Af en toe sta ik voor een stapel doosjes, een regiment kleine bruine flesjes en een blistercomplex met witte en anderskleurige pilletjes die samen de bevolking van mijn apothekersdoos voorstellen. Laatst heb ik ze nog eens geteld: op één jaar sponsor ik de apothekersfamilie door de aankoop van 4691 pittige pilletjes: bontgekleurd, van diverse grootte en uitmuntend door de hoeveelheid verpakkingsmateriaal dat eraan is verspild. De rijkdom aan zorgvuldig verzamelde medicamenten verdwijnt in het niets als de nood het grootst is bij grote kleine ongemakken: op dat moment ben je radeloos, onzeker, ongerust en onwetend tegelijk omdat je eigen gezondheid zware steken laat vallen en je niet weet wat mag en kan. Schichtige tandpijn, hevige jicht, grenzeloze hoestbuien, knalharde constipatie, spetterende diarree, uitzichtloze migraine en overal knagende spierpijnen zijn er maar enkele exponenten van. Wezenloos staar je dan naar de inhoud van het pillenkastje op een uur dat de dokters al lang geen zituur meer hebben, dat apothekers zeker niet van dienst en dus gesloten zijn, tot je beseft dat niemand ter wereld je enig soelaas kan brengen. Misschien kun je nog proberen de hele heiligenlijst te aanbidden om te zien of iemand je onredelijke pijn wil verlichten. Als overjaarse heiligenpostuurkes, amuletten, relikwieën, kaasjesbranden of stormnovenen niet meer helpen, blijft er maar één mogelijkheid over: geef je over aan de Apotheek van de goede God!
De wereld van de farmacie kende na de tweede wereldoorlog een explosieve groei dank zij de chemicalisering van onze medicijnkast. Aspirine, penicilline, valium en antibiotica worden sindsdien door miljoenen mensen gretig geslikt als wondere heelmeesters voor alledaagse kwalen. Toen is de oeroude kennis van helende natuurkruiden - de apotheek van de goede God - meer en meer naar de achtergrond verdwenen. Maar heel veel kruiden uit Gods grote Kruidentuin spelen nog altijd een belangrijke rol. Het Sint Janskruid werd eeuwenlang voorgeschreven door artsen, zigeuners, tovenaars en kwakzalvers als helend middel bij 'algemene aandoeningen van het zenuwstelsel'. Onder de geleerde naam 'Herbicum Perforatum' steekt het als anti-depressiemiddel zijn chemische broertje Prozac de loef af omdat het even efficiënt is bij milde tot gemiddelde depressies, maar zonder de vervelende neveneffecten van de chemische drug. Dan denk ik weemoedig terug aan de zalige apotheken uit mijn jeugd toen de brave apotheker nog lamme armen kreeg van de zalfbereidingen en kromme vingers van het poeders vouwen of in capsules doen. Toen was er nog een gewijde stilte bij de pillendraaier, met specifieke geuren en het Latijn op potten en flessen plus de systematische indeling van de geneesmiddelengroepen. Een van de dingen die ik ooit bij hem kocht was een pilomat, een blauwdoorschijnend plastic toestelletje om pilletjes efficiënt in twee te verdelen. Dat was sublieme 'farma-romantiek' tegenover de huidige zakelijkheid. De apotheek is nu een efficiënt ingedeelde ruimte met honderden schuifladen geworden, waarin medicijnen kant-en-klaar van de producent zijn aangevoerd, opgeborgen zijn en uit een muurklapkastje te voorschijn komen om weer te verhuizen naar zieke mensen. De artsenijbereidkunde (farmacie) verdwijnt stilaan. In plaats van bereiden, wordt het eerder adviseren en distribueren. Door de toename van het aantal medicamenten is dat natuurlijk ook héél belangrijk.
In een oude gewijde geschiedenis zag ik God die als oude wijze man in een wolkje boven Zijn schepping zweefde, alsof hij wilde zeggen 'zie ik geef je dit allemaal voor je eigen genezing'. Aan God de Vadersvoeten zaten verschillende dieren. Hun vet werd door middeleeuwse apothekers gebruikt om zalven te bereiden. Door het uitkoken van schapenwol creëerden zij lanoline, dat ook nu nog als basis voor sommige zalven dient. Niet ver daarvan zie ik Adam en Eva die - na hun zondeval - hun paradijselijke volmaaktheid hadden verloren maar hun blootheid niet meer moesten wegsteken en voor hun fysiek welzijn aangewezen waren op de geneeskracht van planten die de Schepper hen had nagelaten. Eva houdt als eerste geneesmiddel een appel in haar hand. Het gaat hier niet over de verboden vrucht, want die was juist het symbool voor het lichamelijk en geestelijk verval door hun ongehoorzaamheid. Wat Eva niet wist, maar wij wel, is dat (vooral biologisch gekweekte) appels veel quercetine leveren die de groei van sommige kankercellen kan remmen en ook tegen tromboses, ontstekingen en allergieën helpt. One apple a day keeps the doctor away, zeggen de Britten, maar om zeker te zijn, eet je er best een paar meer. Even verder staat Noë na zijn zondvloed met een rode neus en met een wijnrank in de hand als levende reclame voor (rode) wijn die goed is voor hart en bloedvaten! Ik wil er wel bij vermelden dat ervaring leerde dat overdaad schaadt en dat wijn, alleen met mate(n) gedronken, een positieve uitwerking op de gezondheid heeft. Pillen, poeders en dranken komen pas aan de orde als de voeding onvoldoende resultaten geeft.
Voor elke kwaal is een kruid gewassen of wordt een middel gekozen. In vele volkswijsheden, spreekwoorden, zegswijzen en clichés schuilt dikwijls een kern van waarheid, en dat zal dus ook wel voor kwaal en kruid gelden. Soms geeft de plantennaam aan waarvoor hij geschikt is. Zo is er het longkruid, het valkruid, het speenkruid, het bloedkruid, de pisbloem, de bijvoet, het nieskruid en nog veel meer. Ogentroost heet in het Engels Eyebright (oogglans) en in het Frans Casse-lunette of Brilbreker, wat slecht nieuws is voor de opticiens... Thee van lavendelbloesem is goed tegen angina, rijst- en melkgerechten helpen tegen diarree, bij heesheid bewijzen ijsblokjes tijdens de maaltijd hun nut en tegen migraine kun je pepermuntthee drinken met honing en suiker. Bij hevige verstopping eet je een overvloed aan gedroogde pruimen nadat ze een hele nacht in een glas met lauw water hebben geweekt...
Baat het niet, het schaadt ook niet, want het zijn nu eenmaal middelen uit de Apotheek van de Goede God!
Een ‘mombakkes’ past niet altijd voor het gezicht dat er achter zit. Eén dag per jaar, op vastenavond bijvoorbeeld, mogen de mensen hun masker van alledag afdoen. Dan kruipen ze weg achter wie ze niet zijn, maar misschien laten ze zo de werkelijkheid zien. Het heidense gebruik om een paar dagen per jaar echt uit de bol te gaan komt waarschijnlijk van de oude Grieken. Ze waren het hele jaar zo druk bezig met filosoferen, discus werpen en ruïnes bouwen – daar waren ze goed in want die dingen staan er nu nog - dat ze ook wel eens super extravagant wilden doen. Wat is er op zo'n moment leuker dan lekker uit de band springen, veel drinken en elkaar eens serieus de waarheid zeggen? Tijdens hun driedaags feest werden afbeeldingen van wijngod Dionysos op een scheepskar door de stad getrokken en met veel poeha begeleid. Op andere versierde karren en wagens gaven ze schaamteloze voorstellingen, waarmee ze de lachlust van het publiek opwekten, genoeg om de rest van het jaar beschaamd te zijn. Vermommingen, optochten, uitbundige eetfestijnen en drinkgelagen tekenden het feest. Ze daagden het publiek uit met smerige liedjes en obscene gebaren en die dingen vind je nog terug in sommige carnavalsstoeten. De scheepskar kreeg in de loop der tijden de naam ‘carrus navalis’. Spreek dat vijftig keer snel achter elkaar uit en je weet vanwaar de naam Carnaval komt!
Het enige waar ik niet zo blij mee ben, is dat ze hun feest in februari plaatsten. Van mij had dat gerust in augustus mogen zijn. Dat zou heel wat dikke jassen, beslagen brillen en snippe verkoudheden en snotterende neuzen schelen. Bovendien is dan de dorst ook véél echter en groter…
Eeuwenlang werd het feest der zotten onbezorgd gevierd, tot… de katholieke kerk zich ermee ging moeien. De gemijterde leiders vonden het wulpse carnaval helemaal niet goed en te gevaarlijk voor de tere zieltjes van hun beminde gelovigen. Omdat de kerk die heidense dingen niet kon tegenhouden, namen ze het feest in hun rituelen op. Carnaval werd door de kerk verbonden aan Vastenavond, de avond voor het begin van de Vasten: nog even een laatste uitspatting vóór de periode van bezinning en boetedoening. Veertig dagen lang, tot Pasen, mochten zij geen vlees eten en moesten ze nóg soberder leven. Sommigen vinden dat de naam carnaval een verbastering is van 'carne vale': vaarwel vlees. Vlees, eieren en zuivelproducten waren destijds 40 dagen taboe onder het motto ‘sparen om te kunnen weggeven’. Zegt het jou nog iets? Als kind was dat voor mij, ontdaan van alle franjes: niet snoepen, alles in een heerlijke blikken doos foefelen, die altijd minder hol ging klinken. Dan bedelde ik – meer dan eens per dag - om een snoepje met de belofte dat het voor de vasten was en dat mijn devote daad hogere doelen had. Doordeweeks snoepte ik nooit, maar zo geraakte mijn trommeltje vlugger vol. Zo kreeg de kindervastentijd toch nog een feest in het vooruitzicht. Als de klokken van Rome waren vertrokken en de drang onhoudbaar werd, mocht het trommeltje weer open en kon ik de snoepjes opnieuw verlossen en laten verrijzen. Dat was een eigen interpretatie die ik nergens in de Mechelse catechismus terugvond…
De traditie van verkleden, maskers en feesten was voor de kerk destijds een doorn in het oog precies omdat het heidens was. Toen de Frankische vorst Clovis zich tot het christendom bekeerde, moesten al zijn onderdanen dat ook doen, maar dan moesten ze ook afstand doen van carnaval. Ze wilden Carnaval niet meer vieren, maar het feest was zo populair, dat de pausen niets anders konden dan het toelaten om geen gelovigen te verliezen. Voor de ‘groei van de commerce’ moet men af en toe al eens iets door de vingers kunnen zien… Voor kinderen is het in elk geval een feest: prinses, piraat, elfje, zebra of clown, ze gaan allemaal op in hun rol en uit de bol. Mensen zetten dolgraag een masker op. Vroeger deden ze dat om zich te beschermen tegen de terugkeer van de zielen van hun dode voorouders, maar later was het een ideale dekmantel om eens per jaar dingen te doen die eigenlijk niet mogen. Nu dragen carnavallisten de maskers voor hun plezier en misschien ook wel om een beetje weg te kruipen voor al te nieuwsgierige blikken.
Vandaag bestaat er gelukkig nog een soort lotsverbondenheid met mensen in de rest van de wereld die het veel slechter hebben dan wij. Dat betekent soberder leven, alleen seizoensgroenten eten en vlees vermijden. Daar zijn vaak gerechten met bonen en erwten bij en zo komt het dat bonen ook wel ‘trappistenvlees’ worden genoemd omdat zij vegetariërs zijn. De meeste trappistofielen verkiezen wellicht de drank van de orde boven de bonen. Géén vlees betekent niet alleen dat er minder een beroep wordt gedaan op de aarde (er is 10 kilo plantaardig voedsel nodig voor 1 kilo vlees), maar het betekent ook dat dezelfde omstandigheden worden gecreëerd als waarin mensen leven die geen vlees kunnen betalen.
In regel zal je – als er geen gezondheids- of genetisch probleem is – bij de Trappisten geen overgewicht vaststellen. Al is hun regime sinds Vaticanum II (1960) versoepeld, toch is er een zomer- en winterregime. Het zomerregime begint met Pasen en stopt in op 14 september en dat is hun patersvasten. Met Pasen, na de Veertigdaagse Vasten als extraatje, moeten de broeders en zusters niet aan het ‘probleem’ van een slanke lijn denken. Die hebben ze meestal al. De zomerperiode is er net om terug ‘op gewicht’ te geraken.
Eigenlijk zijn de moslims bij ons veel straffer tijdens de ramadan. Ze vasten tijdens hun ramadan wel en veel katholieken niet meer. Hebben we in de loop van de jaren met het religieuze badwater ook het kind weggegooid? Het vasten is wat los gekomen komen van ons religieus gevoel: wat van buitenaf is opgelegd, wat voor jezelf niets betekent, verdwijnt uiteindelijk uit je leven. Jij en ik weten misschien nog wat vasten is, daarom niet altijd uit geloofsovertuiging, maar wel uit principe. De vasten is zo bijna foetsie. Alles is mogelijk, maar niet alles moet. Wij zijn nog altijd in de luxe positie dat we keuzes kunnen maken en een klein beetje vasten op een eigen manier is vandaag nog zo zinloos niet … Zet dus de maskers maar eens op, maar laat ze voor de rest van het jaar achterwege.
Lente, zomer, herfst, winter. Door het seizoenenspel ervaren wij een jaar als een kringloop. Héél lang geleden vierde men de hoogtepunten van het jaar en de zonnewenden ook. Onbewust beïnvloeden de seizoenen wat we doen, wat we eten en tegen welk ritme we leven. Vroeger was dat meer de cadans van de natuur. We voelen ons in elk seizoen ‘anders’. In de jaargetijden herken je je eigen leven: geboren worden, jong zijn, volwassen en oud worden en doodgaan in de winter. Op dit natuurlijke tempo leefde de Kerk oorspronkelijk ook en haar feesten waren oorspronkelijk natuurfeesten. In een ‘kerkelijk jaar’ doorlopen we alle stadia van het grote verhaal van redding en verlossing. Als de winter uitzichtloos donker lijkt, is ons verlangen naar bevrijding het sterkst en met Kerstmis volgen we het licht van de ster. Op het einde van het jaar en in het begin van het nieuwe worden nog andere ‘lichtfeesten’ gevierd. De Grieks- en Russisch-orthodoxe Kerk viert op 6 januari het Feest van de Openbaring van het licht. In de Scandinavische landen viert men op 13 december St. Lucia en wij gedenken op 2 februari Maria Lichtmis mét pannenkoeken. Anderen zeggen dat Lichtmis de opvolger is van een Romeins feest ter ere van Proserpina, de godin van de oogst en van de vruchtbaarheid. Dan droeg men fakkellicht en granenbrood door de straten maar géén pannenkoeken!
Lichtmis begon vroeger met een mis waarbij men vooraf een massa kaarsen op het altaar wijdde en aanstak. Daarna was er een ‘kaarskesprocessie’. Kaarsen moesten het onheil afweren. Ze werden gebruikt bij onweer of ziekte en dan maakte men met kaarsvet een kruis boven de deuren van het huis en van de stallen. In verschillende dorpen liepen imkers een ronde door de velden met een brandende kaars. De bijen zouden dan in de zomer niet verder vliegen dan de cirkel die de imker getrokken had. Zo kreeg je kwaliteitshoning … Lichtmis was een echt feest en dat ging soms gepaard met allerlei uitspattingen. Het was de dag dat de dienstboden vrij kregen om te trouwen of om van job te veranderen. Zo ontstond in de 17de eeuw het werkwoord ‘lichtmissen’ of ‘zich aan losbandige vreugde overgeven’. In het Duits preekt men van ‘Lichtmesz’, in het Frans van “Chandeleur”, waarin je de kandelaar ziet piepen. Volgens onze bloedeigen dikke Van Dale is een lichtmis ook een losbol of iemand die zich aan uitspattingen overgeeft. Lichtmissen is dan het werkwoord en betekent een losbandig leven leiden…
Wij vieren Maria-Lichtmis met pannenkoeken die met hun ronde vorm en goudgele kleur de vruchtbare zon voorstellen die stilaan langer begint te schijnen.Daarbij moet de laatste gebakken pannenkoek bij het zwierdraaien boven op de keukenkast belanden en daar blijven liggen tot 2 februari van het jaar daarop, want dat brengt maar eerst geluk! Dat gebruik waaide over van Frankrijk, want wie daar pannenkoeken at met Lichtmis, kon de rest van het jaar rekenen op voorspoed en geluk. De eerste crêpe die men op 2 februari bakte, werd dan rond een muntstuk gewikkeld en dat pakje werd in processie door het hele huis gedragen en tenslotte door het oudste lid van het gezin bovenop een kast gelegd. Deze pannenkoek zou niet beschimmelen, al was dat misschien wel omdat de muizen er rapper mee weg waren. De munt uit de pannenkoek van het vorige jaar was bestemd voor de eerste arme die voorbij het huis passeerde.
Ons moeder – voor de (achter)kleinkinderen ons moemoe - bakte ook pannenkoeken: géén gebruiksklare uit de supermarkt maar wel van vers beslag én in een hete pan, waarbij niet zelden de eerste pannenkoek verfrommeld ter panne kwam. Het was een hele eer om dat gecrispeerd geval te mogen degusteren en daar maakten we soms ruzie om. De odeur was dan heerlijk, de koffie overheerlijk en op de tafel stonden bruine suiker, bessenconfituur en donkere perensiroop te wachten om mee ten aanval te trekken. Een berg ronde bruingele flensjes – o, als zonnen zo groot - verdween als sneeuw voor de zon. Op ‘pannenkoekendag’ waren we uitzonderlijk niet verplicht, tegen alle regels in, om mes en vork te gebruiken! Wij smeerden royaal suiker of stroop, rolden hem tot een grote slappe cilinder, en haphap... zo uit het vuistje! Echt een ‘losbandige’ gewoonte.
Vandaag heb ik nog een volgehouden duurtraining gehouden als voorbereiding voor Lichtmis. Daarvoor ben ik mijn persoonlijke pannenkoekentrainer heel dankbaar. Mentaal, fysiek, emotioneel én technisch heeft hij me tot in de puntjes voorbereid op deze goudgele intervaltraining. Het trainingsbakken vereiste een opperste concentratie van de oog-handreflex en als slot hield ik een uitlooptraining, in technische voetbaltermen een cool-down inspanning met verminderende intentie. Ik waste al het keukengerei af en ook de langs binnen en buiten met hardnekkige deegspatten gesierde deegpotten blonken als lichtmis. Daarna gooide ik de handdoek, terwijl alles blinkend droog in de pottenschuif verzeilde. Deze sessie had maar één doel: voorbereid zijn op 2 februari wanneer de traditie met overtuiging zegt: "er is geen vrouwtje nog zo arm, of ze maakt haar pannetje warm". Al heeft het woord 'pannetje' in het oud Nederlands taalgebruik wel een seksuele bijbetekenis. Dat gebeurde vaak in die oude uitdrukkingen. Snoepers waren het, onze voorouders!
Hoe lanceer je pannenkoeken? Het kan met een spatel, met een pannenkoekenmes of met een omgekeerd potdeksel. Maar met een beetje meer atletisch vermogen en ‘spingerfritzengefühl’ kom je op een hoger niveau. Beweeg eerst de pan heen en weer en wacht op het moment dat hij gaat schuiven. Dan komt de grote afzwaai en de kunst boven. Als je twijfelt en denkt dat de pannenkoek te hoog gaat, zul je hem nooit hoog genoeg lanceren om hem te laten draaien. Valt hij toch in de pan, dan heb je een puinhoop. Zwier je te hard, dan belandt hij op het fornuis of blijft eventjes aan het plafond plakken. Nu komt het grote geheim van mijn mental coach en Griekse vriend Professor Plakouskis: vóór de brede zwaai moet je even wachten tot je de gemoedstoestand bereikt waarin je de perfecte kracht, controle en lef intens aanvoelt. Zoek de perfecte balans tussen terughoudendheid en te veel agressie en dan kun je losbarsten. Probeer het, desnoods eerst zonder pan en zeker zonder deeg. Ik wil ik nog even ingaan op de fijne motoriek van het gebeuren.
Waarom draaien pannenkoeken volgens de fysica dikwijls de verkeerde kant op? Til de pan op en maak met de pannenhand een cirkelbeweging met de klok mee. Stel tot je verbazing vast dat de pannenkoek in de pan belandt in tegenwijzerszin! Hij reageert gewoon als een voorbeeld van de wet van actie en reactie. Dat noemt men het hoelahoepeffect: de pannenkoek ondervindt bijna geen wrijving tegen de bodem van de pan, maar wel aan de rand. Daardoor draait hij, als een tandwiel, aan de binnenkant van de pan, maar wel in tegengestelde richting ervan. Proberen maar!
Pannenkoeken gooien is nog geen Olympische discipline, zelfs niet op de Winterspelen 2018 in Pyeongchang. Pannenkoeken in de lucht draaien, keren, zwieren of omflippen vergezeld van latere beloften, lijkt dus toch eerder op een circustruc en magie dan op een ver doorgedreven sportieve uitdaging.
En toch bakte ons moemoe de beste pannenkoeken. Gewoon het beslag van de lepel likken was al lekker en dan waren ze nog niet gebakken! Zij serveerde ze feestelijk - zeker op Lichtmis - met hete kriekensaus ofwel gewoon opgerold met suiker of zelfgemaakte aardbeienconfituur. Waar is de tijd? Dat ze daar maar eens een Olympische Winterdiscipline van maken!
Veel mensen denken bij het woord verslaving aan drugs, alcohol, criminaliteit of lichamelijke en zelfs geestelijke aftakeling. Maar er zijn ook lichtere verslavingsvormen die minder kwaad kunnen. Ik ken mensen die ’s morgens enkel kunnen functioneren na de opwekkende geur en de smaak van een kopje sterke dampende koffie. Anderen kunnen genieten van verslavende dingen als de tongstrelende smaak van zachtsmeltende chocola. Nog anderen zijn verwoede tv-kijkers, heen- en weer surfende internetters, gamers, lichte gokkers of geruisloze en dus stille snoepers. Veel alledaagse middelen kunnen verslavend zijn, maar zolang één gewenning niet overheerst, is het zo erg niet en zeker sociaal verdedigbaar. Voor de meesten zijn die alledaagse verslavingen juist de kleine genoegens die het leven extra aangenaam maken. Mijn weekendverslaving wordt thuis per brommer afgeleverd en verloopt meestal in stilte maar niet altijd rimpelloos. In de weekendkranten met bijvoegsels, in de reclamegazetjes, in magazines en zelfs in De Week zitten mijn zoethoudertjes te popelen: bladgrote kruiswoordraadsels die uur en tijd doen vergeten en die elke week in verschillende gangen voorgeschoteld worden!
Even simpel als bonjour! In het traditionele diagram met de zwarte vakjes zoek je telkens opnieuw naar een willekeurige omschrijving waarmee je een ‘letterlijk’ antwoord kunt neerpennen. Dat woord vul je op de juiste plaats in en met de hulp van kruisingen kun je misschien de andere antwoorden invullen. Zo vlecht je baantje per baantje het diagram vol. In december 1913 verscheen in de New York World (VSA) de eerste kruiswoordpuzzel. Een journalist verzon dit woordspelletje als een extraatje bij de kersteditie van zijn zondagskrant. De cross-word puzzle was meteen een succes en al snel volgden ook andere kranten. Daarna namen ook de boekjes het over en sommigen raakten zo verslaafd dat ze werk en familie verwaarloosden. Ooit werd een betrapte puzzelaar door de rechter op een rantsoen van twee puzzels per dag gezet. Hoe lang staat nergens vermeld…
Ik kan met moeite weerstaan aan een blanco of deels ingevuld kruiswoordraadsel. Van waar ze komen, hoe moeilijk ze ook zijn en wie er al aan gewerkt heeft, is totaal onbelangrijk. Hoe groter, hoe meer plezier ze beloven en het gebeurt zelfs dat ik ze tegen de tijd probeer in te vullen. Ook dat is woordjessport op het niveau van de 100 m sprint of eerder van de 800 m. Wat blanco achterblijft, behoudt zijn permanente uitdaging tot alle roosters verslonden zijn en lege plekken krijgen een tweede beurt die dikwijls nog meer genoegen bezorgt. Zo vergroot je woordenschat, je synoniemenvoorraad en via hersengymnastiek, waarbij soms nog een duister opslagplaatsje in je grijze hersenmassa onverhoopt oplicht, wordt de verslavingsvreugde nog groter. De Aa en de ai lopen broederlijk naast elkaar (hoewel ze toch anders ‘lopen’) en maken plaats voor vliegende oeloes en oehoes die weinig van elkaar verschillen en beide prooizuchtig zijn… De Japanse ama, de bezige ieme, de alomtegenwoordige Ran duiken op naast het Bijbelse sela. Geen mens die weet wat sela betekent, maar het woord komt wel 85 keer voor in het Oude Testament. Acht keer is het een eigennaam, soms is het een plaatsnaam en de overige keren staat het er gewoon na een of ander vers: de Heer is mijn redder. Sela. Punt uit! Maar meestal kun je best sela invullen als er ‘rustteken’ staat…
Kruiswoordraadsels doen zeker niet aan illegale activiteiten denken, maar een gewone Zweedse huismoeder werd opgepakt omdat ze honderden kranten gestolen en verduisterd had. Aan de politie vertelde ze dat het de enige manier was om haar kruiswoordverslaving te onderhouden. Elke nacht verdwenen voor dezelfde winkel hele pakketten versgedrukte dagbladen. De 64-jarige vrouw werd om drie uur ’s nachts op heterdaad betrapt en de politie vond meer dan duizend kranten in haar huis. Schoorvoetend gaf ze toe dat ze de kranten nooit las, maar dat ze wel elk kruiswoordraadsel invulde: ze was er gewoon verzot op! Dit weze dus een waarschuwing voor iedereen die meent dat het niet tot excessen kan leiden…
Vierduizend jaar geleden hadden de Babyloniërs al puzzels en van schriftgeleerden en priesters leerden de kinderen er wiskundeknepen mee. Leonardo da Vinci maakte reusachtige rebusraadsels en de Romeinen geraakten verslaafd aan ‘tovervierkanten’, waarbij in een vierkant letters en cijfers allerhande merkwaardige resultaten moesten opleveren. In de ruïnes van Pompeï vond men de oudste Romeinse kruiswoordpuzzel uit 79 v.C. die versmoord werd door de vloeiende lava van de rusteloze Vesuvius. Het eerste echte kruiswoordraadsel in ‘The New York World´ van 21 december 1913 was van Arthur Wynne. Kort daarna doken ze overal op waar de taal geschikt was om woorden stofloos in elkaar te vlechten.
De kruiswoordraadselbevrediging zit misschien wel in wat Harry Mulisch schreef in zijn roman De Aanslag over de maker van een dagelijks cryptogram: 'Als hij aan een leestafel een onvolledig opgelost raadsel aantrof in een krant, dan was het zijn eerzucht om verder te komen dan de vorige man of vrouw; die was meestal blijven steken omdat ergens een fout was gemaakt. Als hij klaar was, keek hij tevreden naar het volgemaakte vierkant. Dat de meeste letters twee functies hadden, in een horizontaal en een verticaal woord, en dat de woorden op fantastische wijze paarden, gaf hem een gevoel van welbehagen. Het had iets met poëzie te maken.’ Soms waag ik me tegenwoordig aan een cryptogram, want dan kom je meteen in een andere moeilijkere denkwereld terecht en dus troost ik mezelf door hardop te denken dat overdrijven nooit goed is, hoewel een verregaand ‘aha-effect’ ook niet te versmaden is… Ik moet zeggen dat het anno 2018 nog altijd betert.
Magische vierkanten vind je in alle maten en gewichten. Zweedse puzzels dragen hun eigen vragen in de puzzelvakjes. Bij een doorloper staan er geen zwarte vakjes en moeten je woorden in een regel of kolom achter elkaar invullen. Ook scrabble is een uitloper van het kruiswoordraadsel. En alsof dat nog niet genoeg is: sinds 2004 werd de sudoku hot, tijdverdrijvend en soms eindeloos ingewikkeld. Tegenwoordige vind je ook combipuzzels, woordzoekers, binaire puzzels en de radeloos makende tectonics die je dag om zeep kunnen helpen. Je ziet het: kruiswoordraadsels invullen is maar een kleine verslaving. Goddank, ook in 2018!
“Ze” hebben weer een onderwerp om over te kletsen. Maar blijven kletsen is er te veel aan. Alleen met babbelen ga je geen meter vooruit. Kernenergie is een eigen-aardig ding. Geen babbelding. Een mengeling van ernst, onwetendheid, onzekerheid, bluf en centen. Het heeft te maken met de mens die altijd meer energie wil, maar ook met de gevolgen ervan en minder met de eindigheid van die energie. Je kunt er je eigen eindigheid fameus mee verkorten terwijl het grote dilemma blijft: kies je ervoor of blok je het af? Het is een strijd tussen het gezond verstand, het gewone-mensen-verstand en het verstand van de politici. Zeggen dat er alternatieven zijn, is niet genoeg. Anderen overtuigen doe je alleen met bewijzen en door je kaarten breeduit op de tafel te leggen: cijfers, gefundeerde voorstellen en overtuigende bewijzen vanuit onverdachte hoek. Zou je denken. Maar daar zit het probleem: als iemand een voorstel of studie voorlegt, zijn er altijd anderen die al met een vingerknip een profijtzoekende hoek ontdekt hebben. Dat is het moment om elkaar af te schieten, en daar is men tegenwoordig goed in.
Wie durft er zijn hand voor de kernuitstap in het vuur steken? Onwetend kan men niet zondigen. Zorg dus dat je ’t niet of onvoldoende weet en dan kunnen ze nooit zeggen dat het jouw schuld is… Zo werkt dat hier.
Energieprijzen die stijgen: de meesten beweren dat die dingen alleen maar kunnen omhoog gaan, maar ondertussen vergeten ze dat politiekers meestal op de hoe-vraag antwoorden dat zij de voor iedereen beste oplossing zullen nastreven en vinden. Niks in de handen, niks in de mouwen, maar er komt ook niks uit. Wie wil er tekenen? Marghem en Tommelein zullen nooit een document tekenen dat verzekert dat de energieprijzen niet zullen stijgen. Heeft het er al ooit iemand dat aan hen durven vragen? In de voorbije drie jaren bleek Minister Marghem trouwens meer het probleem te zijn dan de oplossing, maar ons Heer moet altijd zijn getal hebben… Bij ons schuiven ze systematisch de kosten van grote luxe- en industriële bedrijven naar de zuinige, kleine particuliere verbruiker. De dertig grootste bedrijven, samen goed voor een kwart van het verbruik in Vlaanderen, betalen helemaal niets. Dat is omgekeerde herverdeling: wie al heeft, krijgt nog meer. En de vervuiler betaalt niet, maar passeert langs de kassa.
Die volledige kernuitstap uitleggen in 2019, je weet wel in het jaar van… komt te laat. Want dan duurt het weer even eer de volgende machthebbers op dreef zijn. Als men nu een grote mond heeft, moet men niet wachten tot binnen twee jaar: investeren vraagt tijd en moet nu beginnen. Wat je op die twee jaar verliest, kun je nooit meer inhalen vóór 2025, tenzij je daarna weer kiest voor de vlucht vooruit. Het is geen dilemma meer, het is eerder een trilemma en misschien wel een milemma… Dat wordt bang denken.
In de wiskunde wordt aangetoond dat, als je meer onbekenden hebt dan vergelijkingen, je nooit een oplossing vindt. Voor deze uitstap moet je met honderden vlottende parameters rekening houden: andere dingen, andere mensen, andere partijen en een andere politiek, maar die verandert van vandaag op morgen niet. En het is bewezen dat je met meer onbekenden dan vergelijkingen nooit iets vindt. Wie daaraan twijfelt, is erger dan Galileï die uiteindelijk het toch gelijk aan zijn kant kreeg.
Uit eigen onmacht niet zelf over de geëigende gegevens beschikken, is beslissingen nemen die ideaal zijn om de macht te moeten afgeven. Dat is de nieuwe machtswet van de communicerende vaten. Maar ook die ontkent men. Energievisie op lange termijn. Wie heeft daar ervaring in? Ik bedoel wel over energie en wat het op lange termijn is, want over termijnen kent men blijkbaar heel veel. We hebben politiekers die het durven zeggen, maar niet altijd de brains hebben om het te realiseren. Ik zeg altijd: als je bevorderd wordt, zorg er dan voor dat je zelf de dingen doet waar je goed in bent en laat de rest over aan betrouwbare mensen die dat wel kunnen en die je meer vooruit helpen dan holle woorden. Anders struikel je over het Peterprincipe. We hebben de knowhow, de mensen, de wetenschap en de mogelijkheden in huis en we gebruiken ze niet. Zoek ze, niet afhankelijk van hun (politieke) kleur, maar wel omwille van hun competentie en geef ze twee maand tijd en vertrouwen om een degelijk voorstel uit te werken dat ook te realiseren is, met een duidelijke planning en heel veel kans op slagen. Zij moeten dan maar een aantal parameterkeuzes maken die het stelsel van vergelijkingen weer oplosbaar maakt. Dit is geen land om zuiver te investeren in groene energie, want het enige dat er dan in 2025 overblijft, is groen lachen en dat wil niemand.
Leer wat van Duitsland. In 2011 besliste dat land om versneld uit de kernenergie te stappen met een inzet op hernieuwbare energie. Ze noemden dat hun 'Energiewende' of energieommekeer. De balans is weinig positief. De CO2-uitstoot is toegenomen. De elektriciteitstarieven zijn de hoogste van Europa, vooral voor gezinnen. Uit angst voor de negatieve invloed op de concurrentiekracht van de Duitse ondernemingen, genieten industriële grootverbruikers een aanzienlijke korting. Het zijn dus vooral de Duitse gezinnen die de energieomwenteling betalen. In de energiemix wegen fossiele brandstoffen zwaar door en dat is niet anders in België. De bevoorradingszekerheid blijft onzeker. De gascentrale van Irsching is nieuw en toch moest ze dicht door de concurrentie met hernieuwbare energie. 50 Duitse elektriciteitscentrales wilden in 2015 de deuren sluiten omwille van economische onleefbaarheid. Noodzakelijke aanpassingswerken aan het netwerk liepen vertraging op. Vroeger lag de klemtoon op een gecentraliseerde elektriciteitsproductie in grote gas-, steenkool- en kerncentrales, terwijl nu een gedecentraliseerd systeem met windmolens en zonnepanelen die verspreid staan in het landschap de oplossing lijkt. Om deze overgang mogelijk te maken zijn er nieuwe lijnen nodig. Processen door buren die de nieuwe lijnen niet zien zitten en de hoge kosten voor de aanleg ervan vergen extra centen. De publieke opinie reageert zeker als het schilderijtje verder wordt gepenseeld. Maar vergeet niet: als ik wil-kan-moet meedoen aan de uitstap, zal ik hem mee moeten betalen. En daar wringen de schoentjes.
Het einde van het verhaal: de energieprijzen stijgen en de centrales stoten meer koolstofdioxide door het gebruik van gascentrales. Kernenergie en hernieuwbare energie kunnen nochtans perfect hand in hand gaan. Het zijn twee CO2-arme energiebronnen die een oplossing kunnen bieden in de strijd tegen broeikasgassen en de klimaatverandering. Ze moeten wel (nog) aangevuld worden met flexibele thermische centrales en elektriciteit uit de buurlanden als de wind niet waait of de zon het vertikt te schijnen. Op termijn kan ons elektriciteitssysteem dan nog evolueren - met minder dwang – naar een mix van zoveel mogelijk hernieuwbare energie, aangevuld met flexibele thermische centrales en elektriciteit vanuit de buurlanden.
Idealiter geloof ik in een Europees netwerk: zon uit het zuiden en water- en windenergie uit het noorden. Tot nu toe werken we te lokaal waardoor we windmolens stilleggen omdat we hier te veel energie hebben terwijl de buren te weinig hebben. Maar wat gebeurt er als in zo’n grote regio twee landen ruzie krijgen of in een oorlog verwikkeld geraken…
Dan valt de schone ideale pudding zomaar in elkaar… en daar helpen geen gouden lepeltjes aan!
Vanaf volgende vrijdag is het weer zo ver: tien dagen zenuwachtig gedoe met taterende mensen, toeterende auto’s, nieuwsgierige blikken, krikkele verkopers en eeuwigdurende blinkdozen van Koning Auto onder de bollen van het Atomium . De mensen kunnen zich weer laveloos tegoed doen aan de wonderen van de auto-industrie tijdens de hoogmis van blinkend koetswerk. Een auto is leuk en je kunt moeilijk zonder, maar het grapje wordt alsmaar duurder, minder ecologisch en rijdt trager als hij in gezelschap is. Ecologisch wordt op elke gram bespaard, de glorietijd van benzine en diesel is voorbij maar die twee zijn nog altijd de melkkoekassa voor de regering. Zolang de kassa rinkelt, mag die melkkoe niet op stal, terwijl de melk wel duurder wordt.
Ik wil benadrukken dat ik geen ongekend piepje, kraakje of rammelend onderdeel aan mijn auto kan verdragen, en hij moet bovendien nog andere minder blitsende maar wel noodzakelijke eigenschappen hebben. Altijd startklaar en met de airco aan boord is het altijd goed weer. Momenteel heb ik trouwens geen airco, maar wel een Arko (Alle Ramen Kunnen Open), een goedkope variant met veel gebruiksgemak en weinig technologische hoogstandjes. Mijn kar op vier wielen kan me overal brengen: hij is mijn vrijheid, mijn gebruiksgemak, mijn leefruimte waar ik aan carcocooning kan doen en mijn altijd gehoorzamende reisgezel. Zo moet een auto zijn. De buitenwereld is zijn jungle en die hangt aaneen met plots opduikende files, wouden van opspelende verkeersborden met gelimiteerde snelheden en wandelende flitspalen die vermomd als vuilbakken agenten in blauw mogen vervangen. Dan spreek ik nog niet van omleidingen, slechte wegen en speelgoed voor grote mensen. Mijn auto is in de eerste plaats een vervoermiddel om van A naar B te gaan en liefst ook nog terug. Een auto hoeft voor mij niet extra veel te blinken, moet helemaal geen ongemakkelijke hoge snelheden ontwikkelen en zeker geen snufjes bezitten die alleen maar goed zijn om ze verder te vertellen. Bij mij heet dat ‘vertrouwen in een auto’ en heel dikwijls gaat dat samen met vertrouwen in een merk en in de mensen die hem in goeie form houden. Wat ik wens, is een auto die alles van zichzelve heeft en die dat niet moet krijgen van 'accessoires' waardoor je alleen maar weet dat je ze hebt omdat je ze extra hebt bijbetaald. Dat noemen ze een auto met een sterk 'basislijf': ik hoef geen verwarmde zetels onder mijn bips, wel rustige vastheid zonder overbodige toeters en bellen. Ik heb graag auto's waarop je kunt rekenen en die ten alle tijde gezond zijn van lijf en leden. Ach ja, en als het dan toch eens gebeurt, dan heb ik liefst pannes door eigen schuld zoals een 'platte accu' omdat je de deur slecht hebt gesloten en een lampje is blijven branden. Dan hoef je niemand anders dan jezelf de schuld te geven.
De oorzaken van de files zijn uiteindelijk de anderen. Ze zijn met te veel en rijden altijd op het verkeerde moment. Ze creëren verkeersinfarcten met verlamming en miserie tot gevolg.Ofwel blijven we evenveel rijden met de auto, warmt onze aardbol nog meer op en vervuilen onze longen nog meer. Als de economie verder wil groeien, moet er eigenlijk méér geconsumeerd worden zegt de wijze economist. Méér consumeren om werk te creëren is het resultaat van de neoliberale consumptiemaatschappij. Waar we vroeger mochten werken om te kunnen consumeren, moeten we dus nu consumeren om te kunnen werken... tot de vacatures niet meer kunnen ingevuld worden.
Je mag de laatste dagen geen krant, weekblad of reclamefoldertje vastnemen of de blinkende lak, de glinsterende velgen en de donkerzwarte Pirelli's, Michelins of Bridgestones spatten van de voor- of achterzijde van het papier dat het tweejaarlijkse hoogmissalon van onze heilige koe/auto aankondigt. 'Ze' proberen de modale man en vrouw te verleiden met één scheve blik: onzen 'otto' is ontegensprekelijk het meest populaire vervoervehikel dat zowel voor vrijheid, blijheid als voor vuilwordend verdriet zorgt. Toch wil iedereen er een exemplaar van en sommigen hebben er zelfs meer dan één. Hoe meer je van die dingen bezit, hoe meer je moet zwijgen over een proper milieu.
Heeft zo'n auto een ziel of moet je die er zelf inleggen? Is zo'n vierwielbak gewoon te gebruiken of moet je hem vertroetelen? Hoe ver mag je daarin gaan? Is twee maal per week de auto wassen een doodzonde of eerder een dagelijkse zonde en is het verwerpelijk de auto buiten te kuisen bij regenweer? Moet je af en toe een klapke doen tegen je auto? Is strelen uit den boze en levert te veel stofzuigen geen gevaar op voor je longen? Lokken kruimels en papiertjes van koekjes, wafeltjes en snoepjes die als zwijgaas aan luidruchtige kleinkinderen zijn gegeven, geen muizen in je paleis op wielen?
In onze vrije tijd willen we allemaal rust, ruimte, zuivere lucht en stilte en die zoeken we op… met onze auto. En waar we dachten dat het idyllisch zou zijn, strooien we lawaai, uitlaatgassen en drukte uit en om er te komen, toveren we eindeloze files of rijden we wanhopig rondjes om een parkeerplaats te vinden zo dicht mogelijk bij de fitness. Daarvoor hebben we de nieuwe term ‘recreatieverkeer’ uitgevonden, de paradox tussen de kilometerpalen van de autosnelwegen naar de kust en naar de Ardennen of soms naar het verre buitenland. Soms wordt de auto gepromoveerd van middel naar doel: de cabrio, de terreinwagen of de getunede vierwieler worden dan een stoeipoeshobby op zich.
We moeten energie-efficiënte producten op de markt brengen (bv. wagens met een minimale koolstofdioxide-uitstoot) maar zeker ook zorgen dat de totaal verbruikte energie kleiner wordt. Maar dat is weer niet goed voor de economie. Onze politici pleiten dus voor een meer milieubewuste levenswijze maar durven er niet bij zeggen dat Koning Auto minder en anders gebruikt moet worden omdat dat zou leiden tot minder koopkracht. Om de autoverkoop dan geen stokken in de wielen te steken, pleiten zij voor meer biobrandstoffen en energie-efficiënte wagens. Maar de verkoop van wagens van het ‘ancien régime’ moet daarom tóch onverminderd worden voortgezet, ondanks de zich opstapelende bewijzen van ongemeen nefaste milieugevolgen. Zo blijven de gepropageerde biobrandstoffen virtueel, zijn bijna nergens verkrijgbaar en drijven de prijs van de huidige motorbrandstoffen bovendien kunstmatig op, wat voor Vadertje Fiscus blijvend de kassa laat rinkelen tot onheil van onze portemonnee.
Hou het maar veilig en geef je oude rammelkar op vier wielen af en toe maar een schouderklopje. Dat doet niemand kwaad.
Met het ouder worden neemt het aantal voorwerpen dat ik ‘verloren’ leg toe. Geen potlood, schaar, snijmes of timmergereedschap is nog veilig: binnen de kortste keren moet ik een tweede exemplaar opsnorren omdat het eerste op het eerste gezicht onvindbaar lijkt. Maar dat is niet het geval met Verloren maandag, want die vind ik elk jaar probleemloos weer. Ik vier die dag al jaren met de collega’s met wie ik ‘nog officieel werkte’ bij een glaasje, pot of pint gekruid met heel veel smeuïge verhalen die de losgemaakte tongen op volle snelheid laten ratelen. Het is het eerste rumoerige gezelligheidsmoment nà Driekoningen waar de wensen nog vers en overvloedig zijn en de kussen vlug gegeven. Mannen zijn daar in het voordeel, want die kussen meestal enkel vrouwen en worden dus minder vlug moe dan het andere geslacht. Zeggen ze. Verloren maandag valt, volgens de simpele zielen, op de eerste maandag na Driekoningen. Specialisten weten wel beter: het is pas feest op de maandag nà de eerste zondag nà Driekoningen. Volgend jaar valt Driekoningen op zondag 6 januari en dan vieren we volgens de simpelen feest op 7 of op 13 januari, volgens de ingewijden die genuanceerder denken. Alleen de bakkers en wie twee maal viert, varen daar goed bij…Verloren maandag is geen kerkelijk, maar een werelds en vooral Antwerps 'feest'.
Maar hoe komen we aan die ‘verloren’ dag? Vroeger moesten de mensen heel hard labeuren. Alleen bij een religieus feest kregen ze een dag 'congé'. Dat was de ideale dag om de geneugten van pintjes en sterkere dingen ten volle te degusteren. Op maandag kloegen ze dan van een houten kop en konden ze onmogelijk werken. Zowel voor de baas als voor de werklui was zo'n dag een werkdag waarin niets werd gedaan of, met andere woorden, het was een verloren dag. Dat verklaart nog niet waarom dat juist op een maandag na Driekoningen moest gebeuren. Volgens de Bijbel waren de drie wijzen langs Koning Herodes gereisd om hem te vragen waar de nieuwe koning der Joden geboren was. De onbetrouwbare Herodes, die het - als Trump - in Jeruzalem liet en hoorde donderen, vroeg hen om het zelf uit te zoeken en terug te komen zodat hij zelf de nodige eerbewijzen kon aandragen. Maar Gaspar, Melchior en Balthasar veegden hun oosterse laarzen aan zijn vraag, vertikten het met even oosterse onbewogenheid en daardoor geraakte Herodes ziedend als een fluitmoor. Als wraak liet hij in heel Jeruzalem en omgeving al de pasgeboren kinderen doden. Om aan deze gruweldaad terug te denken werd door de Antwerpenaren de 'barbaarse' traditie van verloren maandag aan deze gebeurtenis gekoppeld.
Eerst waren er op verloren maandag de worstenbroden die oorspronkelijk werden gemaakt door de beenhouwers en nièt door de bakkers. In die ingebakken worsten draaiden ze hun vleesoverschotjes van de feestdagen en wikkelden er een knapperig korstje rond om te verdoezelen dat het eigenlijk om 'oud vlees' ging. De worstenbroden waren heel goedkoop gefabriceerd en smaakten lekker. Voor de zoetebekken, de antivleeseters of gewoon voor wie eens iets anders wilde, lanceerde men terloops de appelbol als zoet alternatief. De Antwerpse gewoonte deinde wel een eindje uit in Vlaanderen maar vooral in de eigen provincie. Kwam daar nog bij dat de Antwerpse dokwerkers 's zondags hun loon kregen uitbetaald. Sommigen gingen dan meteen op café om zich te bezatten en het weinige geld dat ze nog overhielden namen ze mee als magere trofee voor hun vrouw. En apropoo: in Aalst valt Verloren maandag in oktober, in Limburg op de maandag vóór Aswoensdag. Dan eet men daar ‘hete’ broodjes vers uit de oven. Tot enkele jaren geleden kreeg men in Antwerpen, als men iets ging drinken op verloren maandag, gratis een worstenbrood gepresenteerd.
Volgens anderen ontstond verloren maandag uit het evangelieverhaal waarbij Jozef en Maria hun 12-jarige zoon 'verloren' waren en hem na drie dagen terugvonden in de tempel. Anderen plaatsen de oorsprong van de traditie in de vroege middeleeuwen. Bij heel wat beroepsklassen was het de gewoonte om elkaar en hun baas bijstand te zweren wat gepaard ging met eet- en drinkgelagen. Later zouden de ambachtsgilden in de 14de eeuw die traditie overnemen. Door hun macht hadden zij het alleenrecht bij de uitoefening van een beroep en verplichtten de aansluiting van alle beroepsgenoten om door reglementen en prijsafspraken de onderlinge concurrentie zoveel mogelijk te beperken. Ieder jaar werden de leden van het bestuur verkozen en die zworen hun eed op Verloren maandag. Deze ‘verzworenen’ trakteerden hun leden daarna steevast op een groot feest. Ook wie door de overheid verkozen was om een ambt uit te oefenen, legde de eed af op verloren maandag en vierde dat daarna duchtig in de herbergen. Maar er zijn weinig bewijzen dat de ambtenaren effectief in die periode werden verkozen. Wat er ook van zij, verloren maandag wordt al eeuwenlang in verband gebracht met het bezoeken van de herberg. Misschien kwamen de herbergiers zelfs op het idee om daarbij vette en zoute worst te serveren tijdens die feestdag om hun klanten meer te laten drinken. In de 16de eeuw kende men ‘heeten koek’ of warme broodjes op verloren maandag in Sint-Truiden. Omdat er op die dag vooral werd gedronken en gegeten in plaats van gewerkt, was deze dag zogezegd een verloren dag.
In de oudste stadsherberg van de historische Antwerpse binnenstad had men in de jaren ’60 zelfs een specialleke. Op verloren maandag kreeg elke klant in "de Quinten" van François – de garçon met leren schort - gezoden worst aangeboden. De volledige naam is eigenlijk "de Quinten Matsijs". Gezoden (gekookte) worst wordt gevuld met gemalen en gekruid varkensvlees. Hij smaakt het lekkerst met bruin brood en Gentse Tierenteynmosterd. Je kunt daar - nu nog - de geschiedenis van de muren, de meubels en de toog aflezen en een goed biertje van 't vat drinken. Het café dateert van 1565 toen het nog huize ‘t Gulick heette, en na meer dan 453 jaar is het nog altijd een café waar de kraan loopt en de tijd stilstaat (Jos Vandeloo). De "Quinten" was ook het stamcafé van o.a. Paul van Ostaijen en Willem Elsschot die er regelmatig een pintje met een gezoden worst eer aandeed. Hij gooide er ook regelmatig 'een tonnetje', een oud caféspel waarbij men schijven in een plank met gleuven moet gooien. Die "Ton" staat er nog altijd. Willem Elsschot niet meer. Aan de muur hangt ook nog een gedicht dat Jos Vandeloo opdroeg aan zijn vriend Elsschot. En waarschijnlijk zal het hem gezoden worst wezen wanneer er dit jaar in groten getale worstenbroden, appelbollen óf gezoden worst worden gegeten.
Anno 2018 schrijven sommige mensen bijna niets meer met de hand. Als ik je zou vragen hoe lang het geleden is dat je zelf nog eens iets geschreven hebt, kan het zijn dat je heel diep moet nadenken. En dan denk ik niet aan een haastig neergekrabbelde herinnering of notitie, of aan de afmetingen van een of ander voorwerp dat je op maat moet maken of kopen… In een wereld die geregeerd wordt door computers, tablets en smartphones gebruiken we vooral een toetsenbord en een scherm om onze gedachten te ordenen. Pen en papier lijken met uitsterven bedreigd om in de voorhistorische prullenmand te belanden. In de lagere scholen worden lessen over antiek schoolmateriaal gegeven met demonstraties over de Mechelse catechismus, balpennen, inktgommen, redispennen en andere curiosa. Ik hoor je al zeggen: dat is allemaal een logisch gevolg van de snelle en duidelijke communicatie van vandaag. Soms is die snelheid zo groot en snel getwitterd of gefacebookt dat het te snel de wereld rondgaat en de duidelijkheid bijna niets meer aan verbeelding overlaat. Mensen zullen altijd op zoek gaan naar manieren om hun leven gemakkelijker te maken. Het ergste lijdt onze taalkennis daaronder. De nieuwe generatie leraren neemt het niet zo nauw meer met de eigen spelling. Een niet vermoede gauw- en foutgeschreven opmerking op een rapport is daar soms het gevolg van. De meesten vertrouwen zodanig op de spellingchecker van hun computer of gsm dat alle logica en eigen grammaticakennis als onnodig wordt ervaren. ‘’t Is helemaal door de computer gecontroleerd’ is een graaggezongen liedje. Maar graag gezongen is spijtig genoeg geen waarborg voor kwaliteit.
Ik heb al heel wat schrijffasen doorworsteld en schrijfmiddelen gehanteerd. Bij zuster Monica in de kleuterschool en bij meester Van Steenbergen in het eerste studiejaar werd de lei, de griffel, het potlood, de ballonpen met de onafscheidelijke inktpot en de vulpen met pompgedeelte geïntroduceerd. We leerden er vieze blauwe vlekken toveren, opnieuw beginnen en desnoods met kleine witte vlakjes de resultaten van onnauwkeurigheid en zorg verdoezelen. Balpennen bestonden toen nog niet in het reguliere circuit, hoewel de Hongaar Laslo Biro al in 1940 naar Argentinië uitweek en zijn eerste generatie balpennen lanceerde. Maar de balpennenrage waaide nog niet over en zou onder de merknaam ‘bic’ pas goed en later doorbreken. Die lekten en vlekten in het begin al even erg als sommige vulpennen. We leerden zorgvuldig schrijven met de methode D’Haese, tussen drie lijntjes, met een degelijk en pedagogisch onderbouwd schriftbeeld en een voor die tijd eigentijdse didactiek. Meer dan zestig jaar later profiteren we er nog van…
Velen vinden trouwens dat hun handschrift er duidelijk op achteruitgegaan is, waarbij een lichte blos op de wangen verschijnt, die soms ver achter de oren eindigt. Het probleem begint pas wanneer iemand moet toegeven dat hij/zij het eigen geschrift niet meer kan lezen. Dokters waren daar vroeger de kampioenen in en met de apothekerbriefjes van een van mijn vroegere huisartsen, die mijn ziekte eigenlijk moesten bestrijden, ben ik meer dan eens moeten teruggaan omdat zelfs de apotheker-encryptoloog het niet kon ontcijferen. Daarna kwamen de balpennen in alle variaties, en dan de schrijfmachines - mechanisch, elektrisch en elektronisch - èn uiteindelijk de computer. De verbetermiddelen zoals raderen (wie kent dat nog?), tintenkiller of witte killertape losten op in materieloze technieken waarbij copy en paste (knippen en plakken) de fouten des verderfs met de onzichtbare mantel van de verbetering corrigeerden.
Mijn leven lang heb ik geschreven. Niet met beide handen, want daarvoor was die linker te schrijfonbekwaam. Wel met alle middelen want die brachten creatieve variaties. Voor mij was schrijven uiteindelijk een middel om dingen te bewaren en te conserveren voor later. Hoewel. Ik vraag me af wie na mij nog gediend is met mijn schrijvelarijen die al meer dan een halve eeuw aan het papier zijn toevertrouwd. Dat ik het echt meende, kun je vaststellen als je de stapels papier ziet die ik ooit heb volgeschreven en zelfs gepubliceerd: opstellen in de lagere en middelbare school, cursussen en handboeken, karamelleverzen en Vlaamse Kleinkunst uit de tijd van Jos Ghysen en Louis Verbeeck, kolder, cursiefjes en echte gedichten, bidprentjes en speeches voor levenden en doden… Ze zijn er nog allemaal en ze zijn met velen. Ze rusten bijna allemaal in dezelfde ruimte. Of ik een schrijver ben? Och, dat weet ik niet en dat is ook niet zo belangrijk. Ik heb het nooit gezocht maar ik weet wel dat ik graag schrijf. Door met woorden te spelen heb ik veel van ‘mij’ en over heel veel zaken op papier laten nawerken. In mijn grote woordentuin rijf ik woorden bij elkaar waarvan ik denk en hoop dat ze duidelijk zijn. Hier en daar kan ik niet aan de verleiding weerstaan om er een toefje spielerei aan toe te voegen. Ik weet dat het soms een beetje belerend is, maar dat komt omdat de oude onderwijsmens – in alle betekenissen - weer boven komt. Die wil altijd maar duidelijk zijn, herhalen, adviseren, op iets wijzen of verwittigen. In mijn schrijfsels probeer ik hoop, geloof, liefde, boosheid, verwondering en kleine dingen die groot kunnen zijn, te verzamelen om er anderen een beetje blij mee te maken. De dingen van elke dag zijn de bronnen waarover ik wil vertellen en daarom spelen mijn kleinkinderen daarin een grote rol. Zij zijn ook onuitputtelijk. De rol van sprookjes en vertellingen heb ik trouwens door hen beter geleerd en ook beter leren vertellen. Ik ben nu ook aandachtiger de sprookjes van toen gaan lezen…
Als iets echt binnenvalt, is er geen tijd voor laptops of andere computers. Alleen de wet van de snelste en meest directe weg geldt dan nog op gevaar van ‘het’ kwijt te zijn: dan wordt rechtstreeks gedacht, gecreëerd en gebrainstormd op papier. Die dingen zijn met balpen of zelfs met potlood op kaartjes, opengeplooide briefomslagen en zelfs bierviltjes geschreven en worden in een dikke straffe papierklemgreep bewaard. Misschien om al die vluchtigheid te vermijden, want eens weg, komen die dingen nooit meer terug. Het zijn alleen maar woorden en die woorden zijn alles waarmee ik het hart van de mensen kan raken. Dat wisten de Bee Gees al in de jaren zestig. It's only words and words are all I have to take your heart away. Zelfs zij wisten het.
Apropoo: nog vlug een verse nieuwjaarswens voor veel geluk in ’t nieuwe jaar. ‘Geluk is houden van wat je doet en doen waarvan je houdt… Snoepers wens ik de geur van versgebakken brood, dampende koffie met een croissantje op zondagmorgen, spekpannenkoeken met stroop en koude chablis of roze champagne waarvan de bubbels overvloedig zijn. Als dat niet genoeg is, wens ik je dagelijks een warm welkom, luie zondagen, deugddoende douches of lavendelolie in een verkwikkend bad, wollen sokken tegen koude voeten en iemand die even op je rug krabt als je arm iets te kort is’. Zeg dat ik het gezegd en gewenst heb!
Kerstmis was altijd het feest van licht en vrede en de feestdag van de gevoelige snaar, een dag die me altijd deed denken aan romantische hagelwitte sneeuw. In het holst van de nacht trok je naar de nachtmis en daarna genoot je thuis van rozijnenbrood en warme chocomelk of geurend dampende koffie. Is die vredesdroom niet stilletjes verdwenen in de donkere dagen van de internationale politiek waarin mensen minder belangrijk zijn en centenwinst het hoogste idool dreigt te worden? Overal vind je suggestieve kerstmiszoethouders:ballen, bomen, slingers, kaarsen, herhalingen van filmklassiekers op teevee, rode mutsen met witte randen of pompons en djinglebell drie miljard keren na elkaar gedraaid, Rudolf the red nosed raindeer met of zonder pinklichtjes, namaakpoeder of echte sneeuw, verloren dennennaalden tussen Laplandse hoho-kreten, vrede op aarde behalve aan alle mensen van slechte wil, kerststronken met marsepeinen letters en promoacties voor kalkoenen en kippen. Ideaal kerstmisvoer om er vooraf een quasiindigestie aan over te houden… En toch is er nog altijd dat kind uit Bethlehem dat geloof en vertrouwen geeft. Kerstmis vandaag en gisteren.
Het is een eeuwenoud, tijdloos en typisch feest. Christelijke en heidense ingrediënten mengen zomaar door elkaar. Kerstmis betekent vreugde en blijdschap om een nieuwgeboren kind. Er is dus niks mis met kerst-mis, maar door het streepje zie je een combinatie van twee woorden: Kerst (Christus) en mis (eredienst). In het Engels is dit nog duidelijker: Christ-mas. Het kerstfeest is voor ons een devoot en ingetogen gebeuren dat best uitbundig mag gevierd worden: het is immers het verjaardagsfeestje van een onvergetelijk kind. Ondanks de opwarming van de aarde haalt de tijd het toch van de winter: de straatverlichting, de melige muziek, de koopjeszondagen, de kalkoen, de pakjes en de wenskaarten zijn duidelijk. De nachtmissentijd vol volk is voorbij, maar één dag drijft een groot deel van onze wereldbol op een wolk warmwollige gezelligheid en romantische, huiselijke vrede. In de eerste drie eeuwen kenden de christenen geen kerstfeest en pas toen de bekeerde keizer Constantijn van het christendom een staatsgodsdienst maakte, werd het Romeinse geboortefeest van de onoverwinnelijke zon ook het geboortefeest van Jezus.
Het is heel onwaarschijnlijk dat Jezus op 25 december is geboren. Lucas vertelt in zijn kerstverhaal dat het gebeurde tijdens het bewind van keizer Augustus (63 v. C. – 14 na C.), maar dat het gebeurde in het jaar ‘nul’ zou wel een héél groot toeval zijn. De Duitse sterrenkundige Johannes Keppler berekende dat Jezus geboren werd op 20 mei van het jaar min zeven (-7) met een opvallende samenstand van Jupiter en Saturnus. Daarvoor en daarna was er geen verschijnsel bekend dat kon wijzen op de fameuze stilstaande ster boven de stal na haar wegwijzerdienst voor de drie oosterse koningen. Anderen noemden 19 april, of 28 maart, of… Eigenlijk is het niet zo belangrijk, maar één ding is zeker: het was niet in de winter! De herders waren geen dommeriken die hun schapen in de wei lieten blauwtongen in de sneeuw. In die tijd bracht men astrologische dingen altijd in verband met belangrijke gebeurtenissen: een mislukte oogst, het uitbreken van de pest, een onverwachte sprinkhanenplaag of de geboorte van een koningskind. In die
denkwereld paste de komst van dat kind wonderwel om de wereld een andere draai te geven. Ondertussen besliste het concilie van Constantinopel dat te vieren op 25 december. De orthodox oosterse kerk behoudt de datum van Jezus’ doop en christenen in Rusland en omstreken vieren kerst op 6 januari, wat bij ons het Driekoningenfeest heet.
In Engeland is tweede kerstdag Boxing Day omdat volgens de traditie op die dag de bedienden en minder bedeelden een doosje van aardewerk kregen waarin geld zat verstopt. In de Elzas en Duitsland ontstond in het begin van de 16de eeuw het gebruik om de dag van Adam en Eva te vieren op 24 december. De paradijsboom was dan versierd met appels en ander fruit. Maarten Luther introduceerde de kerstboom als symbool voor de geboorte van Jezus, eerst in de kerk, later ook bij de gewone mens. Ook de traditie om elkaar met kerst cadeautjes te geven voerde hij in, voornamelijk om de rooms-katholieke Sinterklaas een hak te zetten… In Groot-Brittannië zijn knalbonbons en pistaches enorm populair en dus een vast onderdeel van kerstmis. Tom Smith bezocht Parijs in het begin van vorige eeuw en zag er snoepjes in felkleurige papiertjes. Met die idee maakte hij in Engeland een combinatie met de Chinese pakjestraditie waarin een voorspelling of spreuk zat gebakken. Eerst maakte hij snoepjes met daarrond een spreuk maar toen hij voor de open haard zat, sprong er een houtgenster weg. Dat was voor hem de vonk naar de knalbonbon. Hij voegde ‘knalzilver’ toe aan de verpakking en… als nu het snoepje uit de verpakking wordt gehaald, is de schrik en de hilariteit niet ver weg. Later namen anderen de idee over en stopten ook andere creaties in de verpakking…
Een kaars is een stille gezelligheidsbrenger die eeuwenlang het enige middel was om licht te geven. Kerst en kaarsen vormen daarom een onafscheidelijk duo. Kaarsen geven een intiem licht, doen wegdromen, dragen romantiek en… leidden wel eens tot ongelukken. Dat kon gebeuren als je – zoals in Duitsland in de 18de eeuw - vierhonderd kaarsen in een boom van drieënhalve meter hoog plaatst. De hele dag moest de jongste bediende dan in de buurt van de kerstboom blijven zolang de kaarsen brandden, gewapend met een stok, een emmer en een dweil. Je ziet het: kerst is een feest van en voor iedereen. Daarom zegde de kleine kaars ook tegen de grote: ‘ik voel me zo lekker… vanavond ga ik uit!’
Mijn vriend Jan Hillen zaliger zei ooit: Een goed mens worden, begint met iets goeds te doen. Eens daarmee bezig: het niet moe worden. Volhouden. Blijven geloven dat het echt goed wordt, niet alleen voor jezelf, maar ook voor alle mensen. Weet je: dan ben je op de weg van die onvergetelijke Jezus.
De vogeltjes zijn met weinig content. Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen
De vogeltjes zijn met weinig content
Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen
Deze week hoorde ik een mevrouw op radio 2 antwoorden op de vraag: “ben je content met je leven?” Ze zuchtte, dacht diep na en vroeg. “Wat is content zijn? Is dat hetzelfde als gelukkig zijn?” Ze proefde blijkbaar een verschil tussen de twee. De dame had daar blijkbaar vroeger ook al over nagedacht want ze redeneerde verder. “Content zijn betekent dat je niet méér moet hebben. Gelukkig zijn is er nog een schepje bovenop.” Content ben je met je verstand, gelukkig zijn berust meer op je gevoel. En mijnheer, wie veel heeft, heeft ook veel te verliezen. Geld alleen maakt niet gelukkig. De mensen zijn bijna nooit content…”
Zo doen mensen mensen nadenken, zelfs in de auto. Content zijn en genieten van is niet gekoppeld aan welvaart. Soms denk je dat op het moment dat je jaloers bent op een ander, maar als je zelf zover bent, kom je erachter dat het anders is. Eigenlijk ben ik ook best tevreden. Ik kan genieten van mijn leven, mijn gezin, mijn kinderen en vier kleinkinderen en van heel veel mensen die ik op mijn weg tegenkom. Ik heb altijd kunnen genieten van mijn werk, mijn pensioen, mijn hobby’s, de jeugdbeweging, actieve en passieve sportbeoefening, bezig zijn met en voor anderen… Maar toch is het leven onvoorspelbaar en zijn er momenten dat het wat tegengaat of dat ik een boost van geluk ervaar. Dat is ook genieten: geluk moet je zelf een beetje maken en ernaar op zoek gaan. En als je echt geen reden tot klagen hebt, is het leven niet spannend meer.
Genoeg hebben is de max. Er zijn mensen waarvoor genoeg té veel is, maar er zijn er ook waarbij veel nog niet genoeg is. Dan denk ik terug aan de Japanse steenhouwer. Ik denk graag in sprookjes. Hij zweette zo in de zon dat hij liever de zon was. Maar toen hij de zon was en door de wolken de aarde niet meer zag, was hij liever een wolk. Als wolk werd hij door de wind weggeblazen, en toen wilde hij liever de wind zijn. Maar de wind kreeg geen vat op de berg en berg zijn leek hem ook wel wat. Toen hij als berg de dreunen van een scherp pikhouweel voelde, droomde hij opnieuw om weer steenhouwer te zijn. Zo was de cirkel rond en zijn honger gestild.
Te weinig hebben is triestig en pijnlijk. Dat ervaren heel wat mensen in deze weken vóór Kerstmis. Te veel hebben is decadent als je het niet beseft maar leuk als je anderen ervan laat meegenieten. Wie na veel te veel, te weinig heeft, leert op slag zijn échte vrienden kennen. Dan ben je ineens weer schatrijk, maar wel voor altijd. Zo heb je een reden om ‘wreed content’ te zijn want dan ben je ‘content van contentement’.
‘Leer kinderen vanaf hun geboorte om weinig te hebben. Kinderen van vandaag houden te veel van luxe…Wat moet dat worden als ze groot zijn!’
Wie zei dat? En wanneer? Antwoord: Socrates in de 4de eeuw vóór Christus. Niks nieuws onder de zon dus als 68 procent van de ouders zeggen dat kinderen tegenwoordig te veel verwend worden: we ergeren ons al eeuwenlang aan ondankbare egocentrische monstertjes en zijn doodsbang dat die van ons ook zo zouden worden. Waar eindigt genoeg en waar begint te veel en verwennen? ‘Ze’ leerden ons vroeger wat zuinig zijn betekent en blij te zijn met alles wat je krijgt. Dat willen we onze kleinkinderen ook bijbrengen, maar in een land vol overvloed en luxe valt dat niet mee. Voor alles wordt reclame gemaakt in overvloedige boekjes en voor snelle impulsieve oplossingen zorgen internetbedrijven wel.
Nooit hadden we het materieel zo goed. We zijn niet malcontent, maar we willen toch de meeste zaken niet meer missen. We leren nog alle dagen bij: onze privé-vrijheid op vier wielen loopt nog vaster in de file, zelfs bijna elke dag, en niet alleen bij sneeuw. We schuiven aan op Zaventem, aan de meubelboulevard, in musea of op het strand. Zelfs op het internet is er soms file en tegen traagheid kunnen we niet tegen. Waarom zijn de boekskes altijd veel mooier dan de werkelijkheid?We kopen dingen om erbij te zijn en samen met een auto, kleren, een laptop of een tablet kopen we ook ‘ons imago’ dat rapper verandert dan volgbaar is: als je iets hebt, is het interessante er af. Het is een beetje als een verwend kind dat tussen zijn speelgoed juist dat speelding van het andere wil hebben. Waarom hebben de anderen toch altijd meer dan ik?
Veel mensen geven meer uit dan ze financieel kunnen. Leningen en kredietkaarten groeien welig aan de bomen en worden gretig geplukt als vergiftigd geschenk. Men verkoopt zich aan dure spullen. Als je geld de overfokte behoeften niet meer kan volgen, moet je wel blijven werken met twee en overuren kloppen. Werken wordt een straf voor vrije tijd. Het uiterste redmiddel wordt dan de lotto, krabspelen en reclame voor online gokken bij het voetbalmagazine op tv. Omdat geluk zeldzaam is, moeten we zelf ons geld verdienen en is carrière belangrijker dan echt geluk. Waarom moet ik hier toch zo hard voor werken?
Duurzaamheid past niet in de milieuverslindende consumptiecultuur. Waarom moet alles zo vlug vervangen worden? Analoge TV verdwijnt binnenkort en dus worden oudere tv’s waardeloos. Mijn platencollectie is enkel nog voer voor nostalgiekers. Een computer van 10 jaar is een prehistorisch museumstuk en een gsm van 5 jaar weegt één ton tegenover de nieuwste. Waarom spiegelen mensen zich toch zoveel aan anderen én aan wat ze niet hebben in plaats van te genieten van wat ze wel hebben?
Je moet beslist het verhaaltje van die Japanse steenhouwer nog eens googelen en lezen. Zit dan twee minuten na te denken op een nederig keukenstoeltje. Dan besef je je waarom er zoveel mensjes nooit tevree in huisjes ontevree wonen. Denk maar eens aan de uitspraak van Willem Vermandere: “De vogeltjes zijn met weinig content. Da’s ook nodig, anders kunnen ze niet vliegen!”
Thuis heb ik nog een ansichtkaart waarop een kerk, een kar met paard en een slagerij die ik nog altijd ken. Een kroeg, een juffrouw op de fiets: het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar het is waar ik geboren ben. Dat dorp is Rauw, één van de twaalf gehuchten van Mol. Feitelijk is het een kerkdorp. De toren vormde het centrum en staat nog altijd in het midden van de wijk. De straat die er naartoe loopt heet de Pastorijstraat. Het eerste huis draagt nummer 1 en dat is mijn geboortehuis, mét slagerij. Recht tegenover rust de oude pastorij waar we vroeger na de zondagsmissen een versleten stoffen zakje bezwaard met het kleingeld van de stoeltjes afleverden bij de pastoorsmeid Victorine. Helaas de zak is nu leeg en de kerk bijna ook. Eén zesde van ’t Rauw bestaat uit water en veel van dat water is gekend als de Rauwse Meren. Van boerengat naar een subtropisch paradijs, tenminste toch binnen.
Mijn grootvader Rikus Janssens versneed beroepshalve stukken vlees voor verkoop en drie van zijn zonen en kleinzonen deden later hetzelfde. Eén van die zonen doet dat nog, en met succes. Het is mijn jongste nonkel Jef Janssens en hij is gekend als de leverancier-adviseur voor de televisiereeks Van Vlees en Bloed, die tegenwoordig weer op de TV te zien is. Hij is Vlaams kampioen en auteur van vijf echte streekgerechten, waarvan de beroemde pensen van Vlees en Bloed – zonder reebok het eerste was.
Vroeger noemde men de slager een beenhouwer, misschien omdat hij het vlees verkocht en de benen zelf bijhield, tenzij om er een ‘boulieke’ of een ‘mergpijp’ van te leveren. Mijn grootvader slachtte de dieren zelf. Nu mag dat niet meer. De ‘slachtoffers’ werden met een hamer op de kop geslagen en van dat slaan komt de naam slager of slachter. Daarna volgde de eigenlijke doodsteek. Toen bestond Animal Rights en Gaia nog niet. Het vel van het varken – het zwoerd - werd met brandende strobussels schoongemaakt omdat varkenshuid verwijderen bijna onmogelijk is. Het varken belandde op een houten ladder om het deskundig in twee te snijden en door te hakken. Dan moest het karkas ‘versterven’. Versterven is eigenlijk doodgaan door een tekort aan voedsel en drank, zoals wij dat destijds leerden in de Mechelse catechismus om dood te gaan aan datgene wat niet essentieel was. Officieel spreekt men bij vlees over ‘besterven’.
Zijn andere streekgerechten zijn Kempische kipkap, smout, vet spek en als allernieuwste filet d’Anvers. Zo zie je dat de slager een topchef is zonder sterren maar wel met strepen en heel veel smaak. De filets (supermalse stukken vlees) worden gezouten en op smaak gebracht met jeneverbessen, laurierbladeren en kruidnagels. Het roken gebeurt nog altijd in de originele gewelfde rookschouw met beukenhout. Die ruimte noemden wij vroeger ‘het bakhuis’ omdat het vuur echt voor afschrikking zorgde. Van dat woord komt het latere ‘bakkes’, iets dat we gemeenzaam ook wel kin of smoelwerk noemen.
Al drie generaties lang maakt mijn jongste nonkel de Molse ‘kipkap’ met veel zorg. Het kopvlees en de hammetjes of schenkels worden kort gepekeld en nadien gekookt met veel verse groenten. Dan gaat het beetgare vlees door de vleesmolen en weer aan de kook met bouillon, mosterd, foelie en azijn. Dé overheerlijke ouderwetse Molse kipkap eet je met gekookte patatjes en ajuinsaus. Vet spek is echt vét spek dat uitgebeend wordt en dan droog pekelt met zout, nitriet en tijd zodat het van sappig en buigzaam droog en stijf wordt. Dat noemen specialisten droogzouten. Het is een typisch Kempisch gerecht omdat de huishoudens destijds hun eigen varken vetmestten met keukenafval. Toen gingen de beenhouwers nog bij de mensen thuis slachten. Smout was vroeger de boter van de arme man, maar werd ook gebruikt als bewaarmiddel voor vers vlees en zelfs als zalf. Ambachtelijk smout bereiden is een intensieve karwei: het gemalen liesvet wordt gedurende 3 uren onder voortdurend roeren gekookt; nadien volgt een afkoelingsproces onder regelmatig roeren. Resultaat is een homogene smeuïge massa die lang bewaart. Dit lange proces zorgt er ook voor dat het smout niet wit maar licht gekleurd is. Het is ideaal als bakmiddel. Op de boterham strooide men er nog wat zout en/of bruine kandijsuiker op. Dat is trouwens ook een lekkernij bij de Csikós, de Hongaarse cowboys van de poesta. Bij ons is het gewoon pure culinaire nostalgie van den buiten.
Eigenlijk is een slagerij hard travakken en elke week opnieuw sterk geritmeerd: vrijdagavond uitbenen, maandag pensen maken, … Je staat er heel vroeg op, poetst heel veel want vooedselhygiëne is belangrijk en je hebt nooit gedaan. In de slagerij werden ook heel wat typische gereedschappen gebruikt: de meeste van hen zijn vervangen door moderne machines maar toch zijn er nog heel wat ‘overlevers’. Die spullen van vroeger werden door nonkel Jef in een klein slagerijmuseum tentoongesteld en dat is dagelijks te bezoeken. Ik herken heel veel van die museumspullen van meer dan 60 jaar geleden. Ook dat is nostalgie.
Door de DVI werd ik als erelid - met veel beenhouwers in de familie - ongevraagd bedacht met een gepersonaliseerde autonummerplaat, maar zonder duizend euro te betalen. Mijn nummerplaat luidt: 1- EPS -051. Dat heeft dus waarschijnlijk te maken met de heps die veelvuldig over de toonbank gaat langs het tuinpad van mijn grootvader. EPS is typisch een Antwerpse verbastering voor hesp: geen aangeblazen h en tóch een letterverspringing. Dat gebeurt hier ook met weps en geps voor wesp en gesp.
Is er dan iemand die weet waarom een Antwerpenaar niet “rusp” zegt en “rups” niet omkeert? Maak daar maar eens een studie over…
Ik weet nog goed hoe we op zondagmorgen rond 6 december met mateloze verwondering héél stilletjes uit ons bed geslopen kwamen en aarzelend de deur van de woonkamer openduwden om te zien of de goede Heilige Man onze zaterdagavondwensen in daden had omgezet… Sinterklaas Kapoentje, leg wat in mijn schoentje, leg wat in mijn laarsje, dank u sinterklaarsje (omdat het moest rijmen…). Het waren de ‘testdagen’ vóór 6 december om te zien of de Sint ons al goed genegen was, om wat in stemming te komen en om via deze aperitiefjes voor het echte sintenfeest zijn gulheidsgraad te kunnen inschatten. De wortel, de suikerklontjes en het Zwartepietenpintje bleken ingewisseld voor witte en roze knisperende mariabeeldjes in ‘blaasuit’(die mijn vriend Herman zo lekker vindt), zelfgerolde marsepeinen bolletjes uit de huisbakkerij van de sint en kakelverse speculaas die je nergens anders ter wereld kon vinden. Als de Sint uiterst gul was, vonden we zelfs harde witte ‘noega’, waar je uren kon van genieten omdat die met zachtheid moest benaderd worden. We waren vooral blij om het resultaat en omdat we zo wisten dat de Sint en zijn gevolg ons op 6 december ook niet zou vergeten.
De kachel stond roodgloeiend. Soms durfden we – als de maan door de bomen scheen en wij ons wild geraas hadden gestaakt – luidkeels sinterklaasliedjes zingen die dat jaar hoog in de hitparade scoorden, in de hoop dat onze winterse klaagzang om wat lekkers ter plekke zou verhoord worden. Eén keer werd onze bede verhoord, beginnend met een hevig gebons op de deur, gevolgd door een geroep uit de gang van ‘zijn de kinderen braaf geweest?’ en bezegeld door een wervelende weldoende wolk van ‘niknakskes’ met gekleurde suikertoefjes over de vloer… Iedereen besefte dat dit Zwartepiet moest zijn, hoewel er één twijfelaar was die in die hemelse stem enkele accenten van Tante Anna meende te herkennen. Het waren gelukzalige momenten waardoor we iets langer mochten opblijven om ten volle te kunnen genieten van de korte huisaanwezigheid van de Sint in hoogsteigen persoon bij zijn doorgang door onze straat. Ons hart klopte dan weer vol verwachting om te weten wie de koek zou krijgen en wie de ‘gard’. Daarom zongen we dat ook twee keer…
Zie ginds komt de stoomboot. Een jaarlijks weerkerend jeugdevenement was het bezoek van de Sint aan de schippers – per echte stoomboot – op de plaats waar nu het viaduct van Merksem ligt . Van fijn stof of eren lage emissiezone hadden we toen nog geen last en omdat wij uitgerekend op die plaats woonden, mochten wij meegenieten van de Sint die zich luid stoomfluitend aankondigde. Zijn zwartepietenstoet deelde bruine papieren zakken uit aan de grijpgrage kinderhanden die zo gauw gevuld waren. Ze droegen allerlei lekkers aan maar ook toen al met reclame van ‘milde sponsors’. Wij zagen hem al staan en schreeuwden uit volle borst: zijn knecht staat te lachen en roept ons al toe. Wie zoet was, kreeg lekkers omdat wij dat al wisten van de vorige jaren. Niet alle frasen van dit heerlijke lied kwamen bij ieder kind even duidelijk over maar toch zong iedereen enthousiast mee. Toen we koudverkleumd thuiskwamen was er toch eentje dat vroeg: ‘hoe waaien zijn wimpels al heel en al weer? En: hoe huppelt zijn paardje, het dekt op en neer…dat versta ik toch niet!’ Dat was het ogenblik om te wijzen naar de inhoud van die bruine papierzak vol lekkers en tegelijk het sein om de kinderen verder te laten genieten van wat voor hen wel duidelijk was.
Kom toch eens kijken wat ik in mijn schoentje vind. Ik kreeg alles van die beste Sint: een bromtol en een zweep er bij; een doos met blokken, ook voor mij, en schaatsen en een nieuwe pet, een letter van banket. Waarschijnlijk was dat laatste iets dat overgewaaid kwam uit Nederland. Ik heb het nooit begrepen maar het moest wel lekker zijn… Wist ik veel dat banket een gevuld en zoet gebak is, meestal een bladerdeegcreatie met amandelspijsvulling in de vorm van een letter of een staaf. Boterletters of banketletters zijn in Nederland typisch aan de Sinterklaastijd gebonden producten en na 5 december zijn ze hopeloos ver te zoeken. Ondanks alles heeft het liedje bij ons wel standgehouden.
Sinterklaasje, bonne, bonne, bonne.Gooi wat in mijn lege, lege tonne, gooi wat in mijn laarsje, dank u, Sinterklaasje. De inhoud van die tonne was toen heel anders dan tegenwoordig, zoals Sinterklaas toen ook véél goedkoper was. Per kind in Vlaanderen geeft Sinterklaas nu 75 euro uit aan Sinterklaascadeaus. Toch was er vroeger óók goed speelgoed. Toen wij jong (en klein) waren, speelden we met de Meccano, een metalen bouwsysteem met metalen plaatjes, gaatjes, bouten, moeren en heerlijke voorbeelden op papier. We keken met grote ogen naar kinderen die met Dinky Toys of Matchbox (metalen waarheidsgetrouwe schaalmodellen van autootjes) konden spelen. Stratego, Cluedo en Scrabble dateren ook uit die tijd (1950). Traditionele spelletjes zoals knikkeren of bikkelen waren zalig eenvoudig maar toch sinterklaascadeaus. In 1955 verspreidde Lego (speel-goed) zich wereldwijd in een razend tempo vanuit het Deense Billund. En op het einde van de jaren vijftig kregen we ‘dynamisch speelgoed’, zoals de hoelahoep, de frisbee, de diabolo en de ‘scoubidou’. Barbie werd in 1959 met heel haar hebben en houden op de speelgoedbeurs van New York voorgesteld. De speelgoedwereld stond op zijn kop en discussies waren legio. Kon men zo'n decadent dametje uit kunststof, nu ook al mét hoofddoek, met slanke lijn en straffe boezem aan de kinderfantasie toevertrouwen? Maar het wichtje hield stand en vanaf de zestigerjaren leek de tonne van Sinterklaas onbegrensd vol. Later kwamen nog Playmobil en Rubik waar je kubusdraaierig kon van worden. Samson, Lion’s King, Pocahontas en de Power Rangers vonden ook hun plaatsje in de tonne van de Sint en waren rages waarvan men zich kan afvragen of het speelgoed gemaakt werd naar aanleiding van de film of de televisiereeks of dat het juist andersom was.
Afgehaakt staat netjes. Nu is het bijna niet meer bij te houden en moeten ouderen afhaken. Soms vergeet men wel dat speelgoed pas speel-goed wordt, als je er iets speels mee doet. En dat speelgoed pas speel-goed wordt, als je er iets goed mee doet.
Ik had vroeger de dwingende behoefte om elke week een artikel van 1000 woorden te produceren. Die verplichting had ik mezelf door de jaren heen opgelegd. Da's dus niets om compassie mee te hebben.
Zowat acht maanden gelegen ben ik daarmee gestopt. In het begin was het een beetje onwennig, maar een geruste ziel past zich gemakkelijk aan eens de druk is weggevallen. De onderwerpen van die artikels kwamen in het begin niet zomaar vanzelf. Op de duur kweek je jezelf een alertheid aan die je op alle mogelijke momenten van de dag, maar meestal onverwacht, in een flashmoment aan onderwerpen helpt.
Een vodje papier was dan voldoende om het corpus delicti later te laten geboren worden. Het uitgestelde thema van het geschreven misdrijf werd op die manier gered van de ondergang. Het lijdend voorwerp van mijn pennevrucht dwarrelde soms binnen terwijl ik op de A12 op de fiets aan het rode licht te wachten stond. Dat was het bewijs dat mijn bewegingstoestand in rust was, maar dat de brains toch nog actief waren. Met de tijdelijke werkloosheid nam die onrust stilletjes af, maar een strikte gewoonte geraak je zomaar niet kwijt. Enige tijd geleden betrapte ik mezelf op een onbewaakt moment op een geestelijke paardensprong in drie stappen, uitgevoerd in een fractie van een seconde. Die flits herinnerde me aan de tijd van toen en hoe het voldoende was om meteen een nieuwe titel aan mijn lijstje toe te voegen. Het bloed kruipt waar het niet kan gaan en zo begon het stilaan weer te kriebelen en te jeuken. Vage plannen dreigden weer realiteit te worden en in de vroegere bekoring, nu de beproeving, is het soms de enige oplossing om ervan af te geraken gewoonweg toegeven. Ik realiseerde me opeens dat de enige teksten die ik de laatste acht maanden nog geschreven had enkel dienden voor jubilea, feestvieringen, begrafenissen en gedachtenisprentjes. Dat is wel afwisselend gelegenheidswerk, maar tegelijkertijd te occasioneel en te uitzonderlijk. En zo stapelden de kleine papiertjes zich weer op, de goesting bleef terugkomen en een lontje was het enige dat nog nodig was om weer uit de startblokken te schieten.
Zo ver sta ik nu. De pen is opnieuw aangeslepen en eerstdaags verschijnt op mijn ‘weblog’ of kortweg ‘blog’ mijn persoonlijk dag- of weekboek dat ik probeer bij te houden. Je vindt het terug op www.blog.seniorennet.be/mhu en daar kun je zelf door gissen en missen de frequentie of de regelmatigheid van de blog vaststellen. De onderwerpen zullen heel divers en onvoorspelbaar zijn. De actualiteit, het moment van het jaar, de gesprekken die in de lucht hangen en alles wat ‘des mensen’ is zullen aan bod komen. Als het kan, wil ik er ook een fotootje of een tekening aan toevoegen, maar daarvoor moet ik me eerst nog verder bekwamen in de voor mij nagelnieuwe blogwereld.
Ziezo, het aftapkraantje dat teksten doet pruttelen wordt gerodeerd en mag gerust beetje bij beetje open draaien. Volg maar mee op de weg der dingen die op mijn pad komen en als je commentaar hebt, dan is die ook welkom.
Groetjes aan de Sint, al is het maar via je kleinkinderen!
We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen. Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.
U kan dit zelf helemaal aanpassen. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'. Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.
Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Druk vervolgens op 'Toevoegen'. U kan nu de titel en het bericht ingeven.
Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'. Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!'). Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd. U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.
Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://blog.SeniorenNet.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Klik vervolgens op 'Instellingen'. Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.
WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.
WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
Het SeniorenNet-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!
We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat u dit zelf niet meer hoeft te doen. Zo is er een archief, gastenboek, zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de linker en rechter kant.
U kan dit zelf helemaal aanpassen. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op 'personaliseer'. Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere mogelijkheden toevoegen.
Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt. Surf naar http://blog.SeniorenNet.be/ en log vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Druk vervolgens op 'Toevoegen'. U kan nu de titel en het bericht ingeven.
Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'. Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat (achter de titel 'Proficiat!'). Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te verwijderen en het bericht is verwijderd. U kan dit op dezelfde manier in de toekomst berichten wijzigen of verwijderen.
Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan gebruiken voor uw blog. Log in op http://blog.SeniorenNet.be/ en geef uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Klik vervolgens op 'Instellingen'. Daar kan u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.
WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen. Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken over de actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak, voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb. meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen, zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking, een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst. Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken met tips op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld:
u wil een blog maken dat uw activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek. Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby. U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz. Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.
WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb. een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
Het SeniorenNet-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!