De zomer heeft ons stiekem verlaten
alsof hij niets meer te vertellen had
alsof hij ook niets meer te bieden had
dan wat schrale troost dat de herfst
wellicht nog iets in petto heeft
het rijpen der druiven op de zuiderflanken
sappige appels en peren wachtend
in frêle zon uitdeinend tussen de laagstam
noten verwijzend naar het winterbed in maak.
Ik wil het aantreden van de herfst verdringen
tot diep in de moerassen waar de nevel hangt
ik wil de herfst niet erkennen als een voorbode
van kou en regen die de kilte in onze gedachten jaagt
De herfst lokt me niet
Ik bestrijd hem in mijn hoofd
zoals een ridder te paard
zijn vijand nadert
met open vizier tot de winter
hem de doodsteek heeft
met sneeuw en ijs
over het stilgeworden land
binneskamers het haardvuur
naar warmte van het hart.
Ingrid Lenaerts
|