| 
 
 Requiem voor deze eeuw
 
 
 
 
 
 
 De hitte van mijn warme zon verbleekt door het stoten van de wind van de dame voor de spiegel die haar beeld en geur en blik bemint. Er zitten korsten op het koren en een sprinkhaan op mijn scherm, er is geen wolkje, geen hemelblauw, geen traan in het gekerm. 
 
 
 
 
 
 Wat was het heerlijk, het zien van broertjes op mama's schoot, we hadden schrik van duivels, dieven, auto's en van 't eerste bloot. De kettingen zijn losgemaakt en het verkeer is alomtegenwoordig de nieuwe goden zijn als  straffers, eisers en despoten samenhorig. 
 
 
 
 
 
 Ach kind, geen afgunst voel ik in mijn diep gescalpeld warme hart, geen valse dronken vrolijkheid, alleen gestadig groeiende smart Groei op in de liefde die door de spleten van de ramen sijpelt ik wens dat je al die indoctrinatie negeert en meestal spijbelt.
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 |