Springtij
Blijf bij mij, schat, nog zolang het doek niet valt,
en kijk me aan terwijl de einder in de mist verdwijnt.
En luister naar de slinger die van honger kwijlt,
ofschoon hier onverhoeds het laatste onweer knalt,
terwijl de zon toch elders onverstoorbaar schijnt,
zolang de chronometer ademloos naar ’t einde ijlt.
Och schat, we weten welke lentes zich niet schamen,
welke winters onze zorgen spaarzaam doen verkwijnen,
welke nachten dreigen, maar alleen de dag verlengen.
Elke vloek verlamt de zomer en galmt weg in amen
alsof de kans verkeken is om in de golven mee te deinen
en ultiem de vloedlijn vlijmend vlotjes te verzengen.
7/10/2014
|