Januari- april 1984, de rest van ons verblijf in Zimbabwe.
Als buitenlander moest je een verblijfsvergunning hebben. Die kreeg je in het 'Linquendahuis', voor alle ex-pats een oord van verschrikking, waar het maar duurde en duurde. Na vele malen vergeefs uren wachten , kreeg ik die vergunning enkele dagen vóor ik weer naar Nederland terugging.
En verder was het een voortdurende roes van gebeurtenissen. - prostituées trachtten mij te verleiden - Betty en ik maakten een statiefoto. We stonden er piekfijn op, Betty zelfs zó jong, dat een lief, modern kleinkind thuis vroeg: "Heeft opa een nieuwe vrouw ?" - het werk gaf allerlei rare verrassingen. De autochtone ondernemers deden allerlei gekke dingen, gaven teveel uit voor privé, haalden nieuwe activiteiten aan, zagen overal winstkansen, waarin ze zich dan weer verstrikten, kortom ze deden alle vreemde dingen, die pas beginnende industriëlen maar kúnnen uithalen. En ik moest dan maar voortdurend waarschuwen en aanpassen. - Ik wilde ook een inreisvergunning in Zuid Afrika om daar kennissen op te zoeken. Maar die werd geweigerd met als motief: "Uit uw paspoort blijkt, dat u een keer in de DDR, een communistisch land bent geweest" ( Ik had daar een keer over de 'internationale weg' gereden om in het vrije Berlijn te komen. Maar aan het beginen het eind van die vrije weg waren wel stempelplaatsen van de DDR). - We brachten een bezoek aan de tabaksveiling en hoorden daar verhalen, hoe ze de internationale blokkade hadden omzeild in de tijd voor de onafhankelijkheid. - er waren diners, huldigingen van mijn persoontje op de Nederlandse ambassade. Er waren 'braais', waar we aanzaten, kortom een glorietijd. Maar van echt werken voor Jezus kwam weinig. Daar moet je helemaal voor gáan en niet zo'n beetje...tussendoor.
Maar toen we- gebruind- terugkwamen en vele kinderen en kleinkinderen stonden te wachten, voelden we ons toch erg 'geslaagd' ( Vrouwe Fortuna had ons haar lokkenpracht toegeworpen tijdens haar hoog-te-paard snel voorbijrijden...en wij hadden die lokken gegrepen). Maar het echte fortuin hadden wi zo niet bereikt. Nu ja, wel enig financieel gewin, maar dat verspeelde ik later op allerlei manier.
Het zijn zo maar een aantal verwarde indrukken uit het hele complex . Maar misschien krijgen jullie toch wat indruk, hoe we echt wel even in heus wel grootse stijl leefden, althans gemeten aan ons burgerbestaantje tot dan toe. Toen ik in November 1983 afscheid nam van de Rijksaccountantsdienst, werd ik geprezen als 'een kleurrijk persoon'. Maar zeg, dat aan die kleurrijkheid in Zimbabwe werd toegenvoegd.
Een collega van de R.A.D. sprak mij na terugkomst aan: "Kerel...wat ben jij aan het oogsten".
Ik beaamde het graag. Maar ik dacht wel even: "Voor de HeerJezus heb ik daarginds niet veel kunnen oogsten".