uni 1948
Zoals dat toen ging....in het voorjaar van 1948 bemerkt Betty, dat zij voor de derde maal zwanger is. Het is niet eens zó opzienbarend. Jaap wordt binnenkort al drie, Mieke 2. Het had allemaal nog vlugger gekund.
Maar....er moet iets gebeuren. Betty wil Mieke wel eens buiten laten. Dan bindt zij haar kindje voor de deur aan een uitsteeksel aldaar en verkneutert zich bij het idee dat de kleinste nu ook wat zonlicht krijgt. Maar wanneer ze even later buitenkomt, blijkt het kindje zich helemaal in het beveiligende touw te hebben gewikkeld. Het snoesje loopt duidelijk gevaar. En omdat wij de achterkant van het huis bewonen en de zon aan de voorkant schijnt, kan mijn vrouw er eenvoudig het oog niet op houden.
Hier moet iets gebéuren. En op zekere morgen vraagt Betty een audiëntie aan bij de burgemeester. Ze wordt opgeroepen en gaat er op een morgen in haar fleurigste mantelpakje heen.
Ze ziet er uit 'om te stelen'. Het gaat mij goed. Ik verdien voor die tijd veel, omdat men door een fout mij al in 1945 in een dwaas hoge schaal heeft geplaatst. Nu ja; stel je daar nu ook weer niet te veel van voor: ik kan in ieder geval nog eens een gezellig dingetje doen voor mijn vrouwtje, dat het vroeger betrekkelijk luxueus gewend was in een mooi huis met een orgel te harer beschikking, terwijl er nu alleen een duister hol is zonder muziekinstrument.
Goed dan; zij; in dat groene pakje met bijpassend, kittig hoedje naar de burgem, waarvan bekend is, dat jonge, vlotte vrouwen wel 'een potje bij hem kunnen breken'. Niets ten nadele van die man hoor, maar hij was op dat punt nu eenmaal wat 'gevoelig'.
"We zitten zo hopeloos daár en de derde is nu op komst. Haar zusje heeft zich al een keer bijna opgehangen aan een touw, toen ze voor het huis in een streepje zon aan het spelen was. Dat touw was er om weglopen te beletten, maar ze deed er andere dingen mee. En nu hoorden wij, dat er voor het eerst gebouwd wordt. Kunnen wij en de buren van boven daar niet heen. Beneden is het al leeg. Dan kan die grote kast weer een dokterspractijk worden".
En wanneer ik 's avonds thuis kom, zegt ze voldaan: " 't Zal nog wel een poosje duren. Het nieuwe kindje zal er al zijn, wanneer we de sleutel krijgen. Maar hier, met samen de keuken....en als de voorbuurvrouw iets laat verbranden, zit ík met de stank...maar: er is uitzicht op verbetering: een huis met een tuin, stel je toch voor !!".
En toen besefte ik eens te meer, wat een juweeltje ik toch eigenlijk 'toegespeeld' had gekregen. Ik had op dat ogenblik kunnen denken aan Spreuken 31 v 16: "Als zij haar zinnen op een akker zet, koopt ze hem". ( Je weet wel; de flinke huisvrouw). Nu ja; het ging niet over een akker hier, maar over een huis...en ook niet over 'kopen', maar over 'huren'.
Maar toch; wat is het goed, wanneer je er als man niet alleen voor staat.
Ik moet nu even denken- vreemde gedachtesprong- aan Deutereonomium 29 v 4: "Veertig jaar heeft God u door de woestijn geleid en in al die tijd raakten uw kleren en uw sandalen niet versleten". Wat was de Heer toen toch trouw, ook in de kleine dingen. En mogelijk hebben de Israelieten dat zich niet eens gerealiseerd. Maar ik denk nu aaan onze wasmachine , die nu al zo'n lange tijd meegaat, zonderdat wij er omkijken naar hebben. En zó zal u het ook wel eens hebben; van die kleine dingen in het huishouden, waarvan u opeens zegt: "Wat gaat dat al weer láng mee".
Dank de Heer voor de grote dingen, waarin hij u zegent: in mijn geval is dat: een flinke vrouw, die zélf van allerlei dingen opknapt. Bij u is het miscchien weer iets ander groots. Maar laten wij de Heer ook danken voor al die kleine zegeningen, waarvoor wij zo dikwijls 'bedrijfsblind' zijn.
Dóen hoor !!
Daag Ger
|