Vanaf volgende vrijdag is het weer zo ver: tien dagen zenuwachtig gedoe met taterende mensen, toeterende auto’s, nieuwsgierige blikken, krikkele verkopers en eeuwigdurende blinkdozen van Koning Auto onder de bollen van het Atomium . De mensen kunnen zich weer laveloos tegoed doen aan de wonderen van de auto-industrie tijdens de hoogmis van blinkend koetswerk. Een auto is leuk en je kunt moeilijk zonder, maar het grapje wordt alsmaar duurder, minder ecologisch en rijdt trager als hij in gezelschap is. Ecologisch wordt op elke gram bespaard, de glorietijd van benzine en diesel is voorbij maar die twee zijn nog altijd de melkkoekassa voor de regering. Zolang de kassa rinkelt, mag die melkkoe niet op stal, terwijl de melk wel duurder wordt.
Ik wil benadrukken dat ik geen ongekend piepje, kraakje of rammelend onderdeel aan mijn auto kan verdragen, en hij moet bovendien nog andere minder blitsende maar wel noodzakelijke eigenschappen hebben. Altijd startklaar en met de airco aan boord is het altijd goed weer. Momenteel heb ik trouwens geen airco, maar wel een Arko (Alle Ramen Kunnen Open), een goedkope variant met veel gebruiksgemak en weinig technologische hoogstandjes. Mijn kar op vier wielen kan me overal brengen: hij is mijn vrijheid, mijn gebruiksgemak, mijn leefruimte waar ik aan carcocooning kan doen en mijn altijd gehoorzamende reisgezel. Zo moet een auto zijn. De buitenwereld is zijn jungle en die hangt aaneen met plots opduikende files, wouden van opspelende verkeersborden met gelimiteerde snelheden en wandelende flitspalen die vermomd als vuilbakken agenten in blauw mogen vervangen. Dan spreek ik nog niet van omleidingen, slechte wegen en speelgoed voor grote mensen. Mijn auto is in de eerste plaats een vervoermiddel om van A naar B te gaan en liefst ook nog terug. Een auto hoeft voor mij niet extra veel te blinken, moet helemaal geen ongemakkelijke hoge snelheden ontwikkelen en zeker geen snufjes bezitten die alleen maar goed zijn om ze verder te vertellen. Bij mij heet dat ‘vertrouwen in een auto’ en heel dikwijls gaat dat samen met vertrouwen in een merk en in de mensen die hem in goeie form houden. Wat ik wens, is een auto die alles van zichzelve heeft en die dat niet moet krijgen van 'accessoires' waardoor je alleen maar weet dat je ze hebt omdat je ze extra hebt bijbetaald. Dat noemen ze een auto met een sterk 'basislijf': ik hoef geen verwarmde zetels onder mijn bips, wel rustige vastheid zonder overbodige toeters en bellen. Ik heb graag auto's waarop je kunt rekenen en die ten alle tijde gezond zijn van lijf en leden. Ach ja, en als het dan toch eens gebeurt, dan heb ik liefst pannes door eigen schuld zoals een 'platte accu' omdat je de deur slecht hebt gesloten en een lampje is blijven branden. Dan hoef je niemand anders dan jezelf de schuld te geven.
De oorzaken van de files zijn uiteindelijk de anderen. Ze zijn met te veel en rijden altijd op het verkeerde moment. Ze creëren verkeersinfarcten met verlamming en miserie tot gevolg.Ofwel blijven we evenveel rijden met de auto, warmt onze aardbol nog meer op en vervuilen onze longen nog meer. Als de economie verder wil groeien, moet er eigenlijk méér geconsumeerd worden zegt de wijze economist. Méér consumeren om werk te creëren is het resultaat van de neoliberale consumptiemaatschappij. Waar we vroeger mochten werken om te kunnen consumeren, moeten we dus nu consumeren om te kunnen werken... tot de vacatures niet meer kunnen ingevuld worden.
Je mag de laatste dagen geen krant, weekblad of reclamefoldertje vastnemen of de blinkende lak, de glinsterende velgen en de donkerzwarte Pirelli's, Michelins of Bridgestones spatten van de voor- of achterzijde van het papier dat het tweejaarlijkse hoogmissalon van onze heilige koe/auto aankondigt. 'Ze' proberen de modale man en vrouw te verleiden met één scheve blik: onzen 'otto' is ontegensprekelijk het meest populaire vervoervehikel dat zowel voor vrijheid, blijheid als voor vuilwordend verdriet zorgt. Toch wil iedereen er een exemplaar van en sommigen hebben er zelfs meer dan één. Hoe meer je van die dingen bezit, hoe meer je moet zwijgen over een proper milieu.
Heeft zo'n auto een ziel of moet je die er zelf inleggen? Is zo'n vierwielbak gewoon te gebruiken of moet je hem vertroetelen? Hoe ver mag je daarin gaan? Is twee maal per week de auto wassen een doodzonde of eerder een dagelijkse zonde en is het verwerpelijk de auto buiten te kuisen bij regenweer? Moet je af en toe een klapke doen tegen je auto? Is strelen uit den boze en levert te veel stofzuigen geen gevaar op voor je longen? Lokken kruimels en papiertjes van koekjes, wafeltjes en snoepjes die als zwijgaas aan luidruchtige kleinkinderen zijn gegeven, geen muizen in je paleis op wielen?
In onze vrije tijd willen we allemaal rust, ruimte, zuivere lucht en stilte en die zoeken we op… met onze auto. En waar we dachten dat het idyllisch zou zijn, strooien we lawaai, uitlaatgassen en drukte uit en om er te komen, toveren we eindeloze files of rijden we wanhopig rondjes om een parkeerplaats te vinden zo dicht mogelijk bij de fitness. Daarvoor hebben we de nieuwe term ‘recreatieverkeer’ uitgevonden, de paradox tussen de kilometerpalen van de autosnelwegen naar de kust en naar de Ardennen of soms naar het verre buitenland. Soms wordt de auto gepromoveerd van middel naar doel: de cabrio, de terreinwagen of de getunede vierwieler worden dan een stoeipoeshobby op zich.
We moeten energie-efficiënte producten op de markt brengen (bv. wagens met een minimale koolstofdioxide-uitstoot) maar zeker ook zorgen dat de totaal verbruikte energie kleiner wordt. Maar dat is weer niet goed voor de economie. Onze politici pleiten dus voor een meer milieubewuste levenswijze maar durven er niet bij zeggen dat Koning Auto minder en anders gebruikt moet worden omdat dat zou leiden tot minder koopkracht. Om de autoverkoop dan geen stokken in de wielen te steken, pleiten zij voor meer biobrandstoffen en energie-efficiënte wagens. Maar de verkoop van wagens van het ‘ancien régime’ moet daarom tóch onverminderd worden voortgezet, ondanks de zich opstapelende bewijzen van ongemeen nefaste milieugevolgen. Zo blijven de gepropageerde biobrandstoffen virtueel, zijn bijna nergens verkrijgbaar en drijven de prijs van de huidige motorbrandstoffen bovendien kunstmatig op, wat voor Vadertje Fiscus blijvend de kassa laat rinkelen tot onheil van onze portemonnee.
Hou het maar veilig en geef je oude rammelkar op vier wielen af en toe maar een schouderklopje. Dat doet niemand kwaad.
Met het ouder worden neemt het aantal voorwerpen dat ik ‘verloren’ leg toe. Geen potlood, schaar, snijmes of timmergereedschap is nog veilig: binnen de kortste keren moet ik een tweede exemplaar opsnorren omdat het eerste op het eerste gezicht onvindbaar lijkt. Maar dat is niet het geval met Verloren maandag, want die vind ik elk jaar probleemloos weer. Ik vier die dag al jaren met de collega’s met wie ik ‘nog officieel werkte’ bij een glaasje, pot of pint gekruid met heel veel smeuïge verhalen die de losgemaakte tongen op volle snelheid laten ratelen. Het is het eerste rumoerige gezelligheidsmoment nà Driekoningen waar de wensen nog vers en overvloedig zijn en de kussen vlug gegeven. Mannen zijn daar in het voordeel, want die kussen meestal enkel vrouwen en worden dus minder vlug moe dan het andere geslacht. Zeggen ze. Verloren maandag valt, volgens de simpele zielen, op de eerste maandag na Driekoningen. Specialisten weten wel beter: het is pas feest op de maandag nà de eerste zondag nà Driekoningen. Volgend jaar valt Driekoningen op zondag 6 januari en dan vieren we volgens de simpelen feest op 7 of op 13 januari, volgens de ingewijden die genuanceerder denken. Alleen de bakkers en wie twee maal viert, varen daar goed bij…Verloren maandag is geen kerkelijk, maar een werelds en vooral Antwerps 'feest'.
Maar hoe komen we aan die ‘verloren’ dag? Vroeger moesten de mensen heel hard labeuren. Alleen bij een religieus feest kregen ze een dag 'congé'. Dat was de ideale dag om de geneugten van pintjes en sterkere dingen ten volle te degusteren. Op maandag kloegen ze dan van een houten kop en konden ze onmogelijk werken. Zowel voor de baas als voor de werklui was zo'n dag een werkdag waarin niets werd gedaan of, met andere woorden, het was een verloren dag. Dat verklaart nog niet waarom dat juist op een maandag na Driekoningen moest gebeuren. Volgens de Bijbel waren de drie wijzen langs Koning Herodes gereisd om hem te vragen waar de nieuwe koning der Joden geboren was. De onbetrouwbare Herodes, die het - als Trump - in Jeruzalem liet en hoorde donderen, vroeg hen om het zelf uit te zoeken en terug te komen zodat hij zelf de nodige eerbewijzen kon aandragen. Maar Gaspar, Melchior en Balthasar veegden hun oosterse laarzen aan zijn vraag, vertikten het met even oosterse onbewogenheid en daardoor geraakte Herodes ziedend als een fluitmoor. Als wraak liet hij in heel Jeruzalem en omgeving al de pasgeboren kinderen doden. Om aan deze gruweldaad terug te denken werd door de Antwerpenaren de 'barbaarse' traditie van verloren maandag aan deze gebeurtenis gekoppeld.
Eerst waren er op verloren maandag de worstenbroden die oorspronkelijk werden gemaakt door de beenhouwers en nièt door de bakkers. In die ingebakken worsten draaiden ze hun vleesoverschotjes van de feestdagen en wikkelden er een knapperig korstje rond om te verdoezelen dat het eigenlijk om 'oud vlees' ging. De worstenbroden waren heel goedkoop gefabriceerd en smaakten lekker. Voor de zoetebekken, de antivleeseters of gewoon voor wie eens iets anders wilde, lanceerde men terloops de appelbol als zoet alternatief. De Antwerpse gewoonte deinde wel een eindje uit in Vlaanderen maar vooral in de eigen provincie. Kwam daar nog bij dat de Antwerpse dokwerkers 's zondags hun loon kregen uitbetaald. Sommigen gingen dan meteen op café om zich te bezatten en het weinige geld dat ze nog overhielden namen ze mee als magere trofee voor hun vrouw. En apropoo: in Aalst valt Verloren maandag in oktober, in Limburg op de maandag vóór Aswoensdag. Dan eet men daar ‘hete’ broodjes vers uit de oven. Tot enkele jaren geleden kreeg men in Antwerpen, als men iets ging drinken op verloren maandag, gratis een worstenbrood gepresenteerd.
Volgens anderen ontstond verloren maandag uit het evangelieverhaal waarbij Jozef en Maria hun 12-jarige zoon 'verloren' waren en hem na drie dagen terugvonden in de tempel. Anderen plaatsen de oorsprong van de traditie in de vroege middeleeuwen. Bij heel wat beroepsklassen was het de gewoonte om elkaar en hun baas bijstand te zweren wat gepaard ging met eet- en drinkgelagen. Later zouden de ambachtsgilden in de 14de eeuw die traditie overnemen. Door hun macht hadden zij het alleenrecht bij de uitoefening van een beroep en verplichtten de aansluiting van alle beroepsgenoten om door reglementen en prijsafspraken de onderlinge concurrentie zoveel mogelijk te beperken. Ieder jaar werden de leden van het bestuur verkozen en die zworen hun eed op Verloren maandag. Deze ‘verzworenen’ trakteerden hun leden daarna steevast op een groot feest. Ook wie door de overheid verkozen was om een ambt uit te oefenen, legde de eed af op verloren maandag en vierde dat daarna duchtig in de herbergen. Maar er zijn weinig bewijzen dat de ambtenaren effectief in die periode werden verkozen. Wat er ook van zij, verloren maandag wordt al eeuwenlang in verband gebracht met het bezoeken van de herberg. Misschien kwamen de herbergiers zelfs op het idee om daarbij vette en zoute worst te serveren tijdens die feestdag om hun klanten meer te laten drinken. In de 16de eeuw kende men ‘heeten koek’ of warme broodjes op verloren maandag in Sint-Truiden. Omdat er op die dag vooral werd gedronken en gegeten in plaats van gewerkt, was deze dag zogezegd een verloren dag.
In de oudste stadsherberg van de historische Antwerpse binnenstad had men in de jaren ’60 zelfs een specialleke. Op verloren maandag kreeg elke klant in "de Quinten" van François – de garçon met leren schort - gezoden worst aangeboden. De volledige naam is eigenlijk "de Quinten Matsijs". Gezoden (gekookte) worst wordt gevuld met gemalen en gekruid varkensvlees. Hij smaakt het lekkerst met bruin brood en Gentse Tierenteynmosterd. Je kunt daar - nu nog - de geschiedenis van de muren, de meubels en de toog aflezen en een goed biertje van 't vat drinken. Het café dateert van 1565 toen het nog huize ‘t Gulick heette, en na meer dan 453 jaar is het nog altijd een café waar de kraan loopt en de tijd stilstaat (Jos Vandeloo). De "Quinten" was ook het stamcafé van o.a. Paul van Ostaijen en Willem Elsschot die er regelmatig een pintje met een gezoden worst eer aandeed. Hij gooide er ook regelmatig 'een tonnetje', een oud caféspel waarbij men schijven in een plank met gleuven moet gooien. Die "Ton" staat er nog altijd. Willem Elsschot niet meer. Aan de muur hangt ook nog een gedicht dat Jos Vandeloo opdroeg aan zijn vriend Elsschot. En waarschijnlijk zal het hem gezoden worst wezen wanneer er dit jaar in groten getale worstenbroden, appelbollen óf gezoden worst worden gegeten.
Anno 2018 schrijven sommige mensen bijna niets meer met de hand. Als ik je zou vragen hoe lang het geleden is dat je zelf nog eens iets geschreven hebt, kan het zijn dat je heel diep moet nadenken. En dan denk ik niet aan een haastig neergekrabbelde herinnering of notitie, of aan de afmetingen van een of ander voorwerp dat je op maat moet maken of kopen… In een wereld die geregeerd wordt door computers, tablets en smartphones gebruiken we vooral een toetsenbord en een scherm om onze gedachten te ordenen. Pen en papier lijken met uitsterven bedreigd om in de voorhistorische prullenmand te belanden. In de lagere scholen worden lessen over antiek schoolmateriaal gegeven met demonstraties over de Mechelse catechismus, balpennen, inktgommen, redispennen en andere curiosa. Ik hoor je al zeggen: dat is allemaal een logisch gevolg van de snelle en duidelijke communicatie van vandaag. Soms is die snelheid zo groot en snel getwitterd of gefacebookt dat het te snel de wereld rondgaat en de duidelijkheid bijna niets meer aan verbeelding overlaat. Mensen zullen altijd op zoek gaan naar manieren om hun leven gemakkelijker te maken. Het ergste lijdt onze taalkennis daaronder. De nieuwe generatie leraren neemt het niet zo nauw meer met de eigen spelling. Een niet vermoede gauw- en foutgeschreven opmerking op een rapport is daar soms het gevolg van. De meesten vertrouwen zodanig op de spellingchecker van hun computer of gsm dat alle logica en eigen grammaticakennis als onnodig wordt ervaren. ‘’t Is helemaal door de computer gecontroleerd’ is een graaggezongen liedje. Maar graag gezongen is spijtig genoeg geen waarborg voor kwaliteit.
Ik heb al heel wat schrijffasen doorworsteld en schrijfmiddelen gehanteerd. Bij zuster Monica in de kleuterschool en bij meester Van Steenbergen in het eerste studiejaar werd de lei, de griffel, het potlood, de ballonpen met de onafscheidelijke inktpot en de vulpen met pompgedeelte geïntroduceerd. We leerden er vieze blauwe vlekken toveren, opnieuw beginnen en desnoods met kleine witte vlakjes de resultaten van onnauwkeurigheid en zorg verdoezelen. Balpennen bestonden toen nog niet in het reguliere circuit, hoewel de Hongaar Laslo Biro al in 1940 naar Argentinië uitweek en zijn eerste generatie balpennen lanceerde. Maar de balpennenrage waaide nog niet over en zou onder de merknaam ‘bic’ pas goed en later doorbreken. Die lekten en vlekten in het begin al even erg als sommige vulpennen. We leerden zorgvuldig schrijven met de methode D’Haese, tussen drie lijntjes, met een degelijk en pedagogisch onderbouwd schriftbeeld en een voor die tijd eigentijdse didactiek. Meer dan zestig jaar later profiteren we er nog van…
Velen vinden trouwens dat hun handschrift er duidelijk op achteruitgegaan is, waarbij een lichte blos op de wangen verschijnt, die soms ver achter de oren eindigt. Het probleem begint pas wanneer iemand moet toegeven dat hij/zij het eigen geschrift niet meer kan lezen. Dokters waren daar vroeger de kampioenen in en met de apothekerbriefjes van een van mijn vroegere huisartsen, die mijn ziekte eigenlijk moesten bestrijden, ben ik meer dan eens moeten teruggaan omdat zelfs de apotheker-encryptoloog het niet kon ontcijferen. Daarna kwamen de balpennen in alle variaties, en dan de schrijfmachines - mechanisch, elektrisch en elektronisch - èn uiteindelijk de computer. De verbetermiddelen zoals raderen (wie kent dat nog?), tintenkiller of witte killertape losten op in materieloze technieken waarbij copy en paste (knippen en plakken) de fouten des verderfs met de onzichtbare mantel van de verbetering corrigeerden.
Mijn leven lang heb ik geschreven. Niet met beide handen, want daarvoor was die linker te schrijfonbekwaam. Wel met alle middelen want die brachten creatieve variaties. Voor mij was schrijven uiteindelijk een middel om dingen te bewaren en te conserveren voor later. Hoewel. Ik vraag me af wie na mij nog gediend is met mijn schrijvelarijen die al meer dan een halve eeuw aan het papier zijn toevertrouwd. Dat ik het echt meende, kun je vaststellen als je de stapels papier ziet die ik ooit heb volgeschreven en zelfs gepubliceerd: opstellen in de lagere en middelbare school, cursussen en handboeken, karamelleverzen en Vlaamse Kleinkunst uit de tijd van Jos Ghysen en Louis Verbeeck, kolder, cursiefjes en echte gedichten, bidprentjes en speeches voor levenden en doden… Ze zijn er nog allemaal en ze zijn met velen. Ze rusten bijna allemaal in dezelfde ruimte. Of ik een schrijver ben? Och, dat weet ik niet en dat is ook niet zo belangrijk. Ik heb het nooit gezocht maar ik weet wel dat ik graag schrijf. Door met woorden te spelen heb ik veel van ‘mij’ en over heel veel zaken op papier laten nawerken. In mijn grote woordentuin rijf ik woorden bij elkaar waarvan ik denk en hoop dat ze duidelijk zijn. Hier en daar kan ik niet aan de verleiding weerstaan om er een toefje spielerei aan toe te voegen. Ik weet dat het soms een beetje belerend is, maar dat komt omdat de oude onderwijsmens – in alle betekenissen - weer boven komt. Die wil altijd maar duidelijk zijn, herhalen, adviseren, op iets wijzen of verwittigen. In mijn schrijfsels probeer ik hoop, geloof, liefde, boosheid, verwondering en kleine dingen die groot kunnen zijn, te verzamelen om er anderen een beetje blij mee te maken. De dingen van elke dag zijn de bronnen waarover ik wil vertellen en daarom spelen mijn kleinkinderen daarin een grote rol. Zij zijn ook onuitputtelijk. De rol van sprookjes en vertellingen heb ik trouwens door hen beter geleerd en ook beter leren vertellen. Ik ben nu ook aandachtiger de sprookjes van toen gaan lezen…
Als iets echt binnenvalt, is er geen tijd voor laptops of andere computers. Alleen de wet van de snelste en meest directe weg geldt dan nog op gevaar van ‘het’ kwijt te zijn: dan wordt rechtstreeks gedacht, gecreëerd en gebrainstormd op papier. Die dingen zijn met balpen of zelfs met potlood op kaartjes, opengeplooide briefomslagen en zelfs bierviltjes geschreven en worden in een dikke straffe papierklemgreep bewaard. Misschien om al die vluchtigheid te vermijden, want eens weg, komen die dingen nooit meer terug. Het zijn alleen maar woorden en die woorden zijn alles waarmee ik het hart van de mensen kan raken. Dat wisten de Bee Gees al in de jaren zestig. It's only words and words are all I have to take your heart away. Zelfs zij wisten het.
Apropoo: nog vlug een verse nieuwjaarswens voor veel geluk in ’t nieuwe jaar. ‘Geluk is houden van wat je doet en doen waarvan je houdt… Snoepers wens ik de geur van versgebakken brood, dampende koffie met een croissantje op zondagmorgen, spekpannenkoeken met stroop en koude chablis of roze champagne waarvan de bubbels overvloedig zijn. Als dat niet genoeg is, wens ik je dagelijks een warm welkom, luie zondagen, deugddoende douches of lavendelolie in een verkwikkend bad, wollen sokken tegen koude voeten en iemand die even op je rug krabt als je arm iets te kort is’. Zeg dat ik het gezegd en gewenst heb!
Kerstmis was altijd het feest van licht en vrede en de feestdag van de gevoelige snaar, een dag die me altijd deed denken aan romantische hagelwitte sneeuw. In het holst van de nacht trok je naar de nachtmis en daarna genoot je thuis van rozijnenbrood en warme chocomelk of geurend dampende koffie. Is die vredesdroom niet stilletjes verdwenen in de donkere dagen van de internationale politiek waarin mensen minder belangrijk zijn en centenwinst het hoogste idool dreigt te worden? Overal vind je suggestieve kerstmiszoethouders:ballen, bomen, slingers, kaarsen, herhalingen van filmklassiekers op teevee, rode mutsen met witte randen of pompons en djinglebell drie miljard keren na elkaar gedraaid, Rudolf the red nosed raindeer met of zonder pinklichtjes, namaakpoeder of echte sneeuw, verloren dennennaalden tussen Laplandse hoho-kreten, vrede op aarde behalve aan alle mensen van slechte wil, kerststronken met marsepeinen letters en promoacties voor kalkoenen en kippen. Ideaal kerstmisvoer om er vooraf een quasiindigestie aan over te houden… En toch is er nog altijd dat kind uit Bethlehem dat geloof en vertrouwen geeft. Kerstmis vandaag en gisteren.
Het is een eeuwenoud, tijdloos en typisch feest. Christelijke en heidense ingrediënten mengen zomaar door elkaar. Kerstmis betekent vreugde en blijdschap om een nieuwgeboren kind. Er is dus niks mis met kerst-mis, maar door het streepje zie je een combinatie van twee woorden: Kerst (Christus) en mis (eredienst). In het Engels is dit nog duidelijker: Christ-mas. Het kerstfeest is voor ons een devoot en ingetogen gebeuren dat best uitbundig mag gevierd worden: het is immers het verjaardagsfeestje van een onvergetelijk kind. Ondanks de opwarming van de aarde haalt de tijd het toch van de winter: de straatverlichting, de melige muziek, de koopjeszondagen, de kalkoen, de pakjes en de wenskaarten zijn duidelijk. De nachtmissentijd vol volk is voorbij, maar één dag drijft een groot deel van onze wereldbol op een wolk warmwollige gezelligheid en romantische, huiselijke vrede. In de eerste drie eeuwen kenden de christenen geen kerstfeest en pas toen de bekeerde keizer Constantijn van het christendom een staatsgodsdienst maakte, werd het Romeinse geboortefeest van de onoverwinnelijke zon ook het geboortefeest van Jezus.
Het is heel onwaarschijnlijk dat Jezus op 25 december is geboren. Lucas vertelt in zijn kerstverhaal dat het gebeurde tijdens het bewind van keizer Augustus (63 v. C. – 14 na C.), maar dat het gebeurde in het jaar ‘nul’ zou wel een héél groot toeval zijn. De Duitse sterrenkundige Johannes Keppler berekende dat Jezus geboren werd op 20 mei van het jaar min zeven (-7) met een opvallende samenstand van Jupiter en Saturnus. Daarvoor en daarna was er geen verschijnsel bekend dat kon wijzen op de fameuze stilstaande ster boven de stal na haar wegwijzerdienst voor de drie oosterse koningen. Anderen noemden 19 april, of 28 maart, of… Eigenlijk is het niet zo belangrijk, maar één ding is zeker: het was niet in de winter! De herders waren geen dommeriken die hun schapen in de wei lieten blauwtongen in de sneeuw. In die tijd bracht men astrologische dingen altijd in verband met belangrijke gebeurtenissen: een mislukte oogst, het uitbreken van de pest, een onverwachte sprinkhanenplaag of de geboorte van een koningskind. In die
denkwereld paste de komst van dat kind wonderwel om de wereld een andere draai te geven. Ondertussen besliste het concilie van Constantinopel dat te vieren op 25 december. De orthodox oosterse kerk behoudt de datum van Jezus’ doop en christenen in Rusland en omstreken vieren kerst op 6 januari, wat bij ons het Driekoningenfeest heet.
In Engeland is tweede kerstdag Boxing Day omdat volgens de traditie op die dag de bedienden en minder bedeelden een doosje van aardewerk kregen waarin geld zat verstopt. In de Elzas en Duitsland ontstond in het begin van de 16de eeuw het gebruik om de dag van Adam en Eva te vieren op 24 december. De paradijsboom was dan versierd met appels en ander fruit. Maarten Luther introduceerde de kerstboom als symbool voor de geboorte van Jezus, eerst in de kerk, later ook bij de gewone mens. Ook de traditie om elkaar met kerst cadeautjes te geven voerde hij in, voornamelijk om de rooms-katholieke Sinterklaas een hak te zetten… In Groot-Brittannië zijn knalbonbons en pistaches enorm populair en dus een vast onderdeel van kerstmis. Tom Smith bezocht Parijs in het begin van vorige eeuw en zag er snoepjes in felkleurige papiertjes. Met die idee maakte hij in Engeland een combinatie met de Chinese pakjestraditie waarin een voorspelling of spreuk zat gebakken. Eerst maakte hij snoepjes met daarrond een spreuk maar toen hij voor de open haard zat, sprong er een houtgenster weg. Dat was voor hem de vonk naar de knalbonbon. Hij voegde ‘knalzilver’ toe aan de verpakking en… als nu het snoepje uit de verpakking wordt gehaald, is de schrik en de hilariteit niet ver weg. Later namen anderen de idee over en stopten ook andere creaties in de verpakking…
Een kaars is een stille gezelligheidsbrenger die eeuwenlang het enige middel was om licht te geven. Kerst en kaarsen vormen daarom een onafscheidelijk duo. Kaarsen geven een intiem licht, doen wegdromen, dragen romantiek en… leidden wel eens tot ongelukken. Dat kon gebeuren als je – zoals in Duitsland in de 18de eeuw - vierhonderd kaarsen in een boom van drieënhalve meter hoog plaatst. De hele dag moest de jongste bediende dan in de buurt van de kerstboom blijven zolang de kaarsen brandden, gewapend met een stok, een emmer en een dweil. Je ziet het: kerst is een feest van en voor iedereen. Daarom zegde de kleine kaars ook tegen de grote: ‘ik voel me zo lekker… vanavond ga ik uit!’
Mijn vriend Jan Hillen zaliger zei ooit: Een goed mens worden, begint met iets goeds te doen. Eens daarmee bezig: het niet moe worden. Volhouden. Blijven geloven dat het echt goed wordt, niet alleen voor jezelf, maar ook voor alle mensen. Weet je: dan ben je op de weg van die onvergetelijke Jezus.