Schuinschrijfsels
Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Zoeken in blog


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    inktlekken uit mijn pen
    30-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AFZIEN MAG, AFSCHRIJVEN NIET

    AFZIEN MAG, AFSCHRIJVEN NIET …

     

    ‘Ze’ zijn weer op komst: de zenuwenfabrieken van alle studerenden en van de kaarsjesbrandende moeders én grootmoeders. Examens zijn van alle tijden. Vandaag zijn het andere tijden en dus zijn examens anders en komen nieuwe zeden en gewoonten hun kopje bovensteken op alle niveaus en in al hun onhebbelijkheden. Een van de slagzinnen van mijn vroegere collega van Itterbeek tijdens de examens was: ‘afzien mag, afschrijven niet!’ Met deze nuchtere opmerking tijdens het ‘surveilleren’ – die niet van enig sarcasme en ironie gespeend was – zette hij de tendens voor zijn geduldig heen en weer lopen tijdens de schriftelijke examens en was iedereen tegelijk gewaarschuwd. In die omstandigheden mocht je dus niet afschrijven van een van je collega’s leerlingen en evenmin mocht je niet-toegelaten hulpmiddelen gebruiken in je zoektocht naar de juiste antwoorden. Dat soort afschrijven is nog altijd niet toegelaten, hoewel de gebruikte technieken met de technologische ontwikkelingen zijn geëvolueerd. Maar andere soorten afschrijven hebben zich gaandeweg de laatste jaren gemanifesteerd en waren niet tegen te houden…

      

    Eerst kwamen de rekentoestellen. In mijn studententijd aan de unief was het ondenkbaar dat je een rekentoestelletje mocht gebruiken voor het vak numerisch rekenen. Voor het opzoeken van sinussen, cosinussen en ander getangens moesten we numerische en logaritmische tabellenboeken exploiteren. Het enige ‘kunstmatig’ hulpmiddel om benaderend maar snel resultaten te boeken, was een rekenlat. Je moet al erg zoeken om zo’n ding nog terug te vinden of te zien en zeker om erop rekenen houdt voor de meesten het midden tussen sterrenwichelarij en toveren. In het begin van mijn onderwijsloopbaan waren ook rekentoestelletjes nog verboden. Rond 1973 doken ze op met als koplopers HP, Canon, Casio en Texas Instruments. Gaandeweg mocht je die dingen gebruiken waarvoor ze moesten dienen, maar er kwamen ook toestellen die je kon programmeren, met magnetische kaartjes of vanuit je eigen wiskundekwaliteiten. Voor de toezichters zonder ‘toestellenkennis’ werd het moeilijker om bedriegers te ontmaskeren en daarom stelden slimme (en rijke scholen) een doos met identieke toestellen ter beschikking om niemand te benadelen. Toen kwam de tsunami van de ‘rekenmachientjes’, een vloedgolf die niet meer te stoppen was… Rekenen kon niet meer zonder! Ik heb zelfs een Belgische prins gekend die weigerde aan een overhoring deel te nemen omdat hij zijn rekenmachine niet had.

     

    In het hoger onderwijs hing er iets magisch over zaligmakende en zenuwvretende thesissen, scripties en eindwerken. Dat was als hoogstpersoonlijk werk bedoeld maar je kon ook iemand anders voor je laten schrijven. Dan werkte je met ‘ghostwriters’, zoals J.P. Van Rossem dat dikwijls voor anderen deed. Je kon ook met anderen samen werken, wat daarvoor zelfs verboden was. Als dat eerlijk gebeurde, leerde iedereen ervan, maar zo werden weinigen slimmer, en de meesten luier en dommer. Bij oneerlijkheid (ergens anders afgeschreven), mocht je het wel schudden. Op de computer kon je toen hoogstens boekbesprekingen downloaden, maar leraren waren ook niet van de domsten en wisten ook waar de mosterd vandaan kwam. In de geschreven teksten van thesissen kon je met de nodige spitsvondigheid afleiden of de betrokken student het geheel al dan niet zelf geproduceerd had. Soms verraadde hij zich door voor één begrip drie verschillende termen te gebruiken, afhankelijk van de brochure die hij bij diverse banken had opgesnord. Daar kwamen de echten naar boven en kon je zien of iemand zijn opzoekwerk en persoonlijke verwerking wel degelijk had gevoerd. Een verzameling van dergelijke steken die men met al te grote herhaling liet vallen, deed bij de juryleden de uitreiking van de verdiende punten in grote mate dalen… Afschrijven en jezelf verraden mocht duidelijk niet.

     

    Ineens werd de google-maatschappij springlevend. In fracties van een seconde haalde je onnoemelijk veel artikels over een onderwerp binnen. De firma Google vist supersnel in haar grote fichenbak waarbij al de duurbetaalde Winklerprinsen ter plekke sterven in het boekenrek waar de ze laatste twintig jaar nog amper afgestoft zijn, laat staan gelezen. Google lost het voor jou op en schotelt alles gerangschikt op een dienbord gebruiksklaar voor. Je grijpgrage klauwen naar informatie nemen dit gretig aan en zorgen voor een massa aan informatie waarin je eerder kan verdrinken dan door het bos de bomen nog zien. Wie zeer gedisciplineerd te werk gaat en accuraat zijn opzoekingen verfijnt, kan ook wijze woorden en teksten aan het printerpapier toevertrouwen. Het eigen opzoekingswerk in bibliotheken of gespecialiseerde tijdschriften neemt af en op het gevraagde niveau kun je je heel goed uit de slag trekken met de bijeengegoogelde resultaten. Hoe meer je de materie persoonlijk verwerkt en tot je eigen bezit maakt, des te meer bouw je een eigen stelling en dus ook een eigen degelijke thesis op.

      

    De speurneuzende boswachters moesten hun reukorgaan heroriënteren. Leraars en docenten moeten  nu meer doen om onfrisse praktijken op te sporen dan dat leerlingen/stropers nodig hebben om hun goede bedoelingen te verdoezelen. Docenten in het hoger onderwijs klagen dat ze het alsmaar moeilijker hebben om scripties te kunnen vertrouwen. De student kiest zijn onderwerp, zet zich aan zijn computer, schakelt zijn zoekmachine in, winkelt uitvoerig in de teksten die hij op het scherm aangereikt krijgt en schiet dan in actie. Hij selecteert, kopieert, arrangeert en plakt en scharrelt op die manier zijn ‘wetenschappelijk werk’ bij elkaar. Voetnoten, die naar die dingen verwijzen, vallen meestal naast de bladzijde en alleen die bronnen die echt op papier geconsulteerd werden, verdwijnen meer en meer van de litteratuurlijst. Als je zo’n student bij de opvolging aan het verstand probeert te brengen dat dergelijke scriptie geen wetenschap maar de opslagplaats van een diefstal is, reageert hij meestal verbaasd of zelfs verontwaardigd. Het staat toch op internet! En, weet je wel hoeveel werk het gevraagd heeft om het allemaal bijeen te vinden?... Zwakke redenering natuurlijk!

     

    Een scriptie moet gewoon je eigen werk zijn. Je mag altijd uit andere bronnen citeren, maar die verwijzingen moeten wel in verhouding staan tot je eigen inbreng. Tegenwoordig is het in heel wat hogescholen de gewoonte dat op de eerste bladzijde van een thesis – en persoonlijk ondertekend door de betrokken student(en) – vermeld staat dat de authenticiteit van de scriptie gewaarborgd is en dat geen stukken werden overgenomen zonder bronvermelding. Het is een verklaring op erewoord. Op die manier weet die student waaraan hij zich blootstelt en zo geeft de docent/boswachter eigenlijk ook toe dat hij het zelf ook niet meer durft te zeggen… De digitale snelweg heeft veel deuren geopend om informatie te vergaren. Het is dan ook logisch dat daar driftig gebruik wordt van gemaakt. Maar dan gelden de regels: bronvermelding en met mate.

    Je mag nog altijd heel veel inspanningen leveren: afzien mag, afschrijven niet!

     

    Marcel Huysmans

    30-05-2018, 16:22 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    23-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OORLOG: MEER LITTEKENS DAN ERETEKENS

    OORLOG: MEER LITTEKENS DAN ERETEKENS

     

    Een maand geleden was ik voor een verlengd weekend in de Westhoek. Ik ben daar weer de wereld van de waanzin tegengekomen. Het einde van de eerste wereldoorlog hangt er overal nog alle dagen in de lucht. Na 1568 dagen waanzinnig wereldwijd oorlog voeren proclameerden de Duitsers, Fransen en Engelsen 'het staakt-het-vuren van Den Grooten Oorlog'  in een treinwagon in het Franse Compiègne. Die wagon staat er nog altijd als getuige. De afrekening telde 8,5 miljoen mensenlevens en alleen in de Westhoek sneuvelden 400.000 jonge mensen in een niets ontziende loopgravenoorlog. Ik heb die oorlog niet meegemaakt en gelukkig ook geen andere. Ik ben 'van na den oorlog' en dat wil ook zo houden. Maar iedere keer als ik in de Westhoek kom, herinneren borden eraan dat ik onderweg ben naar een monument, begraafplaats of relict uit die oorlog. Om niet te vergeten!

      

    In de Westhoek vind je de oorlog weere, en 't graf van duizend soldaten: altijd iemands vader, altijd iemands kind... Vermandere zingt erover en je wordt er stil van. In die stille steden van de dood word je met een teletijdmachine onwillekeurig teruggevoerd naar 14-18, ook al is het 100 jaar geleden. De namen van soldaten van 20 jaar, of 18 of zelfs 14 jaar staan er in kille bonkige stenen tafelen gebeiteld, om altijd weer aan te denken. In Flanders Fields, waar de klaprozen bloeiden, groeiden vijfentwintig jaar later weer rijen eenvormige kruisjes die herinneren aan de veelheid van zoveel jonge mensen. In Vladslo stond ik in de druilerige regen bij het in steen gekapte "Treurende Ouderpaar"van Käthe Kollwitz (1867-1945) die haar verdriet, onmacht en moederleed voor eeuwig vorm gaf. Voor haar waren "de eigenlijke verliezers van de oorlog altijd de ouders, de vrouwen en vooral de moeders". Toen Hitler in 1933 rijkskanselier werd, mocht ze haar beelden niet langer tonen. Zo lang mensen een oorlog van binnen hebben, zal er buiten hen ook oorlog zijn. Ik vertelde het verhaal van Hans en Peter Kollwitz aan mijn kleinkinderen en tussen de 24.000 op steen gebeitelde namen zochten en vonden we de naam van Peter terug: Peter Kollwitz Musketier 23 10 1914. Toen was het even stil.

     

    Bij het begin van WO I nam haar zoon Hans dienst in het leger en ook zijn jongere broer Peter trok naar het front in Vlaanderen. Hij sneuvelde in Diksmuide op 23 oktober 1914 en rustte eerst op het soldatenkerkhof Roggeveld bij Esen, midden de eenzame vlakten waar de IJzer stroomt. Later werd hij overgebracht naar Vladslo, vlakbij Diksmuide. Käthe reageerde fel op de moeders die in oorlogstijd - tegen beter weten in - de levens van hun zonen zomaar te grabbel gooiden voor de loop van honderden kanonnen, nadat ze zelf zoveel jaren zo goed voor 'hun jongens' hadden gezorgd. De onverstaanbaarheid, het onbegrip en de neerslachtigheid werden er alleen maar schrijnender door. Een jonge Duitse schrijver wilde op het einde van de oorlog jonge vrijwilligers ronselen 'om de eer van het vaderland te redden'. Zij reageerde hierop met een Goethe-citaat:"er zijn al genoeg doden gevallen en zaaigraan mag je nooit vermalen!". Toen Peter gesneuveld was, antwoordde ze aan zijn vrienden die een halsdoek voor hem hadden opgestuurd:"deze sjaal zal Peter niet meer verwarmen, want hij ligt dood onder de aarde bij Diksmuide". Kort daarna startte ze met een beeld als rouwmonument voor haar zoon en ze werkte er 18 jaar aan: even lang als Peters leeftijd toen hij sneuvelde. In 1956 belandden de beelden van Esen in Vladslo. Dat treurende ouderpaar stelt het leed van een gebroken moeder en een wezenloze vader voor die met een lege blik over de graven staart. Tussen de namen op de grafsteen links voor het vaderbeeld staat: Peter Kollwitz, Musketier, 23.10.14. Het regende nog altijd, maar we werden toch een beetje stiller, kouder en natter.

     

    Een oorlog kent nooit winnaars, enkel verliezers. Je kunt sterven als een held, maar een medaille betekent niets als je ze postuum krijgt of als je er onder begraven ligt. Oorlog neemt veel, maar geeft niks. Wie neemt het initiatief om een oorlog te beginnen en waarom volgt iedereen dan? Omdat er altijd slimmeriken zijn die denken dat ze kunnen winnen. Oorlog is eigenlijk toch maar bloedvergieten op zoek naar vrede. Vrede is feitelijk de voortzetting van de strijd maar dan zonder bloedvergieten. In vredestijd heb je nog wetten of controlemechanismen, maar in een oorlog vallen die allemaal weg. Alleen gruwel en waanzin blijven over. Iedere kogel, raket of gasaanval veroorzaakt nog meer haat. Chemische wapens zijn alleen maar bedoeld om mensen buiten gevecht te stellen, te verwonden of te doden. Ze respecteren de dode materie en maken van levende wezens ook dode materie. Ze vormen het summum van waanzin en onmenselijkheid niet alleen in het brein van getormenteerde zielen maar ook in de slaafsheid van geïndoctrineerde navolgers en meelopers. Daarom is het Verdrag tegen Chemische Wapens een wereldwijd verbod op het gebruik en het in voorraad hebben van zulke chemische ondingen levensbelangrijk. En toch durft Assad in Syrië anno 2018 nog kinderen en volwassenen aanvallen met oorlogsgas. We liepen nog door de fameuze Dodengang in Diksmuide en voelden een beetje de kou en de miserie van die duizenden  soldaten. De drashregen hielp ons daarbij nog.

      

    Dan heb je tegenwoordig nog de heilige oorlogen die wegens religieuze opvattingen, vermeende goddelijke verplichtingen of ter verdediging van 'heilige' gebieden gevoerd worden. Vandaag de dag worden mensen opgeroepen tot een 'heilige' oorlog die altijd barbaars is en allesbehalve heilig. Heilig betekent hoop, liefde en geluk voor iedereen. Oorlog is altijd ongeluk, verdriet angst, dood en verderf. Wat kan het God of Allah schelen wie welke oorlog zal winnen? Voor wie zou hij moeten kiezen? God kiest niet de minst erge van twee kwalen maar laat mensen de vrijheid om eigen keuzes te maken. Oorlog is iets wat de mensen hebben uitgevonden en daar komt God niet in tussen.

    Nederland en België - en ook nog andere landen - hebben een oorlogsgeschiedenis, maar ze zijn nogal vergeetachtig. Ze sturen mensen naar oorlogsgebied om te 'helpen' en om ver of dichterbij verwikkeld te geraken in een strijd die nooit te winnen valt. Mensen kun je uitroeien, ideeën niet. Waanzin evenmin.

    En dan zijn er nog die zeggen dat ook voetbal oorlog is... Was oorlog maar voetbal, dan kon de scheidsrechter tenminste de strijd staken...

    Marcel Huysmans

    23-05-2018, 21:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    17-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EXTREME ALLERGIE: KERMISSEN EN FOREN

     

    EXTREME ALLERGIE: KERMISSEN EN FOREN

     

    Vandaag de dag staat het goed als je tegen vrienden en kennissen kunt zeggen dat je een ‘allergie’ hebt. Je beantwoordt hiermee aan de algemeen verspreide gedachte dat er iets in je leven is waar je helemaal niet tegen kunt en dat je beschouwt als iets van jezelf of tegen jezelf.  Erger zelfs: het werkt op je systeem en het hoeven helemaal geen lichaamsvreemde stoffen te zijn die een reactie veroorzaken binnen je immuunsysteem. Ik heb persoonlijk geen last van stuifmeelkorrels, huidschilfers van dieren of uitwerpselen van de huisstofmijt. Ik wandel ook niet met een loopneus, heb geen tranende ogen, mag nog ongeremd krabben als het jeukt en de momenten dat ik spuitaflatende diarree of verregaande benauwdheid krijg, zijn op de vingers van één hand te tellen. Toch zijn er twee dingen die op mijn zenuwstelsel werken en die onvoorspelbare reacties op mijn gemoed en mijn humeur veroorzaken. Dat zijn gezelschapsspelen, zoals daar zijn kaarten, dobbelstenen gooien in alle mogelijke varianten en met wisselende spelregels of ander Halmagedoe èn kermissen. Van heel die santenboetiek heb ik wel een superallergie overgehouden: alles wat ruikt en ademt naar alle mogelijke vormen van kermissen – van paardenmolen over schietkraam tot pretpark- bezorgt me rillingen en onbeheersbare kermisvrees. Vandaag wil ik me beperken tot de kermissen en foren: het is er de tijd voor!

     

    Een kermis of foor vind ik een evenement dat vooral bedoeld is om mezelf  zeker niet te vermaken, maar anderen wel en dat moedig ik ongeremd en uitgebreid voor mijn uitbundige medemens aan. Van oorsprong was de kermis een jaarmarkt ter gelegenheid van de wijdingsdag van de patroonheilige van de parochie of de wijk. Kermis is dan ook een verbastering van kerkmis of kerke-misse. Op die dag stroomde het volk en de families samen om de patroonheilige te vieren en te vereren. In de steden verloor de kermis meestal de band met het religieuze feest waarvan het afgeleid was, maar in vele dorpen gaan beide nog hand in hand en gaat zelfs op de wijdingsdag nog een processie uit. Geef toe: dat zijn uitzonderingen. Dat neemt niet weg dat ik elke gelegenheid tot echt vieren apprecieer. Mijn verste kermisherinneringen gaan terug naar een feest (?) met paardenmolens en schommels en een feestmaal bekroond met echte Limburgse vlaaien (ik ben op 300 meter van de Limburgse grens geboren). De smaak van die gretig verorberde vlaaispieën blijft me meer dan 65 jaar later nog achtervolgen en plezieren. De aversie voor paardenmolens, schommels, botsauto’s en schietkramen is sindsdien alleen maar toegenomen. Terwijl kinderen meestal wenen als ze niet op de kermismolen mogen rondtoeren, schreeuwde ik moord en brand om me weer van dat draaiende onding af te halen. De ware psychologische achtergrond van deze tegennatuurlijke afkeer van alles dat met het risicovolle kermisbedrijf te maken had, heb ik nooit kunnen achterhalen en daarvoor heb ik misschien nog een tweede leven nodig.

     

    Van nature had ik altijd belangstelling voor het fenomeen ‘kermis’, zolang ik er zelf maar niet moest aan deelnemen. Ik ben in mijn leven twee keer op de Sinksenfoor geweest. Die is gegroeid uit de Antwerpse jaarmarkt die sinds de 13de eeuw rond Sinksen plaatsvond. Vanaf 1875 tot in 1969 stond de kermis op de Leien maar verhuisde toen wegens de verkeersdrukte naar de Gedempte Zuiderdokken. Mijn twee bezoeken zijn gelokaliseerd op die twee plaatsen. Helaas. Op Spoor Oost of in de 85 m hoge Mine Tower zal ik waarschijnlijk nooit meer geraken. De eerste keer bezocht ik met mijn ouders de foor op de Leien rond 1950. Ik herinner me nog ‘de Lut met den Beer’, de ‘spookhuizen’ en ‘rupsen’ die me altijd een vraag naar avontuurlijkheid, spanning en geheimzinnigheid deden veronderstellen maar me toch nooit konden bekoren. Dat verstond ik niet. Baardvrouwen, goochelaars en waarzeggers lokten kermisvierders en misvormde menselijke wezens werden als rariteiten voor normale mensen uitgebuit. Veiligheid is een grote factor in het kritisch bekijken van heel het kermisgebeuren. De mensen zijn wat losser en zo komen risicos’ sneller dichterbij. Misschien is dit een beetje beroepsmisvorming. De peter van mijn vader is na een kermis in Mol een been kwijtgespeeld in een ‘stuur’, een Molse schommel die als uitermate prettig werd voorgesteld. Dat ongeval van ‘nonkel Jef’ werd in de familie honderden keren verteld en vormde wellicht toch de kiem van mijn kermisaversie. De tweede keer dat ik de Sinksenfoor bezocht was samen met mijn vrouw. Het was in 1973. Spijts mijn natuurlijke afkeer stond ik toen voor het eerst voor een schietkraam. Ik gebruikte toen als noviteit een loodjesgeweer en zou het later nooit meer ‘bespelen’. De Sinksenfoor was dus niet aan mij besteed en het werd een definitief adieu.

     

    Voor heel wat mensen was kermis de enige gelegenheid tot uitgaan en als je toevallig veel centen had, leidde dat tot zwaar alcoholgebruik en de gevolgen ervan: dronkemanstaferelen, vechtpartijen en buitenechtelijke vrijpartijen. Erotisch getinte en zelfs seksuele opvoeringen in afgesloten tenten, activiteiten als ‘dwergwerpen’, weddenschappen en gokspelen en ‘sterke mannen’ werden als ideale kermisattracties opgevoerd. Ik besef nu dat dit allemaal aan mij is voorbijgegaan. Anno 2012 was de Sinksenfoor inzet van zware discussies: in welke mate is dergelijk evenement een belasting op de gemoedsrust van ‘de nieuwe Antwerpenaar?’ Is de brave burger die gekozen heeft voor de relatieve rust van de Gedempte Zuiderdokken nog wel aanspreekbaar voor een gebeuren dat de hele buurt gedurende 4 tot 6 weken doet ontwaken uit zijn vredige parkeeractiviteit om plaats te maken voor een geldverslindend rustverstorend gebeuren dat eens per jaar de uitgaansklep van de verstokte Antwerpenaar doet klepperen? Gelukkig gebeurde in 2015 de achteraf toch gelukte verhuis naar Park Spoor Oost. Nu zijn de mensen – gemeentebestuur , bezoekers en foorkramers - opnieuw content.

    Eén en géén probleem zijn mijn kinderen en kleinkinderen. Ze zijn grootgebracht met het ‘Ros Beiaardsyndroom’. Dit wil zeggen dat zij van kleins af in Dendermonde hebben kunnen smullen van ‘Katuit’, ‘Ros Beiaardommegangen’ en kermissen allerhande. Zij kennen en smaken – nu al en altijd opnieuw – de feestelijke genoegdoeningen van al die kermisattracties, van paardenmolen over eendjesvissen tot casinospeeltjes en voeren rondedansjes uit als zij één van die attracties met hun aanwezigheid mogen en kunnen vereren, daarbij geholpen door hun enthousiaste oma en tante Roos. En bij zoveel inzet, speelplezier en kermisvreugde verzinkt mijn kermis- en foorallergie helemaal in de achtergrond bij hun kermisenthousiasme. Dat is op dit ogenblik niet meer terug te schroeven.

    Het zij zo! Aangename kermismaking!

    Marcel Huysmans

    17-05-2018, 15:31 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    11-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERGISSINGEN VAN MEI? OF VAN IEMAND ANDERS?

    VERGISSINGEN VAN MEI?

    OF VAN IEMAND ANDERS?

     

    De laatste avond van de zonnedagen  van vorige week was de zon met een beetje winderig gevoel roodromantisch ondergegaan - zoals zij dat al eeuwen doet - en ik zat aan de tafel toen ik plots een kleine, droge ‘tok’ hoorde tegen de ruit van de schuifdeur. Het was echt niet de moeite om er op te letten… en dus las ik verder! Maar dinsdagmorgen duwde ik de terrasdeur open en zag de onbenullige ‘tok’ op de grond liggen: met de poten onbeweeglijk omhoog, zijn zwarte lijf naar boven en onderaan zijn bruine mooi opgevouwen vleugels. Dat moest die brokkenpiloot van tegen de ruit zijn! Een meikever was op zijn rug beland, had het niet overleefd en kon ook niet meer gerepareerd worden zoals het beschadigde exemplaar van Panamarenko uit 2006, dat uit het ‘smak’ was weggepikt. Eigenlijk noemden we ze vroeger mulders, molders of zelfs moldenaars. Voor meikevers bestaan er wel honderd dialectnamen, allemaal goedgekozen en met een levensverhaal nabij een beukenhaag. Lang geleden kwam je ze regelmatig tegen maar de laatste 5 jaren heb ik ze nog maar weinig gezien.

                                                                                               

    Hun openbaar leven is mini. De eitjes van de meikever worden in de grond gedeponeerd en dat worden dan larven. Omdat ze zo’n drie, vier jaar onder de grond blijven eten noemt men ze ‘engerlingen’, eigenlijk een beetje een nare naam. Ze vreten zich helemaal vol met alleen maar wortels. Daarom werden ze jarenlang door de tuinders bestreden en gedood en daarom worden ze zo zeldzaam. Wie overleefde als kever, had de gewoonte in mei naar boven te komen, maar soms gebeurde dat al vroeger. We vingen ze vroeger – na het ‘uitkomen’ – op eiken- en beukenhagen. Of… ze kwamen naar het licht, zoals die ene met de fatale landing tegen de ruit! Als kind parkeerden we hen als levende trofee in een lucifersdoosje – met gaatjes én een frisgroen blaadje - en vooral ’s avonds was het een geritsel van belang. ’s Anderendaags maakte het diertje dan meestal een reis in de broekzak en mocht voor het eerst naar school. Aan één van de poten bonden we een garendraadje. Zo kon de kever zijn vleugels even uitslaan en een korte vlucht maken zonder dat hij als vermist werd opgegeven. Toen stonden we er niet bij stil dat dit zuivere dierenmishandeling was, maar Gaia bestond nog niet en we waren zeker dat de meikever er niet veel last van had en dat hij heel content was omdat hij even uit dat enge doosje weg kon.

     

    Opeens beleefden we veertien dagen geleden de warmste aprildagen sinds 1833. Aprilse grillen stonden even droog en werden vervangen door perfect zomerweer met zonnecrème en ijskreem. Door die warme dagen in april waren sommige meikevers-in-spe wel degelijk misleid en daarom haalden enkelingen hun vliegbrevet al in april. Het scheelde niet veel of de aprilklokjes waren verwelkt tegen hun hoogdag van 1 mei. Sommigen kwekers hebben ze zelfs in hun koelruimte gezet om hun groei af te remmen tegen de hoogdag van de arbeid. Je zou er nog meer vragen kunnen bij stellen. Hoe zit dat met al die vogels? Legt ieder vogeltje nog wel zijn ei in mei of heeft ie dat al in april gedaan? Jaja natuurlijk, behalve de kwartel en de griet, want die leggen in de meimaand niet… of de koekoek en de spriet, want die kennen hun nest nog niet! De zomer in de meie, zet de oude lieden aan het vrijen. Wie moet dat allemaal controleren? En wie heeft dat gedaan? Wreekt het fameuze Trumpgat in de ozonlaag – want dat is van vóór zijn tijd en alleen daarvoor is hij niet verantwoordelijk - zich op de mens? Wat gaan we nog allemaal meemaken? Is de wereld echt om zeep, want er gebeuren rare dingen rondom mij? Kunnen we en willen we er met zijn allen wel iets aan doen? Of is een meikever in april alleen maar een zot die niet weet wat hij wil?

     

    Enkele jaren geleden heb ik me laten vangen door de ijsheiligen. Ik had mijn aprilse tomatenplanten een maand te vroeg geplant en in mei heb ik ze dus een tweede kans moeten geven. Boerenwijsheid is niet dom en verstand komt maar met de jaren. Mijn ex-collega Klein Georgeske uit Buggenhout (van nature een economo- agrofiel met late roeping) keek meewarig naar mijn scheefgezakte aprilplanten en sprak de wijze woorden: “ge moet wachten tot de grond opgewarmd is. Maar ja, de jeugd van vandaag heeft geen geduld hé”. Hij plantte zelf zijn bonen half mei, na de zogenaamde ijsheiligen. Dus volgde daarna mijn tomatenplant-herexamen in mei. Sindsdien ben ik op tuinvlak devoot en vertrouwensvol geworden: er worden buiten geen bonen, erwten en tomaten meer geplant vóór de ijsheiligen of met andere woorden tot de grond voldoende is opgewarmd rond half mei. Dan rijden de ijskarretjes al een hele poos en zijn de ijsheiligen ook gepasseerd. Die hebben hun naamdagtussen 11 en 15 mei en deze controle is gemakkelijk deze week uit te voeren. In de volksweerkunde zijn dit de laatste dagen van het jaar waarop nog nachtvorst kan optreden. Mamertus, Pancratius, Servatius van Maastricht, Bonifatius van Tarsus en soms is Sophia van Roma er ook bij in het clubje van vier of vijf.  Zo zie je maar dat het voorjaar te veelbelovend en onnozel kan zijn in zijn voorzichtig, aarzelend genereren van het kan vriezen en het kan dooien. Dat noemt men lentezonden.

                                                                                

    Is de wereld onherroepelijk en onomkeerbaar naar de Filistijnen? Ja, want het proces van de opwarming van onze aardbol is ingezet en niet meer te stoppen. Tegen 2100 zal het overal, gemiddeld 3 à 5 graden warmer zijn en dat levert al gevaren op vanaf 2°C stijging. De ijskappen zullen afsmelten en de zeespiegel zal zo'n 58 centimeter stijgen. Overstromingen zullen ons deel zijn en continenten zullen onder water verdwijnen. Elders zal het extreem warm worden en honger en dorst zullen toenemen terwijl de kans op orkanen groter wordt: allemaal onze eigen schuld en eigen bult. Wij hebben de wereld die we cadeau kregen zelf om zeep geholpen: niet de apen, beren, honden of katten. Ook niet de slangen of kikkers of de wespen en muggen. Nee, wij zijn de daders: we hebben daar allemaal zelf voor gezorgd! Dus lieve vrienden: als de hond de zetel heeft kapot gekrabd of de kat hoog in de gordijnen hangt, moet je niet te hard roepen. Memento homo – bedenk o mens - wat jij allemaal zelf hebt uitgespookt!  Toch wensen we iedereen toch veel plantgenot, reuzenbonen, bolle erwten en volle rode karbonkels van tomaten!

    Marcel Huysmans

    11-05-2018, 15:40 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    04-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OVERLEVERS VAN DE TWINTIGSTE EEUW

    OVERLEVERS VAN DE TWINTIGSTE EEUW

     

    Soms voel ik me oud worden! Te dikwijls kijk ik terug naar vroeger. Op zichzelf is dat niet erg, maar het gebeurt vaak met weemoed en dat is minstens verontrustend. Als ik in de achteruitkijkspiegel de jaren 50 – 60 – 70 zie en van dichterbij vaststel wat we allemaal hebben uitgestoken, besef ik dat we toen tegen heel veel en tegen bijna alles hebben gezondigd en nog meer verkeerd hebben gedaan. Het is bijna een wonder dat we zoveel overleefd hebben…  Ofwel hadden we een prima samenwerkende vennootschap van superengelbewaarders ofwel waren we van nature sterk en onverwoestbaar. Of misschien hebben toch nog andere dingen meegespeeld.

                                                           

    Misschien waren we lichtzinnig toen we eitjes aten, recht van onder de kip die haar lichaamsproducten zelf nog in gescharrelde toestand in het kippenhok had gelegd. Op de voeding die we kochten, stond géén vervaldatum. We dronken water uit de kraan of aan de tuinslang en bijna nooit uit de fles. Als we met kameraadjes speelden, sportten of werkten, dronken we uit dezelfde fles zonder te denken aan mogelijke besmettingen. Een verse kauwgom van een halve dag belandde toen nog op het nachtkastje en zelfs de ochtend daarop was hij nog goed voor de dienst, zij het iets minder gesuikerd. Men vertelde dat kauwgom gemaakt werd van rubber en dat je er – als je hem per ongeluk inslikte – aaneengeplakte darmen aan over hield. Ik heb ze wel geslikt, maar nooit geplakt. In scholen was kauwgom een verboden genot. Zwemmen mocht bijna overal: in elke waterloop, kanaal, visvijver of zandput was het bij mooi weer een grandioos feest en de waterplassen waar het ongezond was, kenden we niet of hadden nooit van de vervuiling gehoord. Ik leerde van onze buurman zwemmen in het Straatsburgdok tussen aangekoekte mosseltjes aan de kaai.

     

    We leefden in de jaren van roekeloze mobiliteit. In de auto’s stonden geen veiligheidsstoeltjes of kopsteunen, gordels hadden hun intrede nog niet gedaan en een airbag was enkel een gadget voor een sciencefictionverhaal voor vele jaren later. Op de autobank was het achterin gezellig en zeker niet gevaarlijk. We zaten achterop de fiets, slepend met de voeten over de grond en moesten ons vasthouden aan de schroefveren van het zadel. Mijn eerste fiets – van mijn peter gekregen – was een ‘doortrapper’ zonder kettingkast die bijna twee vingertoppen van mijn rechterhand oppeuzelde. Er waren wél terugtrapremmen en ‘sturmay-versnellingen (3)’ die, als ze ontregeld waren, enkel nog met de zwaarste versnelling lieten trappen. In die tijd werden echte flandriens gekweekt. We fietsten nog zonder helm en een kapotte band herstelden we zelf met ‘roestinnekes’ en kleine tubes lijm die altijd net uitgedroogd waren bij gebruik.

     

    Door veel rivieren en vooral riviertjes stroomde zwart water met groezelige schuimkoppen. Overal braakten fabrieksschoorstenen ongezond roet uit en stank was het afstandelijke bewijs van industriële activiteit. Er was veel minder geluidsoverlast en veel minder auto’s, maar het aantal verkeersdoden was toch drie keer zo hoog als nu. De huisarts deed zijn werk nog alleen, rookte soms permanent sigaren en voor wie er helemaal niets meer gedaan kon worden, bleef alleen nog het ‘gesticht’ over. De bakker kwam nog dagelijks aan de deur en bracht lekker vers Expobrood waarin producten zaten om het heel lang vers, mals en slap te houden, maar die additieven mogen nu niet meer. Verfresten gooide je gewoon door de wasbak en met een versleten tweepeekaa kon je nog in een roetwolk naar Frankrijk bollen. Als je last had van beestjes in je tuin dan gebruikte je lekker DDT en round-up was het moderne bestrijdingsmiddel. In die tijd heeft men het milieu uitgevonden…

     

    Toen was geluk nog heel gewoon. Poorten en deuren gingen gewoon dicht. Als je er met je vingers tussen zat, waren ze weg. Schoolbanken hadden een open inktpot en een klaptafel en als er iets mis liep in de klas, tikte de meester met een liniaal op je vingers. Met je linker hand iets aannemen was verfoeilijk en men sprak zelfs van een slechte hand, hoewel ze alleen maar het spiegelbeeld was van de andere. Zelfs schooldirecteurs maakten misbruik van hun positie om linkshandigen het leven zuur te maken. We bricoleerden zelf speelgoed, knutselden zeepkisten en hadden niet voor alles batterijen nodig. In de lagere school leerden we nog breien en matjes weven. Er bestonden geen kinderbeveiligingen aan stopcontacten, autodeuren, geneesmiddelflessen en chemische reinigingsmiddelen. We mochten buiten spelen op voorwaarde dat we thuis waren vóór het donker was. Niemand wist waar we rondhingen en de gsm bestond nog niet. We hadden nog singeltjes en elpees en pickupjes van Teppaz met de luidspreker in het deksel. Je moest of mocht zelfs naar het leger gaan, maar je moest wel wachten tot je 21 voor je meerderjarig was. Na de hoogmis kon je bij Emma nog ijsjes kopen aan een trapijskar met drie wielen voor twee keer niks. Dat zou je nu in euro niet meer kunnen omrekenen. Als je op kamp ging, mocht je in bijna alle bossen spelen en zelfs wandelen. We speelden voetbal naar één doel en als er eens iemand niet mocht of kon meespelen was dat onvoldoende om naar een psychiater te lopen of alternatief depri te worden.

                                                               

    Tijd voor nog meer flashbacks. Zich wassen gebeurde in een wasteil, een emmer of in zo’n ovale ‘basseng’: 's zomers lekker fris en 's winters nóg frisser! We verwarmden ons dicht tegen de leuvensestoof en liefst met de voeten op de rand of in de ovenruimte. We waren zo fier als een gieter als we de koolkit mochten vullen en klaarzetten voor de volgende morgen. We maakten de asbak leeg en haalden de nog brandbare kolenresten eruit. Van een slecht trekkende schouw kreeg je méér rook binnen dan van 2 pakjes ongezonde sigaretten. In die tijd speelden we zelfs op de kasseien met een oude velg en een staafje ijzer waarmee we die voortduwden. En als er een auto kwam aangereden dan riepen de verderop spelende kinderen om te verwittigen. Dat was niet echt nodig want je hóórde die auto toch aankomen.

     

    Het is een wonder dat we dat allemaal overleefd hebben.Alles bij mekaar was het vroeger toch zo slecht niet en… we hebben het vooral overleefd. Vroeger was het misschien beter dan nu, maar het is gelukkig voorbij. De toekomst was vroeger een heel stuk gezelliger, zeker als je het achteraf kunt bekijken. En was het niet beter, het was verdorie toch wel een pak simpeler!

    Marcel Huysmans

     

    04-05-2018, 14:47 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    26-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GELD GROEIT NIET AAN DE BOMEN, HET WORDT ER VAN GEMAAKT

    GELD GROEIT NIET AAN DE BOMEN,

    HET WORDT ERVAN GEMAAKT

     

    De laatste tijd wordt er in het voetbal met bedragen gegoogeld en gegoocheld die een normale mens zich niet kan voorstellen. De sommetjes in de belangrijkste bijzaak van de wereld zijn om van te duizelen. Een gewone voetballiefhebber kan in sommige weken, zonder bij te betalen, vier avonden superbelangrijke matchen zien met spelers die met een recordbedrag onder hun rugnummer spelen. Sinds de commerciële zenders erop sprongen moet je eerst straf nadenken op welke zender een match wordt uitgezonden omdat meer en meer tv-wolven vechten om hetzelfde been. Ze bieden tegen mekaar op zodat ze er zelfs politiekers voor hun advies mee kunnen betalen.

     

    Ik ben altijd goed geweest in rekenen en toen ik las dat beroepsvoetballer Axel Witsel de lokroep van de Chinese yens hoorde en plotsklaps naar de oosterzon verdween voor een transfersom van 20 miljoen. Hij zou er, na belastingsaftrek en kaaimantaks, zo’n 12 miljoen € per jaar verdienen. Da’s ongeveer een miljoentje per maand, 33.000 € per maand en 1.389 € per uur. Hij verdient dus op een uurtje wat vele Belgen op een maand verdienen. Kun je op zo’n manier ‘voetbal’ en ‘ethiek’ nog samen in één zin gebruiken, zonder ethisch onpasselijk te worden? Rekenoefeningen om het geld van iemand anders te tellen geven je een pseudogoed maar machteloos gevoel. Tijd dus om met de twee voeten weer op aarde en ter plekke te belanden.

                                                                        

    In onze cultuur en in onze dromen neemt geld een bijzondere plaats in. De dubbelzinnigheid in het fantasiedenken over geld valt op: nuttig én wenselijk, maar ook gevaarlijk en dus moet je voor te veel of te weinig altijd oppassen. Sommigen dragen heel dure juwelen om te laten zien hoe rijk ze wel zijn, al zeggen ze dat zeker niet. Niemand vertelt graag hoeveel hij verdient. Voor heel velen onder ons is dat nochtans vlug op te sporen, zeker als het over officiële barema’s gaat. Die kun je zelfs voor de belastingen niet verstoppen. Het wordt pas moeilijk als het over iets meer dan normaal gaat, want dan gaan alle monden, kassa’s, boekhoudingen, microfoons en balansen dicht.

     

    Geld is een vat vol tegenstrijdigheden. Je kunt met geld alle mogelijke dingen kopen maar je moet het wel hebben. Zonder centen kun je niet. Geld heeft alleen waarde als andere mensen in de buurt zijn: op een onbewoond eiland kun je er geen snars mee doen. Het trekt ook criminaliteit en conflicten aan. Maar feitelijk is het een middel om commerciële en andere betrekkingen tussen mensen makkelijker te maken. Daarvoor wordt het in de hele wereld ook gebruikt. De wonderezel uit het sprookje ‘Tafeltje dekje, ezeltje strek je, knuppel uit de zak’ van de gebroeders Grimm, die vooraan en achteraan goudstukken uitspuwt, staat al eeuwen model voor het gebrek, getrek en geduw rond geld. Lang geleden brouwden de mysterieuze alchemisten hun levenselixir. Het waren magische wonderbrouwers van toverdrankjes, op zoek naar de ‘steen der wijzen’, die soms werd vereenzelvigd met goud, dan weer met een methode om metalen te veranderen in goud of met een levenselixir. Wat geheimzinnig is, lijkt altijd waardevol en een ernstige confrontatie met echte wetenschappers werkt dikwijls ontnuchterend. In hun laboratoria maakten die alchemisten soms legeringen met de uiterlijke kenmerken van goud zoals kleur, gewicht en smeedbaarheid. Foefelaars profiteerden van die verwarring om ‘alchemistengoud’ te produceren door het verven van gewone metalen. Pseudo-alchemisten creëerden tegelijkertijd nepgeld en brachten even valse hoop in bange dagen. Misschien zijn zoveel eeuwen later sommige geldcreëerders en –bewaarders van nu even sluw als sommige alchemisten van toen die op hun slinkse manier gewone mensen om de tuin trachtten te sturen…

     

    In onze taal spreekt men wel over geld. Iemand die steenrijk is, is zo rijk als Croesus, de laatste koning van Lydië. Over zijn land liep de rivier Pactolus, die in haar slijkbedding een natuurlijke legering van goud en zilver meevoerde. Dat gebruikte Koning Midas die zich in de Pactolus baadde om niet langer alles wat hij aanraakte in goud te moeten veranderen. Iemand die veel geld verdient, zonder er echt veel voor te moeten doen, wordt slapend rijk. Dat komt uit een psalm (127) ”het is vergeefs dat je vroeg opstaat en laat opblijft, want Hij geeft het zijn vrienden in de slaap”. Ook dàt bestaat nog: terwijl de begrotingstekorten van sommige Europese landen nog steeds toenemen, krijgen banken geld toegestopt door de Europese Centrale Bank (ECB). Punt. Een minder gekende uitdrukking die met centen te maken heeft, is ‘iets in de slappe was zetten’. Vroeger wreef men leder of hout met was in ter bescherming. Op die manier zag men dat iemand over ruime financiële middelen beschikte. Keizer Vespasianus zei ooit tegen zijn zoon: “geld stinkt niet”omdat zoonlief hem verweet dat hij een belasting op de openbare urinoirs had geheven. Wie geld heeft, ruikt het inderdaad niet en laat het zeker niet ruiken.

     

    Buiten geld zijn er veel andere dingen die bepalen of je gelukkig bent of niet: je gezondheid, je gezin, je kinderen en werk, maar dat ondervind je pas als je werkloos bent. Het is moeilijk om gelukkig te zijn als je geen eten hebt of geen dak boven je hoofd, maar ook als je niet kunt meedoen met wat in de maatschappij gewoon is. Als je kinderen mee op schoolreis willen en je kunt het niet betalen of alleen als je een beroep moet doen op je speciaal spaarpotje: dat is ook armoede en die maakt zelden gelukkig. Geld maakt wél gelukkig wanneer het je vrijheid geeft. Het maakt ongelukkig wanneer je er de slaaf van bent. Armen zijn arm omdat rijken rijk zijn. Het zou misschien al veel helpen wanneer armen de helft zouden krijgen van het geld dat wordt uitgegeven aan armoedestudies. Als men over rijke mensen spreekt, zegt men dikwijls dat ze er ook voor gewerkt hebben. Vroeger kwam het geld uit de opbrengsten van de landbouw, later uit de producten van de industrie en tegenwoordig verdient men héél veel geld met diensten. Voor alles heb je een attest, een certificaat of een goedkeuring nodig en die dingen kosten veel geld. Minder winst maken dan het jaar ervoor, betekent “verliezen”. Slimme definitie!

                                                                 

    Met geld kun je geen geluk kopen, maar wel een staf van deskundigen betalen om het probleem te bestuderen. Om geld te maken, moet je je als rijk voordoen. Geld is niet alles: iemand met 20 miljoen euro kan even gelukkig zijn als iemand met 21 miljoen euro (J. Gleason). Wij denken alleen aan geld: diegene die het heeft, denkt aan het zijne, diegene die geen geld heeft, denkt aan dat van de anderen: superrijken worden alsmaar rijker op de kap van altijd maar armer wordende wèrkende mensen. De waarheid is feitelijk dat wij allemààl stinkend rijk zijn. Jij bent stinkend rijk, ik ben stinkend rijk, iedereen in België is stinkend rijk en voordat je begint te protesteren zal ik uitleggen waarom. We leven in de chicste villawijk van de wereld. Zelfs de armste werkloze is superrijk vergeleken met driekwart van de wereldbevolking die buiten onze villawijk leeft. Maakt hem dat gelukkig? Nee natuurlijk niet. Een werkloze vergelijkt zijn rijkdom niet met die van iemand uit de derde wereld: hij vergelijkt zijn inkomen met dat van de gemiddelde Belg. Dus is hij arm! Maar er zijn ook arme miljonairs. Wie 1 miljoen euro per jaar scoort, voelt zich arm tegenover zijn collega met 2 miljoen euro. Maar jaloezie is dan weer een andere ondeugd.  

     

    Marcel Huysmans

    26-04-2018, 11:30 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    19-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PINNENMUTSEN, BOSKABOUTERS EN GELOVEN...

    Je kunt iets geloven of geloven dat iets waar is. Omdat je het niet kunt bewijzen, neem je het voor waar omdat het toch zinvol lijkt. Je kunt ook iemand geloven, omdat hij/zij geloofwaardig lijkt en er meer van weet. Als ik aan een Lierenaar de weg naar de Zimmertoren vraag, geloof ik dat ik bij die klokkentoren zal geraken. Of als ik naar mijn huisdokter ga, geloof ik in zijn diagnose die ik zelf niet kan bewijzen. Hoe zieker ik ben, hoe meer ik hem geloof. Maar je kunt ook in iemand geloven en dat is een kwestie van vertrouwen. Iemand zei eens: ‘geloven is onzeker weten!’ Je gelooft dus in God, in Allah, in Boeddha, in iets of in niets. Maar zeker weten doe je het niet. Daarom heet het geloven: je neemt het aan, zonder dat je er helemaal zeker van bent: dat is de drempel die je moet nemen. Bij het openbarsten van een plotse lente komt iedere keer mijn rotsvast geloof in kabouters weer naar boven. Mijn kleinkinderen hadden er een neus voor: waar zij ook een kabouter ontdekten, werd die op echtheid getest door aan zijn neus te trekken en als hij écht was, kreeg hij als beloning een even echte kleinemensenzoen... Helaas kleine kinderen worden groot en dan gaan zelfs grootouders twijfelen.

     

    Die kleine wondere kereltjes treden al eeuwenlang op in duizenden sprookjes over heel de wereld. Ze zijn piepklein, heel rap en bijna onzichtbaar of verborgen voor de mensen. Hoe kleiner je zelf bent, hoe meer kans je hebt om er een tegen te komen. Ik heb er nog nooit een gezien. Werken doen ze graag en liefst in een mensenomgeving. Tegen een kleine vergoeding willen ze graag en trouw allerlei klusjes doen. Volgens de overlevering vormen ze een heel oud ras dat familie is van de elfen en daarom worden ze soms ook wel alvermannekens genoemd. Ze werden door nieuwkomers uit hun land verdreven en daarom vragen ze ook respect in ruil voor samenwerking met en vertrouwen hebben in mensen. Ze geloven in de mens alleen als die in hen gelooft. Je hebt kabouters van 15 tot 45 cm. Bruine of zwarte kabouters zijn er traditioneel niet omdat hun vrij rode neus beter uitkomt bij blanke mannetjes. Er zijn trouwens ook kaboutervrouwtjes die altijd rokken dragen. Kaboutermannetjes zijn een beetje middeleeuws gekleed en hebben lange, eerbiedwaardige, volle baarden onder hun bolle wangetjes en boven hun bolle buikjes. Ze dragen bijna altijd wollige laarsjes en een brede riem om alles bijeen te houden. Volgens mij en volgens de meeste vertellingen kunnen kabouters veel ouder worden dan mensen. Smurfen zijn volgens genealogisch onderzoek familie van het zesendertigste knoopsgat. Dat zie je aan hun manieren.

     

    Kabouters wonen in bossen en op heel verborgen plaatsen, niet zoals wij in huizen maar wel in niet zomààr een paddenstoel maar in een rode hoed vol met witte stippen. Jong en oud zeggen dat deze vliegezwam uiterst giftig is. Die slechte reputatie is onterecht, want de Amanita muscuria is zeker niet dodelijk, al kan het eten ervan wel heftig braken tot gevolg hebben. De zwam kwam aan haar naam doordat ze, vóór de intrede van de kunstmatige insecticiden van Bayer en Monsanto, als vliegenvergif werd gebruikt. Daartoe werd het vlies met de witte stippen van de hoed getrokken en door melk of suikerwater geroerd. Toch bezat ze nog een andere magische eigenschap, die mogelijk ook een verklaring voor haar merkwaardige naam kan geven: ze verschafte sommigen het vermogen te ‘vliegen’ ten gevolge van haar bewustzijnsverruimende werking. Daarom mogen die paddo's bij onze noorderburen niet meer verkocht worden.

     

    Kabouters bestaan wel degelijk. Ze zijn een spiegel van wat ooit een mens was. Kabouters zijn de gekrompen en bekrompen essentie van het menselijke onvermogen om zich te ontwikkelen. En in die zin bestaan ze echt en kun je ze elke dag zien, maar dan moet je goed kijken! Ze zijn ook onovertroffen leugenaars en juist daarom zijn ze kabouter geworden. Ze geloven zodanig in hun eigen onzin dat ze altijd gelijk willen hebben en niet meer weten wat echt is en wat niet. Ze maken nooit fouten, dat doen de anderen (de mensen) die zich altijd beter voelen dan het paddenstoelenvolk. Kabouters zijn dikwijls misnoegd en beklagen zich over al het ongeluk dat het Leven en de Anderen hen hebben aangedaan, alsof ze daar zelf niet bij waren en er iets aan hadden kunnen doen. Ze komen trouwens nooit van waar ze wonen en kiezen altijd een ander bos om hun dubieuze kunsten in te vertonen. Zo komt het dat je nooit precies weet wat ze denken, wie ze zijn en of ze wel doen wat ze zeggen dat ze zullen doen. En net daarop rekenen ze: zo planten ze zich namelijk ook voort. Maar dat doen ze heel stilletjes en daarvoor hebben ze geen paddo’s nodig.

     

    Er zijn heel wat beroemde kabouters, maar en zijn er nog véél meer die niet zo bekend werden. Dat komt omdat je nooit weet waar ze opduiken, wat ze doen en hoe ver ze zich verplaatsen of verhuizen naar een andere paddenstoel. Je kent zeker Woutertje, Woutertje, piepklein kaboutertje wiedewiedewiedewoep, kom als ik roep. Je kent hem al jaren en nooit geeft-ie last, hij woont in een trommeltje onder de kast. En dan zijn er nog Wipneus, Plop, Lui en Paulus de Boskabouter die dit jaar 72 jaar wordt, even oud als ikzelf. Hij woont in het bos in een grote holle kabouterboom en kan het met iedereen goed vinden behalve met Eucalypta, de heks. Ze is altijd bezig om Paulus en de dieren in het bos te betoveren met haar poedertjes, smeerseltjes, pilletjes en toverspreukjes. Verder zijn er ook nog de uil Oehoeboeroe, de das Gregorius, de raaf Salomo en een onbestemd vogelachtig wezen Krakras. En je kent zeker nog de zeven kabouters van Sneeuwwitje, of waren dat gewoon maar dwergen?

    Bestaan kabouters? Als we twee jaar zijn zeker wel. Voor velen van ons niet meer wanneer we eenmaal volwassen zijn. En zolang er geen puntmutsverbod bestaat en rode paddenstoelen met witte stippen niet verboden worden zul je altijd in kabouters moeten geloven, spijts het boskaboutergezegde: de kinderen van vandaag zijn ook niet meer van gisteren.

    Marcel Huysmans

    19-04-2018, 00:44 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EXPO 58

    Weet je nog? Zestig jaar geleden, op 17 april 1958 startte Expo 58, de voorlopig laatste wereldtentoonstelling in ons land, toen Oost en West verwikkeld waren in een echte Koude Oorlog, met als doel de wereld weer hoop te geven. Eén van de dingen die ik mij nog herinner is het Expobrood dat de Bakkersbond lanceerde ter gelegenheid van de Expo. Ik vond het een ‘sponsbrood’ in een toen ongewone vierkante bakvorm met op de unieke blauwe broodzak de vijfpuntige ster als logo van Expo 58. Je kon er zowaar historiapunten en fonoplaten mee bijeen sparen. Eén van de broodverbeteraars – nu zou het een broodverknaller heten - die het brood zijn witte kleur gaf, mag je vandaag niet meer gebruiken. Toch kun je op 17 april weer versgebakken expobroden kopen, maar ons dagelijks brood zal het niet meer worden. Die worden dan niet meer gepresenteerd door de befaamde kersverse ‘grondhostessen’ want tot 1958 kenden we enkel air-hostessen.

    Opgeblonken en met een wit plechtigecommuniezieltje mocht ik met mijn vader een hele dag mee naar de Heizel, want die mocht daar op geregelde tijdstippen een maquette van een Antwerpse wipbrug demonstreren voor de Dienst der Scheepvaart in het paleis van de burgerlijke bouwkunde. Daar stond ook de fameuze pijl, een waagstuk van 80 meter lang en uit gewapend beton. Helaas haalden in 1970 de knipschaar en enkele staven dynamiet de pijl onderuit om plaats te maken voor de Trade Markt. Jammer maar helaas. Zoeken naar gebouwensporen van toen is niet gemakkelijk meer, want de meeste van die paviljoenen zijn verplaatst, verdwenen of gewoon afgebroken. Toch bleven nog een aantal zoete herinneringen naplakken. Bij het paviljoen van Côte d’ Or deelden twee olifanten chocolade uit en je kon er van op een hoge wandelbrug zien hoe chocolade werd gefabriceerd. Daaronder hing een loopbrug waarop je écht mocht wandelen. Daar vertrok de fameuze gondelbaan die 60 jaar later in het Heuvelland nog dienst doet o.a. voor het Geubbelsprogramma Taboe. Het Côte d’Or paviljoen werd afgebroken, verkocht en weer opgebouwd langs de A12 in Willebroek als baancafé Castel. Nu is het de fameuze Carré. Het Amerikaans theater werd later een zaal met 1150 plaatsen waar heel wat TV-shows werden opgenomen en in 2012 stierf het theater een stille dood. Tussen de Te Couwelaarlei en de Frank Craeybeckxlaan in Deurne staat nog altijd de Expohal als late eenzame getuige van het vroegere paviljoen van het hout. En nog eentje om het af te leren: de grote kasseibol voor Antwerp Expo aan het bouwcentrum lag in 1958 voor het paviljoen van Oostenrijk en werd naar het schijnt door jodelende Tirolerhostessen langs de A12 tot daar geduwd. Ik geloof veel, maar dat niet, want ik was er niet bij.

    Het hart van Expo ’58 lag op de Heizel in Brussel, maar het hele land werd aangestoken door een acute bouwwoede om de miljoenen bezoekers te ontvangen. In Wilrijk bouwde het leger twee (tijdelijke) piepende Baileybruggen aan de Boomsesteenweg om vlotter van Antwerpen naar Brussel te flitsen. De ene kruiste de spoorlijn, de andere de Jules Moretuslei. Voor de automobilisten betekenden zij een dubbele wegbobbel en daarom noemde iedereen ze de kemelbrug met een knipoog naar de bulten van een kameel. In 1968 verdween de brug en twee jaar later zag de betonnen viaduct van 1740 meter als een stuk snelweg naar Brussel het levenslicht. Om de vele buitenlandse groepen en toeristen een bed te bezorgen kwam op Neerland bouwde men vlak bij de Boomsesteenweg een motelwijk van 128 woningen met elk acht kamers. Omdat het vlug moest gaan, gebruikte men een Oostenrijks bouwprocédé uit prefabelementen. De haastiggebouwde motelwijk kreeg de naam ‘Edencomplex’ mee. In 1969 sneuvelden een aantal straten voor de uitbreiding van Atlas Copco, de naam Edenwijk verdween stilaan en het nieuwe Neerland met straatnamen als Atomiumlaan en Paviljoenenlaan leefde verder. De Sint-Jozefkerk in Reet met het Jefke maakte ook dankbaar gebruik van Expo’58 prefabmuren.

    15.000 arbeiders bouwden in amper 3 jaar een zone van 2 km² op de Heizel en daar was ook het Atomium bij. De stalen constructie telde 9 gigantische bollen die samen een 165 miljard keer uitvergroot ijzerkristal uitbeeldden naar een idee van een ijzersterke Belg André Waterkeyn. Het eindpunt van een expobezoek was Vrolijk België, waar het bier vlotjes vloeide en waar elke avond de emmers met munten werden weggedragen. Daar vond je ook het Ekla-bier van brouwerij Van den Heuvel dat tegenwoordig opnieuw wordt gebrouwen in Ukkel. Maar er waren nog meer expo-kapers op de kust. Liebig promootte haar instantsoep, Franco-Suisse produceerde zijn kazen en de Solo leverde Planta-margarine. Meli-honing en Imperial puddingpoeder begonnen hun wereldreis. Lu wou in Brussel de Cha-Cha lanceren, maar die waren netjes te laat gebakken en misten zo de Expotrein. Coca-Cola bottelde er – om de klanten te overbluffen – 5.500 flesjes per uur. De bezoekers leerden op Expo ’58 ook softijs kennen. Maar het unieke ijsje was er eentje in drie kleuren en evenveel smaken tussen twee wafeltjes. Mits enige verbeelding kon je er de Belgische vlagkleuren in herkennen: bruin, wit en roze voor het zwart, want die kleur kon men niet maken. Men vertelt trouwens dat sommige ouders met een etentje trakteerden in de bovenste bol van het Atomium, maar zo hoog ben ik zelf voor een etentje niet geraakt, ook niet bij mijn plechtige communie.

    De cultuurpromotoren van de Expo waren de Troubadours van Koning Boudewijn, een kruising van Congolees ritme en koningsgezinde vertedering voor 45 Congolese jongens die zes maanden optraden in het paviljoen van de katholieke missies op de Expo. Hun muziek was oprecht, heerlijk eerlijk en ook hun Missa Luba werd in vinyl geperst. Expo’58 werd gezien als het begin van wat we in onze wereld nog allemaal zouden meemaken. Er heerste een enorme sfeer van euforie, een beetje de idee van ‘alles kan en moet kunnen’. Iedereen liep er rond met een brede smile en de mensen vonden het plezierig om met elkaar te kletsen en ondertussen hun geld op te doen, want dat moest je gezien hebben! Toen was er economisch optimisme. Expo ’58 was een sleutelmoment voor de culturele en maatschappelijke vrijheid die nadien in de 60’er jaren zou ontstaan. Toen was het Expobrood al lang verleden tijd, maar de instantsoep, de Cha-Cha en het softijs trokken een lang leven tegemoet.

    Marcel Huysmans

    12-04-2018, 14:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!