Luister mensen; dit dagboek is er niet om alle ups en downs in onze verhouding te boekstaven. Het is er in eerste aanleg om begonnen om Gods lijn bij het modelleren van onze levens naar zijn wil te schetsen.
En wij ontkomen er ook niet aan om de lijn van satan, die dat modelleren trachtte tegen te werken, ook zo nu en dan te belichten.
Welaan; ik zet mij tot de delicate taak om althans íets van ons huwelijksleven in de eerste zes jaar te schetsen.
Je weet, dat wij in 1945 trouwden en dat Jaap zeven maanden na ons huwelijk geboren werd. Onze hele verkeringstijd duurde tien maanden en toen werden we een officieel getrouwd paar.
En dat alles in de chaotische sfeer van een aflopende oorlog en een beginnende vrede.
De eerste jaren waren een roes van hard werken, langzaamaan een huisinrichting bij elkaar scharrelen en....in zes jaar een gezin opbouwen met vijf kinderen.
Maar ná vijf jaar begon er in 1951 een wat moeilijke tijd. Mijn vrouw kwam uit een geslacht met 'lichamelijk zwakke steeën' en ook zij begon last te krijgen van vermoeidheidsverschijnselen, tóen vooral bestaande in 'opspelende been-aderen. Wanneer je het bovenstaande nog eens op je in laat werken, zul je begrijpen, dat het, met name voor háar, geen kleinigheid was, vijf kinderen in zes jaar.
Maar de Heer leidde ons door dat eerste deel van de moeilijke tijd goed heen. Nijn schoonfamilie, nog redelijk jong, stond altijd gereed om eens kinderen op te vangen, wanneer er een wat stressy situatie was. En ik zie nu in, hoe belangrijk een grootouderpaar kan zijn, wanneer ze nog betrekkelijk jong zijn, om een voortploeterend stelletje zo nu en dan wat verlichting te geven. Ook in die liefdehulp van familie zie ik de hand van de Heer.
Ik schrijf dit stukje allereerst voor mijn lezers en lezeressen in Vlaanderen, meest 50- plussers. Pas later krijgen mijn lezers in Nederland het onder ogen Ieder van deze lezersgroepen kan er eigen gedachten aan verbinden: bent u nog een redelijk gezond en 'jong' grootouderpaar..: Er ligt voor u een mooie taak om een gezin, nog in het begin van de opbouw, liefdevol, verstandig en bescheiden, ter hulpe te zijn. U ziet, hoe dankbaar wij, mijn vrouw en ik er nú nóg voor zijn. We zouden , het, menselijk gesproken, niet gered hebben als er die hand niet was geweest en daarachter de hand van God.
En wanneer later mijn jeugdige lezers en lezeressen in Nederland, (15-25) dit stuk onder ogen krijgen, dan weet je daaruit: God heeft ook voor jullie hulp gereed. Doe er een beroep op. Ploeter niet, uit misplaatste trots, zélf eindeloos door. Maar....probeer wel, tot het echt niet goed meer gaat, je eigen boontjes te doppen.
God gebruikte voor mijn vrouw en mij, in moeilijke jaren, andere mensen voor practische hulp. Dat wil hij ook voor u doen.
Ja, hoe liep dat nu allemaal thuis? Het was 1955 en Jaap was in de zomer al weer een ferme knaap van 9. Ik had hem al eens meegehad naar de wereldtentoonstelling in Brussel en samen met hem het Atomium verkend. En tijdens dat bezoek had hij in de trein naar Brussel toe honderd-uit zitten vragen en vertellen, zodat een meneer tegenover ons zei: "Wat een schrander knaapje".
En ik kon met enige vadertrots vertellen, dat Jaap al met zijn vierde zichzelf een beetje lezen had geleerd en dat hij op school altijd uitblonk in 'van alles'.
En...als ik dat had gewild, had ik ook van alles kunnen vertellen over zijn lieve, koddige zusjes en broer. Die waren nu 8, 6, 5 en 3 jaar en zeiden en deden de leuke dingen, die jonge ouders vermaak schenken.
Maar wat ik hem niet vertelde, was dat Jaap mij soms begon te verontrusten. Wanneer ik zondag met hen en zijn zusje , ieder aan een kant, naar de kerk wandelde, deed hij soms zulke vijandige uitspraken.
"Vader....waarom moet ik nu nog mee. Ik weet alles al ...en op school hoor ik het ook". En even later: "Vader....als het nu eens zo was, dat er een grote gleuf gegraven was vóor de kerk en er lag zo'n grote hoop zand, dat we er niet in konden....zouden wij dan weer teruggaan ?".
Ik maakte de gebruikelijke opmerkingen, die vaders dan zouden kunnen maken:
"Och Jaap; je weet echt nog niet álles. Er is veel meer dan de verhalen, die je op school hoort". en: "Nee hoor, werklui, die een gat of zo graven, zorgen altijd, dat het zondag allemaal mooi in orde is.
En even later zat hij dan weer met een donker gezichtje naast mij. In die tijd had je nog geen kinderclubs. Ik ben zelf nu leider op zo'n club voor negenjarigen en het is allemaal zo ánders. Samem zingen, ik vertel een verhaal. Er wordt over nagesproken. Daarna knutselen met een versnapering, dit alles verzorgd door mijn coöperator en zo nu en dan kunnen de kinderen wat rondlopen.
Mogelijk had dat beter gewerkt. Maar de ware positieve gezindheid voor deze dingen zat er bij hem toch niet in.
En ík...ik kon hem niet erg versterken en steunen en veilig geestelijk doen opgroeien. Want ik had zelf zo weinig in mijn mars in geestelijk opzicht. Met de kennis van nu had ik satan kunnen bestraffen, die hem probeerde te infecteren met gedachten zoals: "Thuis heb je leuk speelgoed en dit is allemaal verloren tijd". Maar ik had daar geen inzicht in. En zo liepen de zaken met deze oudste, toch zo veelbelovende zoon, geestelijk langzaamaan uit de hand. Later, 10, 11 en 12 geworden, hield hij zich koest, sputterde niet meer tegen, schikte zich maar in wat 'nu eenmmaal zijn lot was'. Maar van harte ging het niet.
Ach; ik kom nog vele malen te spreken over de opgroeiende kinderen.
Maar lezenden....weersta bij het begin. Begint de boze je kinderen heel geleidelijk in te palmen....bestrijd hem in de naam van onze Heer Jezus. Bied weerstand aan de duivel, niet alleen wanneer hij u zelf aanvalt, maar ook wanneer hij uw kinderen begint aan te vallen.