........en de vrienden...later de echtgenoten ....
En wat werden nu de contacten van onze volgroeide 'eerste vijf''.
De eerste jonge arend, die het nest uitvloog, was Jaap. Denk bij 'jonge arend'. nu niet aan Deut 32 v 11. Daar wordt het verhaal verteld van Mozes, die in de woestijn met opmerkzaamheid tegen een bergwand opkijkt en -als echte natuurliefhebber- met grote belangstelling waarneemt, hoe de moeder-arend haar jongen tot vliegen opwekt. Eerst een paar dagen laten hongeren, tot ze helemaal alert en wanhopig zijn van dat vreselijke gevoel daarbinnen. En als ma dan komt, ditmaal geen 'nog spártelende rat'...nee...ze slaat het nest aan stukken en de jonge arend móet wel vliegen. De vleugels houden het licht geworden rompje wel even, maar dan is het neerstorten geblazen. Maar de moeder vliegt onder het vallende diertje en vangt het op. En zo leren ze vliegen, de jonge adelaars. Ze spreken wel eens van paardenmiddelen, maar adelaars kunnen er ook wat van.
( Hier zit ook wel een preek in: Misschien was uw toeleiding tot Jezus ook wel een turbulente geschiedenis, met hevige gebeurtenissen, die u een ontzettende, knagende, gestelijke honger gaven. Mischien werden ook bij u allerlei zekerheden stukgemaakt. Maar aan het slot waremn er toch die eeuwigew armen, die u opvingen, (Deut 33 v 27).
Maar bij Jaap geen kapot nest. Hijzelf had zich door zijn hoekige persoonlijkheid onmogelijk gemaakt. Hij was te zwaar om te dragen voor ons gezin. Het kwam goed uit, dat hij ging studeren en bij zijn net weduwe geworden oma kon gaan wonen. Nee....die jongen had heel geen moeite met uitvliegen. Hij verliet ons huis ook , zwaar van de levensbagage: oudste van zeven kinderen is al een hele beleving. We hadden hem ook 'het goede'voorgehouden. Hij was ook een gelukkig jaar lang bekeerd geweest, eer hij "Nee" zei.
En na heel wat jaren, hij was al 26 en net klaar met zijn studie, vond hij een meisje. Ongelovig, zoals hij. Maar wél van 'prima huize'. Studente, later arecheologe. Och; veel heb ik al verteld, sorry als ik in herhalingen verval. Misschien beetje vreemde mensen. Je zult zeggen: "Maar Ger...jij bent toch ook een beetje typisch". Nu ja; op de keper beschouwd, is iedereen een beetje afwijkend van het theoretische midden.
Maar....wat zullen we het verleden ophalen, wat arm aan contacten. Laatst zaten zij samen naast mijn vrouw in het woonzorgcentrum. Betty's magere hand rustte op de brede, ferme hand van Jaap. Zijn vrouw zat zo lief naar dat tafereeltje te kijken.
En ik dacht: "Zie ze daar nou zitten: de doktorandus en de doktoranda. Hij nog steeds 'senior advisor' in de computersfeer, al is het nu met zijn 62 ste 'free lance'. En zij: altijd maar druk met graven en studeren in oude archieven. En nu....na jaren: weer wat meer op pama betrokken. Ach ja, haar ouders zijn dood...wij zijn er dan nog...."
Eigenlijk had ik niets om trots op te zijn. Want het meest wezenlijke ontbrak. Maar goed: een ouderhand is soms net zo gauw gevuld als een kinderhand. En zo lang deze ouderbreinen dat nog kúnnen, blijven wij voor hen bidden.
Overigens ben ik onnoemelijk blij dat wij buiten de gezinssfeer zoveel geestelijk zaad hebben mogen uitstrooien. Vooal de laatste jaren zijn vruchtbaar. Daarvóor waren er al velen, die tegen ons zeiden: "dank zij jullie heb ik Jezus leren kennen en vasthouden".
Maar voor mij kwamen er na 2000 - vanaf mijn 78 ste- nog vele vruchtbare p.c.- contacten bij. In de eeuwigheid hoop ik velen te ontmoeten, die mij hartelijk ontvangen in de eeuwige tabernakelen, (Lukas 16 v 9, statenvertaling). Wat zou het fijn zijn, om u -mijn lezers- daar te zien, hetzij om door jullie ontvangen te worden, hetzij om jullie te ontvangen.
Volgende week weer eens verder met ons leven in Suriname. De echtegenoten van Mieke, Willie, Harry en Ida komen nog wel eens.