(zich) Van geen kwaad bewust
De telefoon rinkelt om me te vragen wie ik ben
en of ik iemand met mijn eigen naam soms ken.
Ratten gooien roet in ons commercieel gesprek.
Kom je eten, klinkt een stem; ik heb geen trek.
Ik besef ineens: ik ken mijzelf al jarenlang niet meer,
ik vraag excuus en leg prompt mijn mobieltje neer.
De spanning neemt toe tot net voor de publiciteit,
Neem je koffie, dringt ze aan. Ik heb geen tijd.
De krant verspreidt zich dieper in mijn denken
en belet me aandacht aan de medaille te schenken
want haar keerzijde heeft immers het meeste nut,
de waarheid van een ander zet mij weer voor schut.
De klok tikt sneller dan de auto's kunnen rijden,
ofschoon ze trachten al het oponthoud te mijden.
De rimpels dalen af van voorhoofd naar beneden
en verstrakken strevend naar meer losse zeden.
Kinderen komen dorstend naar aandacht in de klas
en negeren zuchtend alle liefde die er voor hen was.
Wolken kennen elkaar niet meer als in een droom
Een regenboog knippert de ogen vol rook en stoom.
Seizoenen worden achteloos op een hoop gegooid
de dag is nacht en andersom, de rust komt nooit.
Gelukkig is er straks en altijd weer veel televisie
wat buiten bleef, brengt binnen via import ruzie.
Gestorven foto's, zwarte bloemen en facturen
idolen van nieuwe dictaturen sieren onze muren.
Kom slapen, klinkt een stem, raad eens wat ik doe
ik ga naar buiten schat, ik ben nog echt niet moe.
Leugens en overladen schepen wachten aan de sluis,
ik slik een laatste druif naar binnen, en ga naar huis.
Neen, geen raadsels meer, ik wil je dicht bij mij.
Terug bij jou alleen voel ik me waarlijk vrij.
21/11/2017
|