| 
 
 
 
 
 
 
 Avondzoen
 
   Het enige kaarsje in de kamer
 vlamt speels in je peinzende ogen, de trillende glooiing van je mond durft niets fluisteren in het duister. Onze handen kennen de weg naar elkaar en je schouder zoekt warmte op de mijne; je neemt een voorzichtige slok van je glas dat donker schaduwt op de tafel; nu voel en proef ik rode wijn, zwoel en zo vol tederheid: ik haal mezelf een tweede glas.
 5/8/2013
 
 
 
 
 
 |