....en toen was ik 24.....
Het was december 1946.
Een jaar lag sedert de geboorte van onze eersteling al weer achter ons. Eigenlijk ruim een jaar. Een jaar met al een verhuizing erin. Want dat verblijf in dat huis met die kapotte ramen was toch op de duur niet houdbaar. En ik had een ferme, oudere broer. Eigenlijk had hij indertijd al de contacten gelegd voor dat tijdelijke baantje. Hij had ook ons eerste woonadres al voor ons gevonden. En ons tweede: dat huis met die platen voor de glasloze ramen. En nu wees hij ons weer ons derde huis; het begon al ergens op te lijken: in een groot, leegstaand herenhuis woonde beneden een uit Indië gerepatrieerde familie. En boven woonden twee jonge stellen, waarvan wij er éen waren. We hadden een grote, zonloze huiskamer op het Noorden en een verdieping hoger een grote slaapkamer op het zuiden. Maar in de strenge winter van 46-47 leden wij overdag in die koude huiskamer veel kou en snakten naar een glimpje zon. En....zoals dat ging in die tijd: vier maanden na Joops geboorte werd de kiel al weer gelegd voor een tweede kindje. En die geboorte vond plaats in die grote, kille huiskamer. We hadden wel het een en ander bij elkaar geharkt. In mijn nieuwe baan..... na boekhouder van een tehuis voor asociale evacué's was ik nu boekhouder van een typhus-noodziekenhuis voor onplaatsbare ex-evacué's. .....verdiende ik best wel aardig voor die tijd. Maar om een nieuw, ook nog eens snelgroeiend gezin zich te laten 'settelen' is heel wat nodig.
's Nachts kwam onze tweede, een dochtertje, die wij 'Elizabeth' noemden, later afgekort tot 'Ike'. Ik zal dat nooit vergeten. Terwijl in het troosteloze licht van een zwak lichtpeertje de vroedvrouw de -dit keer-vrij licht verlopende bevalling begeleidde, stond Joop in zijn ledikantje recht overeind en riep "aa...aaa...aa..", wijzende op het drukke gebeuren vlakbij.
De vroedvrouw zei, met iets van mededogen jegens het wat pierige, onderkomen ventje in haar stem: "O gunst...manneke...maak jij je eerste bevalling ook al weer mee..".
Want het was allemaal nog zó behelpen en met zo weinig 'glamour'.
En 's nachts...daar lagen wij...23 en 22....en nu al met twee kindertjes.
Maar.... al zagen wij dat niet zo scherp .....de Heer, - die steeds voor nieuwe, betere huizen zorgde, (al was ook dít nog niet veel) - die steeds weer voor nieuwe banen zorgde, ( al waren het allemaal rare na-oorlogse banen) ...hij zorgde ook voor onze innerlijkheid. Iemand had tegen Betty gezegd: "Ben jij wel een kind van God" En zij had verbaasd teruggezegd: "Ja hoor...ik ben Gereformeerd". En hij, die haar aansprak, had gevraagd: "Dát vraag ik niet. Ik wil weten of jij echt bij Jezus hoort". En die vraag begeleidde mijn lieve, nog zo prille echtgenote sindsdien en leidde haar van bezinning tot bezinning. En zo ging het ook mij met allerlei ervaringen, die ík weer had.
God zette , onder al dat gedraaf en gesjouw zijn zegenend werk aan onze 'inner person' voort.
Ook u hebt het soms barre begin van uw gezin meegemaakt. Ook u laat nu misschien uw gedachten gaan over de poverheid van tóen en de weinige diepgang van tóen. Ook u zult het mogelijk met mij eens zijn: God was er altijd bij om 'al het voor Hem mogelijke (en dat is veel)' te doen.
Daag Ger
|