1959: vlak voor de morgen aanbreekt, is het op zijn donkerst
Ons zesde kind was inmiddels geboren, Marijke. Het was een moeilijke bevalling geweest. Je begrijpt zeven jaar ouder geworden en dan nog weer dat hele spul.
Na de kraamtijd, met de gebruikelijke hulp, stonden we er weer alleen voor. Al lang was er geen dienstbode meer. Onze inkomsten waren wel gestegen, maar het gezin kostte steeds meer en de dienstbodelonen waren ook veel hoger dan vroeger. Zo kan een mens er in inkomen op vooruitgaan en toch 'krapper komen te zitten'. (Ként u dat?).
En toen was er bij mijn vrouw, bij Betty dus, die 'postnatale depressie'. Dat was dit keer niet meer te verhelpen met familie, die zo eens 'een handje mee hielp'. Nee....ze moest er echt uit . En ze ging enige tijd naar een huis aan zee, indertijd nog door Corrie te Boom gesticht.
En zonet vertelde ik dat nu van..."geen dienstbode", maar nu was er toch hulp in huis. We hebben zeker goed in de bus geblazen en er is dus nog iets uitgekomen.
De grote meisjes,Ida, Willie, Mieke, nu ja: groot...van 8 tot 12...schreven in die tijd schattige briefjes aan hun moeder in het rustoord en vertelden van Marijke, die al dít begon te doen en dát. En ook Harry deed zijn best. Van Jaap herinner ik mij dat eigenlijk niet. De Gymnasium-leerling stond eigenlijk een beetje buiten het gezin, kon soms met zo'n bevreemding naar zijn broer en zussen kijken, zo van: "Wat doen toch al die kinderen hier".
Maar goed; moeder van zes kinderen wekenlang ver van huis. Geen pretje...voor niemand. Maar ze had ginds wel een merkwaardige ervaring. Er kwamen daar veel gasten van buiten. En op zekere avond zaten al die overwerkte moeders-van-grote-gezinnen bij elkaar, toen er iemand binnenkwam, die zoveel rust en vrede uitstraalde, dat het in die sfeer van triestheid en hoe-moet-dat-nu-verder weldadig aandeed. Die man sprak enkele woorden en was ook gauw weer weg, maar Betty vertelde later: "Het was net of er iemand uit een andere wereld binnenkwam: iemand, die over de oneffen wegen, waarop wij gestruikeld zijn, gewoon heenzweefde". Die man was iemand uit het 'andere denken', waarmee wij enkele maanden later kennis zouden maken. Maar dat andere denken wierp zijn lichtglanzen al vooruit.
Toen Betty terugwas, bleek het verblijf aan zee niet gewerkt te hebben. Ze zou een 'shock' krijgen, besloten de doktoren. Dat was een -toen nog- riskante ingreep, waardoor het zenuwleven soms opknapte, maar soms ook niet. Dan kon de uitwerking zelfs gevaarlijk zijn.
Alles stond al gereed, toen Betty met een vriendin nog even ging zwemmen bij 'het strandje aan de rivier'. En wat haar toen overkwam: toen ze ervan terugkweam zei dok: " 't Hoeft al niet meer. Je ogen zijn anders ...blijder..." Zelf ervaarde zij dat gebeuren ginds als een geweldige opluchting, die als een golf door haar heen sloeg.
Weer een aanwijzing, dat er iets ging komen. Maar begin september was het weer helemaal mis. En midden in die 'down' kwam ik op een middag thuis en zei mijn vrouw: "Zeg....moet je horen. Weet je, wie ik tegen kwam?'. Toen ik de naam hoorde, zei ik wat norsjes: "Nou....van háar zal je niet zijn opgeknapt".
" Maar die vrouw zei, dat ze ergens geweest was en dat wij daar vanavond ook eens heen moesten gaan. En ze was er erg mee in haar nopjes, wat je daar over 'het geloof' hoorde".
En dat hebben we toen gedaan....daarheen gaan
Mensen; ons leven nam die avond de grootste wending van ooit. Maar dat komt volgende week.
Daag Ger
|