AVSG ENG vert. I 24
In het kantoor
1 J Goede morgen, G.. Ik ben eindelijk terug
2 S Goede morgen, mijnheer S. Voelt u
zich beter ?
3 J Ja, dank u
4 Hebben we veel werk te doen ?
5 S O, ja, u vindt veel brieven op uw bureau
6 De manager wil u deze morgen zien
7 O, daar komt hij
8 M Goede morgen, mijnheer S. Het is
fijn u terug te zien
9 Weet u dat er straks een
vergadering is van het comité ?
10J Neen, wanneer is het ?
11M Het is op de 13de maart
12 J Dan moet ik mijn verslag ervoor afwerken
13M Kan ik je straks spreken ?
14J Zeker
15Welke afspraken heb ik vandaag, G ?
16S Ik heb ze gisteren alle op uw agenda gezet, mijnheer S
Grammaticale structuren
1 C Mijnheer S zal maandag naar zijn kantoor gaan
2 K Wilt u maandag naar uw kantoor gaan ?
3 J Ja, liefste. Ik ga als ik mij beter
voel
4 K Wees voorzichtig of anders word je weer ziek
5 J Ik moet naar het kantoor gaan
6 Er is een bijeenkomst van het comité
7 K Wanneer schrijf je je verslag ?
8 J Er is daarvoor niet veel tijd meer
9 Misschien woensdagmorgen
10 Ik schreef reeds de helft vorige
week
11 J En je zult een pak brieven vinden
op uw bureau
12 J O, ja. Wanneer zal ik de tijd vinden
om ze alle te beantwoorden
13 O, dat is niet erg. Ze kunnen wachten tot volgende week
14 Ik schrijf eerst mijn verslag
15J En wanneer zul je de manager zien ?
16 Misschien morgen
17K En wanneer gaan we naar het theater ?
18J O, schat. Ik word weer ziek als ik
dat allemaal doe, deze week
Grammatica in beeld
1 J Wanner zal ik tijd kunnen vrij maken om al mijn
brieven te beantwoorden ?
2 K Ga je naar het kantoor vandaag ?
3 C Zal hij vanavond naar het theater gaan ?
Zal zij naar het theater gaan vanavond ?
4 Zal de trein aankomen om zes uur of
is hij te laat ?
5 J Gaan wij naar het theater vanavond ?
6 C Schrijven zij het verslag volgende week ?
|