De zwarte man
Zwart is de schacht Zwarter dan de nacht Als de taak is volbracht.
Alleen s zomers als de zon Het land verwent Ziet de zwarte man zijn kind Zijn vrouw, zijn tuin.
Longen zo zwart Zwoegend zo hard Eer de rijkdom start.
Alleen s zondags als de Heer Zijn volk vergaart Wijkt het zwart voor gezang, Wat kleur en veel licht.
Zwart is de nood Verwarring zo groot, Nog zwarter komt de dood
En alle gevoel voor ritme en regelmaat verzwindt in éénstemmige angst die schreit over het zwarte land waar alle lyriek en poëzie al lang geen kans meer kregen omdat de zwarte schaduw alom door haar dreigende aanwezigheid soms zo onbeholpen en niet te bespeuren maar toch onmiskenbaar daar!
DAAR! Daar! Waar? Mijngas! Waar? Daar! Wie? Wie? Zeg me wie en waar!
Zwart is het goud Zwart is de dood Zwart maakt ons benauwd want de zwarte man zoekt de zwarte man en de zwarte man schreit dat hij de zwarte man niet vinden kan
Zwart is het kazuifel van de bleke pastoor bij de zwarte vrouwen en de zwarte kinderen van de zwarte man.
De vrouwen en de kinderen van elke zwarte man Van elke zwarte man die zwarter dan de nacht Sneller dan verwacht Zijn taak heeft volbracht.
|