De vorige week heb ik verteld van tante Aagt, die mijn prille leven redde.
Nu komt het verhaal, hoe ik voor het eerst bemerkte, dat er ook iets duisters in je leven kan komen.
Ik zal vier geweest zijn, toen ik met mijn oudere zusjes naar het strand ging. Het was allemaal erg leuk, maar op een gegeven ogenblik zei Wil- dertien jaar- tegen ons 'gezelschapje': "Kom. We gaan naar huis".
En ík wilde niet. Ik speelde veel te fijn. En....ik werd boos. En....ik sloeg haar met mijn strandschepje in het gezicht. Het bloedde. haar lip bloedde!!!
En er kwam zo'n angst over me. We waren al aangekleed. Ik kon weglopen, wanneer ik maar wilde. En ik hólde dan ook weg. Het bloed op de lip van mijn lieve, zorgzame zusje stond op mijn netvlies gebrand.
Later durfde ik toch naar huis. En hoe dichter ik bij mijn huis kwam, hoe banger ik werd. Het stond daar zo groot en zo dreigend en zo stil. Maar toen ik binnenkwam, viel het met straf en zo allemaal nogal mee.
Maar in mijn nog heel prille leventje was dat de eerste duidelijke aanraking met iets duisters en donkers en bedreigends. Ik had toegegeven aan mijn driftkopperigheid, die ik nog niet eens wist van mijzelf.
Ach; er zijn nog 'duizend' ervaringen van licht en donker geweest. Het duurt nog járen voordat ik daarover uitverteld ben.
Maar nu- 83 min 4 = 79 jaar later- zie ik dat alles in een ontdekkend licht. Jullie weten, dat Efeze 6 v 12 zegt, dat we eigenlijk in beginsel alleen maar de strijd hebben te voeren tegen de duivel en zijn trawanten. En ik ben ervan overtuigd, dat hij bij dat nare gebeuren -via een van zijn dienaren- is wezen kijken of er met dit prille leven al iets te beginnen was voor hém.
Ja dus.....en eigenlijk was ik mijn 'onbeschreven blad zijn' al kwijt.
Maar wees gerust: volgende keer komt er weer een verhaal, hoe de Heer lieve dingen in mijn leven deed, toen ik zes was.