...op maatschappelijk gebied gaat het allemaal voortreffelijk....1957.
Na het vertrek bij die meubelfabriek en de fijne 'vacantie', (lees : 'werkloosheid' gedurende vijf maanden was de baan bij die bedrijfsvereniging financieel geen 'vetpot'.
Maar in het laatst van mijn verband daar werd het toch nog een tijdlang heel speciaal.
Ik kwam in de buitendienst als tijdelijke kracht om een achterstand in te lopen.
Dat was nu precies waar ik op zat te wachten. Ik was geen man om op een kantoor achter een bureau te zitten. Daar werd ik helemaal 'een beetje raar' van. Onze afdeling zag uit op een donkere, nauwe stadsstraat. Aan de overkant was een zaak, waarboven in metalen letters stond: "H.P. de Vries & zonen" en de H was een beetje scheefgezakt. En ik moest me bedwingen om niet naar buiten te gaan en die "H" recht te zetten.
En net toen ik daar bijna een trauma van kreeg, was er die heerlijke uitkomst en zat ik geregeld in de trein op weg naar kleine klantjes. Want de grote waren voor de vaste staf. 's Middags kon ik een maaltijd declareren en de kleine zakenlieden ontvingen mij met enige eerbied als 'meneer de controleur'. Andere mensen, andere vertrekken om in te zitten, ander personeel om tegenaan te kijken.
En toen die heerlijkheid eindelijk voorbij was, werd ik bij de personeelschef geroepen en kreeg ik voor mijn inzet een bonus van f .250,--.
En in diezelfde tijd rondde ik mijn 'staatspractijkdiploma voor handel en administratie' af. En weer moest ik bij de personeelschef komen om f.250,-- in ontvangst te nemen. Dat geld ging er in als 'een preek bij een ouderling', want het gezin, met nu al een grote jongen, die in de zesde klas zat, (nu zouden wij zeggen : groep 8), ging heel veel kosten.
En toen kwam er die brief van de rijksaccountantsdienst: "U hebt uw HBS-diploma en ook nog eens uw SPD. U bent nu voldoende gekwalificeerd om te mogen solliciteren bij onze dienst".
Ik was dolblij. Ik had een zwager, die een mooie carrière maakte in het onderwijs en ik raakte in maatschappelijk opzicht bij hem achter. En dat is een heel ding voor een jonge, ambiteuze vent.
Ik solliciteerde en na eindeloos wachten, kwam er opeens een brief: "U bent toegewezen aan de rijksaccountantsdienst, kantoor.... ".
...nooit vergeet ik die morgen van 15 april 1957. Mijn vrouw profiteerde van het schreeuwend tekort aan onderwijskrachten dat er toen was in Nederland en stapte op haar fiets om naar haar tijdelijke baan in een naburig dorp te gaan. En ik stapte in de bvs om naar allerlei nieuwe, heerlijk opwindende dingen te gaan.
Onderweg passeerde ik haar toevalligerwijze en zwaaide nog naar haar. Maar zij zat op die fiets te stralen bij dat avontuurlijke vooruitzicht: de kinderen goed verzorgd bij een bekwaam dienstmeisje. En zij: er eens heerlijk uit in werk, waarvoor ze indertijd was opgeleid, dat ze aankon en wat ze veel te kort had mogen doen. En ze zág me niet.
Maar: er waren betere tijden aangebroken.
U denkt misschien: "Gunst; wat een duf 'voorspoedverhaaltje', althans het slot". Maar goed; ik blijf het zien als 'tijden van verademing', die voor ons begonnen waren na 'tijden van ongemak'.
God was het, die mij kracht gaf om naast het aandacht vereisende gezin en de 'baan veraf' energie op te brengen voor die zware studie. Hij was het die kracht gaf om die studie ook drie jaar, (twee jaar voor 'éen ' en éen jaar voor 'twee') vol te houden. Maar dat alles afhing van zijn genade, besefte ik nog niet zo haarscherp.
In ieder geval: 'the future was bright'.
De volgende keer maar eens over de zware wolken, die er nochtans hingen.