Ik werd wakker uit een zware droom. Wat was toch dat voortdurende zware gedreun boven mijn hoofd. Altijd , wanneer de droom voorbij was, dan was ook het begeleidende geluid weg. Maar dat geluid bleef maar.
En toen hoorde ik opeens de stem van mijn broer, die in de dakgoot was geklommen: "Honderden...honderden".
Rap was ik bij hem en zag nu ook, wat hij al even zag: vele vliegtuigen gingen laag over, beschilderd in vreemde symbolen. En even later hoorden wij de stem van koningin Wilhelmina, die het ongehoorde nieuws vertelde: "Duitsland valt ons aan".
Ik ga nu niet het hele verhaal vertellen van die verwarrende vijf dagen.
Maar op de laatste dag van die superkorte oorlog moest opeens onze kleine stad met 14.000 inwoners, ontruimd worden. Wij moesten allemaal evacueren en er was nergens op gerekend. Er was geen rampenplan, er was geen vervoer. Met z'n allen moesten wij gewoon maar 'naar het Noorden' lopen en 'maar eens zien'.
Er was een volkomen verwarring. Iedereen werd van iedereen gescheiden en zo liep ik opeens met een fietsstuur, zwaar beladen met allerlei onzinnige dingen, zoals dat gaat bij een vlucht in verwarring, tussen andere 'van de kook zijnde' mensen in, Om even een beeld te schetsen: opeens stond ergens een vrouw stil, roepende: "O....ik heb mijn portemonnee zomaar op tafel laten liggen. Ik moet terug...ik moet terug".
Maar anderen riepen haar toe "Nee....niet teruggaan...zie je die rookpluimen achter ons. Denk aan de vrouw van Lot". Zo'n stemming dus.
En ik liep daar met mijn topzware fiets. En voor mij uit liep eenzaam een oude vrouw, die telkens hinderlijk dicht bij mijn vehikel kwam en mij daardoor steeds in last bracht.
En opeens beet ik haar toe: "Maak dat je daar weg komt...of ik rijd je (vloek) harstikke dood".
De dame maakte rap benen en ik kreeg ruimte.
Hoe het verder die dag verliep? Och, het was vals alarm .'s Avonds waren wij al weer thuis in een gecapituleerd Nederland.
Maar later heb ik gedacht: "Wat blijft er toch weinig van je fatsoen als net, Christelijk jongetje over, wanneer je in een stressy situatie zit"
En veel later leerde ik daaruit een les van bescheidenheid, die ik echt wel nodig had.
Lezer!....zo wilde God mij sturen en boetseren. Ik heb jullie verteld, hoe hij dat steeds weer op een andere manier deed.
Maar hij wil ook ú vormen, totdat u ooit eens op zijn zoon Jezus gaat lijken. Geef u maar gewillig over in zijn boetserende hand.
Met mijn zestiende had ik een groot plan met mijn vrienden. We zouden met z'n vieren een trektocht gaan maken met de 'Nederlandse Jeugdherbergcentrale'.
Dat was een bijzonderheid in 1939 's zomers. (in oktober zou ik zeventien worden). Er werd nog maar weinig vacantie gehouden . Jeugdigen konden dan met de N.J.H.C. En omdat er ook een socialistische jeugdorganisatie was, de A.J.C., dachten bezorgde ouderen om ons heen, dat wij zouden heengaan als jonge Christenen en terugkomen als jonge Socialisten. Zo was dat toen.
In ieder geval; wij hadden nog wel wat weerstand te overwinnen. Maar op zekere dag zaten wij dan toch op onze fietsen voor die grote, heerlijke, avontuurlijke tocht, die ons zou brengen naar 'verre' streken, waarvan wij veel wisten via de aardrijkskunde-lessen, maar het waren 'klanken'. Nog nooit hadden wij zulke steden als Sittard en Maastricht 'in het echt ' gezien.
Eén van de vrienden was Cor, waarvan ik vertelde, toen ik opschreef: "En toen was ik twaalf". Dat was dus een vrij lange 'jongensvriendschap' aan het worden. Dan was er nog een Cor.
Maar....en dat bleek 'een winner': er was ook een Tinus Die had ik aangebracht en hij was een tikje een buitenbeentje. Tinus was 'vroom'. Jongens van deze leeftijd voelen zich vaak ongemaakelijk bij dingen over 'God en zo'. maar Tinus niet. Hij 'lustte er wel pap van'.
We gingen op een zaterdag weg en hadden onze eerste 'jeugdherbergnacht' in 's Hertogenbosch. Maar de volgende dag zei Tinus: "Jongens...het is zondag. We gaan naar de kerk". Wij- anderen- voegden ons als vanzelf. maar wanneer Tinus niet zo resoluut geweest was, dan was het allicht anders gelopen.
Maar nu zaten wij dan in de Gereformeerde kerk, waarvan Tinus het adres al had en ikzelf vond het toch wel leuk. Die heel andere entourage. Die onbekende gezichten. Een andere preekstijl.
En aan het eind de grote verrassing: er kwam een meneer op ons toe, die zei: "Dat vind ik nu zo geweldig!! Gereformeerde jongens op trektocht. maar op zondag naar de kerk. Ja...ik ken jullie allemaal. Kijk maar eens goed. Ja , nu herkennen jullie mij ook. Ik ben een jaar geleden verhuisd naar Den Bosch, dus ik had jullie al gauw als 'kennissen van vroeger' uit dezelfde kerk in het oog. Ga gauw mee naar huis, dan drinken wij koffie. mijn vrouw zal het ook leuk vinden".
De verrukking van die man. Zijn plezier om 'onze trouw', die eigenlijk Tinus' trouw was, maar dat kon hij niet doorzien. Maar zijn hártelijkheid. Dat gezellige bezoek. Het voelen van een band, die verwarmde. Het was tussen alle vele indrukken, die mijn brein bombardeerden, zo iets wezenlijks.
Ach...het werden goede dagen. We waren maar een week of zo weg. maar toen ik thuis kwam, zei mijn moeder; "Ik stuurde een jongen op weg. En ik krijg een jongeman terug". Nu ja; moeders overdrijven soms wat.
Maar u....die dit leest: ziet u , wat warme hartelijkheid in 1939 aan een jongenshart deed. Deze grijsaard weet er in bijna 2009 nog met blijdschap van te vertellen. En ergens werd er een draadje steviger bevestigd aan mijn nog onbepaalde en en op ander wijzen rafelende geloof. Mogelijk zijn er ook in uw omgeving jonge mensen, die even een vriendelijkheid met een wat diepere achtergrond nodig hebben. Geef hun die hartelijkheid.
Warempel....ik heb er nog een foto van. Door heel bijzondere omstandigheden kreeg ik onlangs de beschikking over een klassenfoto, waarop ik sta als veertienjarige.
Jullie hebben net gelezen, wat een 'lammetje' ik nog was als twaalfjarige. maar wat kán er veel gebeuren in twee jaar. Het is 1937...ik word in dit jaar 15, maar ben het nog niet. En als je dan dat duistere, bokkige gezicht ziet op die foto!.
Wat is er toch gebeurd. Wel; eerder heb ik verteld, dat de heer God verkennend werk had gedaan in mijn leven. Hoe ik als acht- en tienjarige aanrakingen van hem had gekregen...hoe hij mij als twaalfjarige had bijgestuurd.
Maar nu was het de beurt aan de duivel. Hij was al eens langs geweest, toen ik als kleuter die driftbui had. Maar nu was hij góed langs gekomen. Je begrijpt: als veertienjarige: de hormonen beginnen te werken. Er zijn daarnaast ook al aanvaringen geweest met schoolgenoten. Ach; allemaal dingen die jullie ook hebben meegemaakt.
Ik herinner mij uit die onprettige dagen nog iets vervelends dat toch weer 'aan het denken zette'. Och er zijn vele, vele dingen gebeurd, maar ik neem er deze ene, die nu boven komt drijven, even uit.
Een van mijn kennissen was een jongen van de ambachtsschool, op wie ik als Mulo-scholier neerkeek. Ja...ik weet het ...ik wéet het: laakbaar en dom, maar het was niet anders dan dat het was.
Ik benaderde hem een keer met een superieur lachje: "Teun....ken jij dat verhaal van Ruben, die dudaïm in het veld had gevonden en dat aan zijn moeder wilde brengen". Want wij waren allebei kerkelijke jongens en onze gesprekken gingen - hoe slecht ook bedoeld- dikwijls over bijbelse onderwerpen.
En mijn bedoeling was om hem slechte, dubieuze dingen te laten zeggen, want het was 'vragen naar de bekende weg'. Ik wist dit deksels goed, wilde alleen deze 'lager geklasseerde' overbluffen.
En toen de ontnuchtering: deze leeftijdsgenoot, de knaap op een 'mindere' school, zei: "O ja; dat verhaal ken ik . Ruben, de oudste zoon van Jacob, had vruchtbaarheidskruiden voor zijn moeder gevonden en wilde haar daarmee verrassen". En daarbij keek hij zo vriendelijk-neutraal, zo....wijs....zo..volwassen, dat ik met een schok me realiseerde: "Hij is veel beter dan ik....hij heeft niet allemaal die lelijke dingen bij zich, die ik heb. ....en op de 'knapenvereniging' is hij ook zo goed. Wat ben ik eigenlijk een naar, vervelend jochie".
En in die moeilijke jaren, vol tobberijen, uite liefdes, stiekemigheidjes, conflicten, was het even zó leerzaam om een jongen te ontmoeten, die daar al weer zo'n stuk meer 'compleet' in was dan ik.
Zó beleefde ik mijn puberschap, met al deze en andere ervaringen. maar God hield mij in het oog.
Lezer....roept dit iets bij u wakker; "ja...dergelijke ervaringen heb ik ook gehad: God en de duivel, die om mijn persoon streden".
Een goede boodschap tot slot: God overwon bij het trekken bij mij. Hij kan ook bij u overwinnen.
Ik was leerling geworden van de M.U.L.O., ( meer uitgebreid lager onderwijs). Na de lagere school was dat de eerste voortgezette opleiding. Mijn ouders, die voor 'hun Gerrie', hun jongste, toch wat 'hogere' aspiraties hadden, stuurden mij niet naar de ambachtssachool, maar naar déze opleiding, die ergens voorbereidde op een kantoorfunctie. Och; veel richting was er nog niet te bespeuren.
Goed; al gauw had ik een vriendje, Cor....het meest stabiele jongetje, dat zich denken laat. En dat had ik wél nodig. Want ik was een erg instabiel kereltje, misschien zou met mij tegenwoordig wel een ADHD'tje noemen.
Al gauw hadden wij in de nieuwe omgeving een schoolreisje...helemaal naar Antwerpen, naar de Antwerpse diergaarde. De hele dag voerde ik daar het hoogste woord. Toen een nijlpaard verveeld geeuwde bij het zien van al weer nieuwe horden mensen, riep ik in mijn beste Frans....dat kon ik al een heel klein beetje: "Il a les dents rots". (Want het Frasnse woord voor 'rot' wist ik nog niet).
De Vlaamse dames , die in de buurt stonden, lachten maar eens om dat drukke kereltje. Ik raakte door mijn 'successen' helemaal door het dolle heen.
En 's avonds in de bus naar huis voerde ik in het gangpad een show op van je welste. Maar...ik werd er zo móe van. Niemand lachte. De verreisde klasgenoten reageerden niet, keken vermoeid naar mijn act. En ik was zelf ook zo moe....
En toen was er opeens dat heerlijk stabiele vriendje. Ik had naast hem gezeten; die plek was nog vrij. Ik liet mij, doodvermoeid van mijn potsenmakerij, naast hem neer. En toen zei hij de woorden, die ik mij vandaag, 71 jaar later, nog herinner alsof ze gisteren gesproken waren:
"Jaai mô nie so gek doen".
Het is toch goed, dat er soms dingen gezegd worden, helemaal uit jouw eigen wereld vandaan door iemand, die helemaal tot die wereld van jou behoort.. Ik bedaarde opeens ....blies uit van mijn 'aandacht-trekkerij'...trok er een kinderlijke les uit voor mijn hele leven.
En....ik geloof dat de Heer een engel had gestuurd om mij even bij te werken. Goed...ik voelde mij even diep beschaamd, toen Cor dat zo zei. Maar ik heb -bij al mijn manco's- toch veel dit in het leven, dat ik een 'bijsturend' woord naar waarde weet te schatten en mij daarnaar richt. Spreuken 25 v 11 zegt: "Het juiste woord op de juiste tijd is als een gouden appel op een zilveren schaal". En dat er tussen twee kleine, lollige jochies van twaalf al zulke woorden kunnen vallen.
Lieve lezers; denk u eens in, wanneer misschien tegen u zulke opmerkingen zijn gemaakt. Probeer eens deze lijn te vinden: dat God u op dat ogenblik 'middellijk' aan het fatsoeneren en modelleren was tot een ruwbouw van wat hij eigenlijk van u wilde.
In míjn geval had de Heer een 'iets rustiger knaapje' nodig voor zijn plannen dan ik op dat ogenblik wás. En nóg is de Heer dagelijks aan het modelleren aan mij. Hij wil, dat ik 'het evenbeeld word van zijn Zoon, (Onze Heer Jezus Christus), die de eerstbgeborene moest zijn van talloze broeders en zusters.", (Romeinen 8 v 29). Zijn werk aan míj is nog geenszins af.
Maar...God wil ook u omvormen en omscholen en bewerken tot evenbeelden van de Heer Jezus. Wilt u tegen God zeggen, (desgewenst): "Heer...ga uw gang maar om mij om te vormen tot het meest liefilijke, dat er bestaat, een evenbeeld van Jezus".
Er kwamen donkere wolken aandrijven in het leven van mijn ouders. Het was 1932, hoogtepunt van de crisis.
In ons hele, lieve Nederland heel erge werkloosheid. Mijn vader was bakker. We hadden een klein winkeltje, waar we wat koekjes verkochten en wat eenvoudige chocolaterie.
De hoofdzaak van de inkomsten moest echter komen van de brooduitbreng. En er waren streeds meer klanten, die moesten zeggen: "Het spijt mij bakker. Ik heb echt geen geld om te betalen. We krijgen allemaal een vaste uitkering van twaalf gulden per week. En als je; zoals ik, een 'hok vol jong' hebt, dan is er niet van te kómen. Want met het aantal kinderen houden ze te weinig rekening".
En mijn vader, een goedaardig man, zei dan dikwijls: "Ach; laat het voor dit keer maar zitten".
Maar die mildheid van mijn vader bracht ook in ons gezin karigheid te weeg. En er kwamen zorgen, die de hemel verduisterden. En toen werd er ook minder naar de kerk gegaan. Er werd weggebleven, louter uit ontmoediging. En wij, de vijf kinderen, drie meisjes en twee jongens, kwamen ook niet meer daar.
En toen was er : tante Riek. Ze was een oudere zus van mijn vader. En ze was vrijgezellin , had niet zo'n last van de crisis. En....ze was een oprechte en zorgzame Christin.
Ze zei: "Koos.....Mina...geef mij de meidjes en de mannekes maar mee naar de kerk".
En een paar jaar heb ik daar als klein jochie gezeten, naast die lieve tante, die mij zo nu en dan eens bemoedigend toeknikte en een pepermuntje gaf. Ik herinner mij dat nog zo goed: die oudere dame, naar de gewoonte van de tijd helemaal in het zwart, die daar zo groot en zo wijs naast je zat.
Mijn ouders moesten even over de hobbel heen worden geholpen. Na een jaar of twee hadden zij zich zó hersteld, dat ze zelf weer gingen. Maar ik blijf altijd tante Riek dankbaar, dat ze zo tussenbeidentrad.
Het is zó goed om aan een goede gewoonte gewend te blijven. En juist in die critieke jaren voor ons, opgroeiende jongelui, had een verkeerde gewenning, (niet meer gaan), kunnen ontstaan.
Al zou die ongetrouwde tante van mij verder heel geen bijzondere dingen voor Gods koninkrijk hebben gedaan, dan nog....zou dit al van onschatbaar belang zijn geweest.
Lieve lezers....denk nu eens in, hoe de Heer God al telkens in uw leven actief is geweest. In Johannes 6 v 44 staat: "Niemand kan tot mij komen, tenzij mijn Vader, die mij gezonden heeft, hem trekke".
Zeker....wij hebben een vrije wil. Maar uiteindelijk is het toch weer God de Vader, die alle dingen in zijn hand houdt. Soms moet hij ons, al tegenstribbelende, trékken. Want zó staat het hier: als het ware met liefdevol 'geweld' ons bij zijn zaak bepalen. Natuurlijk ....als jochie van tien verzette ik mij nog niet. Maar mijn broer en zusjes waren al wat ouder. Die zullen misschien wel eens 'moeilijk hebben gedaan'. Maar later zijn ze toch allemaal in de dingen van de Heer gebleven.
Misschien bent u door God ook wel eens als het ware er 'bijgesleurd'. Mogelijk heeft hij u soms echt wel eens 'bij de lurven gepakt' om u te redden voor tijd en eeuwigheid. Ook als dat niet via een 'lieve tante Riek' ging, wees dan toch maar dankbaar.
En als u zich toen losgerukt hebt, bedenk dan eens, of u dan toch maar niet alsnog die sterke hand zou grijpen.
En ik zat in het leslokaal, samen met de andere 'lammetjes' van acht.
En het was zanguurtje. Het was een novembermiddag. En de gasverlichting was áan. Sommigen van jullie zullen zich dat nog herinneren. Dat oergezellige geelachtige licht, dat aanging, wanneer je aan een kettinkje trok.
Buiten was het nu precies het weer dat bij november paste. De regen kletterde uit een grauwe lucht en geselde de ramen. Maar binnen was het zo behaaglijk. In de hoek brandde de kachel, zo éen van het type: "Je brûle tout l'hiver sans m'éteindre", wat de knapsten van ons dan probeerde te vertalen met: "Ik brul de hele winter....".
En in die intens genoeglijke sfeer zei de juf : "Kinderen ....we zingen nu: 'Er gaat door alle landen..' ."
En al die 'brokkelige' kinderstemetjes zongen: "Er gaat door alle landen een trouwe kindervriend. Geen oog kan hem aanschouwen, maar hij ziet ieder kind. De hemel is zijn vaderland, hij is des HEREN afgezant".
En daarna zongen we nog een psalm: "Opent uwe mond, eist van mij vrijmoedig".
En toen opeens was er zo'n blijde gedachte in mij "De Heer Jezus is mijn vriend. Hij beschermt mij. En ik kan mijn mond ver opendoen om van alles aan hem te vragen".
En tot op de huidige dag herinner ik mij dat ogenblik. De Heer God stuurde een engel met een lieve gedachte. Of misschien deed hij het wel door zijn Geest,'God de Heilige Geest'.
Maar echt; het was een eerste bewuste aanraking met hem, die de grote vriend is van alle mensen die in beginsel zijn vrienden wel zouden willen zijn.
Jullie hebben vast wel ook zulke ogenblikken gekend van kinderlijke, innerlijke blijdschap, omdat God je even aanraakte. En hoe bars het leven ook mag lopen.... en het loopt soms heel 'hard' ....telkens zijn er zulke pareltjes van herinnering. Want de Heer God houdt nooit op met 'naar zich toetrekken'.
...en toen was ik zes....en ik ging met een heleboel jongetjes van die leeftijd, allemaal uit de binnenstad...op verkenning.
Wij waren allemaal gewend aan de nauwe, donkere, betrekkelijk lichtloze straten ván die binnenstad. En gezamenlijk durfden wij nu eens echt lekker ver; helemaal op de wallen.
Want rond de kleine, oude stad lagen verdedigingswallen uit ver veleden tijden, die nu heel geen dienst meer deden.
Maar voor óns kleine jochies, was dat een heel avontuur. Ik zie ons nóg staan daar; midden in het groen, want het was laat in het voorjaar; en ook temidden van de bloemen. En in die donkere straten van ons waren er geen bloemen en was er geen gras en was er niet die frisse lentebries, die nu om onze oren waaide.
Het moet een lief gezicht geweest zijn, al die kleine mannekes, met hun blonde haartjes, wuivend in de wind.
En toen opeens zei Dickie P: "Ik vrees de HERE".
Natuurlijk praatte hij ten dele iets na, maar in dat jonge hartje moet toch iets liefs geweest zijn; een aanraking van een engel.
En wij stonden daar met z'n zessen en het was zó stil. En de wind en de ruimte en de bloemen en het frisse groen....ze waren allemaal om ons heen. En wij stonden daar maar....dóodstil. En al die kleine, nog zo reine breinen wisten, dat hier iets GEZEGD was.
En verder weet je daar dan niets meer van af.
Maar ik heb mij voorgenomen om aan jullie eens een dagboek van een wat andere vormgeving te tonen: aanrakingen in mijn leven, die mij op geestelijk gebied verder hielpen.
En de volgende keer vertel ik dan weer, hoe op achtjarige leedftijd er echt een eerste bewuste aanraking was met de dingen van de Heer.
Nu ik dat zo vertel, wil ik eigenlijk bij jullie, die dit leest, een reactie oproepen. Déze...dat jullie ook eens nagaan, wanneer er in jullie leven van die momenten ...aanrakingen waren ,van de wereld van God en helaas...helaas ook wel van de duivel. En misschien hebben jullie ook wel ervaren dat die herinneringen scherper zijn en langer worden bewaard in jonge hersenen, die nog niet zo'n overvloed van indrukken te verwerken hebben gekregen als oudere breinen, die jonge innerlijken, die nog zo lekker fris zijn.
De vorige week heb ik verteld van tante Aagt, die mijn prille leven redde.
Nu komt het verhaal, hoe ik voor het eerst bemerkte, dat er ook iets duisters in je leven kan komen.
Ik zal vier geweest zijn, toen ik met mijn oudere zusjes naar het strand ging. Het was allemaal erg leuk, maar op een gegeven ogenblik zei Wil- dertien jaar- tegen ons 'gezelschapje': "Kom. We gaan naar huis".
En ík wilde niet. Ik speelde veel te fijn. En....ik werd boos. En....ik sloeg haar met mijn strandschepje in het gezicht. Het bloedde. haar lip bloedde!!!
En er kwam zo'n angst over me. We waren al aangekleed. Ik kon weglopen, wanneer ik maar wilde. En ik hólde dan ook weg. Het bloed op de lip van mijn lieve, zorgzame zusje stond op mijn netvlies gebrand.
Later durfde ik toch naar huis. En hoe dichter ik bij mijn huis kwam, hoe banger ik werd. Het stond daar zo groot en zo dreigend en zo stil. Maar toen ik binnenkwam, viel het met straf en zo allemaal nogal mee.
Maar in mijn nog heel prille leventje was dat de eerste duidelijke aanraking met iets duisters en donkers en bedreigends. Ik had toegegeven aan mijn driftkopperigheid, die ik nog niet eens wist van mijzelf.
Ach; er zijn nog 'duizend' ervaringen van licht en donker geweest. Het duurt nog járen voordat ik daarover uitverteld ben.
Maar nu- 83 min 4 = 79 jaar later- zie ik dat alles in een ontdekkend licht. Jullie weten, dat Efeze 6 v 12 zegt, dat we eigenlijk in beginsel alleen maar de strijd hebben te voeren tegen de duivel en zijn trawanten. En ik ben ervan overtuigd, dat hij bij dat nare gebeuren -via een van zijn dienaren- is wezen kijken of er met dit prille leven al iets te beginnen was voor hém.
Ja dus.....en eigenlijk was ik mijn 'onbeschreven blad zijn' al kwijt.
Maar wees gerust: volgende keer komt er weer een verhaal, hoe de Heer lieve dingen in mijn leven deed, toen ik zes was.
Het was...november 1922. In een wiegje lag ik, geboren 26 oktober, het vijfde kind van Koos en Mina Gerritse.
Tante Aagt kwam op bezoek.Trots toonde mijn 42-jarige moeder haar 'nakomertje'; (ik had drie oudere zussen. Mijn broer de op éen na jongste, was van 1917).
Mijn moeder had een postnatale depressie. Zij zag de dingen niet zo scherp. Het kind dronk flink. Ze had voldoende melk.Dus....wat kon er fout gaan? "Aagt...is het geen schatje....net een engeltje".
Nu hebben jullie mijn tante Aagt nooit gekend. Evenals mijn moeder leefde zij in een tijd, dat de dingen wat scherper, minder soft, werden gezegd dan dat zulks tegenwoordig gebeurt. En van al die 'zich direct uitdrukkenden' was tante Aagt wel een piqueur.
Ze blikte snel in de wieg en had haar oordeel al klaar: "Mien!....da keind is gek of 't ga dood".
Mijn moeder was ten zeerste geschokt. Haar engeltje...haar nooit meer verwachte schat...haar benjamin. Toen mijn vader van 't muziek thuiskwam, (hij was- naast bakker- dirigent van een fanfare), direct dat verontruste: "Koos...die rot Aagt!. Ik schrok me lam. Ze zei...." "Mina...'t is me toch wat...echt Aagt hè..."
Maar 's nachts lagen ze allebei te woelen. Toch hier maar eens mee naar de dokter. En bij mijn moe vielen de schellen ook al van de ogen; haar lieverdje; hij was toch wel érg rustig!
Met een flesje moedermelk naar de dokter. Laboratoriumonderzoek: er zat geen aasje vet in! Ik lag gewoon dood te hongeren.
Wel; ik kreeg vervangende voeding. En het resultaat merk je nu. Een vijfde blog. En in Nederland ook druk druk op www.heavenlyquality/community/Vraag het Ger.
Nog denk ik vaak: wat kunnen mensen toch beslissend zijn voor andere mensen. Tante Aagt redde mijn prille leven door haar wat ongenuanceerde diagnose.
Maar ik denk dieper door: de Heer had een plan met mijn leven. En dat plan blijft zich maar steeds ontwikkelen. En een van degenen die die voortgang mogelijk maakten, was ....tante Aagt.
U die dit leest. U bent in uw leven al minstens twintig maal van levensbelang geweest voor anderen. Maar wat is het heerlijk om van levensbelang te zijn, sturende in de richting van de Heer God, die niets liever wil, dan dat wij hem vinden en leren liefhebben. Hij stuurde zelfs zijn eigen Zoon naar ons toe om de muur die er tussen hem en ons was te slopen.
Zou het niet heerlijk zijn als u zó van levensbelang voor anderen kon zijn, dat u ze hielp om die weg -door de afgebroken muur heen- terug te vinden.
Jullie bezoeken al regelmatig: - geloofsaangelegenheden - Bijbelstudie - Jan en Joke - Mijn boeken.
Nu kan ik de geboorte aankondigen van mijn vijfde blog: - Mijn leven.
Daarin ga ik in vele afleveringen vertellen van momenten in mijn leven, waarop ik -achteraf- duidelijk de invloed van God en- helaas helaas- ook wel van de duivel ervaarde.
Aanstaande zaterdag komt mijn eerste vertelling en zo wekelijks.