Wat is dat toch iets goeds: om wijsheid van God te hebben, om die gave bij jezelf te zien ontbloeien.
Jacobus schrijft het zo mooi in 1 v 5: "Komt een van u wijsheid tekort? Vraag God erom en hij, die aan iedereen geeft, zonder voorbehoud en zonder verwijt, zal u wijsheid geven".
En Jacobus gaf ook practijk: In Handelingen 15 wordt verhaald van een vergadering, die bekend is geworden als het 'apostelconvent'. De kerk groeide en groeide en na het aanvangsenthousiasme dienden zich allerlei vragen aan: "Hoe nu verder?" En de meest dringende vraag was deze: "Moet het geloof in Jezus een soort veredeld Joods geloof worden, doordat de heidenen de wet van Mozes moeten gaan houden naast de wet van de vrijheid, die Christus ons gegeven heeft". Dat was zó belangrijk. De toekomst moest worden uitgezet. En toen iedereen het zijne had gezegd, stond Jacobus op en hij zei; vers 16: "In de profeten staat geschreven over God: ' Dan keer ik terug op mijn schreden. Ik zal het vervallen huis van David herbouwen, uit het puin zal ik het weer opbouwen. Ik zal dit huis doen herrijzen, zodat de mensen die overgebleven zijn de Heer zullen zoeken, evenals alle heidenen over wie mijn naam is uitgeroepen'.
Wel mensen; de zaak is toch dúidelijk! In Christus is het vervallen huis van David zó opgebouwd, dat er niets meer nodig is. Er is een gemeente uit ons volk, (de Joden), een volheid uit Israel. We kennen onze taak: eropuit om onze volksgenoten en alle heidenen bekend te maken met Gods reddingsplan, zonderdat er enige voorwaarde wordt gesteld dan alleen : geloof".
En dan kondigt Jacobus in wijs beleid nog enkele overgangsregelingen aan en dat ís het dan. De koers is uitgezet en ligt vast voor alle eeuwen.
Kijk; dat is nu de 'gave van wijsheid'. En wanneer jullie daarna streven, komt er dadelijk in jullie jeugdkerk een 'brandende kwestie' aan de orde: "Zullen we de preek nog méer inkorten en nog méer aanbiddingsliederen gaan zingen".
En wanneer ieder zijn zegje heeft gedaan, is er die afwachtende stilte; ieder wacht op 'het verlossende woord'.
En wat is het dan heerlijk, wanneer jij opstaat met een begin van de gave van wijsheid en zegt: "Hosea 4 v 6 houdt ons voor: 'Mijn volk komt om doordat het met mij niet vertrouwd is' En Hebreeí«n 13 v 9 zegt: 'We doen er goed aan ons te laten sterken, niet door spijzen, maar door genade'.
En ik weet geen beter middel dan Gods volk op te voeden in de genade, (dat alles genade van God is), dan een goede, degelijke, schriftgetrouwe preek. En ik weet ook geen beter middel om Gods volk 'vertrouwd met hem te maken' dan een preek, die vertelt, wat hij voor ons deed, doet en zal doen.
Daarom....laten wij van Gods woord eten als van goed, gul brood. Dan wordt daarna ons aanbiddingslied nog grootser en erender. Dan wordt die aanbidding ook meer doordrongen van Gods genade, is het minder een spijze, die wij aan hem aanbieden".
O...wat zou het goed zijn, wanneer jullie zo wijsheid gingen verkondigen.