De vorige keer hadden wij het erover, welke dingen eigenlijk nodig zijn , wil je tot bekering komen. Maar laat niemand nu denken: "O....ik heb mij tot de Heer bekeerd, maar al die diepe dingen, die Ger hiervoor opnoemde, voel ik niet zo in mijn hart. Zou dit wel een goede bekering zijn geweest?"
Houd dit- ook voor de toekomst- vast: er is ook sprake van een voortgaande bekering. Hebr 6 noemt als een van de fundamenten: bekering van dode werken. Bekering, wedergeboorte en doop in de Heilige Geest zijn geen strikt afgescheiden begrippen. Ook na je wedergeboorte en je vervulling met de Heilige Geest blijft God je wijzen op tekortkomingen, waarvan je je ook mag bekeren. Denk over de heerlijke genadelijn van God niet al te schematisch.
We waren bezig met teksten over bekering in het Oude Testament. Ik kies er uit de veelheid maar weer éen uit: Jesaja 59 v 20: "God komt als Verlosser voor hen, die zich van overtredingen bekeren".
Ik verbind daar deze gedachte aan: Bekeren houdt in, dat men het vaste voornemen heeft om zich van de overtredingen, die tijdens het bekeringsproces blijken, (dat 'zich bekeren' gaat dus het hele leven door), af te keren. Zodra men zegt: "Dit of dat wil ik niet laten", dan stokt het bekeringsproces. Zo heb ik eens iemand gekend, die zich heel vurig tot de Heer keerde. Zijn hele omgeving was echt wel onder de indruk van deze krachtdadige omkeer. Maar de persoon in kwestie had een zekere faam opgebouwd als verteller van pikante grappen. En deze 'grafdoek uit het verleden' wilde hij niet afleggen. En toen stokte het bekeringsproces.
Jeremia 31 v 18 "Bekeer mij, dan zal ik mij bekeren". Gevolgtrekking: ieder, die zich naar de Heer keert, zal vol dankbaarheid behoren te zijn voor de hem of haar bewezen genade. Zou men zich gaan verheffen op 'het in ruimte gezet worden'....zou de buitenwereld fluisteren: "Hij is een 'gekende'...hij is 'in ruimte gezet'...hij heeft 'licht gekregen'...en zouden de aldus geschatten zich op die eerbied , hen bewezen, gaan verheffen, dan is de bekering al weer gestokt ook.