Geraardsbergen, waar ik 30 jaar onderwijzer was, heeft een interessante blog Klik op de foto voor méér.
Hieronder volgen enkele foto's van tekeningen die ik gemaakt heb. Ze zijn uitgevoerd in wasco, potlood, houtskool, oostindische inkt of kogelpen. Vraagje: wie herkent bepaalde portretten?
Gary Brooker (Procol Harum)
Robert Vaughn (Man from U.N.C.L.E. )
zelfportret uit 1966
Richard Wright (Pink Floyd)
Walt Disney
Sammy Davis Junior
Adam Cartwright (Bonanza)
Rik Van Looy
Gerry Marsden (Gerry and the Pacemakers)
Rudi Carrell & Guy Mortier
Adam Cartwright (Bonanza)
Leonard Cohen
Marleen De Smet heeft een blog die 'fotogedichten' heet. Een aanrader! Klik gewoon op de foto om een kijkje te nemen.
Frankies (eigen)zinnige poëzie aangevuld met eigen citaten
Frankies stof tot nadenken en meevoelen Denken en emotie sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan
30-11-2008
het vraagteken van de medemens
Vriend of vijand?
Toen ik meende het zeker te weten, deed je me al wat voorafging vergeten. Je kon me helpen als je het echt wou, maar liet me stomweg staan in de kou.
Was het geen zonde van alle jaren dat ik meende dat we vrienden waren? En was het geen zonde van de tijd, die ik aan je besteedde zonder spijt?
Toen ik weende na deze gedachten, schreeuwde ik van pijn om verse krachten. En die kwamen van een niet vermoede kant: ik voelde contact met je kleine hand.
Omdat het stuifmeel op de grindweg sterft, en de hen weldra haar laatste eitje legt , heb ik maar mijn naam in een boom gekerfd, vergeefs, als in een veel te laat gevecht.
Omdat het zand dat aanspoelt van de zee verder bouwen moet aan nieuwe duinen, help ik de stormwind stiekem graag wat mee en zaai ik viooltjes in andermans tuinen.
Omdat de zon weer in herhaling valt door de nachten steeds weer te verjagen, heb ik mijn prenten keurig uitgestald, achter de ruiten van mijn wagen.
Omdat het gras blijft woekeren in mijn sporen, wil ik elke stap nauwgezet registreren, want dan alleen gaat mijn ziel niet verloren, en kan ik de finalisten feliciteren.
Nu is de nu van daarnet al voorbij, en straks wordt een nu van later. Thans ben jij hier onafscheidbaar bij mij maar wij worden weer stof en water.
Jij bent daar en ik ben nu hier, waar is overal en nergens ook, want ik zie je daar en jij mij hier, we zijn beiden daar en hier ook.
Als ik met je rond de cirkel reis, begin ik hier en jij doet het daar. En jij zegt, als ik naar je stappen wijs, wijs toch niet hier, en wijs eens daar.
Als jij met me rond de cirkel reist, en vraagt waar je moet beginnen, zie je dat het de cirkel is die reist, en wij draaien in een bol naar binnen.
En opwaarts links naar voor omlaag flitsend snel en tergend traag. Zonder richting en zwaartekracht, bedrogen door de dag in de nacht.
Waar nu en wanneer daar vervagen hoe iedereen en wie zo zal verdwijnen, zal jij antwoorden en dan pas vragen, omdat niets nog kan verschijnen.
En de draaikolk van ons verleden herschept het nu van onze dromen. Maar de déjà vu van ons heden voorspelt wat nooit kan komen.
Wat en wie zijn slechts begrippen om ooit overal eeuwig genot te binden aan je tranen smeltend op mijn lippen, en er woorden van dank te vinden.
Begin en einde zijn hopeloos zoek, dood is het leven dat eventjes rust op het enige blad van het eerste boek, waar God geeft en neemt, straft en kust.
Mijn peter is nu weer bij mij, als zestig jaar geleden, of is hij nooit weggeweest van mij, behalve toen hij brood ging kopen op maandag na de klok van negen?
Mijn vader zit weer naast mijn bed, verhaaltjes te vertellen, en elke maal dat hij naar huis wil gaan, bied ik hem een nieuwe sigaar die hij kreeg voor Vaderdag.
Mijn ogen zien hun vaders en hun peters en hun moeders en hun meters en die van elke mens hier ooit geboren en in een soort tijd verloren.
Mijn moeder heeft de Heer geholpen bij de schepping van vaders zoons en dochters zoals zij, die moeders werden of ook niet, maar schiepen zoals Hij.
Ze zijn jong en oud en samen overal, en er zit een lint rond onze levensadem, die bruist en kolkt in de lust van echos in de wolken.
Materie verdwaald in de eeuwigheid, stukjes God en stukjes tijd, stukjes energie door adrenaline verspreid of toch weer verdreven door spijt
Toeval is het eindpunt van berekening, voorgesteld in een holografische tekening te ingewikkeld voor een dode geest die door een soortgenoot gemaakt is geweest.
Emoties meetbaar als een eetfestijn waar alle duivels en heksen genodigd zijn en babys krijsen om moeders op te roepen tot huisdieren dwalen om te snoepen.
Records die hallucineren in een meteorenregen, zelfs kometen komen ze lachend tegen. Tijdverdrijf gaat de kosmossen rond zoals hallucinerende netels in volle grond.
Het pretpark van God heeft geen memorie en van de melkweg bestaat er geen historie. Voor ik geboren was, had ik geen leven, dus zal ik nooit weten waar we naar streven.
God is een pretpark en God is mijn geest, God is en was, zal zijn, was geweest. Wetenschap is opstand en ijdele trots, en de dood is waanzin, leven is rots.
Sterven is weten wat niet kenbaar is, bang zijn is zwakheid die eerbaar is. Hier is nu toen overal alles iedereen, en straks is voorbij en enkel in leen.
Je zal er niet meer zijn op onze volgende klasbijeenkomst. Wie had dat kunnen vermoeden? Niemand onder ons had er zich op voorbereid dat jij ons na een strijd van 6 weken tegen kanker zou verlaten... We kenden je als een vrolijke volkse kerel, een harde werker en een echte Gentenaar. Je hield van muziek (spelen!) en was graag in Nieuwpoort, als tweede thuishaven. We gaan je missen, een jaar na Antoon David...
Sneeuw in mijn hoofd (ballade voor Leon)
Die winteravond kwam het sein elektronisch snel tot mijn brein. Je hebt mijn jeugd geïllustreerd En wordt nu 'geëvacueerd'...
Tegelijk een reus en een dwerg Die me noodde in zijn herberg, strompelend van zwam naar stam maar nooit het toverbos uit kwam:
Je blaast je noten in mijn hoofd, (zo hevig ben ik nooit verdoofd) en vervangt ze prompt door moppen, alsof de pret nooit gaat stoppen.
Dan verdwijn je naar de Noordzee; je raadsels neem je met je mee. Je zegt: tot ziens, tot volgend jaar, (je weet met wie, wanneer en waar)
En al de vrienden van weleer komen samen de naaste keer om te lachen, praten, eten en je plaats niet te vergeten.
Op een winternacht kwam het sein elektronisch snel in ons brein. Het luidt adieu, misschien tot ooit. Ik denk, mijn vriend, misschien tot nooit...
De sleutel van de deur zit in het slot van de deur en het slot van die deur zit in die gevreesde muur.
Wil jij over de muur en door de deur van die muur? Zoek het slot van de deur in die muur en vind de sleutel.
Is de sleutel te klein voor het slot van de deur? Is de deur in die muur bang voor de sleutel?
Of wil je geen sleutel voor het slot van de deur? Is het te leuk zonder sleutel? Of zie je geen deur? Verdien je geen sleutel voor de deur in de muur? Wil je niet over de muur? Of zoek je geen deur voor je sleutel?
Wie vertelt van de muur met alleen maar deze kant van de muur, of is het geen muur, en is er geen deur naar de andere kant?
Het regent op het kerkhof omdat de zon er niet mag schijnen. In literatuur en leesstof moet het licht daar verdwijnen.
Toch regent het en dat stemt mij blij gemoed, als het regent, en die regen bloemen wenen doet.
Geen cliché even oud en groot, en geen cliché is zo versleten als dat van tranen in de regen, druppels op de letters van mijn naam vergeten, van mijn naam zo oud en dood.
Het blijft regenen, het giet. Het blijft regenen, je ziet niet dat niemand op het kerkhof ziet dat ik geniet.
Als de regen met bakken neervalt, en de droefheid van de daken spoelt, of het onweer door de bergen knalt, raken al mijn vingers onderkoeld.
Als de zon over de toppen sluipt, erg moeizaam een cumulus verdrijft, en mijn schaduw te voorschijn kruipt, dat is wanneer mijn hand verstijft.
Als jij dan over mijn schouder kijkt, en vol blijdschap mijn tekst aanschouwt, zacht over mijn klamme handen strijkt, worden mijn tranen al minder koud.
Het waren je ogen die mijn hart vervoerden, en die ik getekend heb op mijn kamermuur. Ze keken naar mijn studieboeken en loerden naar mijn jeugdig verlangen en mijn jongensvuur.
Het waren je ogen die mijn leven stuurden over de puinhopen van zo vele dromen, over de horizonten waarheen we tuurden, om samen naar onze eigen roes te stomen.
Het waren je ogen die me deden wenen, van geluk, na een leven lang lachend zweten. Je ogen zijn onze mooiste edelstenen, wier rijkdom geen enkel ander mens kan meten.
Mijn absurde afschuw voor alles wat op moord gelijkt
De macht van de ladder
Als je me vraagt of ik soms die mug gezien heb, en als je wilt dat ik de boom vel voor je keukenraam, dan voel ik me schuldig, want de wet leerde me respect voor het leven.
En als je wilt dat al mijn zonen zouden leven, en mijn dochters zouden baren zonder pijn, en mijn wereld zou groeien zonder hormonen:
Dan wens ik alleen dat ik nooit had geweten had gegeten had gewenst dat ik meer wist, meer kon, meer deed dan Kaïn ooit deed voor Abel.
Janus is de Romeinse god van begin en einde, van de 'doorgang'. Hij heeft dus twee gezichten. Ianua betekent poort, een woord dat ik vaak als symbool gebruik. Januari is de eerste maand, overgang van verleden naar toekomst.
Janus
Zie je Janus? Zie je Janus op de muur? Janus ziet ons van op de muur en hij volgt ons van op de muur.
Over de muur voorbij Janus. Ken je Janus? Ben je Janus? Je bent de Janus niet van op de muur, maar in alle opzichten heb je lijk Janus twee gezichten.
Janus ziet beide kanten van de muur! Maar voor jou ontbreekt het vuur van Janus op de muur.
Je spreekt voor Janus van de muur maar ontkent de muur en veinst het vuur.
Ook oudstrijders en weerstanders van de tweede wereldoorlog worden terecht nog heden ten dage gehuldigd, en wij moeten hun offers nooit vergeten...
Trauma van mijn opa
Met de brancard hadden we vanonder het moordend vuur ontelbare makkers gered en krijsend hierheen gebracht. Vele dagen zonder slaap onder het zwaar geschut hadden mij ondermijnd en ten slotte neergeveld.
Mijn vriend, je was bij mij toen ik gisteren ging liggen in de bunker in de nacht, en ik hoorde je adem.
Toen de zoveelste obusknal me wekte uit mijn rust tastte ik naast me naar je hand en vond alleen maar bloed.
Een opengereten buik van een onbekend soldaat, die men had neergelegd op de plaats waar jij sliep.
Mijn vriend had ik nog steeds. Ik heb het goddank overleefd en over de gruwel naverteld in naam van de gesneuvelden.
Je vraagt me te bewijzen dat de muur bestaat en dat aan de overkant een tuin is zoals hier.
Je vraagt me te bewijzen dat er een deur bestaat die je binnenlaat in een tuin zoals hier.
Je vraagt me te bewijzen dat er een sleutel is om aan de overkant te leven zoals hier.
Je enigma is het onze, en mijn trauma is dat geen axioma me redt uit dit dilemma.
Je kiest maar: tussen de bedding en de oever, tussen het spoor en de berm, tussen de netels en de roos, tussen de branding en de rots, tussen de kade en de baai, tussen de traphal en de lift, tussen de file en het moeras, tussen de keuze en het gemak!
Je kiest maar
Ik vraag je te bewijzen dat je moedig kiezen kan tussen wat je zeker bent en datgene wat je hoopt.
Bij het beste eten hoort een saus. Wie daarbij nog een wijntje drinkt, verstaat de onvolprezen kracht van een aanmoediging of een applaus, een uitgestoken hand als je zinkt; een knipoogje als jet niet verwacht.
En als ik weer het ravijn in glijd, sneller dan de traan op mijn wang, wend ik mijn blik naar t hemelblauw, en vergeet ik al mijn dwaze spijt. Nu ben ik helemaal niet zo bang. En dat komt alleen door jou, o vrouw!
Ik ben Roland Bourgoignie, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Frankie ( eurocent op forum).
Ik ben een man en woon in Everbeek (Oost-Vlaanderen) (nog steeds België) en mijn beroep is toeterniemeertoe.
Ik ben geboren op 06/01/1948 en ben nu dus 76 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Schrijven en alles wat ik daarbij nodig vind...
Bob Dylan als inspiratie, (niet)publiceren mijn frustratie, mijn gezin is mijn gratie, eerste dorpsdichter Galmaarden (2007) worden was een prestatie, dat u komt lezen is een sensatie!