Voorjaar 1947....weerstane verleiding.
Mensen, wat ik nu ga vertellen, heeft misschien alleen maar in mijn eigen brein bestaan. maar de meeste verleidingen vinden plaats in en vanuit je eigen brein.
Laat ik het verhaal...of eigenlijk is het maar een verhaaltje....dan maar vertellen:
Mieke was een maand of vier; het zal maart 1947 zijn geweest, toen 'het koetsje voorreed'.
Ik was niet slecht bezig in mijn pal-naoorlogse carrière; toen dat noodziekenhuis , waar ik de vorige keer van vertelde, werd opgeheven, was er gelijk ander werk aan de winkel: de eerste Nederlanders en 'Indische Nederlanders' begonnen terug te komen uit 'de Japanse tijd'. Velen van hen vonden onderdak bij familie, maar er waren er ook velen, die zulk een onderdak niet konden krijgen. En die werden gehuisvest in 'pensions'. En van éen van die 'pensions' voerde ik de boekhouding. En elke dag begaf ik mij vanuit mijn woonplaats naar een soort kasteel, waar vele van deze mensen werden opgevangen. De royale omgeving en de omstandigheid, dat de hele boekhoudkundige staf uit éen persoon bestond en dat was ík dan, die geen enkel diploma bezat na dat van de HBS, zelfs niet het practijkdiploma Boekhouden, maakten, dat ik even 'een persoon van zeker gewicht' was.
En het zwermde in dat afgelegen oord, alleen maar te bereiken via een treinreisje en een 'koetsje' over landwegen, van de jonge vrouwen, verpleegsters en ontheemden. Geen wonder, dat ik gedachten koesterde , die niet zó moesten zijn. maar ja...ik was jong...ik had een goed voorkomen en mijn zeer tijdelijke positie oogde enigszins.
Het kan zijn, dat ik enige furore maakte bij al die schonen...het kan ook zijn van niet....dat ik het mij verbeeldde. In ieder geval; op zekere middag deed zich een penibele situatie voor. Het koestje reed weer voor en er waren twee passagiers, een frisse, jonge blom van een ziekenverzorgende en ik.
De koetsier deed plagerig de gordijntjes dicht en de rit van een kwartier naar het station ging beginnen achter het zich in sukkeldraf voortbewegende paard.
Ja; daar zaten wij, verlegen en zwijgend. En een wilde drift kwam in mij omhoog om dat lieve kind te omhelzen en te kijken, hoe 'de vlag er verder bij zou staan'.
Maar daarachter was er toch steeds de weerhouding: thuis een vrouw en twee kindertjes. Dat hield mij tegen. Of ik gebeden heb, daar in dat schommelende vertrekje, precies voor twee geschikt.... Ik weet dat niet meer, weet alleen, dat mijn geloofsleven toen niet zo flamboyant was.
Maar goed; er 'gebeurde niets'. Misschien zou zij mij kort hebben afgeweerd en bestonden de 'mogelijkheden' alleen in mijn hoofd. Dat weet ik ook niet meer. Maar de verleiding was heel reëel, direct, zo knie-aan-knie tegenover elkaar.
Toen wij uitstapten, was er geen woord tussen ons gewisseld; er was allen -bij mij althans- die ondraaglijke spanning geweest. Zij stapte in een andere trein en ik liep nog even heen-en-weer op míjn perron. En ik werd gekweld door 'spijtgevoelens': "Kerel....wat een káns...en jíj zat daar maar". Zo probeerde de duivel althans nog iets te bereiken na deze voor hém gemiste kans. Ik leed op een manier, zoals ik nog nooit geleden had.
Maar de gevoelens ebden weg en enige tijd later opende ik mijn huisdeur. En boven hoorde ik het al: het babytje kraaide, het peutertje juichte: "vatie....vatie...". En boven aan de trap stond 'zij'; jong en mooi en bloeiend en gelukkig, dat ik de zorg met haar ging delen: "Leuke dag gehad ?".
En op dat moment voelde ik, hoe oneindig veel zoeter de vreugd is na een overwonnen verleiding dan de 'pret' van het 'toegeven'.
Lezer....braaf stukje? Nee hoor....alle eer aan de Heer. Hij gebruikte de opvoeding, de onwankelbare huwelijkstrouw van mijn ouders, de code in mijn omgeving als wapenen, want in mijzelf vond hij in die tijd nog niet zo veel.
Hebt u dat ook wel eens ervaren, dat u zulke dingen overkwamen en dat u er door de steun van God dóorkwam. Ook weer een facet van het vormingswerk, dat onze liefdevolle God aan ons allen wil doen. En 'kwam u er toen níet door': God geeft 'herkansingen'.
Daag Ger
|