Schuinschrijfsels
Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Zoeken in blog


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    inktlekken uit mijn pen
    19-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.PINNENMUTSEN, BOSKABOUTERS EN GELOVEN...

    Je kunt iets geloven of geloven dat iets waar is. Omdat je het niet kunt bewijzen, neem je het voor waar omdat het toch zinvol lijkt. Je kunt ook iemand geloven, omdat hij/zij geloofwaardig lijkt en er meer van weet. Als ik aan een Lierenaar de weg naar de Zimmertoren vraag, geloof ik dat ik bij die klokkentoren zal geraken. Of als ik naar mijn huisdokter ga, geloof ik in zijn diagnose die ik zelf niet kan bewijzen. Hoe zieker ik ben, hoe meer ik hem geloof. Maar je kunt ook in iemand geloven en dat is een kwestie van vertrouwen. Iemand zei eens: ‘geloven is onzeker weten!’ Je gelooft dus in God, in Allah, in Boeddha, in iets of in niets. Maar zeker weten doe je het niet. Daarom heet het geloven: je neemt het aan, zonder dat je er helemaal zeker van bent: dat is de drempel die je moet nemen. Bij het openbarsten van een plotse lente komt iedere keer mijn rotsvast geloof in kabouters weer naar boven. Mijn kleinkinderen hadden er een neus voor: waar zij ook een kabouter ontdekten, werd die op echtheid getest door aan zijn neus te trekken en als hij écht was, kreeg hij als beloning een even echte kleinemensenzoen... Helaas kleine kinderen worden groot en dan gaan zelfs grootouders twijfelen.

     

    Die kleine wondere kereltjes treden al eeuwenlang op in duizenden sprookjes over heel de wereld. Ze zijn piepklein, heel rap en bijna onzichtbaar of verborgen voor de mensen. Hoe kleiner je zelf bent, hoe meer kans je hebt om er een tegen te komen. Ik heb er nog nooit een gezien. Werken doen ze graag en liefst in een mensenomgeving. Tegen een kleine vergoeding willen ze graag en trouw allerlei klusjes doen. Volgens de overlevering vormen ze een heel oud ras dat familie is van de elfen en daarom worden ze soms ook wel alvermannekens genoemd. Ze werden door nieuwkomers uit hun land verdreven en daarom vragen ze ook respect in ruil voor samenwerking met en vertrouwen hebben in mensen. Ze geloven in de mens alleen als die in hen gelooft. Je hebt kabouters van 15 tot 45 cm. Bruine of zwarte kabouters zijn er traditioneel niet omdat hun vrij rode neus beter uitkomt bij blanke mannetjes. Er zijn trouwens ook kaboutervrouwtjes die altijd rokken dragen. Kaboutermannetjes zijn een beetje middeleeuws gekleed en hebben lange, eerbiedwaardige, volle baarden onder hun bolle wangetjes en boven hun bolle buikjes. Ze dragen bijna altijd wollige laarsjes en een brede riem om alles bijeen te houden. Volgens mij en volgens de meeste vertellingen kunnen kabouters veel ouder worden dan mensen. Smurfen zijn volgens genealogisch onderzoek familie van het zesendertigste knoopsgat. Dat zie je aan hun manieren.

     

    Kabouters wonen in bossen en op heel verborgen plaatsen, niet zoals wij in huizen maar wel in niet zomààr een paddenstoel maar in een rode hoed vol met witte stippen. Jong en oud zeggen dat deze vliegezwam uiterst giftig is. Die slechte reputatie is onterecht, want de Amanita muscuria is zeker niet dodelijk, al kan het eten ervan wel heftig braken tot gevolg hebben. De zwam kwam aan haar naam doordat ze, vóór de intrede van de kunstmatige insecticiden van Bayer en Monsanto, als vliegenvergif werd gebruikt. Daartoe werd het vlies met de witte stippen van de hoed getrokken en door melk of suikerwater geroerd. Toch bezat ze nog een andere magische eigenschap, die mogelijk ook een verklaring voor haar merkwaardige naam kan geven: ze verschafte sommigen het vermogen te ‘vliegen’ ten gevolge van haar bewustzijnsverruimende werking. Daarom mogen die paddo's bij onze noorderburen niet meer verkocht worden.

     

    Kabouters bestaan wel degelijk. Ze zijn een spiegel van wat ooit een mens was. Kabouters zijn de gekrompen en bekrompen essentie van het menselijke onvermogen om zich te ontwikkelen. En in die zin bestaan ze echt en kun je ze elke dag zien, maar dan moet je goed kijken! Ze zijn ook onovertroffen leugenaars en juist daarom zijn ze kabouter geworden. Ze geloven zodanig in hun eigen onzin dat ze altijd gelijk willen hebben en niet meer weten wat echt is en wat niet. Ze maken nooit fouten, dat doen de anderen (de mensen) die zich altijd beter voelen dan het paddenstoelenvolk. Kabouters zijn dikwijls misnoegd en beklagen zich over al het ongeluk dat het Leven en de Anderen hen hebben aangedaan, alsof ze daar zelf niet bij waren en er iets aan hadden kunnen doen. Ze komen trouwens nooit van waar ze wonen en kiezen altijd een ander bos om hun dubieuze kunsten in te vertonen. Zo komt het dat je nooit precies weet wat ze denken, wie ze zijn en of ze wel doen wat ze zeggen dat ze zullen doen. En net daarop rekenen ze: zo planten ze zich namelijk ook voort. Maar dat doen ze heel stilletjes en daarvoor hebben ze geen paddo’s nodig.

     

    Er zijn heel wat beroemde kabouters, maar en zijn er nog véél meer die niet zo bekend werden. Dat komt omdat je nooit weet waar ze opduiken, wat ze doen en hoe ver ze zich verplaatsen of verhuizen naar een andere paddenstoel. Je kent zeker Woutertje, Woutertje, piepklein kaboutertje wiedewiedewiedewoep, kom als ik roep. Je kent hem al jaren en nooit geeft-ie last, hij woont in een trommeltje onder de kast. En dan zijn er nog Wipneus, Plop, Lui en Paulus de Boskabouter die dit jaar 72 jaar wordt, even oud als ikzelf. Hij woont in het bos in een grote holle kabouterboom en kan het met iedereen goed vinden behalve met Eucalypta, de heks. Ze is altijd bezig om Paulus en de dieren in het bos te betoveren met haar poedertjes, smeerseltjes, pilletjes en toverspreukjes. Verder zijn er ook nog de uil Oehoeboeroe, de das Gregorius, de raaf Salomo en een onbestemd vogelachtig wezen Krakras. En je kent zeker nog de zeven kabouters van Sneeuwwitje, of waren dat gewoon maar dwergen?

    Bestaan kabouters? Als we twee jaar zijn zeker wel. Voor velen van ons niet meer wanneer we eenmaal volwassen zijn. En zolang er geen puntmutsverbod bestaat en rode paddenstoelen met witte stippen niet verboden worden zul je altijd in kabouters moeten geloven, spijts het boskaboutergezegde: de kinderen van vandaag zijn ook niet meer van gisteren.

    Marcel Huysmans

    19-04-2018, 00:44 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    12-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EXPO 58

    Weet je nog? Zestig jaar geleden, op 17 april 1958 startte Expo 58, de voorlopig laatste wereldtentoonstelling in ons land, toen Oost en West verwikkeld waren in een echte Koude Oorlog, met als doel de wereld weer hoop te geven. Eén van de dingen die ik mij nog herinner is het Expobrood dat de Bakkersbond lanceerde ter gelegenheid van de Expo. Ik vond het een ‘sponsbrood’ in een toen ongewone vierkante bakvorm met op de unieke blauwe broodzak de vijfpuntige ster als logo van Expo 58. Je kon er zowaar historiapunten en fonoplaten mee bijeen sparen. Eén van de broodverbeteraars – nu zou het een broodverknaller heten - die het brood zijn witte kleur gaf, mag je vandaag niet meer gebruiken. Toch kun je op 17 april weer versgebakken expobroden kopen, maar ons dagelijks brood zal het niet meer worden. Die worden dan niet meer gepresenteerd door de befaamde kersverse ‘grondhostessen’ want tot 1958 kenden we enkel air-hostessen.

    Opgeblonken en met een wit plechtigecommuniezieltje mocht ik met mijn vader een hele dag mee naar de Heizel, want die mocht daar op geregelde tijdstippen een maquette van een Antwerpse wipbrug demonstreren voor de Dienst der Scheepvaart in het paleis van de burgerlijke bouwkunde. Daar stond ook de fameuze pijl, een waagstuk van 80 meter lang en uit gewapend beton. Helaas haalden in 1970 de knipschaar en enkele staven dynamiet de pijl onderuit om plaats te maken voor de Trade Markt. Jammer maar helaas. Zoeken naar gebouwensporen van toen is niet gemakkelijk meer, want de meeste van die paviljoenen zijn verplaatst, verdwenen of gewoon afgebroken. Toch bleven nog een aantal zoete herinneringen naplakken. Bij het paviljoen van Côte d’ Or deelden twee olifanten chocolade uit en je kon er van op een hoge wandelbrug zien hoe chocolade werd gefabriceerd. Daaronder hing een loopbrug waarop je écht mocht wandelen. Daar vertrok de fameuze gondelbaan die 60 jaar later in het Heuvelland nog dienst doet o.a. voor het Geubbelsprogramma Taboe. Het Côte d’Or paviljoen werd afgebroken, verkocht en weer opgebouwd langs de A12 in Willebroek als baancafé Castel. Nu is het de fameuze Carré. Het Amerikaans theater werd later een zaal met 1150 plaatsen waar heel wat TV-shows werden opgenomen en in 2012 stierf het theater een stille dood. Tussen de Te Couwelaarlei en de Frank Craeybeckxlaan in Deurne staat nog altijd de Expohal als late eenzame getuige van het vroegere paviljoen van het hout. En nog eentje om het af te leren: de grote kasseibol voor Antwerp Expo aan het bouwcentrum lag in 1958 voor het paviljoen van Oostenrijk en werd naar het schijnt door jodelende Tirolerhostessen langs de A12 tot daar geduwd. Ik geloof veel, maar dat niet, want ik was er niet bij.

    Het hart van Expo ’58 lag op de Heizel in Brussel, maar het hele land werd aangestoken door een acute bouwwoede om de miljoenen bezoekers te ontvangen. In Wilrijk bouwde het leger twee (tijdelijke) piepende Baileybruggen aan de Boomsesteenweg om vlotter van Antwerpen naar Brussel te flitsen. De ene kruiste de spoorlijn, de andere de Jules Moretuslei. Voor de automobilisten betekenden zij een dubbele wegbobbel en daarom noemde iedereen ze de kemelbrug met een knipoog naar de bulten van een kameel. In 1968 verdween de brug en twee jaar later zag de betonnen viaduct van 1740 meter als een stuk snelweg naar Brussel het levenslicht. Om de vele buitenlandse groepen en toeristen een bed te bezorgen kwam op Neerland bouwde men vlak bij de Boomsesteenweg een motelwijk van 128 woningen met elk acht kamers. Omdat het vlug moest gaan, gebruikte men een Oostenrijks bouwprocédé uit prefabelementen. De haastiggebouwde motelwijk kreeg de naam ‘Edencomplex’ mee. In 1969 sneuvelden een aantal straten voor de uitbreiding van Atlas Copco, de naam Edenwijk verdween stilaan en het nieuwe Neerland met straatnamen als Atomiumlaan en Paviljoenenlaan leefde verder. De Sint-Jozefkerk in Reet met het Jefke maakte ook dankbaar gebruik van Expo’58 prefabmuren.

    15.000 arbeiders bouwden in amper 3 jaar een zone van 2 km² op de Heizel en daar was ook het Atomium bij. De stalen constructie telde 9 gigantische bollen die samen een 165 miljard keer uitvergroot ijzerkristal uitbeeldden naar een idee van een ijzersterke Belg André Waterkeyn. Het eindpunt van een expobezoek was Vrolijk België, waar het bier vlotjes vloeide en waar elke avond de emmers met munten werden weggedragen. Daar vond je ook het Ekla-bier van brouwerij Van den Heuvel dat tegenwoordig opnieuw wordt gebrouwen in Ukkel. Maar er waren nog meer expo-kapers op de kust. Liebig promootte haar instantsoep, Franco-Suisse produceerde zijn kazen en de Solo leverde Planta-margarine. Meli-honing en Imperial puddingpoeder begonnen hun wereldreis. Lu wou in Brussel de Cha-Cha lanceren, maar die waren netjes te laat gebakken en misten zo de Expotrein. Coca-Cola bottelde er – om de klanten te overbluffen – 5.500 flesjes per uur. De bezoekers leerden op Expo ’58 ook softijs kennen. Maar het unieke ijsje was er eentje in drie kleuren en evenveel smaken tussen twee wafeltjes. Mits enige verbeelding kon je er de Belgische vlagkleuren in herkennen: bruin, wit en roze voor het zwart, want die kleur kon men niet maken. Men vertelt trouwens dat sommige ouders met een etentje trakteerden in de bovenste bol van het Atomium, maar zo hoog ben ik zelf voor een etentje niet geraakt, ook niet bij mijn plechtige communie.

    De cultuurpromotoren van de Expo waren de Troubadours van Koning Boudewijn, een kruising van Congolees ritme en koningsgezinde vertedering voor 45 Congolese jongens die zes maanden optraden in het paviljoen van de katholieke missies op de Expo. Hun muziek was oprecht, heerlijk eerlijk en ook hun Missa Luba werd in vinyl geperst. Expo’58 werd gezien als het begin van wat we in onze wereld nog allemaal zouden meemaken. Er heerste een enorme sfeer van euforie, een beetje de idee van ‘alles kan en moet kunnen’. Iedereen liep er rond met een brede smile en de mensen vonden het plezierig om met elkaar te kletsen en ondertussen hun geld op te doen, want dat moest je gezien hebben! Toen was er economisch optimisme. Expo ’58 was een sleutelmoment voor de culturele en maatschappelijke vrijheid die nadien in de 60’er jaren zou ontstaan. Toen was het Expobrood al lang verleden tijd, maar de instantsoep, de Cha-Cha en het softijs trokken een lang leven tegemoet.

    Marcel Huysmans

    12-04-2018, 14:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    06-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HEIMWEE DOET ONS HART VERLANGEN

    HEIMWEE DOET ONS HART VERLANGEN

    Ken je het gevoel dat men heimwee noemt en dat je meestal tegenkomt als je alleen bent?  Het heimwee naar iemand of iets. Het zijn herinneringen aan een plaats waar je heel gelukkig bent geweest, heimweegevoelens als je bepaalde muziek hoort of weemoedig terugdenken aan een grote liefde met of zonder antwoord. Voor mij heeft het niets met ongelukkig zijn te maken, want ik voel me gelukkig en daar ben ik content over. Het is meer een gekoesterd verlangen naar een gevoel dat ik ooit heb gehad bij iets of iemand. Ik weet het wel, maar ik denk dat het ook een beetje nostalgie is naar iets belangrijks en dierbaars dat ik ben kwijtgeraakt. Waarschijnlijk heeft het ook wel te maken met het feit dat hoe ouder je wordt, hoe minder hoog de pieken en dalen in je emoties fluctueren.

    Heimwee is iets voor dromers en oudere mensen. Destijds hadden we Armand Preud’homme die ons liet zingen van “heimwee doet ons hart verlangen”. Dat betekent niet dat het niet meer van deze tijd is. Ook moderne “songwriters” zoals Yevgeni, Clouseau, Bløf en Bram Vermeulen laten af en toe ongebreideld heimwee op hun toehoorders los, al is het soms heel erg weggemoffeld in hun tekst. Heimwee is nog van deze tijd. Denk maar kinderen op kamp of als ze voor de eerste keer ergens buitenshuis blijven slapen en misschien getroost kunnen worden met een placebo-tic-tacske. Oorspronkelijk heette heimwee ‘Schweizerkrankheit’, een aandoening van nuchtere Zwitsers die zij – volgens de doktoors uit de 17de eeuw – konden opdoen door te lang de frisse berglucht en alpenmelk te missen. Wij ‘leenden’ heimwee uit het Duits en dat geeft aan dat we een verlangen of weemoed hebben naar geborgenheid en zekerheid van wat ons bekend is. Daarom speelt het vooral mee als we een tijdje weg zijn van onze vertrouwde stek. ‘Heimwee naar huis’ zoals bij Will Tura is één van de meest voorkomende exemplaren van deze weemoedsoort. Volbloed Amerikaanse Crooners leveren er het levend zingende bewijs van.

     

    Als een Engelsman ‘homesick’ is, voelt hij zich waarschijnlijk helemaal anders dan een Fransman die lijdt aan ‘la maladie du pays’, wat weer anders ligt dan het Spaanse ‘mal a corazón’ (‘pijn aan het hart’) dat wel dichter bij ons heimwee blijft. Misschien hebben de eigen volksaard en de voormalige koloniale experimenten van al die landen wel de klemtonen en gevoeligheden voor datzelfde begrip mee bepaald. Het zou zelfs kunnen dat de ‘landenziekte’ van de Fransen de exponent is van hun verregaand, alomtegenwoordig en berucht chauvinisme. Heimwee is géén nostalgie hoewel het er de letterlijke vertaling van is. Nostalgie betekent ‘terugverlangen naar wat je kunt delen met anderen’, en geeft het gevoel iets belangrijks of dierbaars te zijn kwijtgeraakt. Daarbij kun je dan aan vroegere liedjes denken, aan vergane glorie of niet meer vindbare koekjestrommels en kleedjes uit de goeie oude tijd. Weemoed kan dan weer het gevolg zijn van heimwee, maar is volgens de Dikke Van Dale een zacht treurige stemming van het gemoed, of een gesteldheid die dergelijke stemming verwekt zoals de weemoed van de herfst. Voor de gelukkigen onder ons is weemoed dikwijls de weg terug naar een bekende plek… waar je opnieuw kunt dromen!

     

    Ik weet niet of je ooit ‘Robinson Crusoe’ van Daniel Defoe hebt gelezen. Het was waarschijnlijk het eerste boek in de geschiedenis dat startte in de eerste persoon enkelvoud. Als zeeman belandde Robinson na een schipbreuk op een eiland. Hij bouwde er een primitief huis met de wrakresten die hij vond en slaagde er in om in zijn levensonderhoud te voorzien. Hij creëerde zijn eigen kalender, verbouwde graan, leerde potten bakken en geiten fokken én hij las de Bijbel, die hij al heel zijn leven bij zich had. Zijn verlangen naar menselijk gezelschap en de uitbouw van zijn miniwereldje nam alsmaar toe. Na enkele jaren stelde hij vast dat kannibalen op zijn eiland af en toe een bezoekje brachten en op het strand hun slachtoffers doodden en opaten. Toch deed hij er niks aan omdat hij meende dat het toch maar een kannibalengewoonte was en omdat ze hem niet lastig vielen. Eén van die slachtoffers die aan hun eetlust kon ontsnappen maakte kennis met Robinson. Hij noemde zijn nieuwe metgezel ‘Vrijdag’, naar de dag van zijn bevrijding en leerde hem Engels. Met de rapte bekeerde hij hem ook tot het Christendom. Nadat een bende muitende zeerovers hem bezocht konden zij met zijn allen terugreizen naar Europa. Door heel het boek kruipt het heimwee dat zich meester maakt van wie het leest. Als ‘heimwee’ en ‘weemoed’ in mekaars verlengde liggen, dan is ‘verbittering’ ook niet ver weg. Die ervaring maakt het boek nog aangrijpender.

     

    Valt het jou ook op dat het al lang geleden is dat je nog een echte handgeschreven brief hebt gekregen? Kun je je nog herinneren wanneer je zelf nog eens eigenhandig een brief hebt geschreven? Heb je nog zo’n exemplaren bewaard en weet je ze nog liggen? Zullen je kleinkinderen nog ooit zo’n èchte brieven schrijven? Soms heb ik heimwee naar die brieven die nog met een vulpen werden neergepend, liefst op dikker papier en met likbare postzegels op de omslag met onvervalste tandjes. Dàt waren nog eens brieven die iedereen acuut een kloppend hart bezorgden vanaf het moment dat je de flap van de brievenbus open- en dichtklapte. Brieven die je trillend van emotie en verwachting mocht openscheuren. Helaas ontvang ik nog maar zelden dergelijke post en ik zou ook niet weten wie nog zo’n brief aan mij zou versturen. Ik moet daar niet zielig over doen, want ik kan me zelf ook niet herinneren wanneer ik nog een dergelijke brief heb geschreven. Trouwens, op een ongelijnd vlekkeloos wit blad schrijven zonder hellingen en mankementen is ook niet eenvoudig… en toen hielden we de brief én de omslag met postzegel nog bij!

    Een handgeschreven brief is dus een uitstervend fenomeen geworden.

     

    Nu kunnen we snel, efficiënt en direct communiceren via de computer. Een e-mailtje is zo gepleegd en kan ook hartstochtelijk, scherpzinnig of hemelbestormend zijn, maar het blijft een wegwerpproduct dat gestockeerd wordt in de inbox, een lade die je moeite- en emotieloos opentrekt. Het blijft een schuifje zonder melancholie dat je in het beste geval af en toe moet leegprinten, maar zelfs dat vergeten we meestal. Terwijl we vroeger brief én omslag bijhielden, moeten we het nu ook zonder omslag stellen. En als de computer het ooit begeeft, kopen we een nieuwe en de oude wordt met laatjes en kostbare inhoud weggezet of naar Containerland verhuisd en daar heerst geen heimwee, gemis of weemoedig gejammer. Misschien woont en werkt daar wel een beetje tandengeknars. En daar bestaan gelukkig afdoende hulpmiddelen tegen, anders krijg je slechte tanden.

    Geef maar toe: heimwee is niet meer wat het vroeger was…

    Marcel Huysmans

     

     

     

    06-04-2018, 03:55 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    28-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BIM BAM BEIEREN

    JULLEKE, EEN ECHTE ZEELHANGER

     

    Laatst heb ik tussen pot en pint Julleke, een authentieke ‘zeelhanger’, gesproken. Zeelhangers zijn ongewijde bedienaars van de dikke koorden waarmee lang geleden de klokken in de kerktorens hun bronzen klanken over de parochies uitstrooiden. Je vindt ze bijna niet meer: de meeste zeelhangers zijn gestorven en al wie nog overblijft, heeft van Rome zwijgplicht gekregen om als behoeder van het geheim van de klokken van Rome nooit te vertellen hoe het in werkelijkheid is. In tegenstelling tot wat sommige paashazen denken, zijn het nog altijd de klokken die eigenhandig de paaseieren lustig rondstrooien in de prille paasmorgen. Zo lang het kan blijven duren, blijft het een feest voor de kleinkinderen. Voor mezelf was Pasen, samen met Sinterklaas, het moment van het jaar waarin magie zomaar mijn gewone leven binnenvloog. Het betekende tegelijk opgehouden en ingebouwde spanning. Als je te vroeg buitenkwam op paaszondag en de klokken zagen je, kon je een levensgroot paaskruis maken over de hoop dat je een deel van de chocoladebuit mocht oprapen. Bovendien gooiden die klokken nooit eieren maar deden hen wel perfect landen zoals het van goede piloten verwacht wordt. Na heel veel aandringen en op voorwaarde dat ik het niet verder zou vertellen, wilde Juul toch, na een lange stilte, schoorvoetend een deel van zijn geheim uit de klepels doen.

     

    Na het Gloria van de mis van Witte Donderdag tot de nacht van Stille Zaterdag op Pasen zijn de klokken inderdaad foetsie. “Eieren halen in Rome” zeggen de mensen. Ze hebben gelijk, want zo heb ik het ook van de nonnekes geleerd, en die geloofde ik toen nog. De klokken zwijgen die drie dagen om het lijden en de dood van Jezus te gedenken. Eieren zijn van oudsher het symbool van vruchtbaarheid en nieuw leven zoals Pasen ook daarvoor staat. Ze hebben de vorm van kerkklokken met vleugeltjes en kunnen alleen ’s nachts en heel snel door de lucht vliegen om niet gezien te worden. Bovendien zijn ze nog minder vlug dan onze F16’s aan vervanging toe. In de parochie van mijn grootouders zou pastoor Hardewijn voor waar verteld hebben dat Tistje Begat (één van de oudste mannen van de parochie) als reisbegeleider mee mocht naar Rome om daar van de paus de vracht paaseieren in ontvangst te nemen. Later werd Tistje officieel aangesteld als de hoeder van de zoete paasvracht in de propvolle klokken tot na de landing en hun doorstart waarbij ze opnieuw in hun torenwoonst gingen hangen. Toen ik groter werd heb ik Tistje in de Goede week toch eens betrapt toen hij aanschoof in de beenhouwerij van mijn grootvader. Dat was de aanleiding voor mijn eerste grote paastwijfel.

     

    Dat ik de klokken nooit in volle vlucht heb gezien, hoe ik ook naar de blauwe Witte Donderdaglucht gaapte, deed me vastbijten in dat mysterie. Tijdens het eieren zoeken had ik daar nog niet zo veel last van en misschien was ik wel de enige van de bonte bende die ’s anderendaags voor alle zekerheid nog eens tussen de gele narcissen ging kijken. Toch voelde ik met beide ellebogen dat iets niet helemaal klopte. Niet alleen konden die klokken, vooral op regenachtige dagen, hun eieren door een plastic afdak laten vallen, ze hadden ook de eigenaardige gewoonte om bij ons als eerste op zaterdag langs te komen, terwijl de rest van de straat pas op later bedeeld werd. Dat snap ik nog altijd niet, al schijnt het simpel te zijn. Soms lag er zelfs een plastic folietje onder de eitjes zodat ze in het natte gras toch droog en smakelijk konden blijven. Stenen balkons vormden helemaal geen hinderpaal: ook daarvoor hadden ze voor verzachtende omstandigheden gezorgd…  Maar ik vroeg me ook af waarom ons moeder, die van ver de paasklokken hoorde aankomen, altijd vroeg om ons onder de oude naaimachine te verstoppen opdat de klokken ons toch maar niet zouden zien. Terug naar de actualiteit: twee van mijn kleinkinderen vertelden me deze week dat ze met Pasen met de TGV naar Parijs reizen en geen eieren zullen komen rapen. ‘Opa, stuur de klokken maar een sms’je om ze te vragen om op maandag nog eens te komen?’ Je ziet het: zelfs de klokken doen mee met de sociale media.

     

    En de paashaas dan? Toen ik jong was, bestond de paashaas nog niet. Alleen goedgelovige kinderen trapten daar in. De klokken daarentegen, kwamen met hun chocolade regelrecht van Rome. Daar durfde je niet aan twijfelen, net zomin als aan de onfeilbaarheid van de paus, de chocolaleverancier van de klokken. Later leerde ik dat de paashaas een zeer vruchtbaar dier is omdat hij kweekt als konijnen en dan is de link met eieren niet ver meer weg. Het feit dat vogels wel eens per vergissing een hazenslaapplaats als een ideaal nest aanzien en er hun eieren in leggen, maakte de haas als symbool van vruchtbaarheid tegelijk tot schilder, brenger of verstopper van eieren voor de kinderen. Als symbool van nieuw beginnend leven is het ei een teken van verandering (van ei naar kuiken) en van opstanding (door de schaal breken) en het is dus een uitgelezen symbool voor Pasen. Het ei geeft kracht om het leven te schenken en door te geven. Diezelfde levenskracht konden eieren overdragen aan de grond. Eieren verstoppen is daar een overblijfsel van. Op het land werden vroeger door de boeren eieren verspreid en soms ook ingegraven. Zo zou de kracht aan de grond worden overgedragen en aan de mens ten goede komen door het beter groeien van de gewassen…

      

    Tegenwoordig leggen de kippen alsmaar vroeger paaseieren om vlugger op de markt te kunnen komen. Sommige paashazen starten hun productie al vanaf eind januari en zorgen voor een overconsumptie die een modderige, darmflora ontwortelende chocoladestroom op gang brengt. Dat is de samenwerkende vennootschap van de klokken en de paashaas. Langoor is dan wel de domme kracht van de uitbuiters van het paasfeest. Wezenloos huppelt hij met zijn mandje door het land. En als je het beestje vraagt wie hem opdracht heeft gegeven voor deze inhoudsloze distributie, dan komt er geen woord uit. Zijn naam is iedere keer haas en hij weet van niks.

    Dan is geloven in de klokken of paashazen trouwens ook niet belangrijk meer.

    Marcel Huysmans

    28-03-2018, 11:18 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    24-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BOMEN MET EEN LAGE TAK

    Bomen met lage takken

     

    Vorige week vond ik bij een opruimbeurt in mijn oude Latijnse spraakkunst van Geerebaert (met ezelsoren) een langgekoesterd briefje waarop geschreven stond: "Avibus aegre volantibus Deus humilis ramos creavit". Het klonk als Bart de Wever die het zou zeggen. Het zat daar al verborgen van in de zestiger jaren en met al mijn vroegere kennis van de  klassieke talen verstond ik die woordjes nog, behalve 'aegre'. Een duik in mijn even oud woordenboek Latijn-Nederlands leerde me dat het betekende: onaangenaam/moeizaam/zwaar/nauwelijks/niet graag. Toen wist ik het weer: "voor de vogels die maar moeizaam kunnen vliegen, heeft God de lage (nederige) takken geschapen." Dat deed me denken aan ‘onze’ vogel voor mij het sein om een vroeger gelezen Japans verhaal weer op te diepen...

    Eens was er - zoals in alle sprookjes - een vogel met slappe vleugels. Ik kende hem goed want hij kwam op ons tuinterras voor het oog van de kleinkinderen graantjes en broodjes pikken. Daarom noemden wij hem 'onze vogel'. Het was een merel. Dit jaar heb  ik hem niet meer gezien, maar dat heb je met die merelziekte. Uitvliegen ging nog juist, maar hij voelde precies lood in zijn vleugels. Iedere keer had hij schrik om wat er komen ging en je zag hem twijfelen of hij er wel zou geraken. Pieren pikken vond hij de hoogste luxe. Hoog vliegen kon en durfde hij helemaal niet meer, want hij dacht dat hij te weinig kracht had en dus mankeerde het hem ook aan moed die hij zo nodig had. Hij had zijn gezellen wel eens over een minderwaardigheidscomplex horen snateren, maar dat woord kon hij niet over zijn bek krijgen. Het werd al te veel als hij er aan dacht. Zeker als hij op een stralende zonnedag de andere vogels in de azuurblauwe hemel hun kunsten zag verkopen - bijna tot tegen de hemelrand - werd hij weemoedig en stil. Zij toverden hun arabesken met de sierlijkste krullen en stuurden in de vlucht fluitende boodschappen van verliefdheid en hoop op, onder, boven en tussen de wolken door. Zij schreven codecijfers in de wolken en onderstreepten ze met letters die aan de verbeelding niets over lieten...

    Onze vogel keek vol bewondering naar zoveel jeugdig geweld en doodgewone durf en pikte zelf alleen maar op de grond of in het gras. Dan trippelde hij wat rond en kreeg iedere keer weer goesting om zelf ook iets méér te proberen. Dan vloog hij op, enkele meters ver maar, en zocht zeer vlug weer de veilige grond en de gewone wereld op. Hij kwam zelfs vlakbij ons als wilde hij meebabbelen. Met vogeltranen in de ogen zag hij verdrietig de andere vogels tot in de takken van de hoogste bomen vliegen. Daar bleven ze zitten, keken rond en dacht dat die een héérlijk gevoel moesten hebben bij het zien van al die mensen en dingen daar ver beneden. Soms bleef hij minutenlang naar boven kijken en daarbij zag hij zelfs niet dat er nog andere vogels waren zoals hij. Dan voelde hij de kracht in al zijn pennen en veren groeien, werd een beetje moediger en van tevredenheid plooide hij zijn vleugels eens extra wijd open. Hij klepperde zich een goed gevoel bijeen. En toen... werd alles hem te machtig. Hij nam een aanloop, dook in rechte lijn de lucht in en voelde meteen dat het te hoog gegrepen was. Zijn spieren die hij net nog zo sterk had aangevoeld, wilden niet mee. Hij keek in een reflex nog even rond en ietsje verder zag hij onze leilinde die gelukkig nog heel wat lage takken had.

     Hij landde vlot, maar helemaal niet voldaan, op een brede tak en kroop stilletjes tot tegen de stam. Daar zat hij een beetje uit de wind en vleide zich tegen de schors van de boom die lekker aanvoelde. Hij voelde zich zowaar gezellig warm worden van binnen. Op dié tak voelde hij zich thuis. Ineens bemerkte hij dat er nog vogels in zijn buurt zaten. Ze zagen er niet treurig uit en onze vogel vroeg zich af wat hen begeesterde. Hij schrok: van daar zag hij alles waar hij zelf goed bij kon en wat hem interesseerde. Speciaal voor vogels als hij had God zeker de bomen met die lage takken geschapen. Die zorgde er ook voor dat zieke vogels en vogels die pijn hebben of moe zijn hun eigen plaatsje krijgen. Als je daar zat, kon je heel goed zien wat er beneden gebeurde en tegelijk dromen van hoe hoog de hemel wel is. Zelfs dat geeft een goed gevoel.

    Vandaag de dag zijn er heel wat mensen die de lage takken van de bomen wegzagen omdat ze aan de hoge niet kunnen raken. Zo maak je van een reus een ontzielde trieste boom die trots de hemel inwijst maar alle contact met de grond is verloren. Bij zo'n boom kunnen mensen met weinig kansen en weinig aanzien die in hun kleine wereld leven niet meer terecht. En omdat ze geen rust- en zitplaats meer hebben, worden minder goed geziene mensen én kinderen in onze samenleving minder en minder gezien en gehoord.

    Ik heb gelukkig nogal wat mensen ontmoet waarnaar ik echt kan opkijken. Hierdoor zie ik mezelf in een correcter perspectief. Ik weet wat ik kan en waar mijn talenten liggen, maar op sommige terreinen voel ik dat ik ook lage takken nodig heb. Soms denk ik, dat mensen die veel van elkaar houden en er zijn voor elkaar, bomen zijn met al hun talenten en dus ook mét lage takken… Dat komt niet van mij, maar wel van mijn goede vriend Ward Bruyninckx zaliger. Takken waarop ook de vermoeide, verdrietige, verloren vogels zich kunnen neerzetten. Dan denk ik aan de oude vrijstaande lindeboom in de wijk die zijn kruin heeft in de vorm van een hart, net zoals de vorm van zijn blad. Hij heeft lage én hoge takken zodat elke vogel zich veilig en beschut weet. Zijn wortels zitten diep in de grond verankerd en bieden houvast. Voor mij is hij het model van levensboom waarin elk vogeltje zingt zoals het gebekt is.   Mensen die van elkaar houden, zijn bomen met lage takken.  En onze vogel heeft mij juist hetzelfde verteld. Dan zal het wel waar zijn.

    Marcel Huysmans

     

    24-03-2018, 10:46 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    16-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IENE MIENE MUTTE
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik heb altijd graag rijmelarijen geschreven, een verborgen bezigheid die niet altijd door iedereen gesmaakt wordt. Jarenlang was het kolder, dan rijmpjes schrijven voor Louis Verbeeck en Jos Gijsen en daar heb ik menig miniflesje jenever mee gewonnen. Toen kon dat nog. Je kunt er maar voor een bepaald publiek mee naar buiten komen en hoogstaande litteraire onderscheidingen blijven voor eeuwig achterwege. Een deel van mijn rijmcapaciteiten is zeker ontstaan door het voortdurend aframmelen van aftelrijmpjes in mijn kindertijd. We zeggen wel aftelrijmpjes, maar ze werden ook in breder perspectief gebruikt als hinkelrijmpje, kinderliedje of getallenliedjes. Het zijn de liedjes die generatie na generatie doorgegeven en geoefend werden en die onvermoede structurerende en educatieve kracht gaven aan de allerkleinsten. Aftelrijmpjes danken hun naam aan het feit dat ze eerst en vooral dienen om te leren tellen, maar in realiteit zijn ze nog veel straffer. Ze helpen kinderen om taal te leren en om woorden met beelden te verbinden. Door die verbeelding zetten ze meteen hun eerste stappen in de poëziewereld van de kinderversjes. Dikwijls kunnen door het herhalen ook moeilijke klanken in eender welke taal aangeleerd en gedrild worden. Of dat dan in het Frans, Duits, Engels, Afrikaans of Zoeloeees gebeurt, speelt dan helemaal geen rol.

     

    Aftelrijmpjes behoren tot de kindercultuur. Ze zijn relatief kort, gewoonlijk niet meer dan 40 woorden, en ze hebben een zeer regelmatige versbouw: strak metrisch patroon, eindrijm en soms alliteratie (gelijkheid van beginmedeklinkers), onomatopeeën (klanknabootsingen) en nog vele dingen meer. Die litteraire middelen worden in de versjes met een zwierige variatie en verfijning gebruikt, wat duidelijk de creativiteit en spontaneïteit van de kinderen die ze produceren laat zien. Iedereen kent nog wel het eindeloze aftelrijmpje: Olleke bolleke, riebesolleke, olleke bolleke, knol. De klankstructuur lijkt zo typisch Nederlands, dat weinig mensen verwachten dat het ook in een andere taal kan bestaan. Maar vrijwel hetzelfde rijmpje komt in Engeland voor: Olicka bolicka, susan solicka, olicka bolicka, nob. Wij gebruikten vroeger – en nu doen mijn kleinkinderen dat nog – hetzelfde rijmpje voor het spelletje met de toren van vuisten, alleen wordt dan het rijm afgesloten met ‘al wie handen of tanden laat zien, krijgt tien stompen en één beet’. Je ziet het: hoogstaande litteratuur!

     

    Op de speelplaats van de kleuter- en lagere school, maar ook in de jeugdbeweging, speelden we allerlei spelletjes en zegden dan een rijmpje op om te zien wie het eerst aan de beurt was of wie eerst moest afvallen. Daarbij werd iedere deelnemer op de maat van het aftelrijmpje met de vinger aangewezen. Wie werd aangewezen op het moment dat het liedje stopte, was de geluksvogel of het volgende slachtoffer. Dat daarbij ongemerkt trucjes in de versjeswereld manipulatie van de groep of vage vermoedens van bedrog bij sommige deelnemers deden opkomen, was zeker niet de bedoeling maar kwam wel voor. Dat was trouwens de reden waardoor sommige spelletjessessies een vroegtijdig einde kenden.

     

    Sommige van die beginrijmen waren ideaal om tegenover groteren toch de baas te kunnen spelen. Eén van de eerste aftelrijmpjes die ik leerde, was: ‘ippe, tippe, torreke, de meester heeft een snorreke, de meester heeft een sik, en af benne kik’. Een ander was: ‘oze wieze woze wieze walla cristalla cristose wiese wose wieze wies wies wies wies’. En dan nog eentje om de makers van Junior Master Chef jaloers te maken: ‘crême la glace, zat in de kas, vader dacht dat ’t boter was, moeder sneed een stukje af, oei, oei, oei, ’t was crême la glace’. Zoals het opzeggen van het alfabet, de vervoeging van ‘esse’ in het eerste jaar Latijn en ‘hotten-totten-tenten-tentoonstellingen’ zijn mij die triviale rijmpjes bijgebleven. Na zoveel jaren kan ik ze nog met het grootste gemak opdreunen zodat ik zelfs vermoed dat mijn geheugen er – buiten mijn weten om – een groot belang aan heeft toegekend. Misschien was het voor mij toen soms een zen-boeddhistische mantra die ik vrij vlug opnam, maar het resultaat blijft een gewoon plezierig rijmpje. Het helpt kinderen bij het maken van keuzes. Bij het opzeggen van zo’n versje – iene miene mutte – worden alle keuzemogelijkheden psychologisch langsgelopen, tot er maar één optie meer overblijft. Zo neemt de groep unaniem een besluit over wie ‘hem is’ (van het werkwoord ‘hem zijn’) om ‘te gaan staan’ bij verstoppertje of buskesstamp. Het is een snelle eenvoudige beslismethodiek die leidt tot breedgedragen gevolgen. Op die manier kunnen kinderen op een schijnbaar onbevooroordeelde manier bepalen wie de “baas” is.

    Volwassenen maken bijna nooit keuzes op basis van een aftelrijmpje. Ze denken dat de wereld om hen heen gedeeltelijk beïnvloedbaar is door rationele keuzes, en willen de uitkomsten ervan laten aansluiten bij hun persoonlijke belangen. Toch vochten Christie's en Sotheby’s enkele jaren geleden met een aftelrijmpje uit wie een kunstcollectie van 17,8 miljoen dollar mocht veilen. Kinderlijk eenvoudig als ‘kop of let’ bij de voetbaltoss.

     

    Zo heb ik ook mijn eerste Franse poweziekes geleerd. Weet je ‘t nog? Un, deux, trois, qui à la balle? Wie heeft den bal van Carnaval ? Draai u om, dan weet g’het al. 1 kind stond dan voor de groep met een bal in de hand, draaide zich met de rug naar hen en gooide hem achterover naar de groep. Die verstopten hem achter hun rug en zongen het liedje waarna het slachtoffer vooraan moest proberen te raden wie de bal in zijn of haar bezit had. Je moest dan wel de pokerfaces van je tegenstanders kunnen bestuderen. De échte kinderliedjes of aftelrijmpjes hadden ook altijd van die eigenaardige gedachtesprongen. Ze begonnen dikwijls met het magische ‘pot, pot, pot’ en het hele protocol werd dan ook ‘afpotten’ genoemd.

     

    Een kleine greep uit de aftelrijmpjes die me nog te binnen schieten: Iene miene mutte, tien pond grutten, tien pond kaas, iene miene mutte, is de baas. Onder het water, lag een pater, met zijn tenen boven water, hoeveel tenen had die pater? Dan moest iemand een getal zeggen en dan kon je aftellen…

    Achter het kapelletje lag een dikke rat, mieke van me zellleke had erop getrapt oei zei dat ratteke, stukske van mijn gatteke en gij zijt eraf! Alle indianen, schieten met bananen, pif poef paf, uw broek zakt af! Onder de piano lag een ei, in dat ei daar zat een brief, waarop te lezen stond wie is uw lief?

    (de aangetikte moest dan een naam zeggen, bv Maria,)... Ma-ri-a  en de laatst aangetikte was dan af. Ik herinner me nu nog dat ik een paar keer een rode kop heb gehad, als 8 - 9 jarige, om die onthulling te moeten doen, bij de gemengde spelletjes... Zeker omdat ik toen nog in een niet-gemengde school zat waar aftelrijmpjes ook al vlugger tot de geschiedenis behoren…

    Marcel Huysmans

    16-03-2018, 22:58 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LEVE DE ZAPMAATSCHAPPIJ
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

     

    Zappen is je gedachten laten dwalen en af en toe inpikken bij verse ideeën. Zo kun je verrassende denkreizen maken, niet gehinderd door gedachtesprongen en het rempedaal op je verbeelding. In het begin van vorige eeuw zocht de Amerikaanse auteur Philip Francis Nowlan, de geestelijke vader van stripheld Buck Rogers naar een woord om het geluid van een laserpistool te simuleren. Zo werd 'zap' geboren. Bij ons stond het als 'wham' in de tekenverhalen. In de Vietnamoorlog gebruikten de soldaten deze onomatopee om geschutvuur, vlammen of elektrische stroom van geluid te voorzien. En toen wij klein waren riepen we na een treffer, terwijl we met de hand een pistool nabootsten, "zap! je bent dood!"

     

    We leven nu in een echte zapmaatschappij. Begon het met de afstandsbediening van de televisie? We zappen overal, zelfs immaterieel: zappen voor het beste telefoonabonnement, de goedkoopste energieleverancier en zelfs de beste arts. We doen aan jobhoppen, liefst bij een andere firma en anders rouleren we intern, want na vijf jaar zijn we het beu alsmaar hetzelfde te doen. Met ons spaargeld zappen we bijna ongeremd en het internet is daarbij het middel bij excellentie. Grensoverschrijdend zappen we ook met nationaliteiten. Omdat de concurrentie in Nederland te groot was, werden sommigen Kazach en konden toch nog naar de Olympische spelen, bleven in Nederland wonen en wilden uit twee ruiven eten... Iedereen wil alles bereiken wat zijn hartje begeert en doet dit best via de weg van de minste weerstand. Alleen maar vanuit je luie zetel op de knop drukken en hop: je krijgt wat je wil!

     

    Een van de meest geliefde plaatsen om stille gevechten met soms erge gevolgen te beslechten is de (lig)zetel tegenover de sinds enkele jaren reuzenschermtv's. Het misdaadwapen bevat toetsjes die zowel almachtig reageren op een sublieme vingeraanraking als op een brute aanslag bij opduikend onweer. Nog machtiger wordt het als het bedieningskastje voor meer dan één toestel de programma's dirigeert. Thuis heb ik al een verzameling van draadloze toestelletjes, gevoed met twee of meer batterijtjes die een onzichtbaar signaal uitzenden. Ze zetten een hersenkronkel om in een uiterlijk ongedwongen beweging om een hele reutemeteut aan aanbod in werking te stellen. Som de afstandsbedieningen maar op: de televisie, de dvd, de cd-speler, de videorecorder en zelfs bij een nieuwe computer wordt tegenwoordig een langeafstandsbediening meegeleverd. Ik schrok mij een aap toen ik bij levering van een zonneluifel ook een zapwonder kreeg 'geoffreerd'. De zapdynastie slaagt er in om met een verlossend gebaar de wereldgebeurtenissen aan je voeten te krijgen

    Met een zapper bestuur je, regel je of bedien je jezelf. Je hoeft niet op te staan, je bespaart op reiskosten, hebt meer ruimte en ontloopt je onbereikbaarheid of ongunstig weer. Daarvoor zijn de mogelijkheden legio: elektrisch met een draad, met geluid of internet, met licht of andere straling, met radiogolven maar ook met klassieke mechanische middelen zoals stangen die trekken of duwen. Ideaal wordt het dan wanneer je ook nog een signaal terugkrijgt om het resultaat te controleren. Voor alles hebben we een zapper en hij beheerst het leven door een drukken op de knop zoals Trump en die Noordkoreaan die zo ver van hier zit dat ik nog niet de moeite kan doen om zijn naam te onthouden. Heel die hype wordt dan nog gecultiveerd door het smartphoneduimen. O krinkelende, winkelende tokkelding, schreef Guido Gezelle, hoewel hij nog niet kon weten dat er dingen waren die nog sneller over het water schaatsten als vingervlugge duimen op een smartphoneklavier...

    Voor televisie noemen we het ook nog kanaalzwemmen of zenderfietsen. Het kastje dient vooral om reclameboodschappen te ontwijken. Dat maakt het keuzeaanbod en jezelf zenuwachtiger, dwingt tot heen- en weerspringen of zelfs tot koelkastspurtjes en snoepmomenten die enkel tot verborgen obesitas leiden. Sommige mensen hebben ellendige nevenverschijnselen door die reclame opgelopen: ze kijken zo veel naar VTM en Vier dat ze 's nachts moeilijk kunnen slapen. Ze worden uit gewoonte iedere keer na een poosje wakker voor een reclameboodschap...  

    De 'afstandsbedieningen' moeten wel heel stevig zijn. Bij een kort levensoverzicht van een tv-model blijkt dat zij de ergste stormen moeten kunnen trotseren. Hun gebruik op de plaats van uiterste luiheid, hun aanwending in alle beschikbare toestanden tussen horizontaal en verticaal én hun behandelingsmethode door zijn machthebber, zijn hiervan de oorzaak. Ze moeten een val op steen, tapijt en parket kunnen overleven. Ze moeten een luchtige of straffe douche met (spuit)water en gesuikerde cola kunnen doorstaan en last but not least: bij een wankele bediening moeten zij sterker zijn dan de soms hevige klopbeurt die hen weer tot activiteit moet aanzetten. Bij defect moet dat ding het bekopen door onmiddellijk nieuwe batterijtjes te plaatsen of in het uiterste geval te vervangen door een universeel exemplaar uit de Lidl, als je die tenminste nog aan de praat krijgt. Wie dan kalm blijft en weet dat hij met een eenvoudige ingreep de kanalen nog met de hand kan kiezen, wordt ingehaald als reddende engel. Al betekent dit wel een grote toegift aan het summum van gemakzucht: opstaan uit je zetel om een andere zender te kiezen.

     

    De zapper is in heel wat gevallen ook een wapen in de handen van de macht-hebber. Hebben is hebben, krijgen is de kunst. Dat is een harde strijdleuze of een stil denkpatroon om de schermheerschappij te behouden of te verwerven. Ruzie in het huishouden kan daar in de kiem gesmoord worden of anders uitbarsten. Men bepaalt niet alleen wat men wil zien, maar ook wat men zeker niet wil zien.

     

    De actualiteit van informatie wordt minder belangrijk dan de mate waarin de informatie zich aan de werkelijkheid onttrekt. Veel mensen mijden Nieuws en Journaal omdat ze zo tijdsgebonden zijn en door hun onvoorspelbaarheid niet meer de zorgeloosheid van het gepropageerde leven waarborgen. Leve de opgenomen programma's! Wat zich vandaag voordoet, is minder belangrijk dan wat zich in nauwkeurig afgemeten en geënsceneerde graden van emoties hoofdzakelijk in de wereld van de fantasie heeft gecreëerd. Zich imaginair goed voelen bij een situatie is belangrijker geworden dan de impact op de werkelijke gelukservaring van de mens. Wij zijn een beetje (veel) robot geworden van het ideaalbeeld dat anderen voorschrijven. We zappen naar een volgend opwindingsmoment en we willen dat zoeken op zo veel mogelijk plaatsen. Aan het roer staan, beslissen wat je zelf wilt zien en wat niet, geeft een gevoel van macht op een terrein waar voorlopig niemand anders aan kan.

    Tot slot: behandel je 'zapper' met zachtheid: er zijn al voor mindere oorzaken oorlogen uitgevochten! Zap! Zap! Zap!

    Marcel Huysmans        

    10-03-2018, 13:39 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (4 Stemmen)
    02-03-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GELUIDEN UIT DE HEMEL
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor mensen uit de eenentwintigste eeuw is er héél veel dat zo normaal lijkt, dat ze er niet meer over verwonderd kunnen zijn. HD-en Smarttelevisies, i-pods, blue rays, MR-scans, smartphones, snapchat en ander technologisch gesnuffel zijn alledaags geworden. Toen ik vijf was, maakte ik naast de grote “zorg” (bij mijn grootvader een zetel om de zorgen te vergeten) kennis met het wonder van de radio. Het was een grote bruine kast, met een onrustig knipperend en hypnotiserend groen oog, een aantal obscure preselectietoetsen en een indrukwekkende zenderschaal die ergens met een witte naald in de buurt van de stad Beromünster de gekozen ‘post’ deed vermoeden. Toen had je nog de middengolf (AM), de lange golf (LW)- met onduidelijke inhoud - en een korte golf (KW) die meestal een kakofonie van piepen en kraken op wisselende niveaus uitbraakte. FM was nog niet uitgevonden en is nù bijna helaas voorbij. Het leken wel ‘geluiden uit de hemel’, wat men later vertaalde als ‘in de ether’, omdat de boodschap helemaal niet van God de Vader bleek te komen, maar wel van moeilijk opspoorbare zenders als NIR, Radio Luxemburg,…

     

    We hadden thuis een klein bakelieten radio-exemplaar dat gepromoveerd was op grotere hoogte, want het stond op een driehoekig ‘schabbetje’ boven de ‘zorg’ van thuis met bovenop een roodglimmend kruisje bij ’t Heilig Hart. Ik herinner mij nog de belangrijke dinsdagavonden waarbij elke week, vanuit een plaatselijk zaaltje, de bonte avonden van Omroep Antwerpen werden uitgezonden. Het deed me denken aan de kampvuurnummertjes die in de jeugdbeweging ook het plaatselijke talent aan bod lieten komen. Het was de tijd van klein Peterke, een creatie van Will Ferdy, die met moeilijk na te bootsen kleuterstem de kinderwaarheden uit die tijd voor de grote mensen debiteerde. Het waren avonden waarbij ik uitzonderlijk tot half tien mocht opblijven… Nu nog begrijp ik wat de uitdrukking ‘aan de radio gekluisterd’ wilde zeggen, want toen waren dat voor mij hoogdagen bijna in het midden van de week.

     

    Misschien is de kans groot dat je zelf een afgedankte, antieke radio in je garage laat verkommeren. Da’s een zonde: je hebt, zonder dat je het beseft, een designstuk in huis dat de geluidskwaliteit van moderne radio's overtreft. Oude radio's werden vanbinnen ‘aangedreven’ door warmlopende radiolampen (buizen). Daarom had de achterwand van zo’n radio een dunne geperforeerde plaat om de warmte te laten ontsnappen. Het geluid van een antieke radio klinkt door die lampen letterlijk veel warmer dan dat van moderne radio's. Leg je oren maar eens tegen een antieke en moderne radio en dan hoor je het verschil: hedendaagse radio's produceren eerder een ‘gemetalliseerd of geplastificeerd’ geluid en op metaal of plastic word je minder gemakkelijk verliefd. Naast een verzamelobject, zijn antieke radio’s dus hemels belangrijk voor de oren van audiofielen. Vanaf mijn jeugd ben ik verslingerd aan radio en radiotechniek. In de loop der jaren bleef die liefde voor de oude buizentechniek en bewaarde ik oude boeken, schema's en toestellen. De transistorradio verving later de buizenradio. De kleinere transistors en later de ‘chips’ namen veel minder plaats in, hadden minder ‘stroom’ nodig, en maakten dat de radio draagbaar en klimaatvriendelijker werd.

     

    In het begin van de jaren ’60 maakte (’s zondags) Radio Luxemburg op 208 m furore, juist op het moment dat ik bijna naar de Chiro moest vertrekken. Maar eerst was er nog de ‘Elnett-satinkwis’ met Jef Burm zaliger en daarna kreeg de volumeknop een stevige ruk naar rechts op het ogenblik dat een piepjonge Peter Koelewijn het ‘wekelijkse halfuurtje voor de teenagers’ presenteerde. Het startte met een tune waarbij Cliff Richard (toen al) uitschreeuwde: ‘Ready, Teddy, go man go!’ En dan luisterden we naar Ricky Nelson (Hello, Mary Lou), Eddy Hodges (I'm gonna knock on your door, ring on your bell) en die andere Marcels (Blue Moon). Het was hemels en riep heimwee op…

    Enkele jaren later leerden we nachtelijk blokken met de Lange Golf omdat er ’s nachts op de middengolf nog geen uitzendingen waren. Vooral Françoise Hardy (Tous les garçons et les filles, La maison où j’ai grandi) was één van de velen die mij muzikaal ondersteunden tijdens het nachtelijk studeren, naast de zingende thermosfles vol warme koffie.

    Elke weekdag, behalve zaterdag, hing ik om kwart voor zeven aan het bakelieten kastje voor 'Sportmagazine'. Maurice Diedonné, Piet Theys en de opkomende Jan Wauters waren in de jaren zestig dé boegbeelden van de sport op de radio. Rechtstreekse radiolijnen waren schaars en de telefoon was duur. Dus kreeg elke voetbalcommentator, in het beste geval van op de tribune, precies één minuut de tijd om negentig minuten voetbal te 'verslaan', maar alleen nà de match. Tijdens hun wielercommentaar kon je soms de vering van hun volgmotor horen. De commentaar werd trouwens regelmatig onderbroken: iedere brug, hoog gebouw of bomenrij, een stevige mist of laaghangende wolken, zorgden voor storingen en slechte verbindingen. Zo werden de verslagen van koersen, voetbalwedstrijden en sport in het algemeen kunst Het hartritme van de luisteraars, thuis of in het sportcafé, ging daarbij soms héél ongezond te keer. Nu gebeurt dat bij sommige dames enkel nog als ze de blonde god van radio en tv Ruben van Gucht hoorbaar ervaren.

    Sportmagazine radio heeft jarenlang de ‘onbekende luisteraars’, waarvoor men eigenlijk een monument had moeten oprichten met een eeuwigdurende vlam, aangezet tot meedoen. Er kwamen wedstrijden waarbij teksten werden geproduceerd, limericks werden ingestuurd en onnoemelijk veel nieuwe woorden werden gecreëerd. Een ‘wuivezot’ was iemand die altijd mee op de foto wilde wuiven na de aankomst, een ‘toogslagzwemmer’ iemand die sport beoefende aan de toog van een of andere drankinstelling en ‘Mie Traillet’ was de opvallende jongedame die ’s zondags in de tribune telkens haar keel hees schreeuwde tegen de arbiter. Een latere buurvrouw van me werd ook bedacht met die eretitel, maar dat was enkel voor het geluidsvolume dat ze tegen haar man, haar kinderen en haar honden hanteerde. Destijds leerde ik ook reacties spuien, aan prijsvragen deelnemen, antwoorden op enquêtes of limericks maken en bovendien spelen met woorden en zinnen en teksten breien over de gekste dingen. In de Vlaamse Pockets verschenen in 1971 trouwens een aantal van mijn pennenvruchten onder de titel Sportmagazine-Ding-Dong!

     

    Binnenkort zeggen we adieu aan de FM-band. Ondertussen kwamen in september 2013 de DAB-uitzendingen en Dab-radio’s (Digital Audio Broadcasting) uit de ether opdoemen. In de nabije toekomst moeten we misschien allemaal nieuwe radio’s kopen om de DAB+ sinds oktober van vorig jaar te kunnen ontvangen. Je ziet het: radio is een geschenk uit de hemel, met straling uit de ether, verwekker van zalige muziek, wonderbaar en snel evoluerend!

    Marcel Huysmans

    02-03-2018, 10:24 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    25-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE BAKSTEEN IN DE MAAG
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De laatste dagen werd mijn brievenbus geteisterd door reclame voor het jaarlijkse bouwsalon dat gedurende  tien dagen in de Heizelpaleizen het nieuwsgierige publiek weer aanzuigt alsof de Rode Duivels er nog thuismatchen zouden spelen. De getransformeerde rode baksteenschildpad op het groene gras geeft meteen aan dat de Belg nog altijd met een baksteen op zijn rug en dikwijls in zijn maag bouwen en verbouwen opzoekt. Of je nu opnieuw wilt bouwen of een bestaande woning kopen en renoveren: het wordt alsmaar duurder en voor de gemiddelde Vlaming stilaan onbetaalbaar. En toch laten we dode bouwmaterialen toe om spirit te brengen in het huis waarin we wonen of waarvan we dromen. Iemand zei me ooit: “als je met pensioen gaat en je hebt geen eigen huis, dan ben je er niet zo goed aan toe.” Wie niet gewerkt heeft voor bakstenen, heeft op dat moment ook niet veel om op terug te vallen…

     

    Ik woon in een huis naar mijn behoeften. Misschien heb ik door de jaren mijn noden wel aangepast aan het huis waar ik voor gewerkt heb. Met de jaren zijn die nodige dingen ook gewijzigd of beter: mijn behoeften zijn aangepast aan het huis en de toestand waarin ik mij bevind. Wij wonen in een huis met bijna allemaal persoonlijke ingrepen, beslissingen, mogelijkheden. Hoe zijn we hier beland als conglomeraat van Oost-Vlaamse en Kempische roots? We wilden wonen en werken dichterbij brengen, hadden nood aan een eigen stek en afschrik van huren. We dachten aan de kinderen en kwamen terecht in een doodlopende speelstraat die eindigde in de natuur. De buitenlucht, de goede verbindingen in alle richtingen, een grote tuin en het goede gevoel deden de rest. Toen dachten we nog niet aan de dingen die ons nu wel bewegingsvrijheid kosten zoals trappen over twee verdiepingen van een bel-etagewoning. Maar voor alles zijn er oplossingen. Denken (ver)bouwers vandaag méér aan de leefomstandigheden op hun oude dag dan tien jaar geleden? Ik weet het niet.

     

    We wonen wel tussen de mensen en we passen in de omgeving, gewoon goed en gelukkig met een beperktheid, maar dat voelen we niet zo aan. Mijn huis heeft letterlijk mijn leven getekend en is altijd een thuis geweest. Thuis betekent voor mij dat ik al het dierbare (redelijk) binnen handbereik heb.

    De wereld is een heel grote plek en ik vind het een gunst om daar een paar vierkante meter op te hebben waarvan ik kan zeggen, dit is van mij en daar kan ik me veilig voelen. Dat is voor mij thuis. Oost west, thuis best is een combinatie van veiligheid, vertrouwdheid, voorspelbaarheid en de situatie kunnen overzien. Het is een veilige haven, waar je je geborgen voelt en waar je controle over hebt. Waar je jezelf kunt zijn en waar de mensen wonen van wie je houdt, waar je tot rust kunt komen en waar je aan gewend bent. Ik ben nooit een groot ondernemer van (ver)bouwingen geweest. We kregen wel een nieuwe badkamer, een aanbouw met terras, een eigen bureau en werkplaats, een washok, nieuw buitenschrijnwerk en geïsoleerde beglazing. We deden wel interne aanpassingen aan de verwarming en in de tuin…

     

    Mijn eerste thuis was bij ons vader en moeder en dat is minder huisgebonden. Zonder iemand in zo’n huis is dat ineens geen thuis meer. Ik maakte het mee bij de verkoop van het ouderlijk huis waarin moeder de laatste 30 jaar van haar leven 'woonde'. Een huis dat ze stukje voor stukje opbouwde. Het was een stuk van zichzelf dat ze waar maakte, weliswaar toen even lang geleden vader overleed. Waar ze kon van genieten en onbewust afscheid nam toen ze naar het zorgcentrum vertrok. Een huis van ineens afscheid nemen en tegelijkertijd afgesneden worden van het verleden, van botaf gedaan en niet meer kunnen/mogen teruggaan. Een huis dat zomaar wordt afgepakt.Het huis waarin vader en moeder leefden, waar herinneringen groeiden en waar geschiedenis geschreven werd met accenten die ze zelf hadden gekozen. Een huis dat leven vertelde. Een huis met een sfeer van ouder worden, getekend door wat het leven gegeven en ook genomen had. Een ouderlijk huis verlaten, verkopen en niet meer kunnen bezoeken is afscheid nemen van arbeid, realisaties, handenwerk en ideeën van mensen. Aan zo'n huis kleeft een emotionele kant, te belangrijk om te vergeten, maar ook evenzeer belangrijk om los te laten.

     

    In 1982 nam ik bewust afscheid van dat ouderlijk huis uit 1927 in de oude Boomse tuinwijk, samen met mijn oudste kleinzoon die toen vier jaar oud was. Gewapend met een zaklantaarn, een schrijfblok en een fototoestel hebben we de hele wandeling gemaakt: van de kelder tot onder de zolderpannen van Boomse makelij die rust en standvastigheid uitstraalden. We hebben van elke ruimte foto's genomen en ook van de grond rond het huis. Het zijn relicten van een ex-eigendom met een ziel, een geschiedenis en zeker een eigen verhaal van liefde voor vader, moeder en de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. De fototrofeeën hiervan waren weg, opgeborgen in koninklijke koekendozen. De foto's vormden voor mij de leidraad tot herinneringen die de moeite waard zijn om niet te vergeten. Op een gebruikte A4-omslag heb ik nog dingen opgeschreven en het resultaat van die 'restjes' heb ik daarna verder uitgeschreven. Wat mij herinnerde aan die twee mensen, probeerde ik te verpakken in het zilverpapier dat de warmte van de herinnering bijeenhoudt en onbewust laat aanwezig blijven om dankbaar aan terug te denken. Ik heb ze mee-verpakt in dezelfde koninklijke koekenblikken. Hoe erg moet het zijn dat je pas beseft hoe gigantisch groot de wereld is als je nergens meer thuis hoort.

     

    Die rode gevoegde baksteenslak van Batibouw is verdorie héél goed gekozen. Ze geeft een gevoel van veiligheid, van 'thuis zijn', zoals ook bij Afrikaanse stammen. De schildpad en de boom zijn bewaarders van de tijd. Ze kunnen heel oud worden en dragen tekens van die tijd met zich mee. Een boom krijgt een jaarring bij en voor elk jaar dat voorbijgaat krijgen schildpadden op hun hoornplaten een ribbeltje in plus. Volgens sommige legendes is de schildpad een symbool van eeuwig leven, waarbij de hele wereld op haar rug wordt meegedragen. Ze werd een symbool van lang leven, wijsheid, kracht, betrouwbaarheid, vastberadenheid, welwillendheid, vrijgevigheid, goedheid en geduld. Moet er nog zand zijn? Als er een vorm van leven is die haar eigenheid heeft weten te bewaren, dan is het wel de schildpad. Het gaat haar niet om de snelheid waarmee ze ergens wil komen, maar om wat ze onderweg allemaal ziet en wat er ze er mee doet. Konden wij dat ook maar een beetje meer. Anderzijds is 'uit je schulp kruipen' haar voorbeeld voor ons als het belangrijkste proces waar we voor staan als we ons verder willen ontwikkelen.

     

    Marcel Huysmans

     

    25-02-2018, 17:32 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    17-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE APOTHEEK VAN DE GOEDE GOD
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Af en toe sta ik voor een stapel doosjes, een regiment kleine bruine flesjes en een blistercomplex met witte en anderskleurige pilletjes die samen de bevolking van mijn apothekersdoos voorstellen. Laatst heb ik ze nog eens geteld: op één jaar sponsor ik de apothekersfamilie door de aankoop van 4691 pittige pilletjes: bontgekleurd, van diverse grootte en uitmuntend door de hoeveelheid verpakkingsmateriaal dat eraan is verspild. De rijkdom aan zorgvuldig verzamelde medicamenten verdwijnt in het niets als de nood het grootst is bij grote kleine ongemakken: op dat moment ben je radeloos, onzeker, ongerust en onwetend tegelijk omdat je eigen gezondheid zware steken laat vallen en je niet weet wat mag en kan. Schichtige tandpijn, hevige jicht, grenzeloze hoestbuien, knalharde constipatie, spetterende diarree, uitzichtloze migraine en overal knagende spierpijnen zijn er maar enkele exponenten van. Wezenloos staar je dan naar de inhoud van het pillenkastje op een uur dat de dokters al lang geen zituur meer hebben, dat apothekers zeker niet van dienst en dus gesloten zijn, tot je beseft dat niemand ter wereld je enig soelaas kan brengen. Misschien kun je nog proberen de hele heiligenlijst te aanbidden om te zien of iemand je onredelijke pijn wil verlichten. Als overjaarse heiligenpostuurkes, amuletten, relikwieën, kaasjesbranden of stormnovenen niet meer helpen, blijft er maar één mogelijkheid over: geef je over aan de Apotheek van de goede God!

     

    De wereld van de farmacie kende na de tweede wereldoorlog een explosieve groei dank zij de chemicalisering van onze medicijnkast. Aspirine, penicilline, valium en antibiotica worden sindsdien door miljoenen mensen gretig geslikt als wondere heelmeesters voor alledaagse kwalen. Toen is de oeroude kennis van helende natuurkruiden - de apotheek van de goede God - meer en meer naar de achtergrond verdwenen. Maar heel veel kruiden uit Gods grote Kruidentuin spelen nog altijd een belangrijke rol. Het Sint Janskruid werd eeuwenlang voorgeschreven door artsen, zigeuners, tovenaars en kwakzalvers als helend middel bij 'algemene aandoeningen van het zenuwstelsel'. Onder de geleerde naam 'Herbicum Perforatum' steekt het als anti-depressiemiddel zijn chemische broertje Prozac de loef af omdat het even efficiënt is bij milde tot gemiddelde depressies, maar zonder de vervelende neveneffecten van de chemische drug. Dan denk ik weemoedig terug aan de zalige apotheken uit mijn jeugd toen de brave apotheker nog lamme armen kreeg van de zalfbereidingen en kromme vingers van het poeders vouwen of in capsules doen. Toen was er nog een gewijde stilte bij de pillendraaier, met specifieke geuren en het Latijn op potten en flessen plus de systematische indeling van de geneesmiddelengroepen. Een van de dingen die ik ooit bij hem kocht was een pilomat, een blauwdoorschijnend plastic toestelletje om pilletjes efficiënt in twee te verdelen. Dat was sublieme 'farma-romantiek' tegenover de huidige zakelijkheid. De apotheek is nu een efficiënt ingedeelde ruimte met honderden schuifladen geworden, waarin medicijnen kant-en-klaar van de producent zijn aangevoerd, opgeborgen zijn en uit een muurklapkastje te voorschijn komen om weer te verhuizen naar zieke mensen. De artsenijbereidkunde (farmacie) verdwijnt stilaan. In plaats van bereiden, wordt het eerder adviseren en distribueren. Door de toename van het aantal medicamenten is dat natuurlijk ook héél belangrijk.

    In een oude gewijde geschiedenis zag ik God die als oude wijze man in een wolkje boven Zijn schepping zweefde, alsof hij wilde zeggen 'zie ik geef je dit allemaal voor je eigen genezing'. Aan God de Vadersvoeten zaten verschillende dieren. Hun vet werd door middeleeuwse apothekers gebruikt om zalven te bereiden. Door het uitkoken van schapenwol creëerden zij lanoline, dat ook nu nog als basis voor sommige zalven dient. Niet ver daarvan zie ik Adam en Eva die - na hun zondeval - hun paradijselijke volmaaktheid hadden verloren maar hun blootheid niet meer moesten wegsteken en voor hun fysiek welzijn aangewezen waren op de geneeskracht van planten die de Schepper hen had nagelaten. Eva houdt als eerste geneesmiddel een appel in haar hand. Het gaat hier niet over de verboden vrucht, want die was juist het symbool voor het lichamelijk en geestelijk verval door hun ongehoorzaamheid. Wat Eva niet wist, maar wij wel, is dat (vooral biologisch gekweekte) appels veel quercetine leveren die de groei van sommige kankercellen kan remmen en ook tegen tromboses, ontstekingen en allergieën helpt. One apple a day keeps the doctor away, zeggen de Britten, maar om zeker te zijn, eet je er best een paar meer. Even verder staat Noë na zijn zondvloed met een rode neus en met een wijnrank in de hand als levende reclame voor (rode) wijn die goed is voor hart en bloedvaten! Ik wil er wel bij vermelden dat ervaring leerde dat overdaad schaadt en dat wijn, alleen met mate(n) gedronken, een positieve uitwerking op de gezondheid heeft. Pillen, poeders en dranken komen pas aan de orde als de voeding onvoldoende resultaten geeft.

     

    Voor elke kwaal is een kruid gewassen of wordt een middel gekozen. In vele volkswijsheden, spreekwoorden, zegswijzen en clichés schuilt dikwijls een kern van waarheid, en dat zal dus ook wel voor kwaal en kruid gelden. Soms geeft de plantennaam aan waarvoor hij geschikt is. Zo is er het longkruid, het valkruid, het speenkruid, het bloedkruid, de pisbloem, de bijvoet, het nieskruid en nog veel meer. Ogentroost heet in het Engels Eyebright (oogglans) en in het Frans Casse-lunette of Brilbreker, wat slecht nieuws is voor de opticiens... Thee van lavendelbloesem is goed tegen angina, rijst- en melkgerechten helpen tegen diarree, bij heesheid bewijzen ijsblokjes tijdens de maaltijd hun nut en tegen migraine kun je pepermuntthee drinken met honing en suiker. Bij hevige verstopping eet je een overvloed aan gedroogde pruimen nadat ze een hele nacht in een glas met lauw water hebben geweekt...

    Baat het niet, het schaadt ook niet, want het zijn nu eenmaal middelen uit de Apotheek van de Goede God!

    Marcel Huysmans

     

    17-02-2018, 14:56 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    09-02-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ZET DE MASKERS MAAR OP
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een ‘mombakkes’ past niet altijd voor het gezicht dat er achter zit. Eén dag per jaar, op vastenavond bijvoorbeeld, mogen de mensen hun masker van alledag afdoen. Dan kruipen ze weg achter wie ze niet zijn, maar misschien laten ze zo de werkelijkheid zien. Het heidense gebruik om een paar dagen per jaar echt uit de bol te gaan komt waarschijnlijk van de oude Grieken. Ze waren het hele jaar zo druk bezig met filosoferen, discus werpen en ruïnes bouwen – daar waren ze goed in want die dingen staan er nu nog - dat ze ook wel eens super extravagant wilden doen. Wat is er op zo'n moment leuker dan lekker uit de band springen, veel drinken en elkaar eens serieus de waarheid zeggen? Tijdens hun driedaags feest werden afbeeldingen van wijngod Dionysos op een scheepskar door de stad getrokken en met veel poeha begeleid. Op andere versierde karren en wagens gaven ze schaamteloze voorstellingen, waarmee ze de lachlust van het publiek opwekten, genoeg om de rest van het jaar beschaamd te zijn. Vermommingen, optochten, uitbundige eetfestijnen en drinkgelagen tekenden het feest. Ze daagden het publiek uit met smerige liedjes en obscene gebaren en die dingen vind je nog terug in sommige carnavalsstoeten. De scheepskar kreeg in de loop der tijden de naam ‘carrus navalis’. Spreek dat vijftig keer snel achter elkaar uit en je weet vanwaar de naam Carnaval komt!

     

    Het enige waar ik niet zo blij mee ben, is dat ze hun feest in februari plaatsten. Van mij had dat gerust in augustus mogen zijn. Dat zou heel wat dikke jassen, beslagen brillen en snippe verkoudheden en snotterende neuzen schelen. Bovendien is dan de dorst ook véél echter en groter…

    Eeuwenlang werd het feest der zotten onbezorgd gevierd, tot… de katholieke kerk zich ermee ging moeien. De gemijterde leiders vonden het wulpse carnaval helemaal niet goed en te gevaarlijk voor de tere zieltjes van hun beminde gelovigen. Omdat de kerk die heidense dingen niet kon tegenhouden, namen ze het feest in hun rituelen op. Carnaval werd door de kerk verbonden aan Vastenavond, de avond voor het begin van de Vasten: nog even een laatste uitspatting vóór de periode van bezinning en boetedoening. Veertig dagen lang, tot Pasen, mochten zij geen vlees eten en moesten ze nóg soberder leven. Sommigen vinden dat de naam carnaval een verbastering is van 'carne vale': vaarwel vlees. Vlees, eieren en zuivelproducten waren destijds 40 dagen taboe onder het motto ‘sparen om te kunnen weggeven’. Zegt het jou nog iets? Als kind was dat voor mij, ontdaan van alle franjes: niet snoepen, alles in een heerlijke blikken doos foefelen, die altijd minder hol ging klinken. Dan bedelde ik – meer dan eens per dag - om een snoepje met de belofte dat het voor de vasten was en dat mijn devote daad hogere doelen had. Doordeweeks snoepte ik nooit, maar zo geraakte mijn trommeltje vlugger vol. Zo kreeg de kindervastentijd toch nog een feest in het vooruitzicht. Als de klokken van Rome waren vertrokken en de drang onhoudbaar werd, mocht het trommeltje weer open en kon ik de snoepjes opnieuw verlossen en laten verrijzen. Dat was een eigen interpretatie die ik nergens in de Mechelse catechismus terugvond…  

     

    De traditie van verkleden, maskers en feesten was voor de kerk destijds een doorn in het oog precies omdat het heidens was. Toen de Frankische vorst Clovis zich tot het christendom bekeerde, moesten al zijn onderdanen dat ook doen, maar dan moesten ze ook afstand doen van carnaval. Ze wilden Carnaval niet meer vieren, maar het feest was zo populair, dat de pausen niets anders konden dan het toelaten om geen gelovigen te verliezen. Voor de ‘groei van de commerce’ moet men af en toe al eens iets door de vingers kunnen zien… Voor kinderen is het in elk geval een feest: prinses, piraat, elfje, zebra of clown, ze gaan allemaal op in hun rol en uit de bol. Mensen zetten dolgraag een masker op. Vroeger deden ze dat om zich te beschermen tegen de terugkeer van de zielen van hun dode voorouders, maar later was het een ideale dekmantel om eens per jaar dingen te doen die eigenlijk niet mogen. Nu dragen carnavallisten de maskers voor hun plezier en misschien ook wel om een beetje weg te kruipen voor al te nieuwsgierige blikken.

     

    Vandaag bestaat er gelukkig nog een soort lotsverbondenheid met mensen in de rest van de wereld die het veel slechter hebben dan wij. Dat betekent soberder leven, alleen seizoensgroenten eten en vlees vermijden. Daar zijn vaak gerechten met bonen en erwten bij en zo komt het dat bonen ook wel ‘trappistenvlees’ worden genoemd omdat zij vegetariërs zijn. De meeste trappistofielen verkiezen wellicht de drank van de orde boven de bonen. Géén vlees betekent niet alleen dat er minder een beroep wordt gedaan op de aarde (er is 10 kilo plantaardig voedsel nodig voor 1 kilo vlees), maar het betekent ook dat dezelfde omstandigheden worden gecreëerd als waarin mensen leven die geen vlees kunnen betalen.

    In regel zal je – als er geen gezondheids- of genetisch probleem is – bij de Trappisten geen overgewicht vaststellen. Al is hun regime sinds Vaticanum II (1960) versoepeld, toch is er een zomer- en winterregime. Het zomerregime begint met Pasen en stopt in op 14 september en dat is hun patersvasten. Met Pasen, na de Veertigdaagse Vasten als extraatje, moeten de broeders en zusters niet aan het ‘probleem’ van een slanke lijn denken. Die hebben ze meestal al. De zomerperiode is er net om terug ‘op gewicht’ te geraken.

     

    Eigenlijk zijn de moslims bij ons veel straffer tijdens de ramadan. Ze vasten tijdens hun ramadan wel en veel katholieken niet meer. Hebben we in de loop van de jaren met het religieuze badwater ook het kind weggegooid? Het vasten is wat los gekomen komen van ons religieus gevoel: wat van buitenaf is opgelegd, wat voor jezelf niets betekent, verdwijnt uiteindelijk uit je leven. Jij en ik weten misschien nog wat vasten is, daarom niet altijd uit geloofsovertuiging, maar wel uit principe. De vasten is zo bijna foetsie. Alles is mogelijk, maar niet alles moet. Wij zijn nog altijd in de luxe positie dat we keuzes kunnen maken en een klein beetje vasten op een eigen manier is vandaag nog zo zinloos niet … Zet dus de maskers maar eens op, maar laat ze voor de rest van het jaar achterwege.

    Marcel Huysmans

    09-02-2018, 09:22 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    29-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE TRUC MET DE PANNENKOEK

    Lente, zomer, herfst, winter. Door het seizoenenspel ervaren wij een jaar als een kringloop. Héél lang geleden vierde men de hoogtepunten van het jaar en de zonnewenden ook. Onbewust beïnvloeden de seizoenen wat we doen, wat we eten en tegen welk ritme we leven. Vroeger was dat meer de cadans van de natuur. We voelen ons in elk seizoen ‘anders’. In de jaargetijden herken je je eigen leven: geboren worden, jong zijn, volwassen en oud worden en doodgaan in de winter. Op dit natuurlijke tempo leefde de Kerk oorspronkelijk ook en haar feesten waren oorspronkelijk natuurfeesten. In een ‘kerkelijk jaar’ doorlopen we alle stadia van het grote verhaal van redding en verlossing. Als de winter uitzichtloos donker lijkt, is ons verlangen naar bevrijding het sterkst en met Kerstmis volgen we het licht van de ster. Op het einde van het jaar en in het begin van het nieuwe worden nog andere ‘lichtfeesten’ gevierd. De Grieks- en Russisch-orthodoxe Kerk viert op 6 januari het Feest van de Openbaring van het licht. In de Scandinavische landen viert men op 13 december St. Lucia en wij gedenken op 2 februari Maria Lichtmis mét pannenkoeken. Anderen zeggen dat Lichtmis de opvolger is van een Romeins feest ter ere van Proserpina, de godin van de oogst en van de vruchtbaarheid. Dan droeg men fakkellicht en granenbrood door de straten maar géén pannenkoeken!

    Lichtmis begon vroeger met een mis waarbij men vooraf een massa kaarsen op het altaar wijdde en aanstak. Daarna was er een ‘kaarskesprocessie’. Kaarsen moesten het onheil afweren. Ze werden gebruikt bij onweer of ziekte en dan maakte men met kaarsvet een kruis boven de deuren van het huis en van de stallen. In verschillende dorpen liepen imkers een ronde door de velden met een brandende kaars. De bijen zouden dan in de zomer niet verder vliegen dan de cirkel die de imker getrokken had. Zo kreeg je kwaliteitshoning …
    Lichtmis was een echt feest en dat ging soms gepaard met allerlei uitspattingen. Het was de dag dat de dienstboden vrij kregen om te trouwen of om van job te veranderen. Zo ontstond in de 17de eeuw het werkwoord ‘lichtmissen’ of ‘zich aan losbandige vreugde overgeven’. In het Duits preekt men van ‘Lichtmesz’, in het Frans van “Chandeleur”, waarin je de kandelaar ziet piepen. Volgens onze bloedeigen dikke Van Dale is een lichtmis ook een losbol of iemand die zich aan uitspattingen overgeeft. Lichtmissen is dan het werkwoord en betekent een losbandig leven leiden…

      

    Wij vieren Maria-Lichtmis met pannenkoeken die met hun ronde vorm en goudgele kleur de vruchtbare zon voorstellen die stilaan langer begint te schijnen.Daarbij moet de laatste gebakken pannenkoek bij het zwierdraaien boven op de keukenkast belanden en daar blijven liggen tot 2 februari van het jaar daarop, want dat brengt maar eerst geluk! Dat gebruik waaide over van Frankrijk, want wie daar pannenkoeken at met Lichtmis, kon de rest van het jaar rekenen op voorspoed en geluk. De eerste crêpe die men op 2 februari bakte, werd dan rond een muntstuk gewikkeld en dat pakje werd in processie door het hele huis gedragen en tenslotte door het oudste lid van het gezin bovenop een kast gelegd. Deze pannenkoek zou niet beschimmelen, al was dat misschien wel omdat de muizen er rapper mee weg waren. De munt uit de pannenkoek van het vorige jaar was bestemd voor de eerste arme die voorbij het huis passeerde.

    Ons moeder – voor de (achter)kleinkinderen ons moemoe - bakte ook pannenkoeken: géén gebruiksklare uit de supermarkt maar wel van vers beslag én in een hete pan, waarbij niet zelden de eerste pannenkoek verfrommeld ter panne kwam. Het was een hele eer om dat gecrispeerd geval te mogen degusteren en daar maakten we soms ruzie om. De odeur was dan heerlijk, de koffie overheerlijk en op de tafel stonden bruine suiker, bessenconfituur en donkere perensiroop te wachten om mee ten aanval te trekken. Een berg ronde bruingele flensjes – o, als zonnen zo groot - verdween als sneeuw voor de zon. Op ‘pannenkoekendag’ waren we uitzonderlijk niet verplicht, tegen alle regels in, om mes en vork te gebruiken! Wij smeerden royaal suiker of stroop, rolden hem tot een grote slappe cilinder, en haphap... zo uit het vuistje!  Echt een ‘losbandige’ gewoonte.

    Vandaag heb ik nog een volgehouden duurtraining gehouden als voorbereiding voor Lichtmis. Daarvoor ben ik mijn persoonlijke pannenkoekentrainer heel dankbaar. Mentaal, fysiek, emotioneel én technisch heeft hij me tot in de puntjes voorbereid op deze goudgele intervaltraining. Het trainingsbakken vereiste een opperste concentratie van de oog-handreflex en als slot hield ik een uitlooptraining, in technische voetbaltermen een cool-down inspanning met verminderende intentie. Ik waste al het keukengerei af en ook de langs binnen en buiten met hardnekkige deegspatten gesierde deegpotten blonken als lichtmis. Daarna gooide ik de handdoek, terwijl alles blinkend droog in de pottenschuif verzeilde. Deze sessie had maar één doel: voorbereid zijn op 2 februari wanneer de traditie met overtuiging zegt: "er is geen vrouwtje nog zo arm, of ze maakt haar pannetje warm". Al heeft het woord 'pannetje' in het oud Nederlands taalgebruik wel een seksuele bijbetekenis. Dat gebeurde vaak in die oude uitdrukkingen. Snoepers waren het, onze voorouders!

    Hoe lanceer je pannenkoeken? Het kan met een spatel, met een pannenkoekenmes of met een omgekeerd potdeksel. Maar met een beetje meer atletisch vermogen en ‘spingerfritzengefühl’ kom je op een hoger niveau. Beweeg eerst de pan heen en weer en wacht op het moment dat hij gaat schuiven. Dan komt de grote afzwaai en de kunst boven. Als je twijfelt en denkt dat de pannenkoek te hoog gaat, zul je hem nooit hoog genoeg lanceren om hem te laten draaien. Valt hij toch in de pan, dan heb je een puinhoop. Zwier je te hard, dan belandt hij op het fornuis of blijft eventjes aan het plafond plakken. Nu komt het grote geheim van mijn mental coach en Griekse vriend Professor Plakouskis: vóór de brede zwaai moet je even wachten tot je de gemoedstoestand bereikt waarin je de perfecte kracht, controle en lef intens aanvoelt. Zoek de perfecte balans tussen terughoudendheid en te veel agressie en dan kun je losbarsten. Probeer het, desnoods eerst zonder pan en zeker zonder deeg. Ik wil ik nog even ingaan op de fijne motoriek van het gebeuren.

      

    Waarom draaien pannenkoeken volgens de fysica dikwijls de verkeerde kant op? Til de pan op en maak met de pannenhand een cirkelbeweging met de klok mee. Stel tot je verbazing vast dat de pannenkoek in de pan belandt in tegenwijzerszin! Hij reageert gewoon als een voorbeeld van de wet van actie en reactie. Dat noemt men het hoelahoepeffect: de pannenkoek ondervindt bijna geen wrijving tegen de bodem van de pan, maar wel aan de rand. Daardoor draait hij, als een tandwiel, aan de binnenkant van de pan, maar wel in tegengestelde richting ervan. Proberen maar! 

    Pannenkoeken gooien is nog geen Olympische discipline, zelfs niet op de Winterspelen 2018 in Pyeongchang. Pannenkoeken in de lucht draaien, keren, zwieren of omflippen vergezeld van latere beloften, lijkt dus toch eerder op een circustruc en magie dan op een ver doorgedreven sportieve uitdaging. 

    En toch bakte ons moemoe de beste pannenkoeken. Gewoon het beslag van de lepel likken was al lekker en dan waren ze nog niet gebakken! Zij serveerde ze feestelijk - zeker op Lichtmis - met hete kriekensaus ofwel gewoon opgerold met suiker of zelfgemaakte aardbeienconfituur. Waar is de tijd? Dat ze daar maar eens een Olympische Winterdiscipline van maken!

    Marcel Huysmans

    29-01-2018, 12:07 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IK BEN VERSLAAFD… EN IK WEET WEL AAN WAT!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Veel mensen denken bij het woord verslaving aan drugs, alcohol, criminaliteit of lichamelijke en zelfs geestelijke aftakeling. Maar er zijn ook lichtere verslavingsvormen die minder kwaad kunnen. Ik ken mensen die ’s morgens enkel kunnen functioneren na de opwekkende geur en de smaak van een kopje sterke dampende koffie. Anderen kunnen genieten van verslavende dingen als de tongstrelende smaak van zachtsmeltende chocola. Nog anderen zijn verwoede tv-kijkers, heen- en weer surfende internetters, gamers, lichte gokkers of geruisloze en dus stille snoepers. Veel alledaagse middelen kunnen verslavend zijn, maar zolang één gewenning niet overheerst, is het zo erg niet en zeker sociaal verdedigbaar. Voor de meesten zijn die alledaagse verslavingen juist de kleine genoegens die het leven extra aangenaam maken. Mijn weekendverslaving wordt thuis per brommer afgeleverd en verloopt meestal in stilte maar niet altijd rimpelloos. In de weekendkranten met bijvoegsels, in de reclamegazetjes, in magazines en zelfs in De Week zitten mijn zoethoudertjes te popelen: bladgrote kruiswoordraadsels die uur en tijd doen vergeten en die elke week in verschillende gangen voorgeschoteld worden!

     Even simpel als bonjour! In het traditionele diagram met de zwarte vakjes zoek je telkens opnieuw naar een willekeurige omschrijving waarmee je een ‘letterlijk’ antwoord kunt neerpennen. Dat woord vul je op de juiste plaats in en met de hulp van kruisingen kun je misschien de andere antwoorden invullen. Zo vlecht je baantje per baantje het diagram vol. In december 1913 verscheen in de New York World (VSA) de eerste kruiswoordpuzzel. Een journalist verzon dit woordspelletje als een extraatje bij de kersteditie van zijn zondagskrant. De cross-word puzzle was meteen een succes en al snel volgden ook andere kranten. Daarna namen ook de boekjes het over en sommigen raakten zo verslaafd dat ze werk en familie verwaarloosden. Ooit werd een betrapte puzzelaar door de rechter op een rantsoen van twee puzzels per dag gezet. Hoe lang staat nergens vermeld…

    Ik kan met moeite weerstaan aan een blanco of deels ingevuld kruiswoordraadsel. Van waar ze komen, hoe moeilijk ze ook zijn en wie er al aan gewerkt heeft, is totaal onbelangrijk. Hoe groter, hoe meer plezier ze beloven en het gebeurt zelfs dat ik ze tegen de tijd probeer in te vullen. Ook dat is woordjessport op het niveau van de 100 m sprint of eerder van de 800 m. Wat blanco achterblijft, behoudt zijn permanente uitdaging tot alle roosters verslonden zijn en lege plekken krijgen een tweede beurt die dikwijls nog meer genoegen bezorgt. Zo vergroot je woordenschat, je synoniemenvoorraad en via hersengymnastiek, waarbij soms nog een duister opslagplaatsje in je grijze hersenmassa onverhoopt oplicht, wordt de verslavingsvreugde nog groter. De Aa en de ai lopen broederlijk naast elkaar (hoewel ze toch anders ‘lopen’) en maken plaats voor vliegende oeloes en oehoes die weinig van elkaar verschillen en beide prooizuchtig zijn… De Japanse ama, de bezige ieme, de alomtegenwoordige Ran duiken op naast het Bijbelse sela. Geen mens die weet wat sela betekent, maar het woord komt wel 85 keer voor in het Oude Testament. Acht keer is het een eigennaam, soms is het een plaatsnaam en de overige keren staat het er gewoon na een of ander vers: de Heer is mijn redder. Sela. Punt uit! Maar meestal kun je best sela invullen als er ‘rustteken’ staat…

    Kruiswoordraadsels doen zeker niet aan illegale activiteiten denken, maar een gewone Zweedse huismoeder werd opgepakt omdat ze honderden kranten gestolen en verduisterd had. Aan de politie vertelde ze dat het de enige manier was om haar kruiswoordverslaving te onderhouden. Elke nacht verdwenen voor dezelfde winkel hele pakketten versgedrukte dagbladen. De 64-jarige vrouw werd om drie uur ’s nachts op heterdaad betrapt en de politie vond meer dan duizend kranten in haar huis. Schoorvoetend gaf ze toe dat ze de kranten nooit las, maar dat ze wel elk kruiswoordraadsel invulde: ze was er gewoon verzot op! Dit weze dus een waarschuwing voor iedereen die meent dat het niet tot excessen kan leiden…

    Vierduizend jaar geleden hadden de Babyloniërs al puzzels en van schriftgeleerden en priesters leerden de kinderen er wiskundeknepen mee. Leonardo da Vinci maakte reusachtige rebusraadsels en de Romeinen geraakten verslaafd aan ‘tovervierkanten’, waarbij in een vierkant letters en cijfers allerhande merkwaardige resultaten moesten opleveren. In de ruïnes van Pompeï vond men de oudste Romeinse kruiswoordpuzzel uit 79 v.C. die versmoord werd door de vloeiende lava van de rusteloze Vesuvius. Het eerste echte kruiswoordraadsel in ‘The New York World´ van 21 december 1913 was van Arthur Wynne. Kort daarna doken ze overal op waar de taal geschikt was om woorden stofloos in elkaar te vlechten.

     

    De kruiswoordraadselbevrediging zit misschien wel in wat Harry Mulisch schreef in zijn roman De Aanslag over de maker van een dagelijks cryptogram: 'Als hij aan een leestafel een onvolledig opgelost raadsel aantrof in een krant, dan was het zijn eerzucht om verder te komen dan de vorige man of vrouw; die was meestal blijven steken omdat ergens een fout was gemaakt. Als hij klaar was, keek hij tevreden naar het volgemaakte vierkant. Dat de meeste letters twee functies hadden, in een horizontaal en een verticaal woord, en dat de woorden op fantastische wijze paarden, gaf hem een gevoel van welbehagen. Het had iets met poëzie te maken.’ Soms waag ik me tegenwoordig aan een cryptogram, want dan kom je meteen in een andere moeilijkere denkwereld terecht en dus troost ik mezelf door hardop te denken dat overdrijven nooit goed is, hoewel een verregaand ‘aha-effect’ ook niet te versmaden is… Ik moet zeggen dat het anno 2018 nog altijd betert.

    Magische vierkanten vind je in alle maten en gewichten. Zweedse puzzels dragen hun eigen vragen in de puzzelvakjes. Bij een doorloper staan er geen zwarte vakjes en moeten je woorden in een regel of kolom achter elkaar invullen. Ook scrabble is een uitloper van het kruiswoordraadsel. En alsof dat nog niet genoeg is: sinds 2004 werd de sudoku hot, tijdverdrijvend en soms eindeloos ingewikkeld. Tegenwoordige vind je ook combipuzzels, woordzoekers, binaire puzzels en de radeloos makende tectonics die je dag om zeep kunnen helpen. Je ziet het: kruiswoordraadsels invullen is maar een kleine verslaving. Goddank, ook in 2018!

    Marcel Huysmans

    24-01-2018, 00:00 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    19-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ER HANGT SPANNING IN DE LUCHT

    “Ze” hebben weer een onderwerp om over te kletsen. Maar blijven kletsen is er te veel aan. Alleen met babbelen ga je geen meter vooruit. Kernenergie is een eigen-aardig ding. Geen babbelding. Een mengeling van ernst, onwetendheid, onzekerheid, bluf en centen. Het heeft te maken met de mens die altijd meer energie wil, maar ook met de gevolgen ervan en minder met de eindigheid van die energie. Je kunt er je eigen eindigheid fameus mee verkorten terwijl het grote dilemma blijft: kies je ervoor of blok je het af? Het is een strijd tussen het gezond verstand, het gewone-mensen-verstand en het verstand van de politici. Zeggen dat er alternatieven zijn, is niet genoeg. Anderen overtuigen doe je alleen met bewijzen en door je kaarten breeduit op de tafel te leggen: cijfers, gefundeerde voorstellen en overtuigende bewijzen vanuit onverdachte hoek. Zou je denken. Maar daar zit het probleem: als iemand een voorstel of studie voorlegt, zijn er altijd anderen die al met een vingerknip een profijtzoekende hoek ontdekt hebben. Dat is het moment om elkaar af te schieten, en daar is men tegenwoordig goed in.

     Wie durft er zijn hand voor de kernuitstap in het vuur steken? Onwetend kan men niet zondigen. Zorg dus dat je ’t niet of onvoldoende weet en dan kunnen ze nooit zeggen dat het jouw schuld is… Zo werkt dat hier.

    Energieprijzen die stijgen: de meesten beweren dat die dingen alleen maar kunnen omhoog gaan, maar ondertussen vergeten ze dat politiekers meestal op de hoe-vraag antwoorden dat zij de voor iedereen beste oplossing zullen nastreven en vinden. Niks in de handen, niks in de mouwen, maar er komt ook niks uit. Wie wil er tekenen? Marghem en Tommelein zullen nooit een document tekenen dat verzekert dat de energieprijzen niet zullen stijgen. Heeft het er al ooit iemand dat aan hen durven vragen? In de voorbije drie jaren bleek Minister Marghem trouwens meer het probleem te zijn dan de oplossing, maar ons Heer moet altijd zijn getal hebben… Bij ons schuiven ze systematisch de kosten van grote luxe- en industriële bedrijven naar de zuinige, kleine particuliere verbruiker. De dertig grootste bedrijven, samen goed voor een kwart van het verbruik in Vlaanderen, betalen helemaal niets. Dat is omgekeerde herverdeling: wie al heeft, krijgt nog meer. En de vervuiler betaalt niet, maar passeert langs de kassa.

                                                                                           

    Die volledige kernuitstap uitleggen in 2019, je weet wel in het jaar van… komt te laat. Want dan duurt het weer even eer de volgende machthebbers op dreef zijn.  Als men nu een grote mond heeft, moet men niet wachten tot binnen twee jaar: investeren vraagt tijd en moet nu beginnen. Wat je op die twee jaar verliest, kun je nooit meer inhalen vóór 2025, tenzij je daarna weer kiest voor de vlucht vooruit. Het is geen dilemma meer, het is eerder een trilemma en misschien wel een milemma… Dat wordt bang denken.

    In de wiskunde wordt aangetoond dat, als je meer onbekenden hebt dan vergelijkingen, je nooit een oplossing vindt. Voor deze uitstap moet je met honderden vlottende parameters rekening houden: andere dingen, andere mensen, andere partijen en een andere politiek, maar die verandert van vandaag op morgen niet. En het is bewezen dat je met meer onbekenden dan vergelijkingen nooit iets vindt. Wie daaraan twijfelt, is erger dan Galileï die uiteindelijk het toch gelijk aan zijn kant kreeg.

    Uit eigen onmacht niet zelf over de geëigende gegevens beschikken, is beslissingen nemen die ideaal zijn om de macht te moeten afgeven. Dat is de nieuwe machtswet van de communicerende vaten. Maar ook die ontkent men. Energievisie op lange termijn. Wie heeft daar ervaring in? Ik bedoel wel over energie en wat het op lange termijn is, want over termijnen kent men blijkbaar heel veel. We hebben politiekers die het durven zeggen, maar niet altijd de brains hebben om het te realiseren. Ik zeg altijd: als je bevorderd wordt, zorg er dan voor dat je zelf de dingen doet waar je goed in bent en laat de rest over aan betrouwbare mensen die dat wel kunnen en die je meer vooruit helpen dan holle woorden. Anders struikel je over het Peterprincipe. We hebben de knowhow, de mensen, de wetenschap en de mogelijkheden in huis en we gebruiken ze niet. Zoek ze, niet afhankelijk van hun (politieke) kleur, maar wel omwille van hun competentie en geef ze twee maand tijd en vertrouwen om een degelijk voorstel uit te werken dat ook te realiseren is, met een duidelijke planning en heel veel kans op slagen. Zij moeten dan maar een aantal parameterkeuzes maken die het stelsel van vergelijkingen weer oplosbaar maakt. Dit is geen land om zuiver te investeren in groene energie, want het enige dat er dan in 2025 overblijft, is groen lachen en dat wil niemand.

    Leer wat van Duitsland. In 2011 besliste dat land om versneld uit de kernenergie te stappen met een inzet op hernieuwbare energie. Ze noemden dat hun 'Energiewende' of energieommekeer. De balans is weinig positief. De CO2-uitstoot is toegenomen. De elektriciteitstarieven zijn de hoogste van Europa, vooral voor gezinnen. Uit angst voor de negatieve invloed op de concurrentiekracht van de Duitse ondernemingen, genieten industriële grootverbruikers een aanzienlijke korting. Het zijn dus vooral de Duitse gezinnen die de energieomwenteling betalen. In de energiemix wegen fossiele brandstoffen zwaar door en dat is niet anders in België. De bevoorradingszekerheid blijft onzeker. De gascentrale van Irsching is nieuw en toch moest ze dicht door de concurrentie met hernieuwbare energie. 50 Duitse elektriciteitscentrales wilden in 2015 de deuren sluiten omwille van economische onleefbaarheid. Noodzakelijke aanpassingswerken aan het netwerk liepen vertraging op. Vroeger lag de klemtoon op een gecentraliseerde elektriciteitsproductie in grote gas-, steenkool- en kerncentrales, terwijl nu een gedecentraliseerd systeem met windmolens en zonnepanelen die verspreid staan in het landschap de oplossing lijkt. Om deze overgang mogelijk te maken zijn er nieuwe lijnen nodig. Processen door buren die de nieuwe lijnen niet zien zitten en de hoge kosten voor de aanleg ervan vergen extra centen. De publieke opinie reageert zeker als het schilderijtje verder wordt gepenseeld. Maar vergeet niet: als ik wil-kan-moet meedoen aan de uitstap, zal ik hem mee moeten betalen. En daar wringen de schoentjes.

                                                                                                                                                          

    Het einde van het verhaal: de energieprijzen stijgen en de centrales stoten meer koolstofdioxide door het gebruik van gascentrales. Kernenergie en hernieuwbare energie kunnen nochtans perfect hand in hand gaan. Het zijn twee CO2-arme energiebronnen die een oplossing kunnen bieden in de strijd tegen broeikasgassen en de klimaatverandering. Ze moeten wel (nog) aangevuld worden met flexibele thermische centrales en elektriciteit uit de buurlanden als de wind niet waait of de zon het vertikt te schijnen. Op termijn kan ons elektriciteitssysteem dan nog evolueren - met minder dwang – naar een mix van zoveel mogelijk hernieuwbare energie, aangevuld met flexibele thermische centrales en elektriciteit vanuit de buurlanden.

    Idealiter geloof ik in een Europees netwerk: zon uit het zuiden en water- en windenergie uit het noorden. Tot nu toe werken we te lokaal waardoor we windmolens stilleggen omdat we hier te veel energie hebben terwijl de buren te weinig hebben. Maar wat gebeurt er als in zo’n grote regio twee landen ruzie krijgen of in een oorlog verwikkeld geraken…

    Dan valt de schone ideale pudding zomaar in elkaar… en daar helpen geen gouden lepeltjes aan!

    Marcel Huysmans

     

    19-01-2018, 08:20 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    09-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN OUDE RAMMELKAR OP VIER WIELEN

    IN MIJN AUTOOTJE

    Vanaf volgende vrijdag is het weer zo ver: tien dagen zenuwachtig gedoe met taterende mensen, toeterende auto’s, nieuwsgierige blikken, krikkele verkopers en eeuwigdurende blinkdozen van Koning Auto onder de bollen van het Atomium . De mensen kunnen zich weer laveloos tegoed doen aan de wonderen van de auto-industrie tijdens de hoogmis van blinkend koetswerk. Een auto is leuk en je kunt moeilijk zonder, maar het grapje wordt alsmaar duurder, minder ecologisch en rijdt trager als hij in gezelschap is. Ecologisch wordt op elke gram bespaard, de glorietijd van benzine en diesel is voorbij maar die twee zijn nog altijd de melkkoekassa voor de regering. Zolang de kassa rinkelt, mag die melkkoe niet op stal, terwijl de melk wel duurder wordt.    

                                                                                         

    Ik wil benadrukken dat ik geen ongekend piepje, kraakje of rammelend onderdeel aan mijn auto kan verdragen, en hij moet bovendien nog andere minder blitsende maar wel noodzakelijke eigenschappen hebben. Altijd startklaar en met de airco aan boord is het altijd goed weer. Momenteel heb ik trouwens geen airco, maar wel een Arko (Alle Ramen Kunnen Open), een goedkope variant met veel gebruiksgemak en weinig technologische hoogstandjes. Mijn kar op vier wielen kan me overal brengen: hij is mijn vrijheid, mijn gebruiksgemak, mijn leefruimte waar ik aan carcocooning kan doen en mijn altijd gehoorzamende reisgezel. Zo moet een auto zijn. De buitenwereld is zijn jungle en die hangt aaneen met plots opduikende files, wouden van opspelende verkeersborden met gelimiteerde snelheden en wandelende flitspalen die vermomd als vuilbakken agenten in blauw mogen vervangen. Dan spreek ik nog niet van omleidingen, slechte wegen en speelgoed voor grote mensen. Mijn auto is in de eerste plaats een vervoermiddel om van A naar B te gaan en liefst ook nog terug. Een auto hoeft voor mij niet extra veel te blinken, moet helemaal geen ongemakkelijke hoge snelheden ontwikkelen en zeker geen snufjes bezitten die alleen maar goed zijn om ze verder te vertellen.  Bij mij heet dat ‘vertrouwen in een auto’ en heel dikwijls gaat dat samen met vertrouwen in een merk en in de mensen die hem in goeie form houden. Wat ik wens, is een auto die alles van zichzelve heeft en die dat niet moet krijgen van 'accessoires' waardoor je alleen maar weet dat je ze hebt omdat je ze extra hebt bijbetaald. Dat noemen ze een auto met een sterk 'basislijf': ik hoef geen verwarmde zetels onder mijn bips, wel rustige vastheid zonder overbodige toeters en bellen. Ik heb graag auto's waarop je kunt rekenen en die ten alle tijde gezond zijn van lijf en leden. Ach ja, en als het dan toch eens gebeurt, dan heb ik liefst pannes door eigen schuld zoals een 'platte accu' omdat je de deur slecht hebt gesloten en een lampje is blijven branden. Dan hoef je niemand anders dan jezelf de schuld te geven.

     

    De oorzaken van de files zijn uiteindelijk de anderen. Ze zijn met te veel en rijden altijd op het verkeerde moment. Ze creëren verkeersinfarcten met verlamming en miserie tot gevolg.Ofwel blijven we evenveel rijden met de auto, warmt onze aardbol nog meer op en vervuilen onze longen nog meer. Als de economie verder wil groeien, moet er eigenlijk méér geconsumeerd worden zegt de wijze economist. Méér consumeren om werk te creëren is het resultaat van de neoliberale consumptiemaatschappij. Waar we vroeger mochten werken om te kunnen consumeren, moeten we dus nu consumeren om te kunnen werken... tot de vacatures niet meer kunnen ingevuld worden.

     Je mag de laatste dagen geen krant, weekblad of reclamefoldertje vastnemen of de blinkende lak, de glinsterende velgen en de donkerzwarte Pirelli's, Michelins of Bridgestones spatten van de voor- of achterzijde van het papier dat het tweejaarlijkse hoogmissalon van onze heilige koe/auto aankondigt. 'Ze' proberen de modale man en vrouw te verleiden met één scheve blik: onzen 'otto' is ontegensprekelijk het meest populaire vervoervehikel dat zowel voor vrijheid, blijheid als voor vuilwordend verdriet zorgt. Toch wil iedereen er een exemplaar van en sommigen hebben er zelfs meer dan één. Hoe meer je van die dingen bezit, hoe meer je moet zwijgen over een proper milieu. 

                                                                                     

    Heeft zo'n auto een ziel of moet je die er zelf inleggen? Is zo'n vierwielbak gewoon te gebruiken of moet je hem vertroetelen? Hoe ver mag je daarin gaan? Is twee maal per week de auto wassen een doodzonde of eerder een dagelijkse zonde en is het verwerpelijk de auto buiten te kuisen bij regenweer? Moet je af en toe een klapke doen tegen je auto? Is strelen uit den boze en levert te veel stofzuigen geen gevaar op voor je longen? Lokken kruimels en papiertjes van koekjes, wafeltjes en snoepjes die als zwijgaas aan luidruchtige kleinkinderen zijn gegeven, geen muizen in je paleis op wielen?  

     In onze vrije tijd willen we allemaal rust, ruimte, zuivere lucht en stilte en die zoeken we op… met onze auto. En waar we dachten dat het idyllisch zou zijn, strooien we lawaai, uitlaatgassen en drukte uit en om er te komen, toveren we eindeloze files of rijden we wanhopig rondjes om een parkeerplaats te vinden zo dicht mogelijk bij de fitness. Daarvoor hebben we de nieuwe term ‘recreatieverkeer’ uitgevonden, de paradox tussen de kilometerpalen van de autosnelwegen naar de kust en naar de Ardennen of soms naar het verre buitenland. Soms wordt de auto gepromoveerd van middel naar doel: de cabrio, de terreinwagen of de getunede vierwieler worden dan een stoeipoeshobby op zich.

    We moeten energie-efficiënte producten op de markt brengen (bv. wagens met een minimale koolstofdioxide-uitstoot) maar zeker ook zorgen dat de totaal verbruikte energie kleiner wordt. Maar dat is weer niet goed voor de economie. Onze politici pleiten dus voor een meer milieubewuste levenswijze maar durven er niet bij zeggen dat Koning Auto minder en anders gebruikt moet worden omdat dat zou leiden tot minder koopkracht. Om de autoverkoop dan geen stokken in de wielen te steken, pleiten zij voor meer biobrandstoffen en energie-efficiënte wagens. Maar de verkoop van wagens van het ‘ancien régime’ moet daarom tóch onverminderd worden voortgezet, ondanks de zich opstapelende bewijzen van ongemeen nefaste milieugevolgen. Zo blijven de gepropageerde biobrandstoffen virtueel, zijn bijna nergens verkrijgbaar en drijven de prijs van de huidige motorbrandstoffen bovendien kunstmatig op, wat voor Vadertje Fiscus blijvend de kassa laat rinkelen tot onheil van onze portemonnee.

    Hou het maar veilig en geef je oude rammelkar op vier wielen af en toe maar een schouderklopje. Dat doet niemand kwaad.

    Marcel Huysmans

     

    09-01-2018, 22:15 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    03-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.VERLOREN GELEGD OF GAUW GEVONDEN?

     

    APPELBOLLEN, WORSTENBROOD OF GEZODEN WORST?

     

    Met het ouder worden neemt het aantal voorwerpen dat ik ‘verloren’ leg toe. Geen potlood, schaar, snijmes of timmergereedschap is nog veilig: binnen de kortste keren moet ik een tweede exemplaar opsnorren omdat het eerste op het eerste gezicht onvindbaar lijkt. Maar dat is niet het geval met Verloren maandag, want die vind ik elk jaar probleemloos weer. Ik vier die dag al jaren met de collega’s met wie ik ‘nog officieel werkte’ bij een glaasje, pot of pint gekruid met heel veel smeuïge verhalen die de losgemaakte tongen op volle snelheid laten ratelen. Het is het eerste rumoerige gezelligheidsmoment nà Driekoningen waar de wensen nog vers en overvloedig zijn en de kussen vlug gegeven. Mannen zijn daar in het voordeel, want die kussen meestal enkel vrouwen en worden dus minder vlug moe dan het andere geslacht. Zeggen ze. Verloren maandag valt, volgens de simpele zielen, op de eerste maandag na Driekoningen. Specialisten weten wel beter: het is pas feest op de maandag nà de eerste zondag nà Driekoningen. Volgend jaar valt Driekoningen op zondag 6 januari en dan vieren we volgens de simpelen feest op 7 of op 13 januari, volgens de ingewijden die genuanceerder denken. Alleen de bakkers en wie twee maal viert, varen daar goed bij…Verloren maandag is geen kerkelijk, maar een werelds en vooral Antwerps 'feest'.

                                                                                

    Maar hoe komen we aan die ‘verloren’ dag? Vroeger moesten de mensen heel hard labeuren. Alleen bij een religieus feest kregen ze een dag 'congé'. Dat was de ideale dag om de geneugten van pintjes en sterkere dingen ten volle te degusteren. Op maandag kloegen ze dan van een houten kop en konden ze onmogelijk werken. Zowel voor de baas als voor de werklui was zo'n dag een werkdag waarin niets werd gedaan of, met andere woorden, het was een verloren dag. Dat verklaart nog niet waarom dat juist op een maandag na Driekoningen moest gebeuren. Volgens de Bijbel waren de drie wijzen langs Koning Herodes gereisd om hem te vragen waar de nieuwe koning der Joden geboren was. De onbetrouwbare Herodes, die het - als Trump - in Jeruzalem liet en hoorde donderen, vroeg hen om het zelf uit te zoeken en terug te komen zodat hij zelf de nodige eerbewijzen kon aandragen. Maar Gaspar, Melchior en Balthasar veegden hun oosterse laarzen aan zijn vraag, vertikten het met even oosterse onbewogenheid en daardoor geraakte Herodes ziedend als een fluitmoor. Als wraak liet hij in heel Jeruzalem en omgeving al de pasgeboren kinderen doden. Om aan deze gruweldaad terug te denken werd door de Antwerpenaren de 'barbaarse' traditie van verloren maandag aan deze gebeurtenis gekoppeld.

    Eerst waren er op verloren maandag de worstenbroden die oorspronkelijk werden gemaakt door de beenhouwers en nièt door de bakkers. In die ingebakken worsten draaiden ze hun vleesoverschotjes van de feestdagen en wikkelden er een knapperig korstje rond om te verdoezelen dat het eigenlijk om 'oud vlees' ging. De worstenbroden waren heel goedkoop gefabriceerd en smaakten lekker. Voor de zoetebekken, de antivleeseters of gewoon voor wie eens iets anders wilde, lanceerde men terloops de appelbol als zoet alternatief. De Antwerpse gewoonte deinde wel een eindje uit in Vlaanderen maar vooral in de eigen provincie. Kwam daar nog bij dat de Antwerpse dokwerkers 's zondags hun loon kregen uitbetaald. Sommigen gingen dan meteen op café om zich te bezatten en het weinige geld dat ze nog overhielden namen ze mee als magere trofee voor hun vrouw. En apropoo: in Aalst valt Verloren maandag in oktober, in Limburg op de maandag vóór Aswoensdag. Dan eet men daar ‘hete’ broodjes vers uit de oven. Tot enkele jaren geleden kreeg men in Antwerpen, als men iets ging drinken op verloren maandag, gratis een worstenbrood gepresenteerd.

    Volgens anderen ontstond verloren maandag uit het evangelieverhaal waarbij Jozef en Maria hun 12-jarige zoon 'verloren' waren en hem na drie dagen terugvonden in de tempel. Anderen plaatsen de oorsprong van de traditie in de vroege middeleeuwen. Bij heel wat beroepsklassen was het de gewoonte om elkaar en hun baas bijstand te zweren wat gepaard ging met eet- en drinkgelagen. Later zouden de ambachtsgilden in de 14de eeuw die traditie overnemen. Door hun macht hadden zij het alleenrecht bij de uitoefening van een beroep en verplichtten de aansluiting van alle beroepsgenoten om door reglementen en prijsafspraken de onderlinge concurrentie zoveel mogelijk te beperken. Ieder jaar werden de leden van het bestuur verkozen en die zworen hun eed op Verloren maandag. Deze ‘verzworenen’ trakteerden hun leden daarna steevast op een groot feest. Ook wie door de overheid verkozen was om een ambt uit te oefenen, legde de eed af op verloren maandag en vierde dat daarna duchtig in de herbergen. Maar er zijn weinig bewijzen dat de ambtenaren effectief in die periode werden verkozen. Wat er ook van zij, verloren maandag wordt al eeuwenlang in verband gebracht met het bezoeken van de herberg. Misschien kwamen de herbergiers zelfs op het idee om daarbij vette en zoute worst te serveren tijdens die feestdag om hun klanten meer te laten drinken. In de 16de eeuw kende men ‘heeten koek’ of warme broodjes op verloren maandag in Sint-Truiden. Omdat er op die dag vooral werd gedronken en gegeten in plaats van gewerkt, was deze dag zogezegd een verloren dag.

                                                                               

    In de oudste stadsherberg van de historische Antwerpse binnenstad had men in de jaren ’60 zelfs een specialleke. Op verloren maandag kreeg elke klant in "de Quinten" van François – de  garçon met leren schort - gezoden worst aangeboden. De volledige naam is eigenlijk "de Quinten Matsijs". Gezoden (gekookte) worst wordt gevuld met gemalen en gekruid varkensvlees. Hij smaakt het lekkerst met bruin brood en Gentse Tierenteynmosterd. Je kunt daar - nu nog - de geschiedenis van de muren, de meubels en de toog aflezen en een goed biertje van 't vat drinken. Het café dateert van 1565 toen het nog huize ‘t Gulick heette, en na meer dan 453 jaar is het nog altijd een café waar de kraan loopt en de tijd stilstaat (Jos Vandeloo). De "Quinten" was ook het stamcafé van o.a. Paul van Ostaijen en Willem Elsschot die er regelmatig een pintje met een gezoden worst eer aandeed. Hij gooide er ook regelmatig 'een tonnetje', een oud caféspel waarbij men schijven in een plank met gleuven moet gooien. Die "Ton" staat er nog altijd. Willem Elsschot niet meer. Aan de muur hangt ook nog een gedicht dat Jos Vandeloo opdroeg aan zijn vriend Elsschot. En waarschijnlijk zal het hem gezoden worst wezen wanneer er dit jaar in groten getale worstenbroden, appelbollen óf gezoden worst worden gegeten.

    Marcel Huysmans

    03-01-2018, 12:29 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    28-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NIET MEER MET VEER EN GANZEPEN
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Niet meer met veer en ganzenpen

     

    Anno 2018 schrijven sommige mensen bijna niets meer met de hand. Als ik je zou vragen hoe lang het geleden is dat je zelf nog eens iets geschreven hebt, kan het zijn dat je heel diep moet nadenken. En dan denk ik niet aan een haastig neergekrabbelde herinnering of notitie, of aan de afmetingen van een of ander voorwerp dat je op maat moet maken of kopen… In een wereld die geregeerd wordt door computers, tablets en smartphones gebruiken we vooral een toetsenbord en een scherm om onze gedachten te ordenen. Pen en papier lijken met uitsterven bedreigd om in de voorhistorische prullenmand te belanden. In de lagere scholen worden lessen over antiek schoolmateriaal gegeven met demonstraties over de Mechelse catechismus, balpennen, inktgommen, redispennen en andere curiosa. Ik hoor je al zeggen: dat is allemaal een logisch gevolg van de snelle en duidelijke communicatie van vandaag. Soms is die snelheid zo groot en snel getwitterd of gefacebookt dat het te snel de wereld rondgaat en de duidelijkheid bijna niets meer aan verbeelding overlaat. Mensen zullen altijd op zoek gaan naar manieren om hun leven gemakkelijker te maken. Het ergste lijdt onze taalkennis daaronder. De nieuwe generatie leraren neemt het niet zo nauw meer met de eigen spelling. Een niet vermoede gauw- en foutgeschreven opmerking op een rapport is daar soms het gevolg van. De meesten vertrouwen zodanig op de spellingchecker van hun computer of gsm dat alle logica en eigen grammaticakennis als onnodig wordt ervaren. ‘’t Is helemaal door de computer gecontroleerd’ is een graaggezongen liedje. Maar graag gezongen is spijtig genoeg geen waarborg voor kwaliteit.

    Ik heb al heel wat schrijffasen doorworsteld en schrijfmiddelen gehanteerd. Bij zuster Monica in de kleuterschool en bij meester Van Steenbergen in het eerste studiejaar werd de lei, de griffel, het potlood, de ballonpen met de onafscheidelijke inktpot en de vulpen met pompgedeelte geïntroduceerd. We leerden er vieze blauwe vlekken toveren, opnieuw beginnen en desnoods met kleine witte vlakjes de resultaten van onnauwkeurigheid en zorg verdoezelen. Balpennen bestonden toen nog niet in het reguliere circuit, hoewel de Hongaar Laslo Biro al in 1940 naar Argentinië uitweek en zijn eerste generatie balpennen lanceerde. Maar de balpennenrage waaide nog niet over en zou onder de merknaam ‘bic’ pas goed en later doorbreken. Die lekten en vlekten in het begin al even erg als sommige vulpennen. We leerden zorgvuldig schrijven met de methode D’Haese, tussen drie lijntjes, met een degelijk en pedagogisch onderbouwd schriftbeeld en een voor die tijd eigentijdse didactiek. Meer dan zestig jaar later profiteren we er nog van…

    Velen vinden trouwens dat hun handschrift er duidelijk op achteruitgegaan is, waarbij een lichte blos op de wangen verschijnt, die soms ver achter de oren eindigt. Het probleem begint pas wanneer iemand moet toegeven dat hij/zij het eigen geschrift niet meer kan lezen. Dokters waren daar vroeger de kampioenen in en met de apothekerbriefjes van een van mijn vroegere huisartsen, die mijn ziekte eigenlijk moesten bestrijden, ben ik meer dan eens moeten teruggaan omdat zelfs de apotheker-encryptoloog het niet kon ontcijferen. Daarna kwamen de balpennen in alle variaties, en dan de schrijfmachines - mechanisch, elektrisch en elektronisch - èn uiteindelijk de computer. De verbetermiddelen zoals raderen (wie kent dat nog?), tintenkiller of witte killertape losten op in materieloze technieken waarbij copy en paste (knippen en plakken) de fouten des verderfs met de onzichtbare mantel van de verbetering corrigeerden.

    Mijn leven lang heb ik geschreven. Niet met beide handen, want daarvoor was die linker te schrijfonbekwaam. Wel met alle middelen want die brachten creatieve variaties. Voor mij was schrijven uiteindelijk een middel om dingen te bewaren en te conserveren voor later. Hoewel. Ik vraag me af wie na mij nog gediend is met mijn schrijvelarijen die al meer dan een halve eeuw aan het papier zijn toevertrouwd. Dat ik het echt meende, kun je vaststellen als je de stapels papier ziet die ik ooit heb volgeschreven en zelfs gepubliceerd: opstellen in de lagere en middelbare school, cursussen en handboeken, karamelleverzen en Vlaamse Kleinkunst uit de tijd van Jos Ghysen en Louis Verbeeck, kolder, cursiefjes en echte gedichten, bidprentjes en speeches voor levenden en doden… Ze zijn er nog allemaal en ze zijn met velen. Ze rusten bijna allemaal in dezelfde ruimte. Of ik een schrijver ben? Och, dat weet ik niet en dat is ook niet zo belangrijk. Ik heb het nooit gezocht maar ik weet wel dat ik graag schrijf. Door met woorden te spelen heb ik veel van ‘mij’ en over heel veel zaken op papier laten nawerken. In mijn grote woordentuin rijf ik woorden bij elkaar waarvan ik denk en hoop dat ze duidelijk zijn. Hier en daar kan ik niet aan de verleiding weerstaan om er een toefje spielerei aan toe te voegen. Ik weet dat het soms een beetje belerend is, maar dat komt omdat de oude onderwijsmens – in alle betekenissen - weer boven komt. Die wil altijd maar duidelijk zijn, herhalen, adviseren, op iets wijzen of verwittigen. In mijn schrijfsels probeer ik hoop, geloof, liefde, boosheid, verwondering en kleine dingen die groot kunnen zijn, te verzamelen om er anderen een beetje blij mee te maken. De dingen van elke dag zijn de bronnen waarover ik wil vertellen en daarom spelen mijn kleinkinderen daarin een grote rol. Zij zijn ook onuitputtelijk. De rol van sprookjes en vertellingen heb ik trouwens door hen beter geleerd en ook beter leren vertellen. Ik ben nu ook aandachtiger de sprookjes van toen gaan lezen…

    Als iets echt binnenvalt, is er geen tijd voor laptops of andere computers. Alleen de wet van de snelste en meest directe weg geldt dan nog op gevaar van ‘het’ kwijt te zijn: dan wordt rechtstreeks gedacht, gecreëerd en gebrainstormd op papier. Die dingen zijn met balpen of zelfs met potlood op kaartjes, opengeplooide briefomslagen en zelfs bierviltjes geschreven en worden in een dikke straffe papierklemgreep bewaard. Misschien om al die vluchtigheid te vermijden, want eens weg, komen die dingen nooit meer terug. Het zijn alleen maar woorden en die woorden zijn alles waarmee ik het hart van de mensen kan raken. Dat wisten de Bee Gees al in de jaren zestig. It's only words and words are all I have to take your heart away. Zelfs zij wisten het.

    Apropoo: nog vlug een verse nieuwjaarswens voor veel geluk in ’t nieuwe jaar. ‘Geluk is houden van wat je doet en doen waarvan je houdt… Snoepers wens ik de geur van versgebakken brood, dampende koffie met een croissantje op zondagmorgen, spekpannenkoeken met stroop en koude chablis of roze champagne waarvan de bubbels overvloedig zijn. Als dat niet genoeg is, wens ik je dagelijks een warm welkom, luie zondagen, deugddoende douches of lavendelolie in een verkwikkend bad, wollen sokken tegen koude voeten en iemand die even op je rug krabt als je arm iets te kort is’. Zeg dat ik het gezegd en gewenst heb!

     

    Marcel Huysmans

    28-12-2017, 09:26 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    19-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KERSTMIS IS DE DAG DAT ZE NIET SCHIETEN...

    Er is toch niks mis met Kerstmis?

    Kerstmis was altijd het feest van licht en vrede en de feestdag van de gevoelige snaar, een dag die me altijd deed denken aan romantische hagelwitte sneeuw. In het holst van de nacht trok je naar de nachtmis en daarna genoot je thuis van rozijnenbrood en warme chocomelk of geurend dampende koffie. Is die vredesdroom niet stilletjes verdwenen in de donkere dagen van de internationale politiek waarin mensen minder belangrijk zijn en centenwinst het hoogste idool dreigt te worden? Overal vind je suggestieve kerstmiszoethouders:ballen, bomen, slingers, kaarsen, herhalingen van filmklassiekers op teevee, rode mutsen met witte randen of pompons en djinglebell drie miljard keren na elkaar gedraaid, Rudolf the red nosed raindeer met of zonder pinklichtjes, namaakpoeder of echte sneeuw, verloren dennennaalden tussen Laplandse hoho-kreten, vrede op aarde behalve aan alle mensen van slechte wil, kerststronken met marsepeinen letters en promoacties voor kalkoenen en kippen. Ideaal kerstmisvoer om er vooraf een quasiindigestie aan over te houden… En toch is er nog altijd dat kind uit Bethlehem dat geloof en vertrouwen geeft. Kerstmis vandaag en gisteren.

    Het is een eeuwenoud, tijdloos en typisch feest. Christelijke en heidense ingrediënten mengen zomaar door elkaar. Kerstmis betekent vreugde en blijdschap om een nieuwgeboren kind. Er is dus niks mis met kerst-mis, maar door het streepje zie je een combinatie van twee woorden: Kerst (Christus) en mis (eredienst). In het Engels is dit nog duidelijker: Christ-mas. Het kerstfeest is voor ons een devoot en ingetogen gebeuren dat best uitbundig mag gevierd worden: het is immers het verjaardagsfeestje van een onvergetelijk kind. Ondanks de opwarming van de aarde haalt de tijd het toch van de winter: de straatverlichting, de melige muziek, de koopjeszondagen, de kalkoen, de pakjes en de wenskaarten zijn duidelijk. De nachtmissentijd vol volk is voorbij, maar één dag drijft een groot deel van onze wereldbol op een wolk warmwollige gezelligheid en romantische, huiselijke vrede. In de eerste drie eeuwen kenden de christenen geen kerstfeest en pas toen de bekeerde keizer Constantijn van het christendom een staatsgodsdienst maakte, werd het Romeinse geboortefeest van de onoverwinnelijke zon ook het geboortefeest van Jezus.

    Het is heel onwaarschijnlijk dat Jezus op 25 december is geboren. Lucas vertelt in zijn kerstverhaal dat het gebeurde tijdens het bewind van keizer Augustus (63 v. C. – 14 na C.), maar dat het gebeurde in het jaar ‘nul’ zou wel een héél groot toeval zijn. De Duitse sterrenkundige Johannes Keppler berekende dat Jezus geboren werd op 20 mei van het jaar min zeven (-7) met een opvallende samenstand van Jupiter en Saturnus. Daarvoor en daarna was er geen verschijnsel bekend dat kon wijzen op de fameuze stilstaande ster boven de stal na haar wegwijzerdienst voor de drie oosterse koningen. Anderen noemden 19 april, of 28 maart, of… Eigenlijk is het niet zo belangrijk, maar één ding is zeker: het was niet in de winter! De herders waren geen dommeriken die hun schapen in de wei lieten blauwtongen in de sneeuw. In die tijd bracht men astrologische dingen altijd in verband met belangrijke gebeurtenissen: een mislukte oogst, het uitbreken van de pest, een onverwachte sprinkhanenplaag of de geboorte van een koningskind. In die

    denkwereld paste de komst van dat kind wonderwel om de wereld een andere draai te geven. Ondertussen besliste het concilie van Constantinopel dat te vieren op 25 december. De orthodox oosterse kerk behoudt de datum van Jezus’ doop en christenen in Rusland en omstreken vieren kerst op 6 januari, wat bij ons het Driekoningenfeest heet.

    In Engeland is tweede kerstdag Boxing Day omdat volgens de traditie op die dag de bedienden en minder bedeelden een doosje van aardewerk kregen waarin geld zat verstopt. In de Elzas en Duitsland ontstond in het begin van de 16de eeuw het gebruik om de dag van Adam en Eva te vieren op 24 december. De paradijsboom was dan versierd met appels en ander fruit. Maarten Luther introduceerde de kerstboom als symbool voor de geboorte van Jezus, eerst in de kerk, later ook bij de gewone mens. Ook de traditie om elkaar met kerst cadeautjes te geven voerde hij in, voornamelijk om de rooms-katholieke Sinterklaas een hak te zetten… In Groot-Brittannië zijn knalbonbons en pistaches enorm populair en dus een vast onderdeel van kerstmis. Tom Smith bezocht Parijs in het begin van vorige eeuw en zag er snoepjes in felkleurige papiertjes. Met die idee maakte hij in Engeland een combinatie met de Chinese pakjestraditie waarin een voorspelling of spreuk zat gebakken. Eerst maakte hij snoepjes met daarrond een spreuk maar toen hij voor de open haard zat, sprong er een houtgenster weg. Dat was voor hem de vonk naar de knalbonbon. Hij voegde ‘knalzilver’ toe aan de verpakking en… als nu het snoepje uit de verpakking wordt gehaald, is de schrik en de hilariteit niet ver weg. Later namen anderen de idee over en stopten ook andere creaties in de verpakking…

    Een kaars is een stille gezelligheidsbrenger die eeuwenlang het enige middel was om licht te geven. Kerst en kaarsen vormen daarom een onafscheidelijk duo. Kaarsen geven een intiem licht, doen wegdromen, dragen romantiek en… leidden wel eens tot ongelukken. Dat kon gebeuren als je – zoals in Duitsland in de 18de eeuw - vierhonderd kaarsen in een boom van drieënhalve meter hoog plaatst. De hele dag moest de jongste bediende dan in de buurt van de kerstboom blijven zolang de kaarsen brandden, gewapend met een stok, een emmer en een dweil. Je ziet het: kerst is een feest van en voor iedereen. Daarom zegde de kleine kaars ook tegen de grote: ‘ik voel me zo lekker… vanavond ga ik uit!’

    Mijn vriend Jan Hillen zaliger zei ooit: Een goed mens worden, begint met iets goeds te doen. Eens daarmee bezig: het niet moe worden. Volhouden. Blijven geloven dat het echt goed wordt, niet alleen voor jezelf, maar ook voor alle mensen. Weet je: dan ben je op de weg van die onvergetelijke Jezus.

    Een zalig kerstfeest voor iedereen!

    Marcel Huysmans

     

    19-12-2017, 21:25 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    13-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vogeltjes zijn met weinig content. Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen

    De vogeltjes zijn met weinig content

    Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen

    Deze week hoorde ik een mevrouw op radio 2 antwoorden op de vraag: “ben je content met je leven?” Ze zuchtte, dacht diep na en vroeg. “Wat is content zijn? Is dat hetzelfde als gelukkig zijn?” Ze proefde blijkbaar een verschil tussen de twee. De dame had daar blijkbaar vroeger ook al over nagedacht want ze redeneerde verder. “Content zijn betekent dat je niet méér moet hebben. Gelukkig zijn is er nog een schepje bovenop.” Content ben je met je verstand, gelukkig zijn berust meer op je gevoel. En mijnheer, wie veel heeft, heeft ook veel te verliezen. Geld alleen maakt niet gelukkig. De mensen zijn bijna nooit content…”

    Zo doen mensen mensen nadenken, zelfs in de auto. Content zijn en genieten van is niet gekoppeld aan welvaart. Soms denk je dat op het moment dat je jaloers bent op een ander, maar als je zelf zover bent, kom je erachter dat het anders is. Eigenlijk ben ik ook best tevreden. Ik kan genieten van mijn leven, mijn gezin, mijn kinderen en vier kleinkinderen en van heel veel mensen die ik op mijn weg tegenkom. Ik heb altijd kunnen genieten van mijn werk, mijn pensioen, mijn hobby’s, de jeugdbeweging, actieve en passieve sportbeoefening, bezig zijn met en voor anderen… Maar toch is het leven onvoorspelbaar en zijn er momenten dat het wat tegengaat of dat ik een boost van geluk ervaar. Dat is ook genieten: geluk moet je zelf een beetje maken en ernaar op zoek gaan. En als je echt geen reden tot klagen hebt, is het leven niet spannend meer.

    Genoeg hebben is de max. Er zijn mensen waarvoor genoeg té veel is, maar er zijn er ook waarbij veel nog niet genoeg is. Dan denk ik terug aan de Japanse steenhouwer. Ik denk graag in sprookjes. Hij zweette zo in de zon dat hij liever de zon was. Maar toen hij de zon was en door de wolken de aarde niet meer zag, was hij liever een wolk. Als wolk werd hij door de wind weggeblazen, en toen wilde hij liever de wind zijn. Maar de wind kreeg geen vat op de berg en berg zijn leek hem ook wel wat. Toen hij als berg de dreunen van een scherp pikhouweel voelde, droomde hij opnieuw om weer steenhouwer te zijn. Zo was de cirkel rond en zijn honger gestild.

    Te weinig hebben is triestig en pijnlijk. Dat ervaren heel wat mensen in deze weken vóór Kerstmis. Te veel hebben is decadent als je het niet beseft maar leuk als je anderen ervan laat meegenieten. Wie na veel te veel, te weinig heeft, leert op slag zijn échte vrienden kennen. Dan ben je ineens weer schatrijk, maar wel voor altijd. Zo heb je een reden om ‘wreed content’ te zijn want dan ben je ‘content van contentement’.

    ‘Leer kinderen vanaf hun geboorte om weinig te hebben. Kinderen van vandaag houden te veel van luxe…Wat moet dat worden als ze groot zijn!’

    Wie zei dat? En wanneer? Antwoord: Socrates in de 4de eeuw vóór Christus. Niks nieuws onder de zon dus als 68 procent van de ouders zeggen dat kinderen tegenwoordig te veel verwend worden: we ergeren ons al eeuwenlang aan ondankbare egocentrische monstertjes en zijn doodsbang dat die van ons ook zo zouden worden.  Waar eindigt genoeg en waar begint te veel en verwennen? ‘Ze’ leerden ons vroeger wat zuinig zijn betekent en blij te zijn met alles wat je krijgt. Dat willen we onze kleinkinderen ook bijbrengen, maar in een land vol overvloed en luxe valt dat niet mee. Voor alles wordt reclame gemaakt in overvloedige boekjes en voor snelle impulsieve oplossingen zorgen internetbedrijven wel.

    Nooit hadden we het materieel zo goed. We zijn niet malcontent, maar we willen toch de meeste zaken niet meer missen. We leren nog alle dagen bij: onze privé-vrijheid op vier wielen loopt nog vaster in de file, zelfs bijna elke dag, en niet alleen bij sneeuw. We schuiven aan op Zaventem, aan de meubelboulevard, in musea of op het strand. Zelfs op het internet is er soms file en tegen traagheid kunnen we niet tegen. Waarom zijn de boekskes altijd veel mooier dan de werkelijkheid?We kopen dingen om erbij te zijn en samen met een auto, kleren, een laptop of een tablet kopen we ook ‘ons imago’ dat rapper verandert dan volgbaar is: als je iets hebt, is het interessante er af. Het is een beetje als een verwend kind dat tussen zijn speelgoed juist dat speelding van het andere wil hebben. Waarom hebben de anderen toch altijd meer dan ik?

    Veel mensen geven meer uit dan ze financieel kunnen. Leningen en kredietkaarten groeien welig aan de bomen en worden gretig geplukt als vergiftigd geschenk. Men verkoopt zich aan dure spullen. Als je geld de overfokte behoeften niet meer kan volgen, moet je wel blijven werken met twee en overuren kloppen. Werken wordt een straf voor vrije tijd. Het uiterste redmiddel wordt dan de lotto, krabspelen en reclame voor online gokken bij het voetbalmagazine op tv. Omdat geluk zeldzaam is, moeten we zelf ons geld verdienen en is carrière belangrijker dan echt geluk. Waarom moet ik hier toch zo hard voor werken?

    Duurzaamheid past niet in de milieuverslindende consumptiecultuur. Waarom moet alles zo vlug vervangen worden? Analoge TV verdwijnt binnenkort en dus worden oudere tv’s waardeloos. Mijn platencollectie is enkel nog voer voor nostalgiekers. Een computer van 10 jaar is een prehistorisch museumstuk en een gsm van 5 jaar weegt één ton tegenover de nieuwste. Waarom spiegelen mensen zich toch zoveel aan anderen én aan wat ze niet hebben in plaats van te genieten van wat ze wel hebben?

    Je moet beslist het verhaaltje van die Japanse steenhouwer nog eens googelen en lezen. Zit dan twee minuten na te denken op een nederig keukenstoeltje. Dan besef je je waarom er zoveel mensjes nooit tevree in huisjes ontevree wonen. Denk maar eens aan de uitspraak van Willem Vermandere: “De vogeltjes zijn met weinig content. Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen!”

    Marcel Huysmans

     

     

    13-12-2017, 16:23 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    06-12-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HET TUINPAD VAN MIJN GROOTVADER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Thuis heb ik nog een ansichtkaart waarop een kerk, een kar met paard en een slagerij die ik nog altijd ken. Een kroeg, een juffrouw op de fiets: het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar het is waar ik geboren ben. Dat dorp is Rauw, één van de twaalf gehuchten van Mol. Feitelijk is het een kerkdorp. De toren vormde het centrum en staat nog altijd in het midden van de wijk. De straat die er naartoe loopt heet de Pastorijstraat. Het eerste huis draagt nummer 1 en dat is mijn geboortehuis, mét slagerij. Recht tegenover rust de oude pastorij waar we vroeger na de zondagsmissen een versleten stoffen zakje bezwaard met het kleingeld van de stoeltjes afleverden bij de pastoorsmeid Victorine. Helaas de zak is nu leeg en de kerk bijna ook. Eén zesde van ’t Rauw bestaat uit water en veel van dat water is gekend als de Rauwse Meren. Van boerengat naar een subtropisch paradijs, tenminste toch binnen.

     

    Mijn grootvader Rikus Janssens versneed beroepshalve stukken vlees voor verkoop en drie van zijn zonen en kleinzonen deden later hetzelfde. Eén van die zonen doet dat nog, en met succes. Het is mijn jongste nonkel Jef Janssens en hij is gekend als de leverancier-adviseur voor de televisiereeks Van Vlees en Bloed, die tegenwoordig weer op de TV te zien is. Hij is Vlaams kampioen en auteur van vijf echte streekgerechten, waarvan de beroemde pensen van Vlees en Bloed – zonder reebok het eerste was.

    Vroeger noemde men de slager een beenhouwer, misschien omdat hij het vlees verkocht en de benen zelf bijhield, tenzij om er een ‘boulieke’ of een ‘mergpijp’ van te leveren. Mijn grootvader slachtte de dieren zelf. Nu mag dat niet meer. De ‘slachtoffers’ werden met een hamer op de kop geslagen en van dat slaan komt de naam slager of slachter. Daarna volgde de eigenlijke doodsteek. Toen bestond Animal Rights en Gaia nog niet. Het vel van het varken – het zwoerd - werd met brandende strobussels schoongemaakt omdat varkenshuid verwijderen bijna onmogelijk is. Het varken belandde op een houten ladder om het deskundig in twee te snijden en door te hakken. Dan moest het karkas ‘versterven’. Versterven is eigenlijk doodgaan door een tekort aan voedsel en drank, zoals wij dat destijds leerden in de Mechelse catechismus om dood te gaan aan datgene wat niet essentieel was. Officieel spreekt men bij vlees over ‘besterven’.  

    Zijn andere streekgerechten zijn Kempische kipkap, smout, vet spek en als allernieuwste filet d’Anvers. Zo zie je dat de slager een topchef is zonder sterren maar wel met strepen en heel veel smaak. De filets (supermalse stukken vlees) worden gezouten en op smaak gebracht met jeneverbessen, laurierbladeren en kruidnagels. Het roken gebeurt nog altijd in de originele gewelfde rookschouw met beukenhout. Die ruimte noemden wij vroeger ‘het bakhuis’ omdat het vuur echt voor afschrikking zorgde. Van dat woord komt het latere ‘bakkes’, iets dat we gemeenzaam ook wel kin of smoelwerk noemen.

    Al drie generaties lang maakt mijn jongste nonkel de Molse ‘kipkap’ met veel zorg. Het kopvlees en de hammetjes of schenkels worden kort gepekeld en nadien gekookt met veel verse groenten. Dan gaat het beetgare vlees door de vleesmolen en weer aan de kook met bouillon, mosterd, foelie en azijn. Dé overheerlijke ouderwetse Molse kipkap eet je met gekookte patatjes en ajuinsaus. Vet spek is echt vét spek dat uitgebeend wordt en dan droog pekelt met zout, nitriet en tijd zodat het van sappig en buigzaam droog en stijf wordt. Dat noemen specialisten droogzouten. Het is een typisch Kempisch gerecht omdat de huishoudens destijds hun eigen varken vetmestten met keukenafval. Toen gingen de beenhouwers nog bij de mensen thuis slachten. Smout was vroeger de boter van de arme man, maar werd ook gebruikt als bewaarmiddel voor vers vlees en zelfs als zalf. Ambachtelijk smout bereiden is een intensieve karwei: het gemalen liesvet wordt gedurende 3 uren onder voortdurend roeren gekookt; nadien volgt een afkoelingsproces onder regelmatig roeren. Resultaat is een homogene smeuïge massa die lang bewaart. Dit lange proces zorgt er ook voor dat het smout niet wit maar licht gekleurd is. Het is ideaal als bakmiddel. Op de boterham strooide men er nog wat zout en/of bruine kandijsuiker op. Dat is trouwens ook een lekkernij bij de Csikós, de Hongaarse cowboys van de poesta. Bij ons is het gewoon pure culinaire nostalgie van den buiten.

    Eigenlijk is een slagerij hard travakken en elke week opnieuw sterk geritmeerd: vrijdagavond uitbenen, maandag pensen maken, … Je staat er heel vroeg op, poetst heel veel want vooedselhygiëne is belangrijk en je hebt nooit gedaan. In de slagerij werden ook heel wat typische gereedschappen gebruikt: de meeste van hen zijn vervangen door moderne machines maar toch zijn er nog heel wat ‘overlevers’. Die spullen van vroeger werden door nonkel Jef in een klein slagerijmuseum tentoongesteld en dat is dagelijks te bezoeken. Ik herken heel veel van die museumspullen van meer dan 60 jaar geleden. Ook dat is nostalgie.

    Door de DVI werd ik als erelid - met veel beenhouwers in de familie - ongevraagd bedacht met een gepersonaliseerde autonummerplaat, maar zonder duizend euro te betalen. Mijn nummerplaat luidt: 1- EPS -051. Dat heeft dus waarschijnlijk te maken met de heps die veelvuldig over de toonbank gaat langs het tuinpad van mijn grootvader. EPS is typisch een Antwerpse verbastering voor hesp: geen aangeblazen h en tóch een letterverspringing. Dat gebeurt hier ook met weps en geps voor wesp en gesp.

    Is er dan iemand die weet waarom een Antwerpenaar niet “rusp” zegt en “rups” niet omkeert? Maak daar maar eens een studie over…

    Je kunt mijn nonkel Jozef aan het werk zien op youtube:  https://www.youtube.com/watch?v=Qg2UPVtr70E

    Marcel Huysmans

    06-12-2017, 00:00 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (1)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (7 Stemmen)
    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!