| Wanneer Carmela alle lichamelijkheid ontkent  Geput uit een preutse erfenis die ze koestert Want zij was van haar vader de ongewenste worp Met horens en scherpe duivelsklauven  
 Door zijn lief bevestigd in de wilde vereniging van man en vrouw die ze aanhoorde Tussen de dunne muren van hun nachten Kosmische orkanen van hete lijven die weerklonken 
 Wanneer zij nu tussen de lakens woelt En zelfs haar verlangens niet in de rij kan houden  Ontsnappen wilde hengsten uit hun stallen  Op zoek naar de voldoening van vervlogen tijden 
 Wanneer Carmela de morgen ziet verschijnen  Bezweet en verward in haar zotte angsten  Wil ze dat de weids aarde openscheurt  En haar met deernis in haar diepten verbergt . 
 Ingrid Lenaerts 
 |