Onze voorouders, de Salische Francken - heel Kalmthout is ergens wel aanverwant met een Francken -, komen zich in de Kempen, als veetelers van over de Rijn, verspreiden met ingang van de derde-vierde eeuw na Jezus Christus. Het zal nochtans nog tot in de Karolingische tijd duren voor ze zich, en dan nog in verspreide orde, definitief gaan vestigen in Calmetholt : aan de dorpsbeek, op het Hillo, in Onderzeel, op het Handelaar, in de Foxemaat, op de Ganzendries... . Hun nederzettingen komen tot stand rond een waterput of aan een beek, meestal aan de rand van een dal en zijn, waarschijnlijk uit veiligheidsoverwegingen, in vele gevallen met een drietal hoevekes samen opgetrokken. Onmiddellijk achter de hoevekes bevinden zich dan de akkers, waarop men rogge en later ook boekweit wint en rond deze akkers situeert zich de immense vroente, de gemeenschappelijke heidevelden, om het vee, vooral schapen, te laten grazen. Door de heide heen verbindt men dan de ene nederzetting met de andere langs heidepaden, die men doorheen de tijd "inloopt". Het is wel boeiend te bedenken dat deze heidepaden eigenlijk de elementaire voorlopers zijn van ons huidig wegennet. Ze hebben trouwens een heilzame invloed op de vorming van de locale gemeenschap. En de nederzettingen worden aldus dorpen. Het Frankische dorp bij uitstek in die eerste eeuwen van onze jaartelling in onze streek is NISIPA : "het water dat door het lage land loopt". Dit latere Nispen zal uitgroeien tot de kern van de middeleeuwse heerlijkheid waartoe ook het hedendaagse Roosendaal, een deel van Zundert, Essen en Kalmthout als "uithoven" behoren.
- poëzie + -
En toen, zo'n tiental eeuwen geleden daagde het met dat ene zinnetje uit het niet meer te achterhalen volksliedje : " Hebben olla vogala nestas hagunan, hinase ic onda thu, wat unbidan we nu ? "