Hangjongeren
Ze spelen voetbal in mijn straat, plakken kauwgum op mijn stoep, spelen popsongs 's avonds laat en lachen met me als ik roep.
Ze hangen rond op 't Centrumplein, ze roken drugs en drinken bier, denken dat ze zo volwassen zijn, door gevrij, geroep, getier.
Hun brommers scheuren nergens heen naar disco, dancing, God weet waar, de oudjes klagen steen en been: ze brengen kind'ren in gevaar.
Ik sluit het raam en ga op zoek naar foto's van mijn jeugdidolen, in een lang vergeten hoek voor de jeugd vandaag verscholen
Dan klinkt opnieuw mijn vaders stem: hij sprak bijna de zelfde woorden, zijn en doen wij zoals hem, alsof we 't ook die keer niet hoorden ?
|