoord of ze doet toch in ieder geval alsof.
Rond 5 uur stappen we op. We gaan allen bij ons thuis wat eten. Ook mama gaat mee. We drinken nog een aperitiefje en dan eten we belegde sandwiches. Alles gaat goed, mama geniet er echt van en iedereen met haar. Als Arsène haar favoriete CD oplegt, (liedjes van mijnejonge tijd zegt ze altijd) zit ze gewoon te dansen op haar stoel. Wij babbelen rustig verder, maar ons ma is één en al aandacht voor de muziek van Glenn Miller. En als Vera Lynn Well meet again zingt, zingt ze mee. Plots vraagt zij aan Yvonne waar haar dochter Ellen toch is. Ze mist haar plots. Kijk eens goed, Marcella, ze zit recht voor jou helpt Yvonne haar. Zij is gerustgesteld, de muziek boeit haar verder.
Dubbelklik op de grote PLAY-knop voor het filmpje:
Mama wil ook nog wel wat drinken. Een glas plat water, mama? stel ik haar voor. Nee, hoor, ze wil iets beters, ze wil ook een biertje. Oké, waarom niet. Zoals altijd, het bier is haar véél té koud, ze trekt weer rare gezichten, het biertje blijft staan. Die gekke reactie zijn wij al gewend.
Rond 9 uur zie ik dat mama moe wordt. Ze begint te wriemelen op haar stoel, het wordt tijd dat ik haar terug breng. De verpleegster van het rusthuis is benieuwd hoe het feestje is verlopen. k Heb mij goed geamuseerd zegt mama. We wandelen arm en arm naar haar kamer en ik kan niet nalaten te vragen of ze het gezellig vond. t Was een schone dag zegt ze. En die jongen die er heel de tijd bij was, wou ik steeds maar in mijn armen nemen. Bedoelt ze hiermee haar schoonzoon van 65?
Woensdagsnamiddag waren Denise en ik bij mama op bezoek. De laatste weken is mama zeer opgewekt, zelfs euforisch. Ze maakt gekke pasjes en bewegingen als we voorstellen om met ons drieën iets te gaan drinken. Ze spreekt ons aan in het Frans, maar dat is niet meer nieuw, ze doet het wel vaker. Denise zegt al lachend: Zooefenen wij af en toe ons Frans met ons twee. Op weg naar de cafetaria loopt ze tussen ons in. Ze neemt ons alle twee bij de arm en drukt ons dicht tegen haar aan. We zijn we weer al op stap! zegt ze heel gelukkig. Gewoon even iets drinken in de cafetaria van het rusthuis is voor haar al een echte uitstap geworden. We laten mama tussen ons inzitten en bestellen alle drie een frisdrank. Mama drinkt altijd hetzelfde als Denise. Dat maakt het voor haar gemakkelijk, want zelf kan ze echt geen keuze meer maken uit het aanbod aan drankjes. Ze spant zich enorm in om het gesprek te volgen. Denise vertelt dat haar vriendin heeft voorgesteld om samen enkele dagen naar Normandië te gaan. Ze heeft er best zin in, maar het rijden met de auto er naar toe schrikt haar een beetje af. Haar vriendin is niet meer van de jongste, de auto heeft ook zijn beste tijd gehad en dan al dat verkeer op de weg Plots zegt mama: Ik zou toch ook niet meer met mijn auto op reis durven gaan. Ze gaat er prat op dat ze vroeger, op reis in Oostenrijk, het stuur overnam van pa. Nu is het is meer dan twee jaar geleden dat ze nog met haar auto reed. Maanden geleden is hij verkocht, maar daar heeft ze niet het minste besef van. We kletsen nog rustig verder. Maar plots als mama wat wil zeggen, vindt ze de juiste woorden niet meer. Ze wil wel, maar het gaat niet. Ze kijkt ons aan en zegt: Help mij toch een keer. Wat is dat toch met mij? Ja, ik kan er niet meer opkomen, hoor. Wat wilde ik nu zeggen? . Ze wordt kwaad op zichzelf (of op haar ziekte?) en hulpeloos tegelijkertijd. Beseft zij dan toch op zulke momenten dat er iets niet klopt? Denise stelt mama dadelijk gerust dat het haar ook wel eens overkomt dat ze de juiste woorden niet vindt. Mama is getroost, kijkt Denise aan en zegt: Dat is oud worden zeker?
Nu ik bij mama meer en meer de gevolgen zie van haar ziekte, en ik doodsbang ben dat mij dat zelfde lot beschoren is, ga ik nadenken over euthanasie. Ik wil me die onmenselijke geestelijke en lichamelijke aftakeling besparen. Maar als ik tegen Arsène zeg: Als ikAlzheimer krijg, geef me dan maar een spuitje!, dan kijkt hij me aan en lacht mij minzaam toe Maar schatje toch, dat zou ik nooit kunnen doen, daar zie ik jou te graag voor.
Hoe zit dat wettelijk? Kan euthanasie voor Alzheimerpatiënten? Ik zocht het even op (zie bv. Euthanasie: 30 vragen.).
Euthanasie, het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de betrokkene, op diens verzoek, is in België sinds september 2002 onder zeer strikte voorwaarden toegelaten.
1. Men mag geen euthanasie toepassen bij Alzheimerpatiënten omdat zij door hun dementie geen helder, vrijwillig, weloverwogen en duurzaam verzoek tot euthanasie meer kunnen formuleren. Er is een wetsvoorstel van VLD-senator Jeanine Leduc tot uitbreiding van de euthanasiewetgeving voor 'aangetaste hersenfuncties'.
2. Bij leven en welzijn kan men een wilsverklaring opstellen. Men kan zelfs hierin één of meerdere vertrouwenspersonen aanduiden die de behandelende arts op de hoogte brengen van de uitdrukkelijke wil van de patiënt. In zo een wilsverklaring kan men vragen dat er euthanasie wordt verricht indien men door ziekte of ongeval wordt getroffen, daardoor een ernstige en ongeneeslijke aandoening krijgt en op onomkeerbare wijze het bewustzijn verliest. Maar in zijn wilsverklaring kan men niet vastleggen dat men niet verder wenst te leven als men in de diepe dementie van de ziekte van Alzheimer terecht komt. Immers met onomkeerbare bewusteloosheid bedoelt de wetgever in feite alleen coma.
3. Het patiëntenrecht laat toe dat men een levensreddende behandeling weigert. En ook het toedienen door een arts van hoge dosissen morfine en sedativa als pijnbehandeling is wettelijk toegestaan. Maar deze behandelingswijze mag niet gevraagd worden door de patiënt zelf om zijn leven te beëindigen. Dan zou dan weer euthanasie zijn.
4. Hulp bij zelfdoding valt niet onder de euthanasiewet. In de praktijk blijkt dat euthanasie soms uitgevoerd wordt door de patiënt buiten bewustzijn te brengen door toediening van een dodelijke dosis barbituraat die de patiënt zelf innam. In de meeste gevallen is de patiënt snel overleden zonder verdere tussenkomst. Dergelijke handelingen kunnen beschouwd worden als medische hulp bij zelfdoding. Toch besloot de Federale Evaluatie- en Controlecommissie over Euthanasie dat de wet deze handelwijze toelaat mits de voorwaarden en de wettelijke procedures betreffende de euthanasie gerespecteerd werden én de handeling plaatsvond onder de verantwoordelijkheid van de aanwezige arts die indien nodig kon ingrijpen. Deze interpretatie wordt gedeeld door de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren.
5. Hoewel de wetgever uitdrukkelijk heeft geopteerd voor het ruimere begrip fysiek of psychisch lijden, Alzheimerpatiënten kunnen geen euthanasie vragen ook al brengt hun ziekte ernstig psychisch lijden mee zoals de ondraaglijke ontluistering, verlies van controle over het leven of van waardigheid, onomkeerbare eenzaamheid, zijn dierbaren niet langer tot grote last zijn In vele rusthuizen probeert de huisarts bij Alzheimerpatiënten dit ondraaglijk leed te 'lenigen' door allerlei antidepressiva en kalmeringspillen voor te schrijven. De daarmee gepaard gaande bewustzijnsvermindering kan echter onaanvaardbaar zijn voor de patiënt als een wijze om zijn laatste levensfase door te maken. Psychisch ondraaglijk lijden is volgens de wet geen reden om euthanasie te vragen: er moet altijd sprake zijn van een ongeneeslijke lichamelijke ziekte of ongeval.
De Vlaamse Alzheimer-liga is geen voorstander van actieve euthanasie op dementerenden: wat als de patiënt van mening verandert terwijl hij dit niet meer te kennen kan geven? Etienne Vermeersch, filosoof en emeritus hoogleraar van de Universiteit Gent, schrijft in zijn opiniestuk (gepubliceerd in De Standaard op 19/11/2004): Voor mij persoonlijk zou het eindstadium van Alzheimer een ontluistering zijn. Maar de huidige wet laat de uitvoering van mijn wilsbeschikking daarover niet toe. Mag ik die gedachte ondraaglijk vinden?. Velen vinden dat ook de ultieme beslissing om van het leven afstand te doen legitiem kan zijn, anderen hebben daar problemen mee. Is het zo moeilijk de opties van de medemens hierin te respecteren? Voorstanders van euthanasie en zelfdoding dringen anderen niets op; waarom moeten de tegenstanders wel hun mening opdringen? Waarom zegt men dat euthanasie uitsluitend de verdwijning van de patiënt op het oog heeft, terwijl men goed weet dat de deernis om de lijdende mens de voornaamste motivering is?...
Of de euthanasiewet in België ooit zal worden aangepast en uitgebreid, betwijfel ik. Ook al wordt over dit zeer moeilijk ethisch probleem in een zo breed mogelijk maatschappelijk kader gediscuteerd, er zullen steeds fervente voor- en tegenstanders zijn. Uw reactie is welkom! In de rechter zijkolom vindt u hierover een poll-rondvraag.
Dinsdagmorgen moest ik met mama naar de tandarts. Als ik toekom in het rusthuis, zie ik dat er nieuwe bedjes en nachtkastjes worden geleverd. Echt mooi en stijlvol, in niets meer te vergelijken met het vroegere oudbollige, traditioneel metalen ziekenhuisbed en dito nachtkast! En ja, het is voor de afdeling waar mama verblijft. De bewoners zijn verzameld in de leefruimte, zodat er op de kamers kan gewerkt worden.
En hoewel de kamer van mama al is leeggemaakt, hecht ze daar niet het minste belang aan. Ik vertel haar dat ze een nieuw bed en nachtkastje krijgt, maar ook daar gaat ze niet op in. We vertrekken naar de tandarts. Terwijl ze al een week klaagt over haar afgebroken tand, is ze heel verwonderd dat zij plaats moet nemen in de stoel. Ah, t is voor mij zegt ze lachend. Dus leg ik maar uit aan de tandarts wat er scheelt. Zonder problemen wordt de tand weer hersteld.
Ik ben benieuwd naar haar reactie bij het binnenkomen van haar kamer. Het nieuwe bed en nachtkast zijn al geïnstalleerd en maken dat de kamer minder de aanblik heeft van een ziekenhuiskamer. Het is meteen een stuk gezelliger. Kijk eens mama, nieuwe meubels. Mooi hé? zeg ik.Ze kijkt me ongelooflijk aan: Maar kind toch, die heb ik al zo lang.
Lydia, haar ouders Yvonne en Robert, mamas vroegere buurvrouw Denise kwamen woensdag bij mama op Nieuwjaarsbezoek. Lydia en Yvonne vragen mij verschillende keren wat ze als cadeau voor mama kunnen meenemen. Ze kijken me verbaasd aan als ik vraag helemaal niets mee te brengen. Ik vertel dat ze met een bloempje of een plantje echt geen raad meer weet. De hyacinten die ze van hen kreeg toen ze in het ziekenhuis lag, moest ik noodgedwongen al meenemen naar huis. Ze verhuisde het mandje voortdurend van plaats. Maar daar ze niet meer zo handig is, lag overal in haar kamer potaarde. Vensterbank, eettafel en bijzettafels zaten onder het water, want steeds weer opnieuw gaf ze de hyacinten water. Mama heeft dan ten slotte de hyacinten uit het mandje gehaald: alle netjes geschikt op tafel: het mandje apart, de potaarde apart en de hyacinten apart! Krijgt ze snoep, dan eet ze alles in één keer op. Lydia en Yvonne vinden het helemaal niet leuk om met lege handen te komen, maar begrijpen het probleem. Denise, die ook regelmatig een bloempje meenam voor mama, besluit nu ook om niets mee te brengen.
Zoals gewoonlijk ga ik op voorhand naar mama: ik kleed haar mooi aan, kam haar haar en doe haar wat lippenstift aan, en ik vertel haar wie op bezoek komt. Ze is uitbundig blij.
Arsène, mama en ik wachten hen op in de cafetaria van het rusthuis. Als het bezoek om 15.15 u binnenkomt, klaart mamas gezichtje op, ze gaat staan en omhelst iedereen. We drinken gezellig koffie en eten taart. Het lukt mama om zonder hulp haar taart op te eten. Het gebeurt steeds vaker dat we haar moeten helpen bij het eten met mes en vork. Ik zou het voor haar zo vernederend vinden als ik dit ook nú hoefde te doen, bovendien wordt ze dan soms heel boos. Maar nee, ze eet met haar vork de taart op en het lukt haar goed. Er wordt gezellig heen en weer gebabbeld. Ik merk wel, hoewel iedereen haar bij het gesprek wil betrekken, het eigenlijk aan haar voorbijgaat. Toch zegt ze: Robert ziet er goed uit, hé? Herinnert ze zich dan toch nog ergens dat hij erg ziek is geweest?
Na de koffie nemen we nog een drankje. Denise kiest voor een Pineau de Charente, en mama ook. Ze drinken dat nog wel eens met hun tweetjes. Maar mama vindt het deze keer helemaal niet lekker en trekt vieze gezichten bij elk slokje.
Iedereen kijkt op als mama plots recht staat. Even recht komen, k ben stijf van al dat zitten. Maar daar houdt het niet mee op. Ze gaat zitten en staat recht, steeds weer opnieuw. k Ben moe, ik ganaar mijn huis! zegt ze uiteindelijk. Ik ben wat gegeneerd, want iedereen kwam toch speciaal voor haar. Maar er is geen houden meer aan. Iedereen wordt weer omhelsd en ik breng mama naar haar kamer. Het is 16.30 u, maar ze is zó moe, dat ze al meteen op haar bed gaat liggen.
Zaterdag 22 december. Nog even bij mama op bezoek in het rusthuis: alles in orde, dus, we kunnen morgen met een gerust hart vertrekken.
Zondagavond 23 december. We wandelen gezellig en ontspannen in Vlissingen. Om 17.15 rinkelt onze GSM. Het is Wim, een verpleger van het rusthuis, aarzelend: Ik heb geen goed nieuws. Marcella wordt met de ambulance naar een ziekenhuis gebracht op last van de dienstdoende weekenddokter. Ze heeft 39 gr. koorts en enorme buikpijn. We schrikken enorm en het eerste waar wij aan denken is terugkeren. We bellen een half uurtje later terug en vragen het telefoonnummer van het ziekenhuis. Als ik eindelijk de dokteres van de spoedopname te pakken krijg, ben ik in alle staten. Hopelijk is haar medische kennis groter dan haar kennis van onze taal. Ik begrijp bijna niets van haar uitleg: ze spreekt heel gebrekkig Nederlands. Ik maak uit het gesprek op dat ze mama nog aan het onderzoeken zijn maar dat het niet zo erg is. We moeten zeker niet hals over kop terugkeren. Ik wil haar nog verwittigen dat mama Alzheimer patiënt is maar de telefoon ligt al toe. Arsène stelt me gerust: de mensen van het rusthuis hebben dat zeker doorgegeven. We besluiten dan toch maar in Vlissingen te blijven. Ze is toch in goede handen?
Maandagmorgen 24 december. We hebben beiden zeer slecht geslapen. Ik bel om 9 u naar het ziekenhuis. Mama was geconstipeerd en na een lavement is ze al heel wat opgeknapt, ze heeft geen koorts meer, maar ze is wel verward. Ik leg uit dat mama alzheimerpatiënt is. Arsène stelt voor om na het ontbijt meteen te vertrekken naar Eeklo, want van onbekommerd genieten van ons kerstarrangement komt zó toch niets in huis. We zullen ons alle twee beter voelen als we mama hebben gezien. Zo gezegd, zo gedaan. Mama weet niet eens dat ze in het ziekenhuis is, en begrijpt nog minder wat die draden aan haar pols doen (ze ligt aan een infuus). We leggen haar uit dat ze er niet mag aankomen. We waarschuwen weer het verplegend personeel dat mama Alzheimer heeft. We gaan naar huis en halen ook nog wat spulletjes op voor haar in het rusthuis.
Maandagnamiddag 24 december. Mama zit schreiend op een stoel. Een tenger hoopje ellende, ze zit van kop tot teen onder het bloed. De verpleegster die net binnenkomt, vertelt me dat ze nu al voor de tweede keer het infuus uit haar arm heeft getrokken: Dat is nu al de tweede keer dat we hier een bloedbad hebben. Mama heeft enorm verdriet, al snikkend vraagt ze aan mij wat ze verkeerd heeft gedaan. Niets mama troost ik haar. Ze wordt gewassen, weer een ander slaapkleedje aan en voor de derde keer wordt het infuus herstoken. Wij leggen nogmaals uit aan de verpleegster dat ze door haar ziekte niet meer beseft wat een infuus is en waarvoor dat nodig is. Terwijl ik nog het één en ander regel, blijft Arsène bij haar zitten. Steeds opnieuw moet hij herhalen dat ze niet aan de draden mag komen. Maar ze is alweer opgewekt, ziet er goed uit en we besluiten terug te keren naar Vlissingen. We zijn net op tijd voor het kerstavond aperitief.
Dinsdagmorgen 25 december. Om 9 u gebeld naar het ziekenhuis. Mama heeft geen koorts, ze heeft volgens de verpleegster een zware maag en darmontsteking. Dat is nieuw voor ons. Ze heeft voor de vierde keer het infuus uit haar arm getrokken. Eindelijk beslist men om de antibiotica oraal toe te dienen. We hoeven ons geen zorgen te maken.
Woensdagmorgen 26 december. Er is geen sprake van dat we nog onze laatste dag doorbrengen op Walcheren. Na het ontbijt, vertrekken we en gaan rechtstreeks naar het ziekenhuis. We gaan eerst bij de behandelende arts. Inderdaad, mama was gewoon geconstipeerd, we hoeven ons helemaal geen zorgen te maken. Een behandeling met antibiotica en alles komt goed. Ook hem vertellen we dat ze Alzheimer heeft. Dan vlug naar mama. Mama ligt braaf in bed. Het gaat goed en volgens de hoofdverpleegster kan ze morgen terug naar huis. We spreken af dat we haar donderdagmorgen om 10.30 u komen halen. Ik haal alvast haar kleren en een warme jas in het rusthuis en neem die s namiddags mee.
Woensdagnamiddag 26 december. De dokter beslist dat mama nú al naar huis kan. Het rusthuis wordt hiervan verwittigd. Een vriendelijke verpleegster kleedt haar aan. Nog even wachten op de brief voor de huisdokter en we kunnen weg. Lydia, haar ma en Greta die op bezoek komen bij mama treffen ons nog net. Een half uurtje later verlaten we met ons vijven het ziekenhuis. Ik ben blij dat ik mama naar het rusthuis kan brengen.
Jaren kwamen mijn ouders met kerstavond bij ons. Dé gezelligste avond van gans het jaar. Mijn ouders en wij keken er altijd naar uit. Onder de kerstboom lagen onze vele cadeautjes al dagen klaar. En ik zie ons pa op kerstavond nog binnenkomen met een wasmand, nog eens vol pakjes. Bij het aperitief begonnen we ze al aan elkaar uit te delen. Op het menu stond elk jaar foie gras, daarna kookte ik de levende kreeften, en als dessert aten we een lekkere ijstaart. Er werd geen enkel jaar afgeweken van dit menu, het hoorde zo!
Toen in 2002 pa enkele dagen vóór kerstmis overleed, bleven de cadeautjes die we voor hem al hadden gekocht, onaangeroerd onder de kerstboom liggen. Van uitbundig feestvieren kwam dat jaar niets in huis en we zaten op kerstavond met zijn drietjes triest bij elkaar.
Het volgende jaar stelde mama voor om de traditie verder te zetten. Het was nooit meer hetzelfde zonder pa, maar we maakten er toch steeds een gezellige avond van, met alles erop en eraan.
We hadden ook dit jaar het allerliefst kerstavond samen met mama gevierd. We hadden het haar zo graag nog één keertje gegund. Maar Alzheimer besliste anders: het wordt de eerste kerstavond in jaren zonder mama. Zij blijft die avond in het rusthuis. Voor mama zal het niet zo veel meer uitmaken. Ze beseft zelfs helemaal niet meer dat de kerstdagen er aan komen. Voor ons wordt het een stuk moeilijker: mama is er nog altijd, en toch kan ze er niet meer bij zijn. Ik wist aan geen kant hoe ik nu kerstmis zou doorbrengen. Thuis met ons tweetjes? We werden meteen uitgenodigd door Lydia, (al sinds onze kinderjaren zijn we vriendinnen): Jullie moeten niet alleen zitten op die avond, kom maar bij mij vieren. Mijn ouders komen ook. Maar ik kan het niet. Het is een hartelijke familie, een warm nest. Neen, net dáár zou ik mama teveel missen.
Arsène stelde voor om in een hotel een kerstarrangement te boeken, weg uit onze vertrouwde omgeving. Ik vond dit geen slecht idee, dus we trekken er met de kerst een paar dagen op uit. Ik weet dat mama niet uit onze gedachten zal zijn.
En voor één keer hoop ik dat ze echt niet meer beseft dat het kerstmis is.